Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het tekort aan plaatsen voor OKAN-leerlingen
Report
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega's, door de oorlog in Oekraïne en het grote aantal mensen dat asiel aanvraagt in ons land, stijgt ook de vraag naar onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers (OKAN). Ik merk dat heel veel scholen en lokale besturen alle zeilen bijzetten om extra capaciteit te creëren zodat voor elk kind het recht op onderwijs kan worden gegarandeerd. Ondanks al die inspanningen zitten er vandaag toch nog altijd jongeren zonder school. Op 21 januari waren dat er in Antwerpen alleen al 234. Hier in Brussel zijn er nog een zestigtal kinderen die geen plaats hebben gevonden in het Nederlandstalig OKAN-onderwijs.
We weten dat bijvoorbeeld in de stad Antwerpen, in afwachting van extra capaciteit, externe partners zijn ingeschakeld om ervoor te zorgen dat kinderen niet zomaar gewoon thuis zitten en dat er een beroep wordt gedaan op een aantal vzw's om overdag allerhande activiteiten te organiseren zodat ze toch zinvol aan de slag kunnen blijven en in contact komen met het Nederlands, denk ik. We zijn het erover eens dat dat bijzonder belangrijk is. Maar echt Nederlandse lessen organiseren, is, ook al zijn er middelen en lokalen, volgens de stad niet mogelijk, omdat het gewoon aan leerkrachten ontbreekt. Dit is schrijnend, want het recht op onderwijs van deze jongeren wordt geschonden.
Minister, in de commissie Onderwijs van 27 oktober 2022 antwoordde u op mijn vraag dat er binnen de werkingsgebieden van de lokale overlegplatformen (LOP’s) 250 leerlingen op de wachtlijst staan, al moest dat cijfer wel wat genuanceerd worden wegens mogelijke dubbeltellingen.
Maar dat is niet het enige probleem. Volgend schooljaar zullen veel nieuwkomers, nadat ze het onthaaljaar hebben afgewerkt, uitstromen naar het regulier onderwijs, maar ook daar dreigt een acuut gebrek aan plaatsen, zeker op de plaatsen waar er zich zeer veel nieuwkomers vestigen. Veel van deze leerlingen schrijven zich in voor arbeidsmarktgerichte studierichtingen, maar daar is het aantal plaatsen nu ook al nijpend. In Antwerpen alleen wordt tegen het schooljaar 2024-2025 een tekort van 4000 plaatsen, toch wel een gigantisch aantal, in het secundair onderwijs voorspeld.
Ik snap de moeilijkheid, natuurlijk. Men kan niet altijd op voorhand inschatten hoe de instroom van nieuwkomers zal verlopen. Maar als het gaat over de doorstroom van al die OKAN-leerlingen naar het secundair onderwijs, zijn die alarmbellen toch al een tijdje aan het rinkelen. Ik ben er ook al een tijdje voor aan het waarschuwen. Daarom wil ik er echt op blijven doorgaan om potentiële rampen te vermijden.
Minister, waarom hebt u geen correct beeld van het aantal leerlingen op de wachtlijst voor OKAN in het Vlaamse onderwijs, zowel in Vlaanderen als in Brussel? Ik heb het dan over het Nederlandstalig onderwijs. Waar in Vlaanderen worden volgend schooljaar capaciteitstekorten verwacht in het secundair onderwijs? Is er op deze locaties ook sprake van een verhoogde instroom van gewezen anderstalige nieuwkomers? Welke maatregelen zult u nemen zodat elke leerling, ook de gewezen anderstalige nieuwkomers, volgend schooljaar een plaats heeft in het secundair onderwijs?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, aanvullend op de vraag van collega Goeman: het OKAN-onderwijs barst uit zijn voegen. Alleen al in Antwerpen staan nu 234 kinderen op de wachtlijst om Nederlands te leren, maar ook in andere steden als Brussel en Gent zitten de OKAN-klassen helemaal vol en zitten kinderen te wachten om Nederlands te leren.
Sinds de Oekraïnecrisis vorig jaar zijn er weliswaar extra plaatsen bij gekomen, maar nog is er onvoldoende plaats, zo horen we.
Vluchtelingenwerk Vlaanderen meldt dat kinderen in asielcentra maandenlang tijd verliezen omdat ze wegens het tekort aan OKAN-plaatsen niet kunnen starten met het leren van Nederlands en met hun integratietraject. Zo krijgen ze het mentaal nog veel zwaarder en wordt hun leerrecht flagrant geschonden.
