Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Report
De heer Bex heeft het woord.
We hebben het er vorige week ook al over gehad. Ik heb de vraag die ik toen al had ingediend, aangepast in functie van wat er toen gezegd is. Zo hoop ik vandaag niet in herhaling te vallen, maar toch nog pertinente extra punten aan te brengen.
De situatieschets, zeer kort: het leerlingenvervoer buitengewoon onderwijs staat al ongeveer tien jaar op de politieke agenda. Het was de kinderrechtencommissaris die de kat de bel aanbond. Ondanks verschillende proefprojecten bleef de situatie op het terrein zo problematisch dat we hier in het parlement op 25 november 2021 eensgezind een resolutie hebben aangenomen. Die vroeg om, naast een dringende extra capaciteit voor dat leerlingenvervoer, ook het hele systeem grondig te hervormen.
Daarvoor is op 15 juli een conceptnota goedgekeurd door de Vlaamse Regering, die vermeldt dat via externe ondersteuning – ik begrijp daaruit: ondersteuning die buiten de administratie ligt – de operationele onderzoeksvragen verder gedefinieerd zullen worden en dat een coördinator wordt aangeduid in overleg tussen de verschillende ministers. Die stelt, op basis van die conceptnota die daar goedgekeurd werd, een concreet stappenplan op met het oog op de implementatie tegen het schooljaar 2024-25, wat vrij snel is, als we zien hoelang we er nu al over doen en waar we vandaag al staan. Hierover zou dan periodiek gerapporteerd worden aan de Vlaamse Regering. Via een sensibiliseringstraject dient ingezet te worden op het motiveren en responsabiliseren van leerlingen, ouders en personeelsleden van scholen.
In de Commissie Mobiliteit van 2 februari heeft de minister aangegeven dat De Lijn in Berlijn gaan bekijken is hoe een computergestuurd model vraag en aanbod veel beter kan afstemmen op elkaar, om zo korter op de bal te spelen.
U gaf ook aan, minister, dat de bijkomende middelen eigenlijk vandaag al onvoldoende zijn, door de extra toename van 5000 opstappers en omdat ook deze budgetten af te rekenen hebben met hoge inflatiekosten.
Hoe zal die ‘externe ondersteuning die de operationele onderzoeksvragen verder definieert’ vorm krijgen?
Wie is de coördinator van het overleg tussen de verschillende ministers die op basis van deze conceptnota een concreet stappenplan opstelt? Heeft er reeds een eerste rapportage plaatsgevonden aan de Vlaamse Regering, en wat waren de belangrijkste punten? Het lijkt me nuttig dat er al een rapportage zou zijn, want ik zei het al: 2024-2025 komt er heel snel aan.
Tegen wanneer wordt de oplevering van de conceptnota voorzien?
U hebt aangegeven dat u nu al een tekort aan middelen voorziet. Hoe wilt u dat verhelpen?
De conceptnota spreekt van een computergestuurd model. Daar is men dan ook in Berlijn naar gaan kijken. Maar wat is nu juist de mobiliteitscentrale die aanbesteed is? Was dat nu niet juist het computergestuurd model waarmee het leerlingenvervoer georganiseerd dient te worden?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Bex, voor uw vragen.
U zegt het zelf al: twee weken geleden hebben we het hier ook al over gehad naar aanleiding van de vraag van mevrouw Krekels. Ik wil er toch heel even opnieuw op ingaan, omdat we die problematiek waar we mee kampen, toch ook heel duidelijk voor ogen houden.
We werken op twee werven. Enerzijds werken we vandaag op de operationele rol. We moeten daar een antwoord op bieden. Ik heb twee weken geleden al duidelijk gezegd dat we met een serieuze stijging van het aantal leerlingen in het buitengewoon onderwijs zitten. Het hele leerlingenvervoer is met andere woorden een evolutief verhaal, waar De Lijn iedere dag opnieuw mee aan de slag gaat. De focus ligt er nu vooral op om de efficiëntie van de applicatie voor het huidige schooljaar te verhogen, in een juiste context te plaatsen en op het juiste niveau te brengen, zodat zoveel mogelijk efficiëntiewinsten geboekt kunnen worden.
