Report meeting Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme
Vraag om uitleg over de hervorming van het EU-steunkader om de duurzame transitie te versnellen
Vraag om uitleg over de Europese strategie om het concurrentievermogen en de productiviteit te stimuleren
Report
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister-president, sinds de goedkeuring van de Inflation Reduction Act (IRA) in de VS bestaat er in Europa bezorgdheid over dit pakket aan Amerikaanse subsidies en belastingverminderingen ter waarde van zo’n 430 miljard euro. Terecht vrezen vele Europese leiders dat de IRA zou leiden tot oneerlijke concurrentie met Europese bedrijven en een heroriëntatie van vooral groene investeringen van de Europese Unie naar de VS. Zo dreigen de EU-lidstaten de industriële digitale en groene trein te missen.
Welk antwoord moet de Europese Unie op de IRA geven? Die vraag houdt EU-leiders nu al enige tijd bezig. We hebben er hier in het Vlaams Parlement al meermaals uitvoerig over gedebatteerd. Verscheidene stemmen riepen op tot een versoepeling van de staatssteunregels zodat de lidstaten ook royaal subsidies en fiscale kortingen kunnen uitdelen aan de eigen bedrijven. Anderzijds was er een oproep voor een EU-fonds, gemaakt uit eigen middelen verkregen via eigen belastingen, om de Europese industrie te steunen.
Er kwamen ook kritische stemmen aan bod die waarschuwen voor een open handelsoorlog en een subsidierace met de Verenigde Staten en die wezen op de gevaren van versoepelde staatssteunregels voor de interne markt. Zoals u reeds eerder aanhaalde, spreekt het voor zich dat zo’n versoepeling vooral de grote, kapitaalkrachtige lidstaten zoals Duitsland ten goede zal komen, die via steun de positie van de eigen bedrijven, de eigen economie zou kunnen versterken tegenover onze Vlaamse economie.
Begin februari bracht de Europese Commissie het debat op gang door het Green Deal Industrial Plan voor te stellen dat de competitiviteit van de Europese industrie moet waarborgen en tegelijkertijd ook wil inzetten op de klimaattransitie.
Het voorstel van de Europese Commissie is gebaseerd op vier pijlers. De eerste pijler heeft betrekking op de regeldruk, met aandacht voor snellere vergunningsprocedures, strategische projecten en gemeenschappelijke standaarden die grensoverschrijdend ondernemerschap faciliteren.
Verder wil het plan ook de toegang tot financiering verbeteren voor Europese bedrijven. De kapitaalmarktunie dient daartoe te worden versterkt en het dient voor lidstaten eenvoudiger te worden om bedrijven te steunen, uiteraard – en dat is zeer belangrijk voor ons – met respect voor het gelijk speelveld in de Europese Unie. Zeker dat laatste is een gevoelig en ook belangrijk punt. De Europese Commissie geeft ook aan een Europees Soevereiniteitsfonds op te willen zetten in het kader van de herziening van het meerjarig financieel kader (MFK).
Ten derde zet het plan in op de vaardigheden en kennis van de Europese beroepsbevolking, zodat die voldoet aan de noden van het bedrijfsleven.
Ten slotte wil de Europese Commissie ook via handel werken aan een industriële renaissance in de Europese Unie. Handelsverdragen moeten bijdragen aan de groene transitie en er is ook hernieuwde aandacht voor grondstoffenzekerheid. De interne markt moet worden beschermd tegen oneerlijke concurrentie uit derde landen, bijvoorbeeld via directe buitenlandse investeringen.
Over deze voorstellen is het laatste woord nog niet gezegd, maar het is nu al duidelijk dat dit plan bijzonder belangrijk is.
Minister-president, wat is uw standpunt bij dit Green Deal Industrial Plan? Kunt u wat toelichting geven bij de verschillende pijlers?
Kunt u toelichten welke garanties er zijn dat een vereenvoudiging van de staatssteunregels niet zou leiden tot een ongelijk speelveld in de interne markt?
Tot slot, vond er over dit pakket aan voorstellen een intra-Belgisch overleg plaats? Kunt u dit wat toelichten? Welke standpunten hebt u namens Vlaanderen ingenomen? Wat zijn de standpunten van onze buren of van het federale niveau?
