Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de incompatibiliteit tussen de Vlaamse regio's en de vervoersregio's, wat de basisbereikbaarheid betreft
Report
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, onlangs hebben we hier beslist dat Vlaanderen opgesplitst is in vijftien referentieregio’s. Binnen die regio’s is het de bedoeling om alle vormen van intergemeentelijke en bovenlokale samenwerking te laten plaatsvinden. Uiteraard zijn er vandaag nog heel wat samenwerkingsverbanden die niet overeenstemmen met die referentieregio’s, zoals de meeste vervoerregio’s. Op drie na komen de huidige vervoerregio’s niet overeen met de indeling in referentieregio’s die Vlaanderen voorzien heeft. Er is een overgangstermijn voorzien: twaalf van de vijftien vervoerregio’s zullen op termijn moeten worden herschikt.
Daar heb ik toch een aantal vragen rond, vooral omdat die vervoerregio’s op dit moment natuurlijk bezig zijn met de langetermijnvisie rond mobiliteit en ook met het uitrollen van die basisbereikbaarheid. Het zou natuurlijk bijzonder jammer zijn mocht die omschakeling naar referentieregio’s dan extra problemen veroorzaken.
Minister, bent u van oordeel dat het in overeenstemming brengen van die vervoerregio’s met de referentieregio’s bepaalde gevolgen zou kunnen hebben voor de uitrol van basisbereikbaarheid? En zo ja, dewelke?
Stel je concreet voor dat een gemeente die vandaag bij een vervoerregio hoort, naar een andere moet verhuizen, om het zo te zeggen. Dan gaat die in de toekomst over een heel ander aanbod moeten of mogen beslissen. Daardoor zou het misschien kunnen dat de huidige uitgetekende openbaarvervoerplannen of mobiliteitsplannen hertekend zouden moeten worden, wat toch niet echt efficiënt lijkt. Hoe staat u daar tegenover?
Drie, we weten allemaal dat de financiering een moeilijke evenwichtsoefening is. Binnen die vervoerregio’s werken we met een gesloten enveloppe. Als wij die vervoerregio’s gaan hertekenen om ze in overeenstemming te brengen met de referentieregio’s, betekent dat dan ook dat we een herverdeling van de middelen gaan krijgen? Zal dat dan niet tot extra spanningen leiden?
Tot slot, welke timing voorziet u voor het aanpassen van die vervoerregio’s naar die referentieregio’s? Gaat elke vervoerregio zelf de timing in handen houden of gaat u daar een bepaald tijdskader vooropstellen?
De heer Bex heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag, voorzitter. Er zijn nu inderdaad die vijftien referentieregio’s, die niet helemaal overeenkomen met de vervoerregio’s zoals we die kennen. Wat betreft de naamgeving hebben slechts vier vervoerregio’s de exacte naam van de referentieregio’s. Met Geraardsbergen, Buggenhout, Zele, Kapelle-op-den-Bos, Boortmeerbeek, Torhout, Lier, Nijlen, Zwijndrecht, Beveren, Koksijde en Nieuwpoort vallen minstens twaalf gemeenten niet in de vervoerregio die het meest overeenkomt met hun referentieregio. Dat moet dus ooit aangepast worden.
Minister Somers verklaarde in de commissie Binnenlands Bestuur van 22 november 2022 en in de plenaire vergadering van 1 februari dat de lokale besturen tot 2030 de tijd krijgen om hun structuren aan te passen aan de kaart, met uitzondering van de afvalintercommunales, die tijd krijgen tot 2036. De minister zei dat de Vlaamse overheid zelf haar huiswerk klaar moet hebben tegen 1 januari 2025. De bevoegdheid voor de indeling van de vervoerregio’s – een herschikking of een andere benaming – ligt bij de Vlaamse Regering, die ligt bij u. U kunt dat doen op eigen initiatief of u kunt dat doen op vraag van de vervoerregio’s.
Het is natuurlijk inderdaad zo – de collega zei het ook al – dat een gemeente die in een andere vervoerregio belandt, terwijl ze de belangen van haar inwoners in een andere vervoerregio verdedigd heeft de afgelopen jaren, bedrogen dreigt uit te komen. Die moet eigenlijk inbreken in een evenwicht dat moeizaam tot stand is gekomen. Die gewijzigde samenstelling van de vervoerregioraad is niet zo evident. Het veronderstelt dat de openbaarvervoerplannen en de mobiliteitsplannen opnieuw bekeken worden, maar het lijkt voor die gemeenten toch niet zo evident om te wegen op die eerder gevonden consensus.