Anderzijds is er de conceptnota. U stelt daarbij terecht dat er al sinds 2013 aan de alarmbel wordt getrokken, omdat er iets fundamenteel moet wijzigen in het hele verhaal van de organisatie van het leerlingenvervoer. Dat is ook in de conceptnota opgenomen. We moeten naar een duurzame en grondige hervorming van het systeem. Daarbij vertrekken we enerzijds van de fundamentele doelstelling om maximaal onderwijskansen te bieden aan een individuele leerling in het bijzonder onderwijs. Om dat te bereiken kiezen we daarbij anderzijds voor een visie die de zelfredzaamheid van de individuele leerling maximaal verhoogt, en de overblijvende zorgnood ook maximaal lenigt of er een invulling aan geeft. Om dat te doen heeft elke leerling dan ook recht op een kwalitatieve ondersteuning, op maatwerk, zoals we al meermaals hebben geduid.
Verder is ook een belangrijke transitie nodig, waarbij alle puzzelstukken eerst moeten worden samengebracht, voor we de verschuiving van het recht op gratis vervoer naar een recht op ondersteuning mee duiden. Wat dat betreft, verwijs ik opnieuw naar wat gezegd is bij de vraag om uitleg van mevrouw Krekels.
Waar staan we op dit ogenblik, waarover willen we het parlement zeker informeren? We kregen al de vraag hoe het nu zit met de pilootprojecten. Via het departement Onderwijs zijn daar sowieso de elementen van gepubliceerd.
Een hervorming rond deze hele, kwetsbare doelgroep, dat doe je natuurlijk niet op een-twee-drie. Dat is trouwens ook de reden waarom het al decennia aansleept. Je moet enerzijds inhoudelijke keuzes maken, zoals bijvoorbeeld die indicatiestelling met betrekking tot de zelfredzaamheid en de zorgnood, en dat in relatie met vele maatregelen die in een breder decretaal kader moeten worden opgenomen. Opnieuw, dat vraagt enorm veel werk, dat is een enorme transitie waar we op moeten inzetten. Zoals ik ook al zei, moeten we er tegelijkertijd voor zorgen dat de huidige noden ook maximaal beantwoord worden, zodat elke leerling krijgt waar hij of zij recht op heeft.
U vraagt ook: wat met het tekort aan middelen? Op dit ogenblik is De Lijn alles met elkaar aan het matchen, maar zoals ik al zei, is er een stijgend aantal leerlingen. Vaak is er ook een overbezetting in bepaalde scholen, wat betekent dat de afstand tussen het huis en de school vaak nog groter wordt. En dat allemaal in die marge van 90 minuten proberen te brengen, maakt het allemaal des te moeilijker.
Tegelijkertijd moeten we volop rekening houden met de databewaking, de contractanalyse en de planning van de ritten. Dus ook daar wordt volop op ingewerkt. Opnieuw, we mogen niet blind zijn, de noden zijn enorm hoog. De complexiteit van het verhaal is ook immens. Vaak zijn er nog wijzigingen gedurende het schooljaar, worden adressen gewijzigd, zijn er familiale problematieken. Met al die elementen, met al die gegevens moeten we rekening houden. Maar als er ergens één schakel verandert, heeft dat natuurlijk onmiddellijk een cascade-effect voor het hele verdere verloop van de geplande ritten, die dan uitgevoerd moeten worden in samenspraak met Onderwijs, busbegeleiders en de chauffeurs.
Die duurzame hervorming is dus absoluut nodig. Wij hebben een bureau aangesteld om daarmee aan de slag te gaan en op basis van de conceptnota de verdere regelgeving in samenspraak met de andere betrokken departementen verder uit te werken. Vandaag de dag hebben we nog geen pasklaar antwoord op de hele problematiek, maar we zijn er alleszins volop mee bezig.
Ten slotte kom ik tot uw vraag over de mobiliteitscentrale als dusdanig. Mevrouw Ann Schoubs heeft hier bij de toelichting rond de voortgangsrapportage over De Lijn inderdaad aangegeven dat ze met een team naar Berlijn ging. Ze ging daar werk maken van een goede match tussen enerzijds de vraag die er heerst voor het leerlingenvervoer, en anderzijds het aanbod. Men is daar gaan kijken naar dat model, en heeft positieve ervaring kunnen opdoen. Het is nu de bedoeling om het model dat daar werkt, ook hier bij ons via onze mobiliteitscentrale te introduceren, en te gebruiken om het leerlingenvervoer verder mee uit te rollen.
Ik heb natuurlijk nog niet op al uw vragen een pasklaar antwoord, en we zijn met nieuwe regelgeving vandaag zeker nog niet in een vergevorderde fase. We hebben echt gefocust op ‘first things first’. Dat wil zeggen: de extra middelen die we hebben verkregen via de Septemberverklaring massaal inzetten, en zorgen voor de goede match tussen de vraag en het aanbod via de mobiliteitscentrale. Tegelijkertijd is het bureau nu bezig om, in samenspraak met alle betrokken administraties, verder werk te maken van de noodzakelijke aanpassing van de regelgeving. Er moet veel meer werk gemaakt worden van dat maatwerk, ten behoeve van de noden die elk kind heeft.
