Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het activeren van Oekraïense vluchtelingen
Report
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, ik heb vorige maand ook al een vraag gesteld over het stijgend aantal werkzoekenden. Het is niet mijn ambitie om elke maand dezelfde vraag te stellen, maar deze keer was ik getriggerd door een specifiek cijfer in de stijging van een derde maand op rij. Er zit namelijk een duidelijke stijging bij de hooggeschoolde werklozen. VDAB verwees in haar communicatie over deze stijging vooral naar het hoge aantal hooggeschoolde Oekraïners.
Wat grasduinen in schriftelijke vragen van collega's, in dit geval een schriftelijke vraag van collega De Vreese, leerde mij dat 2600 van de 4905 ingeschreven Oekraïense vluchtelingen bij VDAB hooggeschoold zijn. Dat is 53 procent van het aantal werkzoekende Oekraïense vluchtelingen. We hebben deze discussie al meermaals gevoerd, maar het is belangrijk dat deze Oekraïense vluchtelingen zo snel mogelijk naar werk worden georiënteerd. In het bijzonder voor de hoogopgeleiden blijken er toch wel wat drempels te zijn. Zo was er deze week een getuigenis van een Oekraïense leerkracht Engels die zei dat ze graag wil werken maar dat er toch wel wat uitdagingen zijn om met haar diploma aan de slag te gaan.
Minister, welke drempels ervaren volgens u hoogopgeleide werkzoekende Oekraïense vluchtelingen om werk te vinden?
Welke maatregelen gaat u nemen om deze mensen zo snel als mogelijk te activeren?
Hebt u overleg gehad met minister Weyts over de erkenning van Oekraïense diploma’s en de mogelijkheid tot lessen Nederlands als tweede taal om deze mensen zo snel mogelijk de taal te leren maar ook zo snel mogelijk aan werk te helpen?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Collega Verbeurgt, bedankt om naar mijn schriftelijke vraag te verwijzen. Het is altijd leuk dat ook andere collega's er inspiratie uit halen om een aantal thematieken op de kaart te zetten waar we ons extra vragen mogen bij stellen, zoals over de hoogopgeleiden.
De vraag die ik deze week wilde stellen is een vraag naar een stand van zaken. Ze is een klein beetje achterhaald, in die zin dat intussen de statistieken van Statbel werden gecommuniceerd.
Deze zomer heb ik voor de eerste keer de cijfers opgevraagd van het aantal werkende Oekraïners. Lange tijd hebben we er geen zicht op gehad, maar nu zijn er intussen de cijfers van Statbel. Daaruit blijkt dat 23 procent van de Oekraïners in september van vorig jaar al werkervaring heeft opgedaan. Dat aantal staat in schril contrast – en daar heb ik al verschillende keren op gewezen – met het percentage in Nederland, waar tot 80 procent gewerkt zou hebben.
Volgens de laatste cijfers van VDAB zijn er 18.000 tijdelijk ontheemden op beroepsactieve leeftijd en slechts 7000 Oekraïners zijn ingeschreven bij VDAB. Daarvan zijn er ongeveer 2775 die via VDAB werkervaring hebben opgedaan. Het is duidelijk dat er nog werk aan de winkel is.
Ik heb hard gepleit voor de verplichte inschrijving bij VDAB, samen met collega Ronse. Ik had graag nog een aantal vragen gesteld. Minister, u ging juridisch bekijken om dat mogelijk te maken.
Er zijn nu cijfers van Statbel. We beschikken over data over tewerkstelling die via de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) zijn verkregen. Kunt u meer toelichting geven bij deze cijfers? Zult u vanaf nu op regelmatige basis die cijfers ontvangen of kan uw administratie die zelf opvragen? Zijn er grote verschillen tussen de gewesten?
