Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de Vlaams-Nederlandse onderwijstop
Report
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Op maandag 23 januari vond een omvangrijke Vlaams-Nederlandse onderwijstop plaats in Antwerpen. Vlaanderen en Nederland hebben al een lange traditie van samenwerking om de beide onderwijssystemen naar een hoger niveau te tillen, zoals de Gent-akkoorden uit 1990, de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) en de Taalunie. Vlaanderen en Nederland hebben te maken met dezelfde uitdagingen, zoals het lerarentekort – of zoals ze het positiever zeggen in Nederland: de lerarenstrategie –, maar ook met dezelfde ambitie, met name het onderwijs in de Lage Landen opnieuw op topniveau te brengen.
Op de onderwijstop werden tal van thema’s en initiatieven besproken, zoals het aanmoedigen van excelleren in het beroepsonderwijs met olympiades tot het oprichten van een ‘excellentiefonds’ waar scholen, bedrijven, beroepsfederaties en andere federaties projecten kunnen indienen om het excelleren aan te moedigen. Voor dit fonds maakt u 1,5 miljoen euro vrij.
Welke concrete maatregelen voor samenwerking werden er afgesproken op deze top?
Kunt u meer duiding geven bij het excellentiefonds? Wie zal het aanspreekpunt zijn en de selectie van de projecten op zich nemen?
Zal deze onderwijstop een recurrent gegeven worden? Zal er periodiek overleg en evaluatie gebeuren van deze vernieuwde samenwerking?
Hoe evalueert u deze eerste onderwijstop en welke nieuwe inzichten zult u meenemen in uw beleid?
Alvast bedankt voor uw antwoorden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Op maandag 23 januari vond in Antwerpen een Vlaams-Nederlandse onderwijstop plaats. Daar kondigde u aan, minister, om jaarlijks anderhalf miljoen euro te investeren in een excellentiefonds. De middelen uit dat fonds dienen om wedstrijden te organiseren voor leerlingen in de verschillende onderwijsniveaus. De partners willen immers bekijken hoe technische en beroepsscholen uit Vlaanderen en Nederland zich met elkaar kunnen meten.
De bedoeling is om excelleren in het arbeidsmarktgericht onderwijs maximaal aan te moedigen en om veel ambitie uit te stralen. Het fonds is meteen ook de eerste stap binnen een nauwere samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, zo laat u nog weten in een persmededeling.
Hoe zal de samenwerking met de Nederlandse collega’s er concreet uitzien? Welke concrete doelstellingen worden vooropgesteld?
Hoe ziet de werking van zo’n excellentiefonds eruit? Wanneer mogen we hier concrete output van verwachten?
Is er binnen deze samenwerkingsovereenkomst ook ruimte voorzien voor uitwisselingen op niveau van schoolbesturen, scholen, directies, leerkrachten en leerlingen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik evalueer de onderwijstop die ik op 23 januari in Antwerpen organiseerde met mijn Nederlandse collega’s minister Dijkgraaf en minister Wiersma, als zeer positief. We hebben kunnen vaststellen dat er heel wat gelijkaardige problemen zijn, maar ook gelijkaardige oplossingen, en dat we qua zienswijze ook dicht bij elkaar zitten – we denken natuurlijk niet overal hetzelfde over –, dat er heel wat overeenkomsten zijn.
De onderwijstop faciliteerde de dialoog door niet alleen top-down, maar ook bottom-up te werken. We hebben ook leerkrachten en directies uitgenodigd – velen waren gefrustreerd dat ze niet waren uitgenodigd, maar we waren nu eenmaal beperkt in aantal –, alsook onderwijsverstrekkers, academici en experten. Dat was, denk ik, een vrij breed staal van mensen die actief zijn in de onderwijswereld.
We zullen zeker verder blijven werken aan de thema’s die tijdens de onderwijstop aan bod gekomen zijn: het lerarentekort of de lerarenstrategie – voorzitter, ik stel voor dat alle vragen over het lerarentekort worden doorverwezen, want we spreken vanaf nu enkel nog van een lerarenstrategie –, basisvaardigheden – dat is wat wij de fundamenten noemen, de vakken die andere vakken mogelijk maken, zoals Nederlands en wiskunde –, digitalisering en het beroeps- en technisch onderwijs.