De heer Bex heeft het woord.
Dank u wel minister, voor uw antwoord.
Laat mij hier nog eens duidelijk zeggen dat uw inspanningen om de problemen die er op het terrein waren, aan te pakken en ervoor te zorgen dat kinderen niet meer zo schandalig lang op de bus moeten zitten om naar school te moeten gaan, ook vanuit mijn fractie zeer gewaardeerd worden. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat, zolang u minister bent, u ervoor gaat zorgen dat die budgetten er zijn, zodat het niveau dat we daar wensen, ook gehaald kan worden.
Ik ben wel iets meer verontrust over de hervormingsagenda, iets minder acuut maar even belangrijk. De Vlaamse Regering heeft gezegd dat ze tegen het schooljaar 2024-2025, dus binnen anderhalf jaar, een nieuw systeem in werking willen hebben. U hebt zelf al geschetst hoe ingewikkeld het kan zijn om een decreet tot stand te brengen. Er is nu een studiebureau aangesteld; ik zou graag willen weten wie dat is en hoe lang ze over hun opdracht zullen doen. Maar het is toch wel heel duidelijk dat, als u die datum van het schooljaar 2024-2025 wilt halen, we allicht nog voor het zomerreces aan het decreetgevend werk zouden moeten kunnen beginnen. Acht u dat haalbaar? Of moeten we eigenlijk concluderen op basis van wat u vandaag zegt, dat die hervormingsagenda iets zal zijn voor de volgende legislatuur? Dat laatste is eigenlijk wat ik vrees, als ik vandaag uw antwoord hoor.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil heel kort ook wel ingaan op de vraag naar de timing van het bureau. Wat is hun opdracht, wanneer moeten ze dat opleveren en hoe zit het met de timing naar besluitvorming toe? Ik onderstreep graag die vraag.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Ik begrijp die vragen. Men zou liefst van al een regelgevend parcours uitgerold zien om te kijken of we ook effectief kunnen landen daar waar we willen en zo snel mogelijk een aanpassing hebben van die bestaande regelgeving. Maar ik moet heel eerlijk toegeven, collega’s, dat er nog heel veel dient te gebeuren. Persoonlijk moet ik zeggen dat het de bekommernis is om de noden in te vullen die er vandaag de dag zijn. Ik ben blij dat we daar op dezelfde golflengte zitten. Daar moeten we op focussen: we moeten ervoor zorgen dat zo snel mogelijk komaf gemaakt wordt met de ellendige toestanden waar sommige kinderen mee te maken kregen. Daar hadden we extra middelen voor nodig, maar het is en blijft een extra puzzel om dat allemaal te matchen. Nu is er het stijgend aantal leerlingen en het capaciteitsprobleem in sommige scholen, zeker gelet op de specifieke nichetypes – zo zullen we het maar noemen –, waar sowieso heel wat vragen bij zijn.
Wat betreft de vraag naar het bureau, stel ik vast dat iedereen op een gegeven moment wacht op elkaar. We zitten met die pilootprojecten waarover men zegt dat men daarop moet wachten. Die pilootprojecten zijn nu verlengd om verdere continuïteit te hebben. We hebben dan juridisch advies ingewonnen met de vraag of zij kunnen faciliteren door regelgeving te schrijven aan de hand van de conceptnota die is opgemaakt. Ik denk dat dit de meest aangewezen methode is, omdat het gaat om regelgeving die eigenlijk thuishoort bij het departement Onderwijs. Heel het verhaal van wie recht heeft op dat gratis collectief vervoer en collectief busvervoer, is verankerd in de onderwijsregelgeving, met daaraan gekoppeld heel wat aspecten zoals de gratis schoolkeuze – wat we zeker niet in vraag willen stellen – maar ook het aspect van de dichtstbijzijnde school. Dat laatste principe is door het stijgend aantal leerlingen een grote problematiek.
De visie zoals verankerd in de conceptnota, is eigenlijk om het recht op gratis openbaar vervoer te verschuiven naar meer maatwerk, naar recht op een soort ondersteuning. Dat vraagt een zeer grondige aanpak, dat vraagt een invulling van het verhaal van de mobiliteitsindicatiestelling, zoals we dat ook moeten doen voor andere doelgroepen, zoals mensen met een beperking. Op dat vlak staan de neuzen nog niet allemaal in dezelfde richting. Helaas kan ik u dus vandaag nog geen tijdskader meegeven en wil ik ook mijn handen niet in het vuur steken dat het afgerond zal zijn tegen het schooljaar 2024-2025.
