Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Report
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, voor wat betreft het tracé van Spartacuslijn 1 – dat is de lijn Hasselt-Maastricht – kondigde u in mei 2022 de switch aan van de tram naar de elektrische trambus op een maximale vrije bedding. Om Nederland te vergoeden voor de reeds gemaakte kosten in het kader van de oorspronkelijke plannen werd er aan Vlaamse zijde een advocatenkantoor aangesteld om een schadeclaim te bepalen. Advocatenkantoor Liedekerke werd aangesteld.
Op 20 oktober laatstleden stelde ik in deze commissie nog een vraag aan u met betrekking tot die schadeclaim. U zei toen in uw antwoord, en ik ben zo vrij om u te citeren: “Ons advocatenkantoor heeft begin oktober nog bijkomende vragen ter verduidelijking gesteld aan Nederland. Het heeft heel wat gegevens opgevraagd bij de Nederlandse administratie. Het heeft nog verduidelijking gevraagd en het zal nu met een finaal advies naar ons toe komen. Daarnaast kan ik u meegeven dat Nederland ook een advocatenkantoor heeft aangeduid. Ik vermoed dat in eerste instantie tussen beide kantoren zal worden bekeken hoe we tot een vergelijk kunnen komen.”
In het schrijven van de gemeente Maastricht van 16 december 2022 aan haar raadsleden stelt de gemeente, en ik ben ook zo vrij om dat te citeren: “In tegenstelling tot hetgeen de minister heeft gezegd in de commissie van 20 oktober 2022, is er aan Nederlandse zijde geen advocatenkantoor aangesteld.” Bovendien zouden er “door het advocatenkantoor Liedekerke geen bijkomende vragen zijn gesteld aan de Nederlandse administratie”.
Minister, dat brengt mij tot de volgende vragen. Hoe reageert u hierop? Welke contacten waren er sinds de laatste behandeling van deze kwestie in de commissie van 20 oktober 2022 met de verschillende Nederlandse overheden? En welke stappen werden er gezet sinds 20 oktober inzake het bepalen van de schadeclaim?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Moors. Het is misschien inderdaad wel goed dat we regelmatig de documenten en stukken aan de andere kant van de grens bekijken. Maar dan kunnen we ze gelijktijdig ook in de juiste context plaatsen. Ik wil misschien eerst even verduidelijken dat er toch wel verwarring is ontstaan tussen enerzijds het vragen aan ‘Nederland’ en/of ‘de Nederlandse administratie’.
Het klopt, zoals uzelf hebt gezegd, dat wij hier in Vlaanderen advocatenkantoor Liedekerke in de zomer van 2022 hebben aangeduid om te kijken welke stappen kunnen worden ondernomen om uit een impasse te kunnen geraken en om verder met de stad Maastricht te bekijken hoe we toekomstgericht kunnen samenwerken inzake hoogwaardig en grensoverschrijdend openbaar vervoer. Men heeft vanuit het kantoor Liedekerke contact opgenomen met een aantal ambtenaren van de stad Maastricht om in eerste instantie hun schadeclaim te kunnen analyseren aan de hand van de stukken die de stad Maastricht ter beschikking stelde.
Bijkomend werd vervolgens – dat is eigenlijk mee op aangeven van advocatenkantoor Liedekerke – vanuit Vlaamse zijde een Nederlands bureau aangeduid omdat men duidelijk moet weten hoe soortgelijke schadeclaims naar Nederlands recht worden afgehandeld. Het was misschien een klein beetje verwarrend dat men dacht dat Nederland zelf al spontaan een advocaat had aangesteld. Nee, het zijn wij vanuit Vlaanderen die een bijkomend Nederlands bureau hebben aangeduid om te bekijken hoe men uit de impasse kan komen. Door dat Nederlands advocatenkantoor dat van Vlaamse zijde is aangeduid, zijn nog een aantal bijkomende vragen gesteld ter verduidelijking of ter interpretatie van het schadedossier.
Alleszins hebben wij eind vorig jaar aan onze raadgevers – zowel de Vlaamse als de Nederlandse – opdracht gegeven om met de stad Maastricht verder te onderhandelen om tot een vergelijk te komen. Natuurlijk staat het de stad Maastricht of de provincie Limburg aan Nederlandse zijde vrij om ook al dan niet een advocaat onder de arm te nemen, om zodoende – en ik hoop dat we daar snel toe kunnen komen – toch tot een consensus te komen om te bekijken waar we kunnen geraken.
Hoe de onderhandelingen juist verlopen, dat is natuurlijk in een sfeer van vertrouwelijkheid. Ik denk dat dat ook goed is dat men onder elkaar moet aftoetsen hoe men tot een vergelijk kan komen. Als er geen consensus of geen vergelijk mogelijk is, dan zal dit finaal uitgevochten moeten worden voor een rechtbank. Laat ons hopen dat dat niet hoeft te gebeuren, want ik denk dat iedereen – zowel wij aan deze zijde van de grens, maar ook aan de andere zijde van de grens – ervan overtuigd is dat meer en vlotter grensoverschrijdend openbaar vervoer van groot belang is en dat we ook toekomstgericht daarop moeten blijven inzetten.
