Report meeting Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Vraag om uitleg over de structurele opname van de diplomatieke vertegenwoordiger van Vlaanderen bij de Europese Unie in de Belgische delegatie bij de Europese Raad
Report
De heer Deckmyn heeft het woord.
Deze vraag om uitleg is een beetje gedateerd, ze is begin deze maand ingediend en ondertussen is er toch al een en ander veranderd en heb ik de vraagstelling wat bijgestuurd.
Na elke Europese Raad volgt er in de schoot van de commissie Buitenlands Beleid een verslagmoment over de recentste top. In december, maar ook nu recent in februari, was er hieromtrent een verslagmoment. Tijdens deze verslagmomenten vernemen we natuurlijk het een en ander. In december hadden we al vernomen dat de Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiging geen deel kon uitmaken van de Belgische delegatie tijdens de Europese Raad. Nochtans hebben we daar al verschillende keren een vraag rond gesteld, en ook de minister-president heeft naar aanleiding van onze vragen gezegd dat hij formeel het kabinet van de federale premier daarop aangesproken had.
Die vraagstelling werpt voor een stuk zijn vruchten af – ik ben wel nog een beetje voorzichtig in mijn bewoordingen – want tijdens het meest recente verslagmoment van de heer De Moor omtrent de laatste Europese Raad van februari 2023, bleek dat de Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiging wel deel kon uitmaken van de Belgische delegatie.
Is het probleem hiermee definitief van de baan? Neen, zou ik zeggen, want Wallonië en Brussel willen ook deel uitmaken van die Belgische delegatie. Wat ik hen natuurlijk wel gun, maar in deze delegatie is slechts plaats voor twee van de drie delegaties. Er zou een beurtrol afgesproken zijn. Ik vind dit allemaal een beetje Kafkaiaans, want ik vind dat Vlaanderen altijd deel moet uitmaken van de Belgische delegatie. Ik denk dat u, minister-president, mij daar niet in gaat tegenspreken. Het is niet de eerste keer dat we die problematiek hier bespreken natuurlijk.
Tijdens het laatste verslagmoment werd er gesteld dat de discussie hieromtrent in de laatste rechte lijn naar de Europese Raad van 15 december 2022 zou worden beslist. Dat kon toen niet, en zoals gezegd is het naar aanleiding van de Europese Raad van 9 februari wat aangepast, maar het probleem is slechts ten dele opgelost.
En alhoewel hieromtrent al vaak aangehaald werd dat het niet kan dat Vlaanderen niet rechtstreeks vertegenwoordigd wordt op de Europese Raad, zijn er steeds excuses om dit toch maar niet te laten gebeuren. De vorige keren was het excuus de covidcrisis en de gevolgen ervan, nu is er het feit dat ook Wallonië en Brussel, naar aanleiding van de interesse van Vlaanderen, aanwezig blijken te willen zijn. Dat zorgt allemaal voor problemen.
Dit wordt voorlopig opgelost met een beurtrolsysteem. Dat is een stap in de goede richting, we moeten het zeggen zoals het is, maar we zijn er nog niet. Dat is, wat mij betreft, een zaak die niet langer kan blijven aanslepen, zeker gezien het komende voorzitterschap van België in 2024. Als we dit bekijken in het licht van de Vlaamse ambitie om tijdens het nakende Europese Voorzitterschap in 2024 zo professioneel mogelijk over te komen bij de Europese instellingen en de Europese partners, dan is deze situatie, toch wel voor een stuk, hallucinant te noemen. Het is niet ernstig dat een deelstaat die goed is voor meer dan 80 procent van de Belgische export niet altijd rechtstreeks vertegenwoordigd is op het Europese niveau. Op dat vlak blijft mijn vraag die ik in het begin van deze maand heb ingediend nog altijd relevant.