Wat dat laatste betreft, hebben we onmiddellijk geprobeerd om een concrete invulling te geven aan de samenwerking, eigenlijk ook in het verlengde van de Commissie Beter Onderwijs. Een van de aanbevelingen van die commissie was om in te zetten op meer wedstrijden en olympiades om het prestige van de technische en beroepsopleidingen te versterken. Daarom heb ik inderdaad de idee om een excellentiefonds op te richten ter waarde van 1,5 miljoen euro. Dat fonds is bedoeld om bestaande initiatieven te versterken, maar ook om nieuwe initiatieven mogelijk te maken. Vandaag bestaan er al wedstrijden en olympiades om excellentie uit te dragen, maar die zijn nogal dikwijls gericht op leerlingen uit het algemeen secundair onderwijs of versnipperd over verschillende sectoren. Ik denk dus dat we daar een nog grotere boost aan kunnen geven, ook inzake het responsabiliseren van de sectoren in kwestie, als het even kan ook op het niveau van bedrijven. Ik wil bedrijven, sectoren, beroepsfederaties, onderwijsverstrekkers wat uitdagen om via het fonds steun te kunnen aanvragen voor nieuwe of aanvullende olympiades en wedstrijden.
Verder willen we via het excellentiefonds ook inzetten op een intensievere samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Dat is de tweede laag daarbovenop: we bekijken onmiddellijk of we geen wedstrijden of olympiades kunnen organiseren op het niveau van de Lage Landen, in een goede amicale sfeer over de grenzen heen.
Op korte termijn zal de samenwerking met Nederland zich in eerste instantie toespitsen op kennisdeling, zoals die nu bijvoorbeeld al systematisch gebeurt binnen de Taalunie, rond de twee Leesoffensieven van Vlaanderen en Nederland of de samenwerking tussen Leerpunt en het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Leerpunt vloeit voort uit de aanbevelingen van de Commissie Beter Onderwijs. In Nederland heeft iets gelijkaardigs gestalte gekregen in de vorm van het NRO. Dat is trouwens ook in samenwerking gebeurd met de Londense Education Endowment Foundation (EEF), waar we op bezoek geweest zijn.
We gaan een verdere samenwerking nog gestalte geven. Volgende week zitten onze administraties trouwens twee dagen samen om te bekijken in welke mate we ervoor kunnen zorgen dat dat initiatief niet verloren gaat en het een concrete uitwerking krijgt in meer samenwerking. Volgende week hoop ik dan enige terugkoppeling te krijgen.
Ik denk dat we een belangrijke stap gezet hebben en dat we de samenwerking die voordien bestond op het vlak van hoger onderwijs en cultuur, nu een verlengde kunnen geven als het gaat over het leerplichtonderwijs.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de toelichting. Die Vlaams-Nederlandse onderwijstop was een fantastisch idee en initiatief. Dat vonden wel meer mensen, want er was enorm veel volk en heel veel belangstelling. Er waren ook heel sterke en boeiende sprekers.
Wat taal betreft, zijn er tussen Nederland en Vlaanderen kleine verschillen – zij vonden ons woord ‘planlast’ heel erg leuk, wij vonden hun ‘lerarenstrategie’ slim en positief –, maar er waren vooral heel wat gezamenlijke uitdagingen. Het is heel waardevol om van elkaar te kunnen leren wat wel en niet werkt.
In uw slotwoord had u het over het excellentiefonds en de olympiades. Ik vond de keuze om de arbeidsmarktgerichte uitdagingen aan te gaan, bijzonder goed. Er werd wat schamper gedaan in de pers over die olympiades, maar dat vind ik zeer onterecht. Die olympiades zijn inderdaad prestigeverhogend. We zetten de arbeidsmarktgerichte opleidingen daarmee in de verf en geven ze de aandacht en waardering die ze verdienen.
Ik hoop ook dat de samenwerking wordt verdergezet, want ik ving een aantal keer op dat de tijd echt te kort was. We hadden hier verder op moeten kunnen ingaan.
Ik hoop ook dat er nog grensoverschrijdende samenwerking zal zijn, zoals uitwisseling van leerkrachten of directies. Het kan heel positief zijn om te zien hoe ze daar de problemen aanpakken. Over het muurtje kijken is altijd een goede zaak.