Bovendien verwacht men ook capaciteitsproblemen voor volgend schooljaar, als een grote groep OKAN-leerlingen doorstroomt naar het gewoon secundair onderwijs, om nog niet te spreken over de leerlingen die doorstromen naar 1B, waar helemaal geen plaats is.
Hoewel het starten van een OKAN-klas relatief eenvoudig is en er ook middelen voor beschikbaar zijn, blijkt op het terrein vaak dat er ofwel een tekort aan klassen of plaatsen is, ofwel geen leerkrachten kunnen worden gevonden voor de voorziene plaatsen.
Minister, hoe zult u tegemoetkomen aan de stijgende vraag naar OKAN-klassen om zo het leerrecht van deze kinderen te vrijwaren? Welke extra andere ondersteuning voorziet u voor de grote groep OKAN-leerlingen die begin volgend schooljaar doorstromen naar het gewoon onderwijs? Welke signalen ontving u uit het basisonderwijs omtrent de grote instroom van OKAN-leerlingen die er veelal in de gewone klas worden opgevangen? Welke extra maatregelen zijn daar nodig?
Minister Weyts heeft het woord.
Wij zijn inzake de in- en uitstroom van anderstalige nieuwkomers in ons onderwijs afhankelijk van externe factoren. Het komt er eigenlijk gewoon op neer dat wij in het onderwijs de gevolgen op moeten soppen van een vluchtelingenstroom en een toestroom van asielaanvragen en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan in hoofde van de federale overheid. Het is wat het is. Het is wel een voortdurend fluctuerende beweging van leerlingen die het onthaalonderwijs binnenkomen en verlaten, en dat ook nog eens doorheen het volledige schooljaar. Dat loopt er allemaal wat tussen.
Een weigering van een leerling door een school is op zich ook slechts een momentopname. Een volledig overzicht van alle weigeringen geeft daardoor nog geen scherp beeld van de wachtlijst. Verschillende anderstalige nieuwkomers vertrekken soms opnieuw naar het buitenland, maar staan formeel gezien nog altijd op een wachtlijst terwijl er geen reële vraag meer is.
Daarenboven wordt niet overal OKAN afzonderlijk ingericht. In het basisonderwijs worden heel veel kinderen gewoon opgevangen in de gewone klas. Dat wordt niet aangevinkt als zijnde OKAN. Dat is gewoon integratie en een onderdompeling in het Nederlands in ons gewoon onderwijs.
Om al die redenen is het aantal anderstalige nieuwkomers dat momenteel op de wachtlijst voor OKAN staat, niet bepaald exacte wetenschap, nog los van de dubbeltellingen trouwens. Ook dat effect speelt.
Maar laat het wel duidelijk zijn: we kunnen wel rekenen op de LOP’s die de vinger aan de pols houden en ongelooflijke inspanningen doen, samen trouwens met de schoolbesturen, met onze administratie en ook ons kabinet zelf, waarbij we puzzelen om dikwijls op korte termijn – de nood waarmee we worden geconfronteerd steekt soms plots de kop op – te proberen een helpende hand te bieden.
Welke regelgevende maatregelen hebben we genomen om het gemakkelijker te maken om OKAN-onderwijs te organiseren? Ik geef er u maar enkele mee.
Ten eerste: schoolbesturen kunnen flexibeler OKAN programmeren en hiervoor eenvoudiger een nieuwe vestigingsplaats in gebruik nemen. Ze moeten dat niet meer aanvragen, maar gewoon melden is voldoende. Vroeger moest er altijd een aanvraagprocedure worden doorlopen, nu is het gewoon een meldingsprocedure.
Ten tweede: de omkadering en de werkingsbudgetten krijgen scholen nu onmiddellijk zodra ze een anderstalige nieuwkomer in het onthaaljaar inschrijven. Voor het kleuteronderwijs, waar zo’n extra omkadering nog niet bestond, voorzien we ook nog eens een extra toelage van 950 euro. Dat staat los van het officiële telmoment van februari. Hiervoor hebben we een uitzonderingsprocedure voorzien. Vanaf het moment van inschrijving, in februari of later, dat maakt niet uit, van een anderstalige nieuwkomer in het onderwijs, volgt de financiering.