Hoe zult u de verplichte inschrijving bij VDAB opleggen? Wat zijn de resultaten van het onderzoek van het juridisch kader om dit mogelijk te maken? Wat is de timing? Welke inspanning zult u leveren om zoveel mogelijk mensen aan een geschikte job te helpen? Zoals ook collega Verbeurgt zegt, zijn er ook heel wat hoogopgeleide mensen bij. Op welke manier zult u dit verder aanpakken?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega’s. Ik zal starten met de cijfers, die zijn al genoemd, maar ik breng ze nog even tot bij u. Van de RSZ heb ik anderhalve week geleden de tewerkstellingscijfers van Oekraïense vluchtelingen ontvangen tot en met het derde kwartaal van 2022. Op dat moment waren er 18.000 Oekraïners op beroepsactieve leeftijd in Vlaanderen. Het klopt dat 23 procent van die groep op dat moment werkervaring had opgedaan in Vlaanderen. Als we dat vergelijken met de VDAB-cijfers, zien we dat op het einde van het derde kwartaal, 31 procent van het aantal Oekraïners dat zich bij VDAB inschreef, werkervaring had opgebouwd. Intussen zit dit aantal voor VDAB al rond de 40 procent. Je inschrijven bij VDAB werkt dus wel degelijk, er is een groot verschil tussen zij die zich inschrijven en zij die dat niet doen.
We zijn erin geslaagd om 30.000 Oekraïense ontheemden te ontvangen in onze Vlaamse samenleving. Zoals u weet, krijgen zij ook een leefloon. In een eerste fase was het normaal dat we hen even lieten bekomen, maar nu is het tijd dat ze verder integreren. Werken is een heel belangrijke hefboom voor integratie, net zoals het leren van de taal en aan de slag gaan. Zeker nu het duidelijk wordt dat het conflict helaas nog even kan duren. Laat ons er dan ook voor zorgen dat de Oekraïense ontheemden maximaal worden geïntegreerd op die arbeidsmarkt.
De OCMW’s zijn via de federale wet op de maatschappelijke integratie bevoegd om die Oekraïense leefloners toe te leiden naar de arbeidsmarkt. Eind vorig jaar heb ik daarom alle lokale besturen aangeschreven en, net zoals u, hen opgeroepen om Oekraïners bij VDAB in te schrijven. Ik heb dit samen met ceo Wim Adriaens gedaan, omdat ik erin geloof dat VDAB samen met het OCMW hiervoor een hefboom kan zijn.
Begin dit jaar is in de schoot van de taskforce een juridische werkgroep opgericht om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de Oekraïense ontheemden verplicht in te schrijven bij VDAB. Er werden daarbij drie pistes bestudeerd. De eerste piste betreft de wijziging van de federale wet op de maatschappelijke integratie, wat uiteraard niet onze bevoegdheid is. Daarnaast werd de mogelijkheid bekeken om Oekraïners inburgeringsplichtig te maken. Inschrijven bij VDAB is een van de pijlers van het inburgeringsdecreet; zoals u weet is dat verplicht sinds 1 maart vorig jaar. En tot slot werd een piste bekeken waarbij het VDAB-decreet zelf wordt gewijzigd.
Mijn persoonlijke voorkeur gaat uit naar de inburgeringspiste, omdat je dan direct ook op kennis van het Nederlands kunt werken, maar collega Somers was deze piste niet genegen. Toch zoek ik verder hoe we Oekraïners zich verplicht bij VDAB kunnen laten inschrijven, en bij uitbreiding alle leefloners. Want als we vandaag zeggen dat we, in functie van de structurele aanpak van de tekorten op de arbeidsmarkt, aandacht moeten besteden aan de niet-beroepsactieven, dan denk ik dat we naar alle leefloners moeten kijken. Ik zal voor de Oekraïners die geen werk hebben of niet in een traject richting arbeidsmarkt zitten, een decretaal initiatief uitwerken. Ik ga daarover morgen ook opnieuw in overleg met de collega’s in de regering.
Nu, een verplichte inschrijving bij VDAB lost natuurlijk niet alles op, daar moeten we eerlijk in zijn. Ik heb ondertussen ook wel al wat ervaringen opgedaan dankzij bezoeken op het terrein en je ziet daar bijvoorbeeld heel wat jobmarkten, infomarkten, vacaturemarkten, samenwerking met lokale besturen, VDAB, werkgevers … en dat blijkt heel goed te werken. We zijn bijvoorbeeld op bezoek geweest in Geel in de regio Noorderkempen en een vijftal gemeenten waarin in totaal een 500 Oekraïners leven, waarvan er die dag tussen 150 en 200 aanwezig waren. Dat geeft aan dat het op het terrein heel goed begint te lopen om Oekraïners naar die arbeidsmarkt toe te leiden.
