Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, dank u wel, ik heb inderdaad een antwoord gekregen op mijn vraag op 14 september, maar eergisteren heb ik daar een actualisatie van gekregen. Ik heb dus eigenlijk al veel antwoorden op de evolutie, die heb ik dinsdag van u bekomen. Maar bijkomend, als ik die cijfers bekijk: een 130.000 hebben een waarde A, B of C. Tegen 2050 moeten ze allemaal A zijn. 13 procent van de 165.000 woningen heeft een A-label.
Minister, in 2009 – ik volg al 15 jaar de commissie Wonen – had minister Van den Bossche een heel plan omtrent de renovatie en ook een uitrolplan van hoe men dat zou renoveren. Er zijn natuurlijk wel al stappen gezet, maar als je dat EPC-label A wilt behalen tegen 2050 – dat is eigenlijk maar 25 jaar – en u ziet dat u daarin 150.000 woningen moet aanpakken, dan is dat over 25 jaar een enorm renovatievolume.
Minister, hoe zult u dat doen en met welke middelen? We zien vandaag dat de woningmaatschappijen niet zoveel spenderen aan onderhoud, ik heb daar ook de cijfers van gekregen, en dat er eigenlijk ook een grote vraag is om extra woningen bij te bouwen. Minister, als er ongeveer een 33.000 woningen – zoals u zelf zegt in uw cijfers – een totaalrenovatie moeten ondergaan, dan betekent dat, als we daar eerlijk in zijn, dat de eerste 33.000 woningen die u of een andere minister samen met de woonmaatschappijen zult bouwen in de komende legislatuur eigenlijk allemaal zullen moeten dienen voor herhuisvesting.
Minister, hoe zult u dat aanpakken, enerzijds het aanbod van de sociale woningen verhogen, anderzijds de totaalrenovatie doen en de renovatie in 25 jaar voor 130.000 woningen realiseren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, dank u wel voor de vraag. Voor de meest recente cijfers met betrekking tot de EPC-waarden van het sociaal patrimonium kan ik verwijzen naar de recente schriftelijke vraag 107. Samengevat kunnen we stellen dat eind 2022 dit ongeveer de stand van zaken is: A is 13,1 procent, B is 39,9 procent, C is 24,2 procent. Als je A, B en C, de drie beste prestaties, samentelt, dan heb je 77,2 procent in het totaal. D is 11,3 procent, E is 5,1 procent, F is 5,9 procent. Dan is er nog ongeveer 0,5 procent dat geen EPC heeft. Dat is in grote lijnen de onderverdeling.
Hierbij moet worden opgemerkt dat het geven van een eenduidige evolutie in EPC-waarden op het sociaal woonpatrimonium sinds 2020 een specifieke interpretatie behoeft. Er werd immers systematisch gewerkt aan het aanvullen en verbeteren van de EPC-data. Verschuivingen tussen de cijfers tussen 2020 en 2022 kunnen dan ook niet volledig toegeschreven worden aan de verbeteringen van de energiezuinigheid van het patrimonium, maar die worden ook beïnvloed door de aangevulde of verbeterde gegevens rond de EPC-waarde van sociale woningen. Dat komt omdat de EPC-kengetallen pas volop verzameld worden sedert 2020. De inventarisatie van de effectief opgemaakte EPC-gegevens via het portaal Woningkenmerken kaderde op dat moment vooral in de berekening van de energiecorrectie voor energiezuinige woningen met lage EPC-waarden.
In 2022 hebben we een EPC-kengetal beschikbaar voor 83.026 woningen of bijna de helft van het patrimonium. In 2020 was dit slechts voor 69.035 woningen het geval. Het doel is nu logischerwijs om voor het hele patrimonium te beschikken over EPC-certificaten met de effectieve EPC-kengetallen. Daar wordt nu verder aan gewerkt.
Het streefdoel van de Vlaamse Regering is inderdaad om alle sociale woningen op te tillen naar een EPC-label A, het EPC-kengetal beter dan 100 kilowattuur per vierkante meter per jaar. Dit vormt een langetermijndoelstelling binnen het klimaatplan 2050, zowel voor de particuliere als de sociale huisvestingssector. Inmiddels is de nieuwe tool renovatieplanner geïmplementeerd. De SHM’s gaan hier nu mee aan de slag om voor hun patrimonium een renovatiepad uit te stippelen richting 2050.