Niet alleen vanuit de politiek, maar ook vanuit de Vlaamse diplomatie, de Vlaamse overheid en de Vlaamse administratie wordt er hieromtrent al lang aangedrongen op de aanwezigheid van Vlaanderen op dit niveau. Maar opnieuw blijkt het vigerende samenwerkingsakkoord uit 1994 hier roet in het eten te gooien. En ondanks vele vragen vanuit zowel meerderheid als oppositie in dit parlement, blijkt een update van dat samenwerkingsakkoord niet voor morgen te zijn. Maar iedereen weet dat de samenwerkingsakkoorden van 1994 niet meer kunnen beantwoorden aan de huidige realiteit. Op dat vlak gebruik ik een understatement.
Minister-president, wat is uw houding ten aanzien van het feit dat de Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiging nog steeds niet – en nu moet ik mijn vraag wat bijstellen – op permanente basis betrokken wordt in de Europese Raden?
Welke initiatieven neemt de Vlaamse Regering met het oog op het Belgisch voorzitterschap van de EU in 2024 hieromtrent?
Wat is de stand van zaken omtrent het actualiseren van de samenwerkingsakkoorden van 1994? Dat is een vraag die ik al verschillende keren gesteld heb en waarschijnlijk in de toekomst nog verschillende keren ga stellen. Ziet u hier deze legislatuur nog enige beweging in komen?
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, we hadden heel recent hier onze Vlaamse diplomaat Matthias De Moor, die het goede nieuws bracht dat hij voor de eerste maal deel mocht uitmaken van de Belgische delegatie. De vraag om vanuit Vlaanderen te kunnen deelnemen, is uiteraard niet nieuw. Uzelf hebt er meermaals voor geijverd. Wij hebben er hier meermaals een debat over gevoerd. Tegelijkertijd zien we dat ook Brussel en het Waalse Gewest het belang inzien van een vertegenwoordiging op het Europese niveau.
Het was inderdaad nogal pijnlijk dat sinds de coronapandemie bepaalde beperkingen werden ingevoerd inzake de omvang van de delegaties. In de elfkoppige Belgische delegatie zouden vandaag de premier en tien medewerkers aanwezig zijn. Voor de Europese Raad van februari 2023 is deze samenstelling voor de eerste keer gewijzigd. In de voorlopige oplossing zijn twee plaatsen toegewezen aan de gewesten. Het federale deel van de delegatie zou bestaan uit de premier, vier kabinetsmedewerkers, de federale ambassadeur bij de Europese Commissie, een rapporteur en twee federale woordvoerders. Dan zou er sprake zijn van twee zitjes te verdelen onder de drie gewesten, Vlaanderen, Brussel en Wallonië, die dan volgens een rotatiesysteem kunnen deelnemen. Op deze voorbije Raad stond Brussel aan de zijlijn, wat meebrengt dat Vlaanderen ooit eens aan de zijlijn zal staan.
De deelname van onze diplomatieke vertegenwoordiger is uiteraard een stap vooruit. Maar het blijft natuurlijk een voorlopige regeling met ernstige beperkingen.
Zoals gezegd, is de regeling met het rotatiesysteem tijdelijk en niet optimaal en is ze eigenlijk ook gewoon niet in lijn met de bevoegdheidsverdeling in dit land. Het principe ‘in foro interno, in foro externo’ is een fundamenteel principe van het Belgische grondwettelijke stelsel. Het samenwerkingsakkoord van 1994 regelt deze vertegenwoordiging evenwel niet. Op het moment dat het akkoord werd afgesloten, was de Europese Raad nog geen formeel onderdeel van de Europese instellingen. Dat gebeurde pas bij het Verdrag van Lissabon in 2007. Een structurele opname van Vlaanderen, en uiteraard ook van de andere gewesten, is dan ook logisch op basis van de huidige bevoegdheidsverdeling. De Raad zet niet alleen de grote lijnen uit maar bespreekt ook heel wat zaken die direct raken aan de Vlaamse bevoegdheden en belangen. Kortom, de afwezigheid van de deelstaten in de Belgische delegatie in de Europese Raad valt niet meer te verantwoorden.