Bepaalde lijnen zullen wellicht onder een andere vervoerregio gaan vallen. De samenstelling van de vervoerregio heeft ook impact op het budget. Ook inzake de regionale mobiliteitsplannen dreigen de betrokken gemeenten bedrogen uit te komen.
Wilt u, zoals minister Somers aangekondigd heeft, effectief de vervoerregio’s voor 1 januari 2025 in overeenstemming brengen met de referentieregio’s, zowel naar naamgeving als naar indeling?
Ten tweede, wat is volgens u de impact van die nieuwe indeling op de openbaarvervoerplannen, op de regionale mobiliteitsplannen en op de budgetten?
Hoe wilt u verzekeren dat de betrokken gemeenten niet benadeeld worden door deze ongelukkige situatie?
Tot slot, welke timing wilt u hanteren?
Minister Peeters heeft het woord.
Het klopt dat op 1 februari het Regiodecreet in het Vlaams Parlement is goedgekeurd. Het is inderdaad de bedoeling dat de vervoerregio’s of de vervoerregioraden zich daarop gaan aligneren. Zoals de vraagstellers al hebben geduid, zullen, zodra ze volledig zijn ingekanteld in de referentieregio’s zoals we die nu kennen, twaalf van de driehonderd lokale besturen deel uitmaken van een andere vervoerregio.
Ik denk eerlijk gezegd niet dat dat drastische veranderingen met zich zal meebrengen. We weten allemaal dat onze bussen vandaag de dag niet stoppen aan de grenzen van de vervoerregio’s, maar ook onze gewestwegen en fietsroutenetwerken werken allemaal grensoverschrijdend qua vervoer. We weten anderzijds dat de aangrenzende gemeenten van een andere vervoerregio ook inspraak hebben gehad bij het opmaken van zowel de mobiliteitsplannen als de plannen voor het openbaar vervoer. Wat dat betreft, is er altijd over gewaakt dat er in het kader van die vervoerregio’s, geen enkele grensgemeente volledig in de kou zou blijven staan. We verwachten alleszins geen problemen. Mocht er toch nog iets zijn, dan moet dat uiteraard bijgestuurd worden. We weten allemaal dat niet alleen alle plannen inzake mobiliteit, maar ook inzake fusievorming en dergelijke meer, altijd een dynamisch gegeven zijn en dat te allen tijde iets kan veranderen.
Wat de eventuele overname van de naamgeving betreft: er is nog geen concrete beslissing genomen. Het Regiodecreet is er nu en de administratie is daarmee aan de slag gegaan. Dus zij zullen samen met onder meer de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de vervoerregio’s zelf, afstemmen wat specifiek de benaming moet zijn. Ik kan u alleszins wel bevestigen dat er, conform de afspraken die binnen de Vlaamse Regering zijn gemaakt, in 2024 een voorstel van beslissing moet komen om de indeling van de vervoerregio’s te herschikken. Dit gebeurt tegen 1 januari 2025, omdat, zoals wij ook allemaal weten, al die vervoerregioraden na de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2024 opnieuw samengesteld zullen worden, zoals voorzien in het decreet Basisbereikbaarheid.
Wat betreft het aanbod en de hertekening: we zien daar niet zozeer een groot probleem. Zoals ik al zei, zal de hersamenstelling na de gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden. Ook nu is er al vaak overleg met de aangrenzende gemeenten, zoals voorzien in artikel 9 van het decreet Basisbereikbaarheid. We zien daar dus niet direct een probleem.
De plannen zullen op regelmatige wijze moeten worden bijgestuurd. In die zin zegt onze administratie heel duidelijk dat er al veel overleg is, alleen al door het feit dat het ambtelijk voorzitterschap in die vervoerregioraden mee is voorzien en dat er altijd overleg met de buurtgemeenten heeft plaatsgevonden, en dat zij als waarnemend of adviserend lid deel uitmaken van de vervoerregio’s.
Wat betreft de financiering: er waren een aantal vragen of de hertekening van de vervoerregio’s nu al een impact kan hebben op de middelen. Vandaag is dat natuurlijk niet zo. De middelen zijn vastgelegd bij de start van de vervoerregioraden in 2019, zowel de middelen voor het kernnet en het aanvullend net als voor het vervoer op maat. Dat is per vervoerregio vastgelegd en daar zal geen wijziging plaatsvinden. Maar als er in het kader van het Regiodecreet een hertekening gebeurt in januari 2025, dan moet er worden bekeken hoe men daar verder mee omgaat.