Als het gaat om uitdagingen om hen aan het werken te krijgen, dan staat talenkennis met stip op 1. Het Nederlands is natuurlijk een heel grote uitdaging. Het is positief dat intussen 15.000 Oekraïners ingeschreven zijn in een cursus Nederlands en ook VDAB biedt talencursussen aan. Ik heb al vaak gezegd dat ik niet vind dat je moet wachten totdat die mensen een opstel in het Nederlands kunnen schrijven vooraleer je ze naar werk toe leidt. Ik roep werkgevers dan ook op om de taallat voor de functies waar de taal niet noodzakelijk is en de veiligheid niet in het gedrang komt, niet te hoog te leggen.
Daarnaast zien we ook dat meer dan de helft van de Oekraïners hooggeschoold zijn. Zij willen logischerwijze een job zoveel mogelijk op het niveau van hun diploma. Collega Weyts voorziet ook in een vlotte behandeling van erkenningsaanvragen binnen de tien werkdagen. Maar ook hier geldt dat je niet voor elke job een erkenning van je diploma nodig hebt. In de zorg is dat bijvoorbeeld wel nodig. Dus ook hier geldt dezelfde oproep aan werkgevers: kijk naar de competenties van de werkzoekenden en vraag niet standaard om deze procedure bij het National Academic Recognition Information Centre (NARIC) te doorlopen.
Ik denk dat we ook moeten durven te benoemen dat het leefloon niet altijd activerend werkt, want dat is ondertussen wel duidelijk. OCMW’s kunnen echter ook ingrijpen op het leefloon wanneer een leefloner niet voldoende inspanningen doet om werk te vinden, in dit geval dus ook bij Oekraïners. Inschrijving bij VDAB alleen is dus niet voldoende. Vanaf het begin van de oorlog zette VDAB haar volledige dienstverlening open voor Oekraïners. Zo worden er de komende tijd nog dertig jobbeurzen georganiseerd. VDAB werkt voor de vacaturewerking met de hashtag #werkplekvrij, waarmee werkgevers hun vacature kunnen labelen om aan te geven dat ze hun vacature ook openstellen voor de anderstalige nieuwkomers. VDAB stelt ook diverse ondersteuningsmaatregelen, zoals taalcoaching op de werkvloer, ter beschikking van werkgevers. Vanuit de diverse sectoren worden ook heel wat initiatieven genomen om Oekraïense vluchtelingen te begeleiden naar de arbeidsmarkt.
En wat onze Nederlandse collega’s betreft: zij zijn natuurlijk heel goed in het opsmukken van statistieken, heel chauvinistisch dat ze zijn. We weten in alle eerlijkheid dat deze verschillen gedeeltelijk te verklaren zijn door het feit dat de verschillende interimcontracten van eenzelfde persoon worden opgeteld en dan krijg je natuurlijk een hoger percentage. Als je dat corrigeert, dan ligt de tewerkstelling in Nederland tussen de 40 en 60 procent.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord. U haalt terecht aan dat inschrijven alleen niet de oplossing is. U weet dat mijn fractie de inspanningen steunt om mensen maximaal ingeschreven te krijgen. Ik vind vooral de cijfers van de hoogopgeleiden zeer relevant omdat het toch wel een kanttekening plaatst bij twee simplistische lijnen die we zien ten aanzien van de Oekraïense nieuwkomers, ten eerste dat we ze gewoon moeten dwingen om zich in te schrijven en dat alles dan opgelost zal zijn en ten tweede dat het leefloon ervoor zorgt dat men geen werk wil zoeken. U zegt het zelf dat het soms remmend kan werken, maar het is zeker wat de hoogopgeleiden betreft allerminst een argument.