De heer Deckmyn heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, begin februari was er een bijeenkomst van de Europese staats- en regeringsleiders in Brussel. Op de agenda stond onder meer de nood aan een Europees industrieel beleid om zo de duurzame transitie in Europa te versnellen. Een van de aandachtspunten op deze top was het stimuleren van de cleantechindustrie.
Het Vlaams netwerk van ondernemingen Voka verspreidde hieromtrent een vraag naar meer actie omtrent deze problematiek. Zij stelden dat er nu ook door onze overheid proactief en positief moet worden gereageerd zodat we een voorsprong blijven behouden.
Een belangrijk punt dat Voka naar voren schoof, was het feit dat er moet worden ingezet op toekomstgericht Onderzoek & Ontwikkeling (O&O). Er werd daarbij gesteld dat er inzake subsidiebeleid een beter Europees antwoord zou moeten komen en dat niet zoals in het verleden een zeer ongelijke verdeling van steunmaatregelen zou worden gehanteerd, zoals dit al gebeurde tijdens onder meer de energiecrisis.
Concreet wordt er gesteld dat in het verleden in bepaalde dossiers zowel Frankrijk als Duitsland het leeuwendeel van de steun kreeg, wat ervoor zorgde dat er ook binnen Europa een ongelijk speelveld ontstond.
Nu hervormt de Europese Commissie in het kader van het industrieel beleid het steunkader en is er de vrees voor een subsidieopbod tussen Europese deelstaten. Deze problematiek moet uiteraard ook worden bekeken in het licht van de Inflation Reduction Act, waar de Europese subsidiepolitiek in het kader van de Green Deal een antwoord zoekt op de protectionistische koers van de Verenigde Staten. Daar hebben we het in deze commissie al verschillende keren over gehad.
In eerdere debatten naar aanleiding van diverse Europese steunmaatregelen, zoals COVID-19, de Brexit en andere elementen, waren er ook al klachten dat Europese steun ongelijk verdeeld werd.
Minister-president, welke standpunten werden er op deze top door ons land ingenomen met betrekking tot voor Vlaanderen essentiële subsidiemaatregelen? Werd Vlaanderen actief betrokken bij de voorbereiding van deze top? Wat heeft de Vlaamse Regering in het kader van deze top ondernomen om de concurrentiekracht van onze bedrijven te beschermen? Naar aanleiding van deze Europese top werd er gesteld dat deze problematiek ook deel moet uitmaken van toekomstige beleidsplannen gezien het belang van de industrie voor Vlaanderen. Wat is uw visie hieromtrent?
De heer Tommelein heeft het woord.
De Amerikaanse IRA is de afgelopen maanden al meermaals voorwerp van debat geweest in dit parlement. Het toont aan hoe groot de impact van de Amerikaanse steunregelgeving kan zijn voor onze eigen Europese industrie. De IRA dwong de Europese Unie om zelf in spoedtempo na te denken over een eigen strategie om de Europese industrie te ondersteunen en te heroriënteren richting een duurzame, groene en innovatieve toekomst.
Het strategisch plan van Commissievoorzitter Von der Leyen stond op de agenda van de Europese Raad van 9 februari. In de conclusies van de Europese top lezen we dat de Raad aan de Commissie dringend vooruitgang vraagt op het gebied van staatssteunbeleid, financiering op Europees niveau, regelgevingsklimaat, opleiding en vaardigheden en investeringen. Voortgang dus met het Green Deal Industrial Plan, tout court.
De Raad is het eens met een tijdelijke en gerichte versoepeling van staatssteun, die in eerste instantie grote landen als Frankrijk en Duitsland ten goede komt. Gelukkig heeft de Raad wel nadrukkelijk gesteld dat de integriteit van de eengemaakte markt en het level playing field behouden moeten blijven. In die zin wordt gevraagd dat de Commissievoorzitter op regelmatige basis verslag uitbrengt over de effecten van een versoepeling van de staatssteunregeling. Kwestie dat er snel kan worden bijgestuurd indien nodig.
Anderzijds wordt de nadruk gelegd op het toegankelijker maken van de Europese fondsen en de financiering zodat alle beschikbare Europese middelen gemobiliseerd kunnen worden. Het belang hiervan werd ook door u, minister-president, benadrukt tijdens de bespreking van dit thema in de commissie en de plenaire vergadering. De Europese Commissie plant ook om tegen de zomer van 2023 een Europees Soevereiniteitsfonds voor te stellen ter ondersteuning van investeringen in strategische sectoren.
