Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, ik heb er ook al een keer een actuele vraag over gesteld. Er zijn vandaag veel uitdagingen in het woonbeleid, niet alleen het betaalbaar wonen voor ouderen, natuurlijk ook voor gezinnen, maar die werken, die kunnen hun inkomen verdienen. Maar dan heb je ook nog studenten. Het is ook belangrijk dat er voldoende studentenkamers in de studentensteden zijn. Waarom? Als dat niet zo is, geeft dat ook automatisch een druk op de woningmarkt. Je ziet dat steden zoals Gent en Leuven de meest onbetaalbare steden zijn. Een, ze hebben een grote bevolkingsaangroei, wat positief is, doordat veel studenten daar aanwezig zijn. Bovendien hebben de mensen die er afstuderen met een universitair diploma meestal een hoog inkomen. Zij bepalen ook een beetje de prijs van de woningmarkt. Anderzijds, omdat het steden zijn waar er dan automatisch veel werk – veel aantrekkelijk werk – is, veel jonge mensen zijn en veel dynamiek is, willen daar ook heel veel jonge mensen en studenten wonen.
Door corona is er ook nog extra vraag. Veel jongeren vinden dat ze twee jaar van hun studentenleven gemist hebben. Ik denk dat dat er nu eenmaal deel van uitmaakt als het financieel haalbaar is, dat je ook als student niet alleen moet blokken, maar ook kunt participeren aan het studentenleven en dat is vaak het leukst als je ook op kot kunt zijn.
Vandaag zien we dat de gemiddelde prijs blijft stijgen naar 440 euro per maand, maar dat zijn, denk ik, de dag van vandaag de goedkope koten. Veel studenten, zeker in Gent en in Leuven, betalen eigenlijk al 600, 700, 800 euro per maand om een studentenkot te kunnen hebben. Minister, vanuit mijn achtergrond ben ik enorm voor emancipatie en sociale mobiliteit. Ik denk dat het studentenleven en studeren een grote hefboom is naar sociale mobiliteit. In die zin vraag ik aan u en vind ik het heel belangrijk – ik heb dat al gevraagd, ik zal er ook op blijven kloppen – dat u in kaart brengt in de Vlaamse Ruit waar studenten gehuisvest kunnen worden.
Minister, wanneer zal het Steunpunt Wonen de studie aanvatten en wanneer mogen wij de resultaten daarvan verwachten?
Hoe zult u het aanbod stimuleren zodat de huurprijs van studentenkoten betaalbaar wordt of minstens stabiliseert?
Is er een actieplan per studentenstad in overleg met u en zult u daar een regierol in opnemen en/of taakstellingen en objectieven vastleggen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, dank u wel voor uw vragen. Het Steunpunt Wonen zal nog dit jaar starten met een onderzoek naar de monitoring van studentenhuisvesting. De concrete planning wordt momenteel intern bekeken binnen het steunpunt. Het is ook de bedoeling dat het onderzoek nog dit jaar wordt afgerond, zodat we snel meer zicht gaan krijgen op het aanbod van en de vraag naar studentenhuisvesting.
Wat het aanbodbeleid betreft, kan ik alvast meegeven dat alle geplande initiatieven uit het plan van aanpak intussen zijn afgerond. De denkdagen liggen intussen al achter ons, er werd in december een focusgroep georganiseerd en het Steunpunt Wonen heeft in januari het onderzoek rond het aanbodbeleid afgerond. Het onderzoek zal in maart worden opgeleverd. Momenteel worden alle conclusies en aanbevelingen samengevoegd en wordt er gekeken naar het vervolgtraject.
Vanuit Vlaanderen wordt er geen actieplan per studentenstad opgelegd. Het aanbodbeleid inzake studentenhuisvesting blijft in eerste instantie de bevoegdheid van de onderwijsinstellingen en de lokale besturen. Zij hebben dan ook het beste zicht op de lokale context en de noden. Via het plan van aanpak willen we hen uiteraard wel ondersteunen om dit aanbodbeleid verder uit te bouwen. Dat was ook de noodzaak en de verwachting ten aanzien van de Vlaamse overheid, die we tijdens het eerste overlegmoment met de betrokken actoren konden vaststellen.