Mensen die hoogopgeleid zijn in Oekraïne willen hier aan de slag en willen werken. De grote meerderheid wil absoluut werken. Het leefloon helpt hen om hier op hun poten terecht te komen, om het zo te zeggen, en zorgt er ook voor dat een deel van de kosten kunnen worden gedragen, maar men wil aan de slag. Ik denk dat we er echt alles aan moeten doen om ervoor te zorgen dat mensen, en in het bijzonder hoogopgeleide werkzoekenden, georiënteerd worden naar jobs die hen helpen om hun leven hier op te bouwen. Ik denk dat we niet de fout mogen maken door te denken dat zij allemaal terug zullen keren, integendeel. Ik denk dat velen hier een leven willen opbouwen en we moeten ervoor zorgen dat zij dat ook zo snel mogelijk kunnen.
Ik ben blij te horen dat u met minister Weyts zorgt voor een snelle erkenning. Maar, zoals u ook aangeeft, is het niet altijd nodig om alle competenties te erkennen om aan de slag te kunnen. Ik denk daarbij ook aan onze bedrijven. Maar ik zou ook naar het onderwijs toe willen kijken of er niet meer mogelijkheden zijn. Ik herhaal nog maar eens het voorbeeld van een leerkracht Engels. Zeker in de hogere jaren van ons secundair onderwijs kan volgens mij een leerkracht Engels die het Nederlands nog niet volledig machtig is, daar wel aan de slag voor een kortere periode. Het is een anekdotisch voorbeeld maar ik denk dat het toch iets is waar we oog voor moeten hebben om ervoor te zorgen dat we hen zo snel mogelijk aan de slag krijgen. Ik doe dus nogmaals een warme oproep om met VDAB, met de werkgevers en ook met de Vlaamse overheid als werkgever te kijken of we daar nog een extra inspanning kunnen doen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ga helemaal met u akkoord als u zegt dat het leefloon absoluut niet activerend is, zeker en vast niet naar de steden en gemeenten toe. Als je weet dat er federaal beslist is dat zij 135 procent van het leefloon krijgen uitbetaald gedurende de eerste vier of vijf maanden en dat daarna teruggeschakeld wordt naar 125 procent, dan wordt daar een cruciale fout gemaakt en maakt dat het voor VDAB enorm, enorm moeilijk om te activeren. Onze lijn daarin is altijd om die mensen bed, bad en brood te geven en geen leefloon om ze verder aan te zetten tot werk.
Zoals u hebt aangehaald, denk ik ook dat heel wat mensen die hier momenteel zijn, hier nog een tijdje zullen blijven want de oorlog is nog niet voorbij. Het is ook zo dat heel wat van die mensen hier misschien een leven hebben opgebouwd en hier nadien zullen blijven. Die lessen Nederlands zijn absoluut noodzakelijk. Maar als je dan ziet dat 15.000 Oekraïners Nederlandse taallessen volgen en je ziet de discrepantie met het aantal mensen dat aan het werk is, dan vind ik dat we daar een heel groot verschil tussen hebben. De discrepantie tussen die twee toont volgens mij aan dat heel wat mensen bereidwillig zijn om te integreren en dus volgens mij ook heel wat mensen bereid zijn om te gaan werken. Het is goed geweest om de OCMW's en de steden en gemeenten aan te schrijven maar er is dringend nood aan een verplichting, aan decretaal werk via bijvoorbeeld een activeringsdecreet zodat men dat ook voor andere categorieën van leefloners kan gebruiken. Mij allemaal goed, maar zorg ervoor dat dat decretaal geregeld wordt en dat er dan ook schot in de zaak komt.
Ik ben absoluut akkoord dat VDAB de mensen moet inschrijven, maar daarna moet er een traject op maat zijn. Als we zien dat daar heel wat hoogopgeleide mensen tussen zitten, dan moeten we heel specifiek voor die mensen bekijken welke loopbaan wij voor hen hier in Vlaanderen uitgewerkt zien. Maar ik vind niet omdat iemand hoogopgeleid is, dat die daarom ook onmiddellijk in zijn eigen sector moet werken. Daar kunnen we zeer flexibel mee omspringen. Ik zie daar wel een kans om het Nederlands te leren, in oefenkansen, ook al is dat niet direct op het niveau van het diploma van die mensen, maar om al onmiddellijk van start te kunnen gaan en Nederlands te leren om dan via een individueel traject naar andere mogelijkheden voor die mensen te kijken. Ik denk niet dat we moeten wachten tot dat diploma erkend is en tot die mensen Nederlands kunnen. Dat is een fout die we in het verleden hebben gemaakt met andere mensen die hier inburgeren. Daar zijn we met deze Vlaamse Regering volledig van afgestapt en die fout moeten we ook met de Oekraïners niet maken.