Ondertussen heeft ook de Vlaamse Regering haar visie op dit belangrijke thema uitgebreid besproken. Getuige hiervan de Vlaamse visienota inzake een versterkte concurrentiekracht van de Europese industrie die onlangs werd goedgekeurd door uw regering. U kondigde tijdens eerdere besprekingen ook aan op 7 maart over dit thema van gedachten te wisselen met de Europese commissaris bevoegd voor Handel, Valdis Dombrovskis.
Minister-president, hoe analyseert en evalueert u het voorgestelde plan van de Commissie om het Europese concurrentievermogen te vrijwaren en de productiviteit te stimuleren? In welke mate stemt het Europese plan dat voorligt overeen met het Vlaamse standpunt in deze visienota? Zijn er fundamentele afwijkingen? Denkt u dat dit een afdoende antwoord is op het Amerikaanse IRA? Werden ondertussen resultaten geboekt door de opgerichte EU-VS Taskforce om gezamenlijke oplossingen te zoeken? Of blijft dit eerder dode letter? Welke boodschap wilt u namens de Vlaamse Regering volgende week aan de Commissaris van Handel meegeven, gelet op het plan dat voorligt en de conclusies van de Europese Raad?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, ik zal de vragen samen beantwoorden. Het is eigenlijk een samenhangend geheel.
Voor Vlaanderen is de concurrentiekracht van de Europese industrie van primordiaal belang. Natuurlijk, dat is een open deur instampen. De Europese industrie wordt vandaag geconfronteerd met een aantal belangrijke uitdagingen, waaronder de hoge energieprijzen. De Vlaamse Regering heeft om die reden een visienota aangenomen – de heer Tommelein heeft ernaar gerefereerd, en ook de heer Vanlouwe, denk ik – op 3 februari waarin we pleiten voor een systemische aanpak op het Europese niveau.
Een ambitieus Europees industriebeleid moet in onze ogen vormgegeven worden op basis van een aantal overkoepelende principes, zoals openheid, uitvoerbaarheid, excellentie, en het nastreven van een gelijk speelveld.
Ten eerste voorziet deze visienota een Europees versterkt industrie- en innovatiebeleid met meer pan-Europese samenwerking en een verbeterde valorisatie van onderzoek en ontwikkeling. Ook vergunningen en vaardigheden komen hierin aan bod. Een versoepeling van de staatssteunregels is volgens de Vlaamse Regering geen duurzaam antwoord. Het is een reëel risico dat versoepelde staatssteunregels vooral ten goede komen aan de lidstaten met de grootste financiële middelen.
Ten tweede beschouwt de visienota een verdieping en verbreding van de interne markt als zijnde cruciaal, aangezien de interne markt de grote kracht is achter de Europese productiviteit en welvaart. Ook hiervoor reiken we een aantal werkpistes aan. Ten slotte focust de visienota op energie, financieringsmogelijkheden en internationale partnerschappen. De boodschap hierin sluit aan bij de recente resolutie over de ratificatie van handelsakkoorden. De visienota gaat echter nog verder, bijvoorbeeld op het vlak van grondstoffentoevoer.
Voorlopig heeft de Europese Commissie enkel de grote lijnen van haar Green Deal Industrial Plan toegelicht. In maart zal de Europese Commissie met meer concrete voorstellen komen die hierin passen, zoals een wet over kritieke grondstoffen, een wet over klimaatneutrale industrie en een herziening van de EU-regels over de interne elektriciteitsmarkt. Ook het financieringsluik zal nog verder uitwerking krijgen, onder meer met een voorstel voor een soevereiniteitsfonds in samenhang met de herziening van het meerjarig financieel kader. Verder zal er nog gewerkt worden rond vaardigheden. Ten slotte zet de Europese Commissie versterkt in op het EU-handelsbeleid om toeleveringsketens veerkrachtiger te maken. Parallel verwacht ik nog acties in het kader van dertig jaar interne markt, alsook een langetermijnstrategie voor de concurrentiekracht van onze industrie.