Ten derde: we hebben ingespeeld op het lerarentekort dat zich ook in OKAN stelt. Daarom hebben we de mogelijkheid gegeven om specifieke uren-leraar voor de organisatie van OKAN om te zetten naar punten en aan te wenden voor andere profielen dan leraar. Die kunnen daarmee worden tewerkgesteld en betaald.
Met die maatregelen zijn de scholen maar ook de administratie en ons kabinet aan de slag gegaan om het bestaande OKAN-aanbod zo snel mogelijk te kunnen uitbreiden en nieuw aanbod te kunnen organiseren, waarvoor oprechte dank. De cijfers zijn toch wel verbluffend. Je kunt zeggen dat er nog noden zijn, ja, maar op 1 oktober van dit schooljaar zaten er 7646 anderstalige nieuwkomers in de onthaalklas. Dat zijn er 3000 meer. Dat is 40 procent extra op nog geen jaar tijd.
Dit schooljaar zijn er ook tien nieuwe scholengemeenschappen met een OKAN-aanbod en zijn er twintig nieuwe vestigingsplaatsen met OKAN.
Heel specifiek voor Antwerpen zijn er sinds begin dit schooljaar tweehonderd nieuwe plaatsen in OKAN gecreëerd. Sinds het begin van vorig schooljaar gaat het zelfs om bijna achthonderd nieuwe plaatsen. Opnieuw, dat zijn ongelooflijke inspanningen die men lokaal, ook in het stadsbestuur, heeft gedaan, waarbij men aan één zeel trekt om dat georganiseerd te krijgen.
Ik stel vast dat men ook buiten Antwerpen de nodige stappen heeft gezet. In de regio Brugge werden er dankzij de inspanningen van twee scholen bijna honderd extra plaatsen gecreëerd, waardoor de wachtlijst daar ondertussen volledig werd weggewerkt.
En tot slot, collega’s, zal er dankzij de capaciteitsmiddelen die we hebben uitgetrokken voor de begrotingsjaren 2022 tot en met 2024, extra capaciteit in het secundair onderwijs gecreëerd kunnen worden. In dat kader zullen er op termijn nog eens meer dan vierhonderd extra plaatsen binnen OKAN gecreëerd worden.
Concreet kregen scholen in het gewoon basisonderwijs in oktober van dit schooljaar extra lestijden anderstalige nieuwkomers voor 4800 anderstalige nieuwkomers. Het gaat over bijna 2000 anderstalige nieuwkomers meer in vergelijking met dezelfde periode vorig schooljaar. Ook daar is er 40 procent toename. We zien dus dat er enorme inspanningen gebeuren. In het basisonderwijs zijn er geen tekorten specifiek voor anderstalige nieuwkomers.
We doen wat we kunnen met medewerking vanop het terrein. Soms moeten we echt het ijzer plooien met de blote hand maar we zien dat we er wel in slagen. Maar het is en blijft natuurlijk ‘work in progress’. Niettegenstaande de extra mogelijkheden die gecreëerd zijn, moeten we in de praktijk nog altijd zorgen voor extra stoeltjes, extra schoolbanken en extra mensen die ervoor kunnen zorgen dat de kinderen en jongeren in kwestie kunnen worden geschoold, nog los van de problematiek van het lerarentekort.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik ga zeker niet ontkennen dat er inderdaad door heel veel scholen al verbluffende inspanningen zijn geleverd om extra capaciteit te creëren voor al die anderstalige nieuwkomers. Dat is uiteraard een goede zaak. Ik ben het daarover eens met u, dat zei ik al.
De context is wat onvoorspelbaar omdat men niet weet hoeveel nieuwkomers er zullen arriveren en hun kinderen naar school willen sturen. Het is vooral een kwestie van snel te kunnen schakelen. Dat is een kwestie van centen. Maar ik heb goed begrepen dat dat eigenlijk geen issue is. Als scholen vandaag extra capaciteit willen creëren, dan is het budget voorhanden. Maar daarnaast is het natuurlijk altijd ook een verhaal van leerkrachten vinden. Dat zei u ook al. U zei dat u zorgt dat niet-ingevulde uren kunnen worden omgezet naar punten zodat er ook andere profielen kunnen worden aangenomen om voor de OKAN-klas te gaan staan. Is dat dezelfde regel waarbij maar 20 procent kan worden omgezet of gaat het daar wel over 100 procent van de niet-ingevulde uren die naar punten kunnen worden omgezet? Ik denk ook daar dat het niet ideaal is, want OKAN-onderwijs vereist eigenlijk heel specifieke pedagogische vaardigheden, maar het is een kwestie van ‘nood breekt wet’. Er moet natuurlijk echt iemand voor de klas staan.