Er zijn ook extra bemiddelaars en ik denk dat die twintig extra bemiddelaars veel werk aan de winkel hebben en ik wens hen daarbij heel veel succes. De steden en gemeenten en VDAB samen moeten dus absoluut een versnelling hoger schakelen. Die 15.000 mensen zijn het bewijs: zij zijn bereid, ze staan klaar. Het leefloon is een federale discussie, denk ik, en daarover kent u ondertussen uitgebreid onze opinie. U zit natuurlijk samen met Open Vld en met Vooruit in de Federale Regering. Ik kan enkel en alleen nogmaals oproepen om dat volledig te herbekijken.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik heb in het verleden, net als collega De Vreese, hierover al verschillende keren vragen gesteld, en ook in de plenaire. De eerste keer was zelfs in oktober, meen ik, en ik herinner met dat ik van in het begin heel duidelijk heb gevraagd naar een veel actievere VDAB.
Ik denk dat er drie dingen moeten gebeuren: ten eerste de steden en gemeenten erop wijzen dat ze op niemand moeten wachten, ook niet op de federale overheid, en dat ze vandaag al een activeringsplicht kunnen opleggen en die al kunnen koppelen aan het equivalent leefloon. Ik ben blij dat de brief geschreven is.
Ten tweede vind ik dat we daarin een stap verder moeten gaan. Ik denk dat we de steden en gemeenten ook voor een stuk moeten responsabiliseren. We stellen daar zelf, als Open Vld, voor om een soort bonus-malussysteem in te voeren zodat je de gemeenten die effectief vooruitgang boeken met Oekraïense vluchtelingen aan het werk te krijgen, daar ook voor beloont en dat je degenen die achterblijven ook sanctioneert.
Ten derde, en op die nagel blijf ik echt wel kloppen, VDAB moet echt beter. Die moet veel actiever en veel meer hands-on aan het werk gaan. Ik moet zeggen: het is goed dat u nu die verplichte inschrijving gaat doen, maar het stelt mij echt niet gerust dat we daarmee het probleem gaan oplossen. Waarom stelt me dat niet gerust? De reactie van de woordvoerder van VDAB op onze voorstellen was tweeërlei. Ik parafraseer het een beetje: “Kijk niet naar Nederland. Zij hebben wel een veel hoger aantal van die mensen die aan het werk zijn, maar dat zijn eigenlijk allemaal maar kleine, tijdelijke, slechte jobs. Die vergelijking moet je dus niet maken, want wij gaan het beter doen. Wij gaan zorgen voor een verdiepend traject, wij gaan zorgen voor coaching, wij gaan zorgen voor taalopleiding.” Mijn haren gaan rechtop staan als ik dat zie, als je weet dat er maar 23,3 procent van hen die zijn ingeschreven bij VDAB aan het werk zijn. Ik heb de cijfers hier. Er zijn er 7397 ingeschreven bij VDAB, 1726 zijn eind februari aan het werk. Dat is 23,3 procent. Minder dan een op de vier van de Oekraïense vluchtelingen die VDAB vandaag begeleidt zijn aan het werk. Ik vind niet dat je dan met je vingertje moet wijzen naar Nederland waar men er tussen 40 en 60 procent aan het werk heeft, zoals ik net gehoord heb.
Ik maak me dus echt wel zorgen dat gewoon inschrijven niet genoeg zal zijn. Zeker op een moment dat we een knelpunteconomie hebben waarin er duizenden jobs vrijstaan, denk ik dat we van VDAB moeten blijven verwachten dat ze veel meer hands-on zijn. Ze zijn eindelijk gestart met jobbeurzen. Dat is een suggestie die ik in oktober heb gedaan. Men is daar eindelijk mee gestart, en men begint nu ook te zien dat het wel degelijk helpt. Ik zou echt willen vragen, minister, dat u op die nagel blijft kloppen, en dat men stopt met alles in trajecten te steken met coaching. Het enige wat helpt is dat we er snel werk van maken, want voor je het weet is de oorlog voorbij – ik hoop het voor die mensen – vooraleer we in de buurt komen van de Nederlandse cijfers.