De Vlaamse positie werd door mijn kabinet en het kabinet van minister Brouns verdedigd in de intra-Belgische coördinatievergaderingen, de directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie (DGE). De thematiek wordt immers zowel op het niveau van de Raad Concurrentievermogen – Interne Markt en Industrie – als op de Europese Raad zelf besproken. De eerste minister heeft in de discussies in de Europese Raad het belang van het gelijk speelveld verdedigd. Staatssteun moet beperkt en heel gericht blijven. We hebben echter, zelfs met onze diplomatiek vertegenwoordiger in de Belgische delegatie voor de Europese Raad, geen volledig zicht op de Belgische tussenkomst. Dit komt door de intra-Belgische manier van rapporteren binnen de delegatie.
In de voorbereiding op de Europese Raad van 9 en 10 februari jongstleden werd ook duidelijk dat er verschillende visies bestaan in België over de rol van de bestaande industrie in het transitieverhaal. Vanuit Vlaanderen zijn we ervan overtuigd dat ook de bestaande industrie moet worden begeleid naar een meer duurzame toekomst.
Ik wens te benadrukken dat de voorbije Europese Raad en de visienota geen eindpunt zijn. De komende weken en maanden blijven deze discussies hoog op onze agenda. Ik zal, samen met minister Brouns, de visienota verder uitwerken en onze Vlaamse belangen ter zake verdedigen. Verder hebben onze diensten zich georganiseerd om optimaal en proactief in te spelen op de verschillende pijlers en initiatieven.
We hebben deze thematiek deze ochtend ook besproken met de industriële sectorfederaties. Zij delen onze bezorgdheden en de noodzaak om vanuit Vlaanderen de belangen van onze industrie te blijven verdedigen en te blijven waken over onze competitiviteit.
De acties van mijn regering in dit kader situeren zich ook op het Vlaamse niveau. Onze permanente inzet voor onderzoek en ontwikkeling, de rol van VDAB in het ontwikkelen van competentiecentra, de steun aan ondernemingen om het hoofd te bieden aan de energiecrisis en de inzet van Flanders Investment & Trade (FIT) voor het aantrekken van buitenlandse investeringen, zijn hier voorbeelden van. Vlaanderen wil een topregio zijn voor innovatie en ondernemen. De groene en digitale transitie kan enkel succesvol zijn als we erin slagen een voldoende innovatieve industriële basis te behouden. Daar wil ik me elke dag voor inzetten.
Op de vraag of de Europese plannen een voldoende antwoord zijn op de Amerikaanse IRA-wetgeving wil ik duidelijk zijn. De EU moet vooral uitgaan van haar eigen troeven en niet krampachtig kijken naar wat andere spelers van plan zijn. We moeten verder bouwen op bestaande sterktes, op bestaande infrastructuur en clusters en daaraan een coherent narratief koppelen. Het zou in mijn ogen fout zijn om een strategie uit te denken louter en alleen als antwoord op wat andere spelers, zoals de Verenigde Staten, van plan zijn.
Dat betekent natuurlijk niet dat we blind moeten zijn voor de Amerikaanse IRA-wetgeving. De ‘America First’-houding die erin vervat zit, verstoort de concurrentie met Europese bedrijven. Het zal een rem zetten op de Amerikaanse investeringen in de EU en dreigt zelfs bedrijven in de EU te doen delokaliseren naar de VS.
Binnen de EU-VS Taskforce blijft de EU pleiten voor aanpassingen aan de IRA-wetgeving. Zo wordt er gezocht naar flexibiliteit binnen de bestaande wetgeving, bijvoorbeeld op het vlak van equivalentie-status, finale assemblage en ‘local content’. Deze gesprekken verlopen momenteel erg moeizaam. Er lijkt weinig politieke marge te zijn aan de VS-zijde aangezien de Biden-administratie deze wetgeving als essentieel voor de groene transitie ziet.
Tijdens mijn gesprek met Europees commissaris Dombrovskis zal ik uiteraard polsen naar de werkzaamheden binnen deze EU-VS Task Force. Ik zal het breder ook hebben over de Europese concurrentiekracht en het handelsbeleid.
De EU moet in mijn ogen blijven inzetten op een ambitieus en assertief handelsbeleid, uiteraard met inbegrip van de nodige sociale en ecologische voorwaarden, de ‘free and fair trade agreements’. Het geostrategische belang van het EU-handelsbeleid mag niet onderschat worden. Het laat de EU toe om globalisering mee vorm te geven.