Naast het energetische deel, of totaalrenovaties, behoort ook vervangingsbouw tot de mogelijke opties. SHM’s zijn het best geplaatst om voor elke concrete situatie het meest geschikte renovatiepad te kiezen. Hoe dan ook zullen de SHM’s bij het uitstippelen van hun renovatieplanning 2050 rekening moeten houden met haalbare faseringen.
In dit renovatiepad zullen we prioritair eerst de woningen met EPC-labels E en F aanpakken. Uit analyses blijkt duidelijk een correlatie tussen woningen met labels E en F, deels uit te breiden naar woningen met label D, en de algehele conditie van deze groep woningen. Het merendeel van deze woningen dateert ook van voor 1985. Een hoger dan gemiddeld aantal van deze woningen staat bovendien al leeg wegens feitelijke onverhuurbaarheid.
De meest voor de hand liggende aanpak lijkt hier niet zozeer te bestaan uit beperkte deelrenovaties, dus mikkend op een uiteindelijk toch maar zwak label D of C, maar veeleer in totaalrenovaties of vervangingsbouw, zodat deze woningen meteen klaar zijn voor 2050.
Woningen met label B daarentegen beschikken meestal al over dubbele beglazing, dakisolatie en gevelisolatie, maar volgens prestatieniveaus uit pakweg 2006. Zulke woningen zijn nog te recent of in te goede staat om nu al gevels te ontmantelen of het buitenschrijnwerk te vervangen.
Woningen met een label C kan men, mits beperkte deelrenovaties, mogelijk wel vervroegd optillen tot een label B, maar misschien heel moeilijk tot een label A zonder zware investeringen. Een tussentijdse upgrade kan hier duurzaam en verantwoord zijn gezien een nog voldoende lange afschrijftermijn tot 2050. Eens uitgefaseerd kan dan worden geopteerd voor een totaalrenovatie of vervangingsbouw.
Dit illustreert dat de meest logische en rationele evolutie van het patrimonium richting label A niet zozeer gelijkmatig en trapsgewijs zal verschuiven, van labels E en F naar D, van D naar C, van C naar B, en zo verder, maar volgens het haasje-over principe met eerst labels E en F naar A, vervolgens labels D naar A. Ik hoop dat het duidelijk is, dat je eigenlijk altijd een beetje wacht op de noodzaak voor renovaties om kostenefficiënt de grootste sprong te kunnen maken telkens wanneer dit patrimonium ook meer algemeen aan renovatie toe is. De huidige labels B zullen zodoende wellicht het laatst de sprong naar label A maken.
Dan uw laatste vraag: momenteel is ruim voldoende renovatiebudget beschikbaar binnen FS3. Daarnaast wordt het energetisch renoveren van woningen ook gesubsidieerd met middelen uit het Vlaams Klimaatfonds (VKF).
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord, maar ik denk dat u zeker ook zicht moet hebben per woonmaatschappij wat de renovatienoden zijn. Mijn vraag is dan ook aan u: zult u aan de woonmaatschappijen de opdracht geven om een renovatieplan van hun woningen op te leggen tegen 2050 met een doelstelling per jaar? Dat is mijn eerste vraag.
Mijn bijkomende vraag luidt: u spreekt geen bedragen uit, hoeveel budget is eigenlijk nodig om die hele renovatie te financieren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Van Volcem. Dat bestaat reeds. Die afspraak met de sociale huisvestingssector is al gemaakt, en zij worden daar ook in begeleid. In die zin zijn daar dus al lopende afspraken die men moet nakomen, met uiteraard die doelstelling van 2050 voor ogen.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
En wat met het budget, minister? Vroeger sprak men van 2,9 miljard euro die nodig was in het jaar 2009. Ik denk met de verscherpte ambities naar het A-niveau, zou ik toch ook wel eens willen weten over welk renovatiebedrag we hier spreken om tot dat A-label te komen. Zijn er daar ramingen over?
Minister Diependaele heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: de renovatie valt ook binnen het FS3-budget. U weet dus dat dat ongeveer 1 miljard euro per jaar is, en ongeveer 45 procent daarvan wordt gehanteerd voor die renovaties. Zeker met de nieuwe bouwprijzen is zo’n bedrag weinigzeggend. We weten dat de bouwindex al 24 procent gestegen is, dus wat zegt dat nog?
Ik kan dus niet zeggen hoeveel het vandaag de dag zou kosten, maar daar hebt u wel een indicatie mee welke budgetten we voorzien. Daar kunt u heel makkelijk mee rekenen dat die ruimschoots voldoende zijn.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Ik weet het niet, maar ik zal daar een bijkomende schriftelijke vraag over stellen.
Ik dank u, minister, voor uw antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.