Ik vermoed wel dat we tegen dan sowieso nog bijkomende vragen zullen krijgen. We weten dat zodra het vervoer op maat op punt staat, de vervoerregioraden de vraag zullen stellen om daarvoor extra middelen te voorzien. Mijn mening is dat we moeten starten met de gefaseerde uitrol van basisbereikbaarheid om vervolgens te bekijken waar er bijgestuurd moet worden. Ik zie alleszins niet onmiddellijk een grote impact van het Regiodecreet op de verdere uitrol van de basisbereikbaarheid. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat vlot zal verlopen. Hoe we naar de toekomstige financiering kijken, dat zullen we moeten opvolgen, zeker zodra we basisbereikbaarheid volop beginnen uit te rollen, conform de start zoals we die zien op 1 juli van dit jaar.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Dank u minister, ik ben het ermee eens dat we het best eerst starten met de gefaseerde uitrol van basisbereikbaarheid. Ik hoop dat die tegen 1 januari 2025 ook voltooid is, want dat zal de overgang misschien ook iets vergemakkelijken. Ik ben tevreden met het antwoord, in die zin dat u alleszins duidelijkheid schept over het feit van die gemeenteraadsverkiezingen, want dat was mij niet zo heel duidelijk. Na de gemeenteraadsverkiezingen, dat maakt het iets logischer.
Het klopt dat aangrenzende gemeenten betrokken zijn in de plannen van de vervoerregio, in die zin dat ze zich vrijwillig kunnen engageren, maar dat betekent niet dat ze dat altijd doen uiteraard. Het klopt wel dat de ambtelijke voorzitters dat overleg hebben, dus in die zin zal er wel een zekere overeenstemming zijn.
De grootste bezorgdheid, wat mij betreft, zit vooral in de budgetten, maar dat zal vooral achteraf uitgeklaard moeten worden.
De heer Bex heeft het woord.
Collega Robeyns, ik vind dat u ontzettend, ontzettend vriendelijk bent voor wat de minister hier komt te vertellen. Ik ben namelijk wel een beetje van mijn stoel gevallen. (Opmerkingen van Bert Maertens)
In figuurlijke zin, collega Maertens, want ik denk dat de tijd dat we in het parlement letterlijk van onze stoel vielen al een tijdje geleden is.
De overname van de naamgeving is blijkbaar iets waarvoor de administratie nog een plan gaat uitwerken, terwijl ik dacht dat de Vlaamse Regering een voorstel zou doen van hoe ze gaan heten, en dat we dat zouden overnemen. Gaat die discussie dan nog eens helemaal opnieuw gevoerd worden? We gaan toch de naamgeving uit de regelgeving van minister Somers overnemen, dacht ik?
Een ander puntje is dat u zegt dat er geen drastische veranderingen voor die gemeenten zullen zijn. Dat snap ik niet. Men zit in een vervoerregio, men discussieert in die vervoerregio over bijvoorbeeld hoe het vervoer op maat georganiseerd zal worden. Men wordt ingedeeld in een andere vervoerregio, en dat zou geen effect hebben op hoe het vervoer op maat in de vervoerregio geregeld wordt? Het is al een ‘chance’ dat er van heel die hervormingen nog niets in huis is gekomen. Maar stel u eens voor dat we al vooruitgang hadden geboekt. Dan zou het toch helemaal niet zo zijn dat er niets verandert voor die betrokken gemeenten? Er is een groot verschil tussen inspraak hebben en impact hebben of zelf mee beslissen over wat er voor uw eigen gemeente gebeurt. Dus ik snap echt niet goed dat er gedaan wordt alsof er zich voor die gemeenten geen enkele moeilijkheid zal voordoen, en dat er bijvoorbeeld over de budgetten niet gediscussieerd moet worden. Er is een beperkt budget voor vervoer op maat, verdeeld per vervoerregio. Daar vindt een moeilijke discussie plaats over het veel te krappe budget, en hoe dat verdeeld moet worden. En dan komt er een gemeente bij die zegt dat ze daar ook een stuk van zou willen, dat betekent toch dat die andere gemeenten iets moeten afgeven? Tenzij de Vlaamse Regering zegt dat ze extra middelen geeft, zodat men hetzelfde kan doen.