Het is misschien wel een idee, ook in het kader van de zijinstroom, om eens een specifieke campagne op te zetten voor mensen die echt worden gerekruteerd om voor de OKAN-klas te gaan staan. Ik denk dat mensen met een groot hart voor vluchtelingen daar wel warm voor kunnen worden gemaakt. Ik denk dat we het erover eens zijn dat het ‘no time to waste’ is. Dat kinderen vandaag zonder begeleiding eigenlijk thuis zitten te wachten op een plaats, kan natuurlijk niet. We willen allemaal dat zij zo snel mogelijk Nederlands leren en ook zo snel mogelijk hun weg vinden binnen onze samenleving en binnen ons onderwijs. Elke dag dat ze niet naar school kunnen gaan, is er een te veel. Het is vooral een kwestie van dat goed te blijven opvolgen en misschien eens te kijken naar extra opties om leerkrachten aan te trekken.
Maar als het gaat over leerlingen die vandaag al in het OKAN-onderwijs zitten, dan is dat natuurlijk wel een ander verhaal. Ik vind dat u daar niet voldoende op bent ingegaan. Dat is wel voorspelbaar. Oké, een aantal van de kinderen die vandaag in OKAN-klassen zitten, zullen misschien nog vertrekken. Maar van de meesten weten we dat ze zullen doorstromen naar het reguliere onderwijs. Als ik de mensen op het terrein hoor, dan maken zij zich daar zeer grote zorgen over. We hebben eerst een instroom gehad in OKAN. Die gaan nu doorstromen naar reguliere, vooral secundaire scholen. Dat is alleen maar een goede zaak. Ik denk dat dat ook de bedoeling moet zijn. Maar in Antwerpen zegt men mij dat men verwacht dat er volgend schooljaar vierduizend plaatsen te kort zullen zijn. Dat is natuurlijk een groot probleem. We weten uit ervaring dat dat leerlingen zijn die vooral naar de arbeidsmarktgerichte richtingen willen doorstromen.
Is daar een plan? Zijn jullie daarmee bezig? Wat is de bedoeling? Wordt er met Antwerpse, Brusselse en Gentse secundaire scholen gekeken hoe ze dat kunnen opvangen? Of is het de bedoeling dat die kinderen ook buiten die steden naar het secundair onderwijs gaan? Mijn vraag aan u is vooral: wat ligt er op tafel? Is er een plan om te zorgen dat ook die kinderen in het OKAN-onderwijs naar school kunnen blijven gaan?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord.
Ook mijn fractie waardeert alle onderwijsinstellingen, leerkrachten en directies die volop inzetten op het leerrecht voor leerlingen die een anderstalige nieuwkomer zijn.
Ik had een soortgelijke vraag over het plan van aanpak in de toekomst. Die kinderen moeten natuurlijk ook een plek vinden in het gewone onderwijs. Minister, ik heb al een paar keer een pleidooi gehouden voor het basisonderwijs. U geeft aan dat er 4800 extra lestijden zijn gegeven in het basisonderwijs naar aanleiding van instromende OKAN-leerlingen. Dat is een toename met 40 procent. Maar ik blijf er toch op aandringen om de uren die extra worden toegekend voor OKAN-leerlingen in het basisonderwijs ook procentueel toe te kennen en niet enkel op basis van de lijn die wordt getrokken: dat je maar middelen krijgt vanaf 6 OKAN-leerlingen. Ik merk dat de scholen erg onder druk staan en dat ze vragen om al vanaf de eerste leerling extra middelen te krijgen. Daarom zal ik die vraag hier blijven herhalen.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik wil voor mijn fractie nog eens onderstrepen dat wij het OKAN-onderwijs heel belangrijk vinden. In het basisonderwijs stromen, zoals de minister het aangaf, leerlingen al eens gemakkelijker in in de klas. Op die manier worden ze ondergedompeld in het Nederlands, in de taal en meteen ook de cultuur van ons onderwijs. Ook dat is een goede zaak.