Ik zal Europees commissaris Dombrovskis dan ook vragen vooruitgang te boeken in de vrijhandelsonderhandelingen met belangrijke strategische partners zoals Australië en India. Tevens zal ik vragen om zo snel mogelijk de lidstaten uit te nodigen om de handelsakkoorden met Mexico, de Mercosur-landen (Mercado Común del Sur) en Chili te ratificeren.
Daarnaast zullen we ook bekijken hoe het handelsbeleid kan bijdragen tot de ontwikkeling van een ambitieuze Europese grondstoffenstrategie. Vanuit Vlaanderen bepleiten we duurzame akkoorden met derde landen om zo de stabiele toegang tot kritieke grondstoffen te bekomen. Vanuit de EU kunnen we onze expertise inzake ESG-standaarden (environmental, social and governance), recyclage en recuperatie, en onderzoek en ontwikkeling aanbieden.
Ten slotte zullen we vanuit Vlaanderen vragen om de Europese handelsagenda vanuit een open karakter te blijven invullen. We moeten blijven samenwerken met internationale partners waar dit voordelen voor ons meebrengt. Ook dienen we werk te blijven maken van strategische coalities. Openheid is geen teken van naïviteit, maar komt onze veerkracht ten goede. Een actieve diversificatiestrategie ontneemt derde landen de kans op geopolitieke chantage en beschermt ons tegen externe schokken.
Misschien ter info nog dit zeggen: het Vlaams-Europees Verbindingsagentschap (VLEVA) en het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) organiseren op 18 april aanstaande een interessante infosessie over de huidige stand van zaken en impact van de huidige EU-staatssteunregels.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Dank u wel, minister-president, u gaat er inderdaad terecht van uit dat we in Vlaanderen een topregio zijn en dat ook moeten blijven, en dat niet alleen wij, maar heel de Europese Unie, moeten uitgaan van het eigen kunnen, de eigen dynamiek. In Vlaanderen hebben we dat alleszins getoond. Het is inderdaad positief dat er reeds een visienota werd aangenomen die nog verder wordt uitgewerkt. Ik vind het ook positief dat u volgende week met de Europees commissaris verder gaat onderhandelen om het standpunt van Vlaanderen toe te lichten.
Ik heb nog één bijkomende opmerking: ik heb u horen vertellen dat de eerste minister in de discussies het belang van het gelijke speelveld heeft verdedigd, wat uiteraard ook het standpunt is van de Vlaamse Regering. Maar dan hoorde ik u zeggen dat er niet altijd duidelijkheid is hoe een Belgisch standpunt tot stand komt, dat we niet altijd een volledig zicht hebben op de Belgische tussenkomst. Dit zou onder meer te maken hebben met de intra-Belgische manier van rapporteren binnen de delegatie. Ik hoorde u ten slotte ook zeggen dat er verschillende visies bestaan in dit land, wat mij helemaal niet verwondert. Ik had graag van u vernomen wat de standpunten waren van de andere deelstaten of het federale niveau, die mogelijk verschillend zijn van die van de Vlaamse Regering.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister-president. Het is zeker een goede zaak dat in de visienota beklemtoond wordt dat het gelijke speelveld belangrijk is. Ik denk dat ik ook al in een andere vraag om uitleg heb meegegeven dat we daar als Vlaanderen beducht voor moeten zijn. Zoals u daarnet hebt gezegd, zijn versoepelde subsidieregels inderdaad in het voordeel van lidstaten met de grootste financiële ruimte. Dat blijft een aandachtspunt. We hebben een open en op export gerichte economie en ik denk dat we binnen het Europese kader ervoor moeten zorgen dat we aanwezig blijven, ook als het gaat over dat gelijke speelveld. We moeten dus zeker waakzaam blijven.
Ik heb daarnet begrepen dat de Vlaamse interactie met het Europese niveau niet optimaal is. Dat verbaast me niet, want u zegt dat u geen echt zicht hebt op de Belgische tussenkomst op Europees niveau en dat dat te maken heeft met de rapportering en de manier van interfederaal werken. Ik heb straks nog een andere vraag om uitleg die daar in het verlengde van ligt. Moet deze manier van werken niet aangepast worden? We hebben hier onlangs de heer De Moor gehad met het verslagmoment van de Europese Raad van februari en we zien daar dat er wel degelijk een probleem is met de rapportering en de manier van werken. Vlaanderen vertegenwoordigt meer dan 80 procent van de export van dit land. Als we dan zelf nog geen zicht hebben op een bepaald segment van hoe we tot besluitvorming komen, dan denk ik dat we dat dringend moeten bijsturen.