Zeggen dat het vanaf 2025 herschikt zal worden en dat het aan de volgende minister zal zijn om dat probleem op te lossen, dat vind ik bijzonder gemakkelijk. Eigenlijk is dit opnieuw, minister, de bevestiging over die hervorming basisbereikbaarheid. “Laat De Lijn nog maar wat busbanen hertekenen, ik ga me daar niet mee bezighouden, ik zie het probleem niet, of tenminste ga ik niet voor de oplossingen zorgen.” Ik zou denken dat u zorgt dat er voor die gemeenten een specifiek plan wordt opgemaakt, dat er zo snel mogelijk wordt gekeken naar hoe ze zich kunnen aanpassen op die regiovorming, zodat ze zo snel mogelijk mee kunnen wegen in de juiste vervoerregio op de beslissingen die nog allemaal op het terrein moeten worden geïmplementeerd. Dat zou alleszins ons voorstel zijn. Ik hoop dat u daar oren naar hebt.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister, aan de hele regiovorming zijn ook een aantal conceptnota’s in de Vlaamse Regering voorafgegaan. In de tweede van een jaar geleden stond er toch nog dat de regering voor een heel specifiek samenwerkingsverband tijdelijk uitstel of een definitieve afwijking zou kunnen toestaan, indien de bevoegde minister daarvoor een gemotiveerd voorstel indient dat goedgekeurd wordt door de regering. Wat specifiek de vervoerregio’s betreft, werd er gesteld dat de regering de algemene aanpak rond de regiovorming zou volgen, mits het respecteren van de vijfjarige engagementen in het kader van de opgemaakte vervoersplannen.
Nu, ondertussen is er wel dat decreet. Ik weet niet in welke mate die specifieke dingen daar nu allemaal exact nog in staan, hoe dat verder uitgevoerd wordt. Dat is ook iets van de regering, maar voor ons is het natuurlijk van belang dat het belang van de gebruiker – de klanten van De Lijn in dit geval of van het openbaar vervoer in een regio – voorop blijft staan. Het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn dat de afstemming van de samenwerkingsverbanden – of die nu door de gemeente zelf geïnitieerd zijn of door Vlaanderen – zou leiden tot een vermindering van de dienstverlening naar de gebruiker toe, en vooral voor vervoer op maat. Zoals collega Bex zegt, dreigt daar misschien toch nog een extra hiaat te vallen indien men plots een gemeente in een andere vervoerregio gaat indelen die daar dan niet bij betrokken was.
Onze vraag is toch wel of u er absoluut over zou willen waken dat de dienstverlening op geen enkel moment in het gedrang komt wat dat betreft de komende jaren bij heel die overgang, zowel naar basisbereikbaarheid als naar de regio’s, en of het nog mogelijk is om eventueel op vraag van – ik begrijp dat het over twaalf gemeenten gaat – die gemeenten eens te kijken of er tijdelijke of definitieve afwijkingen gevraagd kunnen worden op de indeling in de referentieregio’s wat betreft die vervoerregio’s. Misschien dient u daar toch nog iets proactiever naar te kijken. Ik heb u horen zeggen dat het wel zal lopen, maar ik weet niet of het allemaal vanzelf gaat lopen. Bovendien zit je op 1 januari 2025 inderdaad met pas aangestelde nieuwe gemeentebesturen die dan ook nog mensen moeten afvaardigen voor de vervoerregio’s, enzovoort. Ik zou niet willen dat dat daar op een chaos uitdraait en ik wil dat er toch op voorhand eens deftig gekeken wordt naar bij welke van de twaalf er zich een probleem stelt en of we dat eventueel kunnen oplossen in het kader van het nieuwe decreet.
De heer Maertens heeft het woord.
Het zal meer dan duidelijk zijn dat ik een grote believer ben van de regiovorming. Persoonlijk – dat is een persoonlijk standpunt – wil ik zelfs heel graag nog een stap verdergaan. Ik denk dat dat ook een noodzaak wordt en dat de tijd zal uitwijzen dat dat ook zo zal zijn als het gaat over de fusie van gemeenten. We hebben nu een eerste stap, de regiovorming. Ik merk bij ons in de regio – er wordt de laatste tijd op de radio wel eens smalend gedaan wordt over de regio Midwest, want mensen denken dan aan Amerikaanse toestanden, maar dat is dus Midden-West-Vlaanderen – dat we al jaren een traditie van goede samenwerking hebben op heel wat verschillende domeinen. Nu komt daar ook via de vervoerregio het mobiliteitsbeleid bij. Dan wil ik toch wel benadrukken dat dat veel ruimer is dan het aanbod van openbaar vervoer organiseren. We gaan echt wel heel ver naar vervoerplannen, naar het zwaar vervoer, naar fietsverkeer, naar echte mobiliteitsplannen, enzovoort. Ik zie daar echt wel een grote meerwaarde. Ik kijk daar hoopvol naar de toekomst. Ik denk, als er een aantal moeilijke situaties zijn, dat die wel opgelost moeten geraken. Ik maak me daar niet heel erg veel zorgen over.