Ik wil zelf ook even reageren. Ik vind het inderdaad belangrijk dat we het potentieel van deze mensen voor onze arbeidsmarkt benutten. Dat is zowel maatschappelijk als economisch zeer relevant. Ik denk dat daarvoor de juiste dingen gebeuren, alleen kan het soms nog wat sneller en nog wat meer. Ik zie dat het aantal taalopleidingen de goede richting uit gaat, maar ik denk dat de nood aan taalopleidingen bij deze groep rond de 99 procent is, dus daar kunnen we allicht nog wat extra aanbod voor aanbieden.
Anderzijds, collega’s, denk ik dat we ook een klein beetje correct moeten blijven. Als veertig procent van de Oekraïners hier werkervaring heeft, dan is dat heel vergelijkbaar met Nederland. We moeten niet voortdurend onszelf kastijden en daar het grote voorbeeld zien, wat het niet is. Ten tweede, ik dacht dat er twee Open Vld’s zijn, maar er zijn dus drie Open Vld’s. Er is de Open Vld van Lachaert die eist dat er ingezet wordt op inburgering, er is de Open Vld van Somers die zegt ‘geen inburgering’, en er is ook nog de Open Vld van Ongena, die ik iets sympathieker vind, en die nog een iets andere piste heeft. (Opmerkingen van Tom Ongena)
Ik denk, collega’s, dat er nood is aan wat eenduidigheid, ook naar die groep zelf. Die groep heeft nood aan traject en aan begeleiding. Ik denk dat mensen die het Nederlands niet machtig zijn, deze taal en cultuur niet kennen en absoluut geen voeling hebben met de manier waarop er hier wordt gewerkt, wel degelijk nood hebben aan een traject. Maar uiteraard kunnen werk en werkervaring daar ook een belangrijk onderdeel van uitmaken. Een decretale piste kan ervoor zorgen dat we een stok achter de deur hebben, en ik betreur het een beetje dat die door minister Somers blijkbaar wat moeilijker is gemaakt. Op die manier dreigen we wat tijd te gaan verliezen. Maar ik ben blij, minister, dat u andere oplossingen ziet om alsnog een decretale stok achter de deur te hebben. Misschien kunt u daarbij nog wat toelichting geven: op welke manier denkt u die stok achter de deur decretaal te kunnen verwezenlijken?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, ik bevestig dat ik in de schoot van de regering met een voorstel zal komen om een apart decreet te maken om ze verplicht in te schrijven. Daarover is er geen enkele discussie. Maar u weet allemaal dat ik vanaf dag één – en dat hebben ze bij VDAB ook zo ervaren – iemand ben die positief VDAB wil aanjagen om samen op die belangrijke taak en die belangrijke opdracht die ze hebben, voluit die uitdaging aan te gaan. Maar ik vind ook dat het onze plicht is om de dingen die ze goed doen, en de cijfers die er zijn, correct en juist te duiden. Op beroepsactieve leeftijd is er 23 procent dat al werkervaring heeft en van diegenen die zich hebben ingeschreven bij VDAB, heeft 37 procent werkervaring. (Opmerkingen van Tom Ongena)
Het is belangrijk dat de cijfers correct zijn. We mogen samen kritisch zijn, maar we moeten de dingen juist zetten. Ik vind het wel belangrijk om dat hier even te benadrukken en te onderstrepen.
Collega De Vreese, het leefloon is inderdaad een uitdaging naar de toekomst toe. Retroactief is het niet mogelijk. Men zit daar in Europese context. Men heeft op een bepaald ogenblik gekozen voor die 130 procent richting lokale besturen. Ik denk niet dat dit altijd heel stimulerend heeft gewerkt. Dat is, zeker wat mij betreft, voor evaluatie vatbaar. Maar goed, we nemen in Vlaanderen onze maximale verantwoordelijkheid. We gaan het nu doen voor de Oekraïense vluchtelingen, maar ook veel ruimer. In de context van de uitdagingen om niet-beroepsactieven te activeren vind ik het ook belangrijk om alle leefloners, in een samenwerking tussen VDAB versus OCMW’s, nog sneller toe te leiden naar de vele vacatures.