De aanwezigheid aan de Europese tafel is niet alleen symbolisch en principieel. Onze diplomaat, de heer De Moor, zag tijdens zijn aanwezigheid ook meteen de praktische voordelen. Het maakt directe afstemming mogelijk met de bevoegde Vlaamse ministers en laat toe de belangen van Vlaanderen maximaal en in eerste lijn te verdedigen. De Vlaamse standpunten worden weliswaar verdedigd tijdens de voorafgaande coördinatie maar we kunnen niet wegen tijdens de gesprekken zelf.
Het is een open deur instampen dat er in dit Vlaamse regeerakkoord gepleit wordt voor een opname van de Vlaamse diplomatie in de Belgische delegatie en voor een actualisering van de besluitvorming bij de directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE), waarbij bij de standpuntbepaling voortaan ook rekening wordt gehouden met het specifieke belang van de deelstaat. In de resolutie die we nagenoeg unaniem hebben goedgekeurd – ik vind het nog altijd jammer dat de Vooruitfractie dit niet gesteund heeft – werd dan ook gesteld dat iedere hervorming ervoor moet zorgen dat de algemeen afgevaardigde, onze diplomaat, bij de EU structureel deel moet kunnen uitmaken van de Belgische delegatie in de Europese Raad en de ministerraden, rekening houdend met de categorisering van die ministerraden. En als de besluitvorming bij de DGE geactualiseerd wordt, moet er bij de specifieke standpuntbepaling voortaan ook rekening worden gehouden met de specifieke belangen van de deelstaat.
Minister-president, wat is uw reactie op deze doorbraak en eerste deelname van de Vlaamse diplomaat? Welke stappen hebben u en de Vlaamse Regering ondernomen om die doelstelling te realiseren? Hoe ziet u uiteindelijk een definitieve regeling waarbij dat rotatiesysteem al dan niet wordt afgeschaft en er mogelijk drie zitjes voor de deelstaten zouden zijn? Wat zult u daartoe ondernemen? Hebt u overleg met de collega’s van de andere deelstaten die hopelijk hetzelfde standpunt innemen? Ten slotte is er nog een vraag die we hier al meermaals hebben gesteld: wat met betrekking tot de herziening van de samenwerkingsakkoorden van 1994?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel voorzitter, collega’s. Mijnheer Deckmyn, ik ga uw eerste vraag gezamenlijk beantwoorden met de eerste vier vragen van de heer Vanlouwe. Dan kom ik nog terug op de andere vraag.
Zoals reeds aangehaald door de heer Vanlouwe in zijn vraagstelling, maakte de Vlaamse diplomatiek vertegenwoordiger deel uit van de elfkoppige Belgische delegatie tijdens de meest recente Europese Raad van 9 februari laatstleden. Daar waren de volgehouden inspanningen van mijn medewerkers en van mezelf voor nodig. Via onze contacten met de eerste minister en met zijn diensten konden we dit al bereiken.
Premier De Croo garandeerde eerder al dat er van zijn kant geen principiële bezwaren zijn, en ik ben verheugd te merken dat zich dat nu ook vertaalt naar de praktijk. Onder meer gelet op de debatten rond concurrentiebeleid, staatssteun en de Europese industrie, is het ook logisch en belangrijk dat de Vlaamse Regering van nabij op de hoogte blijft over hoe de gesprekken tussen de Europese regeringsleiders evolueren. Zo hebben we waar nodig op het moment zelf aandachtspunten kunnen meegeven.
Naast deze deelname aan de delegatie voor de Europese Raad door onze diplomatiek vertegenwoordiger, namen zowel mijn kabinet, het kabinet van minister Brouns als onze administraties uiteraard actief deel aan de intrafederale vergadering ter coördinatie van de Belgische positie.
Zoals u weet vraag ik reeds langer om onze diplomatieke vertegenwoordiging rechtstreeks te betrekken bij de Europese Raden. Ook de andere deelstaten hebben ons vervoegd met deze vraag. Zodoende maakte de Waalse diplomatieke vertegenwoordiging eveneens deel uit van de Belgische delegatie op de Europese Raad van februari. Brussel was deze keer echter niet vertegenwoordigd.