Mevrouw Vandromme, daarom denk ik dat die vraag om dat al vanaf de eerste leerling te doen een beetje moet worden genuanceerd. Het is niet omdat je twee, drie kinderen in de school hebt die je dan ergens in een klas kunt inbedden, dat je daar dan al per se die extra middelen voor nodig hebt. Dat gebeurt soms ook in de flow van een organisatie van het onderwijs. Ik vind die zes geen onoverkomelijke drempel. Maar oké, daar kan verder over worden gediscussieerd.
Minister, wat mij ook nog interesseerde – en collega Goeman zei het ook – waren die niet-gevulde lerarenuren die kunnen worden omgezet in punten. Hebt u er zicht op of dat dit schooljaar veel is gebeurd? Heeft men op die manier al mensen kunnen aantrekken?
Brengt u, in het kader van deze maar ook van andere discussies, de mogelijkheid van flexi-jobs al eens aan de orde? In het verleden hebt u dat ook gedaan naar aanleiding van een vraag over OKAN. Uiteraard is dat iets wat u niet in de hand hebt. Maar het kan wel interessant zijn voor iemand die additioneel aan een pensioen of een andere job een paar uren in het onderwijs zou kunnen staan. Worden hierover nog actief gesprekken gevoerd? Wordt hier nog verder werk van gemaakt? Ik geloof, samen met u, dat dit ook een mogelijkheid kan zijn om mensen aan te trekken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik heb eerst en vooral een kleine opmerking. Ik had een schriftelijke vraag ingediend op 30 november 2022. Ik vroeg daarin naar de cijfers over de toename van het aantal OKAN-leerlingen het vorige schooljaar en eventueel ook voorlopig voor dit schooljaar. Ik heb daar nog geen antwoord op gekregen. Nu hebt u gezegd dat er een stijging is van 40 procent, naar liefst 7000 leerlingen. Dat is een heel frappant cijfer. Mijn schriftelijke vraag ligt daar al een tijdje – ik heb het antwoord nog niet gekregen. Maar goed, het is toch bijzonder interessant om te zien met welke toename en dus ook uitdaging we worden geconfronteerd.
Wat die wachtlijsten betreft, begrijp ik zeker dat dat geen exacte wetenschap is. Tegelijkertijd moeten we niet relativeren dat het probleem groot is en dat een groot aantal jongeren niet alleen in Antwerpen maar ook in Tienen, Gent en Sint-Niklaas soms op straat ronddolen terwijl ze op de schoolbanken zouden moeten zitten. U hebt een aantal versoepelingen voorzien in de wetgeving. Dat is goed. Maar ik denk dat er nog meer zaken nodig zijn. Ik heb dat al een tijdje bepleit. Er zijn onderzoeken die aantonen dat we het OKAN-onderwijs toch eens onder de loep moeten nemen, en dat er een aantal hervormingen nodig zijn die er bijvoorbeeld voor moeten zorgen dat je met een meer geïntegreerd systeem werkt waarbij kinderen voor bepaalde vakken sneller kunnen doorstromen, en dat je die overgang vlotter en vloeiender maakt, waarmee we ook vermijden dat een grotere groep in die 1B terechtkomt, waar ze niet altijd thuishoren. Er stromen heel veel leerlingen door naar 1B, maar niet op basis van hun talenten. Daar is, denk ik, nog wel wat werk aan de winkel. Dat vraagt een fundamentelere hervorming. Minister, wilt u dat bekijken?
Minister, we hadden hier vorige week de kinderrechtencommissaris op bezoek. Zij heeft de problemen van 1B uit de doeken gedaan. We zitten daar inderdaad met een enorm capaciteitstekort. Daarover zijn heel veel klachten bij de kinderrechtencommissaris gekomen. Zij bepleit een extra teldag. U hebt dat dit schooljaar, op 1 oktober, niet willen doen voor 1B, om op die manier de capaciteit uit te breiden. Dan krijgen ze daar natuurlijk ook de middelen voor. Nu is het een probleem dat ze dat niet altijd doen, omdat dat op het conto van de scholen komt. Kunt u, om het nu al voor te bereiden en er voor het volgende schooljaar rekening mee te houden, de extra teldag voor 1B wel op 1 oktober organiseren?
De heer Daniëls heeft het woord.