Wat de IRA betreft en al wat daarmee te maken heeft: u zegt dat we moeten uitgaan van onze eigen troeven. Dat is allemaal goed en wel, maar er is toch wel sprake van een marktverstoring waarbij een herlokalisatie van onze Europese en ook Vlaamse bedrijven naar de Verenigde Staten wel degelijk mogelijk is. We hebben dus een assertief Europees handelsbeleid nodig waarin we, zeker als Vlaanderen, onze eigen accenten moeten kunnen leggen. Ik koppel even terug naar daarnet: als we zelf geen zicht hebben op hoe we dat hebben gedaan in vorige overlegmomenten, dan is het toch wel een moeilijk gegeven om daar verder in te handelen. Maar ik verneem alvast dat de minister-president een assertief Europees handelsbeleid verder wil bepleiten en dat is zeker een goede zaak. Maar we moeten zorgen dat we zelf interfederaal de goede tools hebben om dat beleid te kunnen voeren. Ik denk dus dat dat een belangrijk aandachtspunt is.
Verder heb ik vernomen dat u, in de context van de vraagstelling van mezelf en de collega’s, dit ook meeneemt naar uw gesprek met de commissaris. Ik vind dat zeker een goede zaak, dus ik hoop dat we op dat vlak ervoor zorgen dat we met Vlaanderen en onze economie de goede richting uitgaan.
De heer Tommelein is aan het woord.
Bedankt voor uw uitgebreide antwoord, minister-president. Het Green Deal Industrial Plan moet inderdaad een antwoord bieden op bijzondere en belangrijke grote uitdagingen. U hebt ze allemaal aangehaald. En gelet op de eigenheid van het Europese verhaal, met grote en kleine lidstaten en belangrijke bevoegdheden, is het rekening houden met heel wat belangrijke evenwichten. Het te veel lossen van de staatssteunregels zou tot een onevenwicht in de Europese markt leiden. De commissie moet dan ook vanuit Europa zelf voor die nodige ondersteuning zorgen en ten slotte is het positief en belangrijk dat u volgende week samenzit met eurocommissaris Dombrovskis. Ik ben ervan overtuigd dat u de risico’s en de opportuniteiten van het Green Deal Industrial Plan voor een kleine, maar bijzonder innovatieve economie als Vlaanderen uitgebreid met hem zult bespreken. We zullen daarover hoogstwaarschijnlijk een terugkoppeling krijgen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel collega’s, voor de vele bijkomende opmerkingen. Eerst en vooral wat betreft de vraag van mijnheer Vanlouwe – en ook de heer Deckmyn heeft daarop gealludeerd – over de Europese standpuntbepaling. Ik moet zeggen dat de voorbereiding voor mij oké is. In dat DGE wordt goed overleg gepleegd en stelt men vast of er consensus op Belgisch niveau is of niet. Waar het schoentje wringt is dat de eerste minister dan met een mandaat van dat DGE naar de Europese Raad gaat. En behalve wat je in de pers en zo leest, is er dan zeker geen gedetailleerde terugkoppeling. Dus dat is zeker iets wat moet worden verbeterd.
Maar u weet ook dat het niet eenvoudig is om zulke dingen op federaal vlak te verbeteren. Daarom dat ik dat niet zomaar aanvaard en rechtstreeks contact zoek met de Europese Commissie, en dat Vlaanderen rechtstreeks met de Europese Commissie in dialoog gaat. De afspraak met de heer Dombrovskis, maar ook onze contacten met de andere lidstaten die op staatniveau hetzelfde denken als wij, zijn daar een voorbeeld van. En dan kijk ik eerder naar het noorden, de Noordstrategie maakt daar deel van uit. Je moet niet altijd naar België gaan om je standpunt ook aan de Europese tafels te krijgen. Maar dat daar dus nog ‘room for improvement’ is, dat zult u mij niet horen tegenspreken.