Alleszins denk ik dat iedereen, zowel in de Vlaamse Regering als in het parlement, ervan overtuigd is dat er iets fundamenteel moet veranderd worden aan die regelgeving. Want het systeem zoals het nu al tien jaar fout loopt, kunnen we niet langer handhaven. Daar moet een grondige wijziging komen. We hebben wat dat betreft een juridisch advies gevraagd en wachten we op een soort voorzet om die teksten uit te schrijven om dan, hopelijk met vereende krachten binnen de Vlaamse Regering en het parlement, tot aangepaste regelgeving te komen. Natuurlijk kun je dat niet op één dag doen. Je kunt verworven rechten op een moment niet zomaar stopzetten. Ik denk dat we daar ook een tijdskader in de toekomst moeten voor maken. Kinderen zitten gemiddeld zes jaar in dat onderwijs. We moeten kijken dat we mensen niet zonder meer van vandaag op morgen voor voldongen feiten plaatsen en hun rechten afnemen. Ik wil dit nu al opmerken, zodat we straks geen verontruste ouders gaan horen die vrezen dat ze in 2024 geen recht meer gaan hebben op dat gratis busvervoer. Zover moeten we nu niet gaan, we moeten nu eerst dat kader duidelijk maken en duidelijk maken hoe we omgaan met de verworven rechten, om dan te komen tot een toekomstig beter, performanter en efficiënter systeem waarbij we uitgaan van maatwerk, dat recht op ondersteuning, en niet van een automatisch recht van iemand die volkomen zelfredzaam is. We horen en zien nog vaak dat iemand van 17 of 18 jaar met dat collectief busvervoer van en naar school gebracht moet worden, soms op amper 5 kilometer, en dan even later de bromfiets of het openbaar vervoer neemt om andere verplaatsingen te maken. Die zaken moeten eruit, maar dat vraagt natuurlijk een aanpassing van de regelgeving.
Zodra we meer nieuws hebben, geven we de signalen en bespreken we dit zeker nog in de commissie.
De heer Bex heeft het woord.
Soms is het jammer, voorzitter, dat er in de tweede repliek geen extra vragen meer gesteld kunnen worden. Minister, u hebt veel gezegd, maar ik kan het heel kort samenvatten: de Vlaamse Regering schuift de hervorming van het leerlingenvervoer op de lange baan en deze legislatuur gaat er niets meer gebeuren.
Wat is er eigenlijk gebeurd? Er is een conceptnota door de regering goedgekeurd waarin duidelijk is gesteld dat er nood is aan overleg met de verschillende ministers. Daarvoor zou zelf een coördinator moeten worden aangesteld, want ministers kunnen blijkbaar niet een op een met elkaar overleggen. Nu is er dus geen studiebureau aangesteld, zoals u eerst zei, maar een advocatenbureau om een aantal juridische moeilijkheden op te lijsten die vervolgens in de schoot van Vlaamse Regering zullen moeten worden aangepakt. Die moeilijkheden zullen zich dan niet situeren op uw beleidsdomein, maar binnen de onderwijsbevoegdheid van minister Weyts. En toch moet u daar een studie naar bestellen.
Ik vind dat de Vlaamse Regering in dezen geen blijk geeft van een wil om dit dossier tegen 2024-2025 te hervormen. Ik begrijp dan ook totaal niet dat je in een conceptnota van een paar weken of maanden geleden schrijft dat dit wel de ambitie is. Met het tijdspad dat u hier aangeeft, is er geen enkel realistisch scenario dat dit systeem tegen het begin van het schooljaar 2024-2025 hervormd zal zijn. Beloof dit dan ook niet aan de mensen, maar zeg dat jullie blijven pappen en nathouden, met de problemen en de hoge kosten die het systeem op dit moment heeft. Ik vind dit jammer. Ik denk dat dit niet alleen uw verantwoordelijkheid is, maar een collectieve verantwoordelijkheid. Zo hebben we dit ook steeds gezegd toen we onze resolutie daarrond hebben voorgesteld. Toen was heel de Vlaamse Regering aanwezig, want ze hadden er allemaal iets mee te maken. Ik kan alleen maar vaststellen dat u de enige bent die er iets aan doet, maar dat u weinig vooruitgang boekt op het vlak van het regelgevend kader en de grote hervorming die was aangekondigd.
De vraag om uitleg is afgehandeld.