Meer kan ik u vandaag dan ook niet vertellen dan dat op dit ogenblik onze advocaten zijn aangesteld – een Vlaams en Nederlands bureau – en dat die in contact staan met Maastricht om te kijken of men tot een vergelijk kan komen.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de uitleg. Dat werd vorige keer door mij inderdaad mis begrepen.
Dat is nu duidelijk, dat wij zowel een Belgisch als een Nederlands kantoor onder de arm hebben genomen. Ik denk dat dat goed is, gezien het verschil in regelgeving. We hebben een apart Belgisch recht en een apart Nederlands recht. Dat is dus een goede zaak, denk ik.
Een andere goede zaak is dat Spartacus vooruit lijkt te gaan. Ik denk dat dat in het belang is van de beide Limburgen, dat het zo snel mogelijk zal landen.
Mijn bijkomende vraag aan u, minister, is: hebt u een effectieve deadline die werd opgelegd aan het advocatenkantoor inzake het uitbrengen van dat advies omtrent de hoogte van de schadeclaim?
En is er voldoende budget voorzien of is er al budget voorzien om een eventuele schadeclaim uit te betalen?
En tot slot, hebt u er al zicht op wanneer de trambus Hasselt-Maastricht in 2025 zou kunnen gaan rijden?
De heer Danen heeft het woord.
In de timing ben ik zelf ook erg geïnteresseerd, omdat Nederland er blijkbaar van uitging dat het goed zou zijn om nog in 2022 op hoofdlijnen een akkoord te bereiken. Die deadline is toch min of meer verstreken.
Dan, twee, zij zeggen in hun laatste informatiebrief ook dat zij het interessant vinden om verder werk te maken van grensoverschrijdend vervoer met Vlaanderen. Waar denken zij dan aan? Bent u in overleg over wat hierna nog gaat volgen?
Dan hebt u gezegd dat als er geen akkoord is, dit voor een rechtbank uitgevochten zal moeten worden. Wat voor rechtbank is dat dan? Dat is een informatieve vraag. Hebt u daar een idee van? Hopelijk hoeft het niet zover te komen.
Dan, als laatste, zijn er nog andere claims die hangende zijn, naar aanleiding van het afspringen van het tramdossier?
Dat waren mijn bijkomende vragen.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik sluit mij daar uiteraard ook graag bij aan. Ik heb dezelfde vragen als de collega’s.
Ten eerste is er de timing, ten tweede is er het budget – het budget al dan niet voor de schadeclaim, en ook het budget voor al die procedures. Want die kosten toch ook enorm veel geld in de huidige moeilijke economische tijden.
En drie – we komen er straks ook nog op terug –, is er ondertussen nog overleg met de Nederlandse partners voor het aangepaste dossier – zal ik het dan maar noemen – van het grensoverschrijdend vervoer? Zijn er nog concrete afspraken gemaakt of staat dat volledig on hold, in afwachting van de juridische procedure?
En tot slot, collega Moors, ik hoor u zeggen dat Spartacus vooruit lijkt te gaan. Ofwel hebt u andere informatie dan wij, maar ik heb niet de indruk – spijtig genoeg – dat het vandaag vooruitgaat.
De heer Verheyden heeft het woord.
Ik ben wel niet van Limburg, maar de problematiek is natuurlijk ook voor de Vlaams Belangkiezers in Limburg zeer belangrijk.
We weten allemaal dat een schikking of – in het slechtste geval – een geschil tot ellenlange procedures kan leiden. Mijn vraag is in hoeverre de minister en haar kabinet ervan overtuigd zijn dat een billijke minnelijke regeling binnen handbereik ligt. Want indien dat toch tot een rechtszaak zou leiden, dan zijn we zonder twijfel vertrokken voor een lange tijd en eventueel met een onzeker resultaat.
Bijkomend, waarom konden de administraties niet tot een vergelijk komen, teneinde tussenkomst van advocaten te vermijden?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel, collega’s, voor de bijkomende vragen: vragen rond timing, rond budget, rond verder overleg.
In een ver verleden is er een kaderovereenkomst afgesloten tussen Vlaanderen, Maastricht en het provinciebestuur van Nederlands Limburg. Daar staan een aantal elementen in. Wanneer men drastisch afwijkt van datgene wat is afgesproken in die kaderovereenkomst, moet men kijken om tot een vergelijk te komen om die kaderovereenkomst te beëindigen. Daarin is ook een procedure opgenomen die zegt wie bevoegd is in het geval dat er een juridisch geschil is. En dat is in het kader hiervan de rechtbank van Maastricht.