Ik weet niet of de N-VA-ministers zullen meeluisteren nu. Ze zullen het misschien niet graag horen, maar ik wil het toch nog even gezegd hebben dat ik het wel jammer vind dat we er bij de regiovorming in Vlaanderen, wat een bijzonder goede stap is, niet in slagen om de schaal te gebruiken van alle samenwerkingsverbanden die de Vlaamse Regering zelf gaat opleggen. Ik noem eerstelijnszones, de woonmaatschappijen, in dit geval de vervoerregio’s. Dat is een gemiste kans. Dat is jammer. Maar goed, daar spelen soms andere belangen jammer genoeg. Laat ons hopen dat we daar lessen uit kunnen trekken voor de toekomst.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u voor de opmerkingen en de bedenkingen, collega’s.
Mijnheer Bex, ik ben het niet eens met u dat mevrouw Robeyns extreem mild is met mij. Ik vind dat u het allemaal op flessen trekt, zoals we dat gewoon zijn.
Ik ben blij dat de heer Maertens is tussengekomen bij het verhaal van de naamgeving. De vervoerregio van de heer Maertens heette initieel Roeselare. Op een gegeven moment gaf de vervoerregioraad aan dat ze een andere naam wilde. We hebben dat goedgekeurd. Die heet nu Midwest. Wij hebben 15 referentieregio’s en die hebben allemaal een naam. Betekent dit nu dat elke vervoerregio heel snel en onmiddellijk de naam moet veranderen? Het is aan de vervoerregioraden zelf om te bepalen hoe ze gaan heten. Ik ga zelfs nog een stap verder. In mijn eigen provincie hebben we een afvalintercommunale met de naam Limburg.net. Die zit in de referentieregio Limburg. Moet Limburg.net nu van naam veranderen en Limburg gaan heten? Dat staat nergens geschreven. Als de vervoerregio die bij ons Limburg heet, straks beslist dat ze een andere naam wil, is het aan hen om die te bepalen. Ik zie daar niet het grote probleem.
U zegt vervolgens dat ik gezegd zou hebben dat er wel veel problemen zijn, maar dat het aan de volgende minister is om die op te lossen. Dat heb ik niet gezegd. Nog frappanter vind ik dat u zegt dat het goed is dat basisbereikbaarheid nog niet volledig is uitgerold, want dat het anders nog een veel groter probleem zou zijn. U hebt meermaals in deze commissie gezegd dat ik basisbereikbaarheid over de verkiezingen heen wilde tillen. Ik heb altijd gezegd dat ik dat niet wilde. Om de start te kunnen faciliteren, gaan we per 1 juli 2023 met de gefaseerde uitrol starten. We willen het niet vooruit schuiven. Ik hoor u nu bijna zeggen om te wachten tot 1 januari 2025 om alles uit te rollen. Misschien moeten we dan ook de mobiliteitsplannen dan maar on hold zetten? Als er straks lokale besturen gaan fusioneren, moeten we daar dan misschien ook op wachten? Zo kunnen we blijven wachten. Dat willen we niet.
Zoals ik daarstraks al heb gezegd, zie ik de impact van het Regiodecreet op onze vervoerregio niet als een heel groot onoverkomelijk verhaal, of het nu gaat over naamgeving, over de openbaarvervoersplannen, de wegencategorisering of de mobiliteitsplannen. Ik neem aan dat men vanuit goed nabuurschap rekening houdt met elkaar en dat er vandaag al grensoverschrijdende inspraak geregeld is tussen de aanpalende gemeentes van andere vervoerregio’s. Ik ga ervan uit dat er sowieso rekening wordt gehouden met elkaar. Dat is niet meer dan logisch. Het gaat finaal over twaalf gemeentes die straks in een andere vervoerregio zitten. Dat is de tabel, zoals ze vandaag voorligt. Maar als er fusies zijn – sommige gemeentes willen zelfs van provincie veranderen – gaan we niet alles on hold zetten, maar gaan we verder met de dingen waarmee we bezig zijn.