Minister, er was ook nog een Vlaams-Nederlandse top op regeringsniveau. Zijn daar ook conclusies getrokken met betrekking tot het luik onderwijs? Dat is mijn bijkomende vraag.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, bedankt voor de toelichting.
Ik was er graag bij geweest, maar ik kreeg pas donderdag de uitnodiging via collega Grosemans en de tijd was mij te kort om mijn agenda helemaal vrij te maken. Ik ben normaal gezien een van de meest flexibele collega’s op dat vlak, maar het was niet meer mogelijk.
Samenwerking tussen buurlanden op het vlak van onderwijs en andere zaken, dat loont, dus alle sympathie voor het initiatief, vooral voor de specifieke aandacht voor wie een beroep wil leren in het secundair onderwijs of wie voor de dubbele finaliteit kiest.
Er zijn al heel wat initiatieven om leerlingen het beste van zichzelf te laten tonen. We moeten vooral op zoek gaan naar hoe we die goede initiatieven die in Vlaanderen al werken, kunnen ondersteunen. Maar ik zou ook durven oproepen om niet alleen initiatieven waarbij we met Nederland in competitie gaan, in de kijker te zetten, maar ook zeer lokale initiatieven. Zo zijn er initiatieven waarbij scholen het werk van de leerlingen in de kijker zetten bij lokale ondernemingen. Ook daar moeten we zoeken naar links.
Ik heb ook nog een concrete vraag, minister. Misschien is de voorbereiding voor deze top wat te snel moeten gaan, maar ik was toch wel wat verrast toen ik de uitnodiging of de achtergrondnota bij de onderwijstop bekeek. Op pagina 23 staat het schema van de onderwijssystemen. Ik dacht dat men de switch naar de matrix gemist had, want daar spreekt men nog over het aso, het kso, het tso en het bso, maar niet over de finaliteiten. Ik vind dat een gemiste kans, ik vind dat jammer. Er is zoveel werk gestoken in die matrix, maar als er dan een top is, is het schema van waaruit we vertrekken om de samenwerking aan te gaan, fout. Misschien moeten we daar nog een herkansing maken om dat recht te zetten.
Mevrouw Rutten heeft het woord.
Ik denk dat het een uitstekend initiatief is. Ik kan mevrouw Grosemans volgen als ze zegt dat over het muurtje kijken altijd een goed idee is.
Ik heb toch twee opmerkingen. De eerste gaat over de rol of betrokkenheid van het parlement, van de parlementsleden. Collega Vandromme heeft er al naar verwezen: we zijn pas heel laat op de hoogte gesteld van die top en de eventuele mogelijkheid om eraan deel te nemen. Ik heb ook begrepen dat de verantwoordelijkheid daarvoor niet bij ons ligt, dus ik wil niet vingerwijzen, maar het maakt het wel bijzonder moeilijk als je zo last-minute op de hoogte gesteld wordt en als je geen actieve rol krijgt vanuit het parlement in die top. Dit is een goed initiatief en voor herhaling vatbaar, maar als we het op voorhand weten, dan ben ik vragende partij om daar een volgende keer een parlementair luik aan te breien. Dat is mijn eerste opmerking.