In deze vraag over OKAN wordt in één beweging 1B daaraan gekoppeld. Maar we moeten een duidelijk onderscheid maken. Er zijn twee soorten leerlingen in 1B. Ja, er komen OKAN-leerlingen in terecht, maar ik zie in 1B ook een stijging van het aantal leerlingen die de minima van het basisonderwijs niet hebben gehaald. Inzetten op capaciteit is één zaak, maar ik wil de oproep die ik in het verleden al eens heb gedaan nog eens herhalen: het is opmerkelijk dat zoveel leerlingen niet de minima van het basisonderwijs halen. Het gaat om het niveau vierde leerjaar lager onderwijs. Dus, capaciteit 1B? Ja! Maar, collega’s, ik hoop toch ook dat we hier allemaal samen de oproep kunnen doen om in het kader van de kwaliteit in het basisonderwijs in te zetten op Nederlands en wiskunde. Minister, dat hebt u in het verleden ook al gezegd. Zo kunnen we een minimaal aantal leerlingen hebben die naar 1B gaan. Dat lijkt mij minstens even belangrijk.
Voorzitter, minister, dat wilde ik hier toch, in aansluiting met deze vraag, nog even aan toevoegen.
Minister Weyts heeft het woord.
De cijfers zijn, voor alle duidelijkheid, consulteerbaar op Dataloep. Ongeveer om de drie maanden worden ze geüpdatet. Je kunt ze zelfs per lokale entiteit bekijken.
Mevrouw Goeman, u vroeg of voor de omzetting van de lerarenuren dezelfde beperking van 20 procent geldt. Neen, die geldt niet. Ik weet ook niet of het nodig is om verder te gaan dan 20 procent. Daar geldt geen beperking. Die lerarenuren kunnen dus worden omgezet.
Ik vergat nog te zeggen dat ook de vervolgcoaches soepel kunnen worden omgezet en dat ook zij in de OKAN-klas kunnen worden ingezet. Ook daar hebben we alle beperkingen weggelaten.
Wat het debat over de hertelling betreft: met het Oekraïnedecreet hebben we een hertelling voor alle onderwijsniveaus mogelijk gemaakt. Niet op 1 oktober maar, zoals gezegd, vanaf de eerste dag dat de leerling instroomt. Dat is een heel duidelijke, genereuze en soepele regeling. Met dank aan de coalitiepartners, want dat was niet zo eenvoudig.
Ik wil nog eens wat algemene data meegeven en even verder kijken in de tijd. Ik vergelijk het schooljaar 2017-2018 met het schooljaar 2021-2022. In het basisonderwijs hadden we in 2017-2018 6659 anderstalige nieuwkomers, in 2021-2022 10.400. Dat is toch een gevoelige toename. In het secundair onderwijs is de toename nog groter: 4600 anderstalige nieuwkomers in 2017-2018, 8110 in 2021-2022. Daar is het dus bijna maal twee op niet zo gek veel jaren tijd. Om maar de ‘ampleur’ te schetsen van de oefening die we moeten maken. En dan was er zeer recent nog de toename met 40 procent van het aantal plaatsen dat effectief wordt gerealiseerd. Dat is op zich toch al een straffe stoot.
Wat is nu de capaciteit in het reguliere secundair onderwijs, en dus het doorstroomeffect? Gezien de demografische evolutie weten we dat een capaciteitsuitbreiding in het secundair onderwijs zich aandient. Dat geldt voor iedereen, nog los van de anderstalige nieuwkomers. Op basis van de prognoses in de capaciteitsmonitor hebben we extra middelen voorzien om aan capaciteitsuitbreiding te doen. U weet dat we in deze regeerperiode het ongelooflijke bedrag van 3 miljard euro voorzien voor infrastructuur. Via de recentste ronde van de capaciteitsmiddelen investeren we bijna 160 miljoen euro in extra capaciteitsprojecten. Daarmee creëren we meer dan 11.000 extra plaatsen. Het gros daarvan in het secundair onderwijs omdat we op grond van de capaciteitsmonitor zien dat de nood aan extra plaatsen zich vooral daar manifesteert. Bijna nergens in Vlaanderen zien we nog een toename in het lager onderwijs, behalve onder andere in de Vlaamse Rand. Daar en in Brussel moet je ook in het basisonderwijs blijven zorgen voor extra capaciteitsinvesteringen.