Als het gaat over de financiële middelen, weten jullie dat we initieel voor het vervoer op maat een budget hadden van 31 miljoen euro op jaarbasis. Jullie weten ook dat daar een groeipakket werd voor uitgetrokken en dat het tegen 2024 over 34 miljoen euro extra zal gaan. Dat betekent dat we dan beschikken over 65 miljoen euro voor vervoer op maat. Als ik de bijkomende noden, wensen en verzuchtingen van die vervoerregioraden hoor, dan zal de vraag er straks wel liggen om dat budget te verhogen. Met meer geld kun je ook meer doen. Nu werken we voort, zoals afgesproken, met de budgetten die op tafel liggen. Daarmee gaan we de gefaseerde aanpak uitrollen. Ik weet dat her en der voor het kernnet en voor het aanvullend net het budget al hoger is dan initieel geraamd. We bekijken hoe we daarmee verder moeten omgaan. We gaan alleszins van start met de uitrol, we zetten dat zeker niet on hold, omdat er een decreet rond regiovorming is gekomen.
Ik maak me alleszins niet te veel zorgen. Ik heb vertrouwen in de lokale besturen en in de regioraden, en in de administratie, die dat goed mee opvolgt. De wegencategorisering, de ov-plannen, de routes die De Lijn uitstippelt gaan nu eenmaal over grenzen van vervoerregioraden heen. Men zal met elkaar rekening moeten houden, ook als er straks andere namen komen of als bepaalde lokale besturen van vervoerregioraad zouden veranderen of een afwijking daaromtrent zouden vragen. We zullen zien hoe dat verder loopt. Alleszins is de administratie, samen met de VVSG en de lokale besturen, bezig met een plan van aanpak om dat verder finaal uit te rollen.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Collega Bex, de naamgeving vind ik persoonlijk een symbolische discussie. Maar goed, dat zal waarschijnlijk zijn omdat wij in Limburg de zaken altijd heel praktisch oplossen. Wij zorgen dat de hele provincie in de woonmaatschappij, afvalintercommunale of vervoerregio zit, wat het natuurlijk iets gemakkelijker en pragmatischer maakt. (Opmerkingen van Marino Keulen)
Voilà, wij verstaan elkaar wat dat betreft.
Maar goed, de bezorgdheid zat wel degelijk in die openbaarvervoerplannen, in die mobiliteitsvisie en in die middelen. Ik kan mij voorstellen dat als je een van die twaalf gemeenten bent, je natuurlijk wel een andere bezorgdheid en vragen hebt waarop we vandaag misschien niet altijd antwoord kunnen geven. Als u zegt dat die opdracht gegeven is, en ze al volop bezig zijn met een plan van aanpak, dan heb ik er alle vertrouwen in en ga ik ervan uit dat alles goed komt en dat er hier anders wel vragen zullen volgen.
De heer Bex heeft het woord.
Ik heb drie puntjes. Ten eerste, die naamgeving zal mij inderdaad ook worst wezen. Ik had misschien verkeerd begrepen dat het de bedoeling was dat dat allemaal zo zou heten, maar of het nu ‘Limburg.net’ of ‘Limburg’ wordt, dat zal mij inderdaad worst wezen.
Twee, minister, u zegt dat ik het nu bijna goed vind dat het zo traag is gegaan. Misschien moet ik u even de definitie van ironie geven: dat is dat men op een licht spottende manier het tegenovergestelde zegt van wat men bedoelt. Dus als ik gezegd heb dat het goed is dat het zo traag is gegaan, bedoelde ik eigenlijk … (Opmerkingen van Marino Keulen)
… hoe triestig het toch is dat het zo traag is gegaan. Dat heb ik nog eens in de kijker willen zetten. (Opmerkingen van Marino Keulen)
Inderdaad, collega, daar moet je misschien voorzichtig mee zijn.
Tot slot, u bent hier vandaag heel fel ingegaan op die naamgeving, maar ik ben toch absoluut niet gerustgesteld wat betreft de impact voor die twaalf gemeenten die – ooit, zeker tegen begin 2025 – van vervoerregio zullen veranderen. Welk openbaarvervoeraanbod zal er voor die gemeenten bestemd zijn? Dat is iets waar nog werk aan zal zijn. U doet vandaag alsof dat iets is wat zichzelf zal regelen. In die zin vind ik inderdaad dat u uw verantwoordelijkheid op dat vlak doorgeeft aan de volgende minister. Misschien bent u dat, dat weten we nog niet, maar alleszins aan de volgende legislatuur. Dat bedoel ik nu niet ironisch: ik vind dat u daar uw verantwoordelijkheid voor een stuk ontloopt.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.