Mijn tweede opmerking is een suggestie. We delen onze taal met de Nederlanders, of toch voor het overgrote deel, maar dat wil niet zeggen dat we enkel aan die zijde over het muurtje moeten kijken. We leven in een tweetalig land, dus ik zou willen suggereren om ook eens aan de andere kant over het muurtje te kijken en een Vlaams-Waalse of Vlaams-Franstalige top te organiseren, minister, en te kijken welke dingen we van elkaar kunnen leren, bijvoorbeeld als het gaat over de vakantieregeling, die daar is aangepast en hier niet. Naar één kant kijken zorgt soms voor scheef zicht. Onze suggestie zou zijn om een initiatief te nemen binnen ons eigen land en binnen de Belgische unie, met de andere gemeenschap – of gemeenschappen, want als u ook graag naar de Duitstalige Gemeenschap kijkt, dan mag dat van ons ook.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat betreft de opmerking over de uitnodiging: sorry hoor, maar een top organiseer je met twee. Ook over wie al dan niet wordt uitgenodigd, probeer je overeenstemming te bereiken. Dat is niet altijd gelukt, maar desondanks heb ik er wel op gestaan dat jullie via informele weg werden uitgenodigd. Dat is een additionele inspanning, wars van de afspraken die ter zake waren gemaakt met de Nederlandse collega’s. Niets belet deze commissie natuurlijk om nog meer toenadering te zoeken tot de Nederlandse collega’s en daar ook een parlementair gevolg aan te verbinden en in dialoog te gaan. Ik weet niet of jullie tijdens het vorige bezoek in dialoog zijn gegaan met jullie Nederlandse homologen, maar niets belet jullie om dat effectief te doen. Het zou goed zijn als dat een van de concrete gevolgen zou kunnen zijn van die top: dat er ook een Vlaams-Nederlandse parlementaire dialoog inzake onderwijs op gang komt.
Ja, we hebben op de Vlaams-Nederlandse top van eergisteren in Den Bosch of ’s-Hertogenbosch de brede waaier van beleidsdomeinen aan bod gebracht, maar wij konden vanuit het beleidsdomein Onderwijs, met collega Wiersma, zeggen dat wij eigenlijk de wegbereiders van de top en ons werk al gestart waren om het dan later te concretiseren. We zijn er niet heel specifiek nader op ingegaan, maar we zijn al een station verder dan andere beleidsdomeinen, wat op zich al goed is. Wat belangrijk is, is dat de lijnen vooral kort zijn.
Een grote dank aan de administratie, die alles heel snel in elkaar heeft moeten boksen. Mijn excuses dat er dan geen gedetailleerd naslagwerk van onze hele onderwijsorganisatie bij stak. Men heeft zich beperkt tot het ruimere schema, maar is niet zo in detail gegaan. Het was nu eigenlijk al een overzichtelijke bundel over de organisatie, maar inderdaad niet volledig in detail uitgewerkt, wat ik ook begrijp.
Op zich is het dus een positief element en ik hoop dat het ook een praxis krijgt, niet alleen op het niveau van de administratie of op ons politiek niveau, maar ook op parlementair niveau.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik wil enkel herhalen dat ik hoop dat we op regelmatige basis kunnen samenkomen en dat we de contacten met Nederland kunnen aanhalen om het onderwijs van de Lage Landen te versterken. We zeggen soms ‘Nederland gidsland’, maar ik leer uit de gesprekken dat de Nederlandse collega’s toch ook zeer geïnteresseerd zijn in onze aanpak van tal van onderwijsthema’s en onze aanpak ook willen volgen, dus inzake onderwijs is het ‘Vlaanderen gidsland’.
Ik kijk in ieder geval uit naar de volgende top en ik stel voor dat we in de regeling der werkzaamheden bekijken hoe we daar een parlementair luik aan kunnen breien.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik wil mijn waardering tonen voor de inspanning om ons alsnog uit te nodigen. Ik had van een aantal mensen wel de vraag gekregen waarom ik er niet bij was. Dat was de enige reden waarom ik het hier nog even aanhaalde.
Ik ga zeker in op de uitnodiging om de parlementaire dialoog met de Nederlandse collega’s verder aan te gaan en ik vermoed dat er een collega zal zijn die wel wat culinaire voorwaarden zal stellen. (Opmerkingen)
Wat de matrix betreft: ik vermeldde het omdat ik hoop dat we de matrix in de toekomst aan onze buren op een juiste manier tonen. Het is wellicht een fout – ik weet niet wat de reden is –, maar ik denk dat we fier mogen zijn op wat we tot nu toe gerealiseerd hebben en dat we dat ook mogen uitdragen naar onze buurlanden, op een correcte manier. Dat is de enige reden waarom ik het hier ook nog eens wilde aanraken.
Er zijn twee collega’s die nog zitten te wachten op een antwoordje van de minister. Er was de suggestie om ook met Wallonië afspraken te maken. Misschien kunnen we dat in de regeling der werkzaamheden opnemen. (Opmerkingen van Gwendolyn Rutten)
U hebt de suggestie gegeven, maar het was aan de minister om te antwoorden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.