Van die meer dan 11.000 gaat het om iets meer dan 8000 plaatsen extra in het secundair onderwijs, en iets meer dan 2000 extra plaatsen in het lager onderwijs.
Dat neemt niet weg dat we voldoende aandacht moeten hebben voor de ondersteuning van gewezen anderstalige nieuwkomers die doorstromen naar het secundair onderwijs. Om die ondersteuning te realiseren, hebben we de vervolgschoolcoaches. Zij zorgen voor de ondersteuning, begeleiding en opvolging van gewezen anderstalige nieuwkomers in het vervolgonderwijs, en natuurlijk ook voor expertiseopbouw en expertiseoverdracht naar de vervolgscholen. Er zijn ook extra middelen voor de omkadering die OKAN-scholen krijgen om die vervolgcoaches aan te stellen. Die middelen worden berekend op basis van het leerlingenaantal in de OKAN-klassen op 1 februari van het voorafgaande schooljaar. Daardoor wordt toch gegarandeerd dat alle scholen voldoende middelen krijgen om ook de werking van die vervolgschoolcoaching op een kwalitatieve wijze vorm te geven.
Zoals mevrouw Krekels aanhaalde, zouden flexi-jobs ook hier inderdaad een oplossing kunnen bieden voor het personeelstekort, zowel voor het OKAN-onderwijs zelf als voor de vervolgcoaches. Er is een grote bereidheid bij gepensioneerden en bij mensen die er een andere dagtaak op nahouden om een extra inspanning te doen. Maar dan wel op voorwaarde dat ze daar financieel of fiscaal niet volledig voor worden gesanctioneerd. Daarvoor bestaat die figuur van de flexi-jobs. Maar ja, ik zal die vraag samen met mijn pleidooi voor de grondwetsherziening ook nog eens herhalen. Ik heb begrepen dat men heel open staat voor alle vragen die ik richting de Federale Regering en het federaal parlement stel. Dat is ook een nieuw inzicht. Dat zal ook wel in orde komen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, we kunnen het ook niet over alles eens zijn. Dat zou griezelig worden!
Ik keer terug naar de grond van de zaak. Het lijkt mij niet meer dan logisch dat in de capaciteitsmonitor wordt opgevolgd waar er extra capaciteit moet worden ingezet. Maar ik hoop dat dat dan inderdaad zeer goed wordt meegenomen. Er is ondertussen een grote nieuwe instroom van nieuwkomers geweest. Die instroom situeert zich vooral in een aantal grote steden. Daar rijst toch echt wel een probleem. We weten dat heel wat van die ex-OKAN-leerlingen vooral naar 1B doorstromen en dat heel wat scholen niet echt staan te springen om die 1B-stroom te organiseren.
Minister, u lijkt er nogal gerust op te zijn. Wij zijn dat veel minder. We zullen dat hier goed blijven opvolgen. Ik denk toch dat er een tand bij moet worden gestoken om ervoor te zorgen dat alle kinderen die vandaag in het OKAN-onderwijs zitten binnenkort een plaats krijgen in het reguliere onderwijs.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik denk dat het duidelijk is dat de cijfers met betrekking tot de anderstalige nieuwkomers in ons onderwijs een zeer grote impact hebben. Ik heb alle waardering voor de inspanningen die in het onderwijsveld worden gedaan.
Minister, u bent niet ingegaan op de vraag om ook in het basisonderwijs te sleutelen aan het percentage, waarbij de scholen vanaf de eerste leerling aantikken om extra uren te krijgen. Collega Daniëls, u kunt inderdaad zeggen dat het belangrijk is dat leerlingen zo goed mogelijk worden gevormd, om te kunnen overgaan naar het secundair onderwijs. Maar ik stel vast dat de druk ook in het basisonderwijs heel hoog is. Er is voor leerlingen die geen woord Nederlands kennen en die in een gewone klas landen extra ondersteuning nodig, in de vorm van extra uren voor extra begeleiding in de klas, al zijn het maar twee uren. Wij zijn er nog altijd van overtuigd dat dat het beste is om Nederlands te leren.
We hebben gezien in Ierland wat het kan betekenen als we met meerderen samen in een klas staan. Die vraag is terecht. Ik blijf dus op die nagel kloppen.
Minister, ik hoop dat we er ook voor wat betreft de plaatsen in het secundair onderwijs alles aan doen om het leerrecht van die leerlingen te garanderen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.