Mijnheer Vanlouwe, wat betreft de verschillen in visies: hier ging het over wat het antwoord moet zijn, en dan zijn het handelsbeleid en handelsakkoorden bijvoorbeeld belangrijk. En u weet dat Vlaanderen daar zegt: “Laten we zoveel mogelijk die handelsakkoorden afsluiten en daar gebruik van maken. Laten we dat platform gebruiken om andere uitdagingen aan te kaarten.” De deelstaten die veel minder op export gericht zijn zeggen: “Nee nee, laten we trachten om alle wereldproblemen op te lossen in een handelsakkoord.” En dan komt daar toch meestal niets van in huis, niets van een handelsakkoord en ook niets van het oplossen van wereldproblemen. Dus ik denk dat dat het grondigste verschil is in visie. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het gewicht van de export en de privésector in de economie, en daar botsen we altijd op.
Mijnheer Deckmyn, u wijst terecht op het feit dat herlokalisatie mogelijk is door de IRA. We zien daar ook al voorbeelden van: BASF in Duitsland bijvoorbeeld. Ik ken ook andere grote bedrijven uit Europa die al hebben aangekondigd dat ze dat toch ernstig onderzoeken. Dus dat is zeker en vast een uitdaging. Ik denk niet dat de staatssteunregels daar de oplossing voor zijn, maar langs de andere kant geloof ik ook niet in protectionisme als een goede maatregel. En dat is wat Amerika toch meer en meer aan het doen is. Dan denk ik dat dat op korte termijn iets kan opleveren, maar op lange termijn gaat dat de innovatie fnuiken, gaat dat uitwisseling van wetenschappelijk onderzoek fnuiken. Dus ik denk dat dat redelijk nefast is, maar op korte termijn kun je daar wel nadelen van krijgen. Dus vandaar dat het belangrijk is dat dat Europese antwoord evenwichtig geformuleerd wordt. Ziedaar mijn antwoord.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Bedankt minister-president voor uw aanvullende antwoord. Ik steun alleszins met heel mijn fractie – telkens wanneer binnen de Belgische context de briefing of de debriefing moeilijker verloopt – dat u inderdaad gebruikmaakt van die rechtstreekse contacten met de Europese Commissie. Ik vind het goed dat u volgende week commissaris Dombrovskis zou zien. Ik zou zeggen: doe zo verder. Ik noem het ook een beetje een extralegaal handelen, ik zou zeggen doe zo verder. Ook hier in het Vlaams Parlement proberen we met politieke dialoog ons rechtstreeks te wenden tot de Europese Commissie.
Anderzijds, wanneer u commissaris Dombrovskis ziet, dan kan er misschien ook op iets gewezen worden. Ik dacht dat collega Muyters erop had gewezen dat er nu negen handelsakkoorden nog niet volledig geratificeerd zijn, en waarbij het probleem blijkbaar intra-Belgisch zit, of toch bij onze Waalse buren en vrienden. Misschien kan er daar toch even op gewezen worden dat het probleem niet bij ons zit, maar bij onze Waalse vrienden. En zoals u terecht opmerkt gaat het over handelsakkoorden, en moet men daar geen mensenrechtenverdragen van maken of verdragen waarin we alle wereldproblemen gaan oplossen. Goede handel maakt goede vrienden in de wereld. En dat zou al een stap vooruit zijn. Ik dank u.
De heer Deckmyn heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister-president. Voor mij is het belangrijkste in deze discussie dan toch wel weer het feit dat het schoentje wringt bij de finale terugkoppeling van het federale niveau naar de Europese Raad. Want daar valt of staat natuurlijk alles mee, dat je in diverse zaken – zoals het item waar deze vraag over gaat – Vlaanderen moet gaan verdedigen. U stelt dat nogal met een eufemisme: ‘there is room for improvement’. Dat is zelfs meer dan een eufemisme. Wij zijn alvast vragende partij om onze aanwezigheid als Vlaanderen op Europees niveau te maximaliseren. En ik stel gewoon vast dat we binnen de Belgische context eigenlijk afgeremd worden. Dus als ik zo mag concluderen: extralegaal handelen kan, wat ons betreft, zeker op onze steun rekenen.
De heer Tommelein heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende opmerkingen, behalve het feit dat we zeggen: wordt vervolgd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.