Mijn standpunt is duidelijk: wij vragen niet meer of niet minder dan een volwaardige en structurele opname van de deelstaten in de delegatie voor de Europese Raad. Dat vereist logischerwijze ook dat – wat mij betreft – elke deelstaat die dit opportuun acht kan deelnemen.
Vanwege de premier werd er gewezen op het feit dat er sinds de covidpandemie nog steeds strengere beperkingen worden opgelegd door het Raadssecretariaat met betrekking tot de omvang van de nationale delegaties. Om die reden konden er op dit moment slechts twee plaatsen worden vrijgemaakt voor de regio’s. Dat blijft een positieve stap ten opzichte van de nul plaatsen die tot nu toe beschikbaar bleken, maar we zullen onverminderd blijven aandringen op die volwaardige en structurele opname.
Dan was er de vraag van de heer Deckmyn over welke initiatieven we nemen met het oog op het Belgisch voorzitterschap omtrent deze zaak. Aangezien de Europese Raad op het niveau van staats- en regeringsleiders wordt voorgezeten door de permanente Voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, zal het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie hier minder tot uiting komen. Deelname van de Vlaamse diplomatieke vertegenwoordiging aan de Europese Raden tijdens ons voorzitterschap blijft alleszins, zoals daarnet toegelicht, belangrijk op zich.
Het voorzitterschap biedt daarnaast een hele reeks kansen voor Vlaanderen om de internationale zichtbaarheid van ons beleid te vergroten en de impact van ons buitenlands beleid te verhogen. De Vlaamse Regering is vastbesloten om op volwaardige wijze invulling te geven aan haar luik van het EU-voorzitterschap. Ik verwijs hiervoor graag naar het Projectplan EU-voorzitterschap dat de Vlaamse Regering vorig jaar heeft aangenomen en dat momenteel volop wordt geïmplementeerd.
Jullie hebben alle twee gevraagd naar de samenwerkingsakkoorden. Op 7 maart – dus volgende week – staat een vergadering van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB) gepland. Een herziening van de samenwerkingsakkoorden buitenlands beleid werd geagendeerd en zal bijgevolg aan bod komen. De Vlaamse Regering wil dat deze samenwerkingsakkoorden zo spoedig mogelijk in lijn worden gebracht met de institutionele realiteit van het land en de EU. Het blijft dan ook mijn betrachting om deze legislatuur de concrete stappen vooruit te zetten.
Wat mij betreft is de herziening van de samenwerkingsakkoorden buitenlands beleid geen communautaire, maar een louter technische kwestie. Dat betreft de vaststelling dat de samenwerkingsakkoorden niet in lijn zijn met de institutionele realiteit van het land en de EU. En zo wil de Vlaamse Regering dat de categorieën van de Europese ministerraad volledig in lijn worden gebracht met de institutionele realiteit na de zesde staatshervorming, en ook met het Verdrag van Lissabon. En daarnaast zijn een aantal meer procedurele bepalingen van het samenwerkingsakkoord ook rijp voor actualisatie.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Daarnet hebben we het in het kader van een vraag om uitleg over het EU-steunkader om een duurzame transitie te versnellen al gehad over de terugkoppeling vanuit het federale niveau na een Europese Raad. U zei toen zelf ook al dat er niet steeds zicht is op de Belgische tussenkomsten in deze raad, wat eigenlijk hallucinant is. De terugkoppeling loopt dus stroef en dit moet beter. De Permanente Vertegenwoordiging van Vlaanderen daar zou voor verbetering moeten zorgen, maar we zitten toch nog altijd met een soort van deeltijdse vertegenwoordiging. Het is een stap in de goede richting, maar we zijn er nog lang niet. Dat rotatiesysteem is beter dan niets, maar eigenlijk is dat onvoldoende voor Vlaanderen.
Het is een goede zaak dat u blijft pleiten voor een rechtstreekse, volwaardige en structurele vertegenwoordiging van Vlaanderen op het Europese niveau en daarin hebt u zeker onze steun.