De heer Verbeurgt heeft het woord voor een slotbedenking.
Collega’s, ik ben wat onder de indruk van de vurigheid van de discussie. In alle eerlijkheid, ik denk dat geen enkele Oekraïense nieuwkomer gebaat is met een potje oorlog op hun rug binnen de Vlaamse Regering. Mijn oproep is ‘get your act together’. Jullie zitten samen in de regering. Ik waardeer de openheid naar de oppositie toe om de verdeeldheid hier duidelijk te laten blijken. Maar het is een te belangrijk thema om elkaar vliegen proberen af te vangen. Probeer samen een manier te vinden om mensen zo snel mogelijk naar werk te oriënteren, mensen die willen werken.
Ik wil aansluiten bij wat collega De Vreese aanhaalde. Ik denk dat, wat die taal betreft, we echt moeten kijken naar wat ik zou noemen ‘duale trajecten’ waarbij men op de werkvloer het Nederlands kan leren. Niemand ontkent het belang van het Nederlands. Maar laat ons alstublieft de fout niet maken om mensen eerst op wachtlijsten te plaatsen, eerst in een taalcursus te steken, alvorens ze kunnen beginnen te werken. Ik denk dat we samen met het bedrijfsleven moeten kijken hoe mensen zich zo snel mogelijk op de werkvloer de taal eigen kunnen maken. Dat is de beste manier om hen in onze samenleving duurzaam te verankeren.
Die dertig jobbeurzen kunnen helpen.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Er werd mij al gevraagd of ik vandaag rood draag als statement. Maar ik zal eventjes aansluiten bij collega Verbeurgt. Er is inderdaad niemand bij gebaat om naar elkaar te wijzen, aangezien dit een gedeelde verantwoordelijkheid is.
Collega Ongena, minister, het is nogal moeilijk om van VDAB te verwachten dat ze iedereen aan het werk helpen als ze de gegevens niet hebben. We verwachten van de OCMW’s, waar de leeflonen worden toegekend, dat zij verantwoordelijkheid dragen en samen met VDAB bekijken wat een gepast traject kan zijn om die mensen te activeren. Ik heb hier de cijfers. Het onderscheid tussen de cijfers van december en een maand later, varieert met een duizendtal mensen die extra werden ingeschreven. Duizend mensen is veel, maar absoluut nog niet voldoende. Daar lag inderdaad toen al een taak voor de OCMW’s en voor de steden en gemeenten weggelegd.
Laat ons niet naar elkaar wijzen. Laat ons samenwerken. Laat ons bekijken hoe we die mensen het beste ter hulp kunnen schieten. Die mensen hebben een enorm trauma achter de rug. Ze zijn hier nu een jaar. Laat ons bekijken hoe ze zich hier thuis kunnen voelen en hoe ze mee zelfstandig aan onze samenleving kunnen deelnemen. Hun kinderen gaan hier naar school. Ze leven met een grote bezorgdheid over die oorlog. Laat ons hen ondersteunen.
Laat me er nog een keer heel duidelijk op wijzen waar het voor ons verkeerd is gelopen. Dat is de beslissing van de Europese Unie geweest om aan die mensen een statuut van tijdelijk ontheemde toe te kennen, op onze vraag, op vraag van toenmalig staatssecretaris Sammy Mahdi. Maar toen is er ook gevraagd om dat leefloon onmiddellijk toe te kennen. En dat is een beslissing die enkel en alleen bij de federale overheid ligt. Die 135 procent en daarna nog eens 125 procent, zit ook puur bij de Federale Regering. Dat heeft tot problemen geleid en ervoor gezorgd dat VDAB niet op de hoogte is van al die mensen. Die zaak is van in het begin verkeerd gelopen, maar nu kan er wel remediërend opgetreden worden. Maar ook daarop zitten we nog altijd te wachten.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.