Nu, we zijn zover nog niet. Zoals ik daarstraks al zei, hebben we op dit ogenblik een schadeclaim gekregen van onze Nederlandse collega’s die heel hoog is. Dan ga je natuurlijk niet zonder meer vanuit Vlaanderen zeggen: “Akkoord, hier is de cheque en we zijn even goede vrienden.” Dan is het logisch dat we dat drastisch gaan analyseren en gaan kijken welke rechtsgrond er is om die schadeclaim op die manier te formuleren. Wij hebben onze advocaat aangeduid en er is een Nederlands advocatenbureau. Zij zijn dat allemaal aan het analyseren en zij voeren ook gesprekken met Maastricht. Dat gebeurt in een kader van vertrouwelijkheid.
Ik heb vandaag ook niet alle details, maar ik heb wel gezegd dat we het liefst van al zo snel mogelijk tot een vergelijk zouden willen komen, om zodoende ook die andere noodzakelijke hoogwaardige openbaarvervoersassen richting Nederland niet te hypothekeren en om daarop ook verder te kunnen werken. Want we praten hier over de lijn Hasselt-Maastricht, maar tegelijkertijd zijn er ook nog andere vragen. Van onzentwege is er bijvoorbeeld de vraag naar de verbinding Hamont-Weert, dat weten we ook allemaal. Tegelijkertijd is er ook nog de vraag richting Sittard en richting Eindhoven. Kortom, we willen daar in de toekomst blijven op inzetten.
Ik beperk mij nu misschien tot de Limburgse overgangen, maar we hebben er natuurlijk ook nog elders, om de niet-Limburgers hier in de zaal gerust te stellen. Maar we willen alleszins blijven inzetten op die grensoverschrijdende hoogwaardige openbaarvervoersassen. Wat dat betreft, hoop ik dat we voor de toekomst snel tot een vergelijk kunnen komen.
Heb ik daar nu een deadline op gezet? Heb ik een timing voor ogen? Liever vandaag dan morgen. Ik denk dat we het daar allemaal over eens zijn. Maar als wij nu een deadline zouden bepalen, zou Maastricht eenvoudigweg zeggen: “Geef ons het volledige bedrag en we zitten binnen de deadline.” Zo eenvoudig is het natuurlijk niet. Ik denk dat er hier wel meerdere juristen aan tafel zitten. Laat ons dus eerst proberen de juristen onderling tot een vergelijk te laten komen. Komt het tot een vergelijk, des te beter. Komen we niet tot een vergelijk, dan is er misschien eerst nog een soort arbitrage in het kader van een bemiddeling.
We hebben recentelijk nog de Vlaams-Nederlandse Top gehad, maar ook daarvoor heb ik met de Nederlandse collega’s – de ministers – nog contact gehad, waarmee ik wil benadrukken dat we echt willen blijven inzetten op dat hoogwaardig grensoverschrijdend openbaar vervoer. Laat ons hier dus niet alle banden verbreken, maar laat ons integendeel kijken hoe we snel tot een vergelijk kunnen komen, en snel een en ander kunnen faciliteren.
Ik weet op dit ogenblik niet welk budget ik moet voorzien, maar we weten natuurlijk wel dat er een schadeclaim zal volgen. Dat is een.
Dan is er de timing. Ik denk dat ik daar voor een stuk op geantwoord heb.
Ik kreeg ook de vraag – ik denk van mevrouw Robeyns en ook van mevrouw Moors zelf – of die tram dan gaat rijden in 2025. Ik denk dat we allemaal hopen van wel, want Limburg is en blijft nog altijd de meest autogerelateerde provincie. Ik denk dat, als we op de drie assen snel werk kunnen maken van hoogwaardig openbaar vervoer, we alleen maar de vlucht vooruit kunnen nemen. We zetten er volop op in, maar we hebben er ook nog wat angels uit te halen. We blijven er alleszins naarstig op werken.
U hebt ook recentelijk kunnen lezen – maar ik denk dat we daar straks wel nog op terugkomen – dat inzake Spartacuslijn 2 het hoogwaardig openbaar vervoer besteld is. Een aantal elementen zijn daar al overwonnen. Daar gaan we er alleszins van uit dat dat begin 2024 gefaciliteerd kan worden. Voor Spartacus 1 en Spartacus 3 zal dat iets later zijn. We willen in elk geval alles op alles zetten om toch ook daar de sprong voorwaarts te maken en te komen tot een oplossing. En De Werkvennootschap is, wat dat betreft, bezig met de opdracht om werk te maken van het tracé enerzijds, en met het uitwerken van het verdere verloop voor Spartacus 1 anderzijds.
Mevrouw Moors heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoorden.
Het is fijn om te horen en te zien dat alle Limburgers zich toch wel achter het Spartacusproject blijven scharen.
Collega Robeyns, ik denk persoonlijk dat de switch die in het voorjaar is afgeklopt – in mei 2022 – van de tram naar de elektrische trambussen een goede vooruitgang was.
Het dossier is zeker belangrijk voor de ontsluiting van onze provincie, een grensoverschrijdende ontsluiting. En u hebt zelf aangehaald, minister, dat de relatie met Nederland goed gewaardeerd moet blijven, om in de toekomst nog meer te kunnen realiseren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.