Wat de samenwerkingsakkoorden betreft, blijven we erop terugkomen. We hebben er hier al genoeg over gedebatteerd. U zegt wel dat dit op een volgende vergadering opnieuw zal worden geagendeerd en dat u daar deze legislatuur verdere vorderingen in wilt maken. Maar deze legislatuur duurt niet meer zo lang. Ik wil niet pessimistisch zijn, maar als u het nog deze legislatuur wilt bewerkstelligen, dan zult u nu toch wel een versnelling hoger moeten schakelen.
Ten slotte ben ik het ermee eens dat die samenwerkingsakkoorden op orde zetten eerder een technische dan een communautaire kwestie is. Maar dat is natuurlijk de theorie. Ik hoor het allemaal graag, maar in dat kader, als het dan toch eerder een technische kwestie is, is het toch wel onbegrijpelijk dat dat niet vordert. Wat mij betreft, moet iets dat technisch is dan maar worden geagendeerd. In ieder bedrijf is een technische zaak iets dat wordt opgelost. Het staat op de agenda van de raad van bestuur en wordt opgelost. Hier wordt dat niet opgelost. Ik heb dan ook eerder het vermoeden dat dat voor ons allemaal een technische kwestie is, maar dat anderen daar een communautaire kwestie van maken. Dan zitten we toch met een moeilijkheid. Er is ergens een onwil en ik hoop dat dat op een of andere manier kan worden doorbroken. Ik hoop dat u het gaspedaal indrukt om hierin voor verbetering te zorgen. Ik ben eerder pessimistisch, maar we zullen daar deze legislatuur ongetwijfeld op terugkomen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. We hebben hierin zeker een stap vooruit gezet met de aanwezigheid van onze diplomatieke vertegenwoordiger op de Europese Raad. Het is ook positief dat de andere deelstaten het belang van die aanwezigheid op de Europese Raad erkennen en dat de deelstaten hierin aan hetzelfde zeel trekken.
Het enige minpuntje waarmee we blijven zitten, is het rotatiesysteem. Ik zou het echt onaanvaardbaar vinden dat Brussel en Wallonië op de volgende Europese Raad vertegenwoordigd zijn en dat Vlaanderen als grootste deelstaat niet aanwezig zou zijn. U stelde terecht dat het logisch is dat elke deelstaat die dit opportuun acht, kan deelnemen. Ik hoop dan ook dat het rotatiesysteem spoedig kan verdwijnen, dat er zo mogelijk drie deelstaten aanwezig zijn, dan wel dat het twee deelstaten zijn, Vlaanderen en Wallonië, en dat er een soort van terugkoppeling komt in de DGE aan Brussel dat mogelijk toch wel goede contacten onderhoudt, zowel met Vlaanderen als met Wallonië. Ik hoop dat we daarin een stap vooruit kunnen zetten.
Ten slotte blijf ik, net als uzelf, aandringen op de herziening en actualisering van die samenwerkingsakkoorden. Ik noteer dat er op 7 maart een vergadering is van de Interministeriële Conferentie voor Buitenlands Beleid (ICBB). Ik hoop dat er daar een stap vooruit wordt gezet. Want dit is inderdaad geen communautaire kwestie, dat maken anderen ervan. Dit is gewoon het in overeenstemming brengen van een akkoord met de Grondwet en met de bijzondere wetten. Het kan niet zijn dat een samenwerkingsakkoord ondergeschikt zou zijn of haaks zou staan op een wet, een bijzondere wet of de Grondwet.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik heb misschien enkel een nuance. Ik had moeten zeggen dat het geen politieke kwestie zou mogen zijn, het zou een louter technische kwestie moeten zijn. Maar ja, dat is duidelijk in andere hoofden niet het geval. Ik kan, collega’s, alleen een inspanningsverbintenis in deze aangaan. U mag ervan op aan dat we vanuit de Vlaamse Regering ervoor blijven vechten, en ik vind het even hallucinant als jullie dat dat niet gewoon kan worden opgelost. Dit moeten we in dialoog doen, we kunnen geen dictaat vanuit Vlaanderen opleggen, was het maar waar.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.