Via de werksporen aanbod, kwaliteit en monitoring bekijken we hoe het aanbodbeleid verder vorm moet krijgen en hoe de verschillende beleidsniveaus daaraan kunnen bijdragen. Als alle werksporen doorlopen zijn, zullen we uiteraard wel bekijken of we mogelijke vervolgstappen vertalen in een actieplan studentenhuisvesting met concrete doelstellingen en acties.
Voorts wil ik vooral geen verdere commentaar geven op het studentenleven, uit schrik voor vragen naar dat van mij.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik ben blij dat u actie onderneemt. Uw collega Demir heeft veel tellers, ‘bostellers’, ‘tegelwippentellers’, maar ik denk dat het belangrijk is dat we naast bomen en tegelwippen ook het aantal studentenhuisvestingen in kaart brengen en uitbreiden.
Ik kijk dus enorm uit naar de afronding van de studie. Als ik me niet vergis heb ik daar eigenlijk geen datum over gehoord. Ik zou eigenlijk wel graag weten, minister: zult u daarmee landen voor het reces? Want ik denk dat er in september veel vragen en grote zoektochten zullen zijn. Ik kijk dus enorm uit naar een actieplan. Ik denk dat het ook nodig is: dat die studentensteden en de gemeenten rond die steden meehelpen aan de monitoring en dat er dan gekeken kan worden welke ruimte kan worden vrijgehouden voor meer studentenhuisvesting, in samenspraak met de steden.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Het is een heel belangrijke problematiek, studentenhuisvesting. Ik heb tijdens de laatste commissiezitting van vorig jaar nog met de minister van gedachten kunnen wisselen hierover. Want het is inderdaad ook onze bekommernis, dat er voldoende diversiteit blijft in het aanbod van de studentenhuisvestingen. We zien dat er veel aanbod bij komt, maar dan voornamelijk in het hogere segment: de luxekoten, de studio’s, inderdaad een prijscategorie waarnaar collega Van Volcem al heeft verwezen en die niet voor iedereen is weggelegd, zeker niet als je meerdere kinderen hebt die mogelijk op kot of op kamers gaan wonen.
Er wordt gesproken over ‘studentensteden’ – geografisch afgebakende gebieden. Ikzelf zit nu in de commissie Wonen vanuit de gemeente Lanaken, deelgemeente Veldwezelt. In deze gemeente staan honderden studentenkamers, voor alle studenten hier is dat vlak bij de universiteit van Maastricht. We moeten dus altijd goed voor ogen houden wat de mogelijkheden zijn, en evengoed kijken over de grenzen van de studentensteden heen.
Minister, ik heb mijn vraag afgesloten in december met de vraag wanneer de studie kwam. U zou me dat toen overmaken. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen: dat is toen niet gevolgd, en ik heb daar zelf ook geen verdere vraag over gesteld. Het waren de dagen voor kerst.
Het is dus goed om nu uit uw antwoord te horen dat u in maart de eerste studie verwacht en dat de monitoring dit jaar zal beginnen lopen. Ik stel voor dat we daar samen, misschien in een gedachtewisseling in deze commissie, grondiger op ingaan om te kijken wat onze mogelijkheden zijn vanuit het beleidsdomein Wonen, om te zorgen voor een voldoende en divers aanbod aan studentenhuisvestingen in Vlaanderen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Wat betreft studentenhuisvesting hebben we namens onze fractie altijd de boodschap gegeven dat die verantwoordelijkheid vooral ligt bij de studentensteden en de onderwijsinstellingen. Zij kennen de situatie lokaal het best, weten wat leeft en wat de noden zijn. De Vlaamse overheid biedt vooral ondersteuning, dat is duidelijk, via dat Overlegplatform Private Huur - Studentenhuisvesting, en recent ook via dit wetenschappelijk onderzoek rond studentenhuisvesting.
Ik wil ook duidelijk maken dat voldoende studentenhuisvesting niet alleen wil zeggen dat er evenveel aanbod moet zijn. Ik denk dat het ook belangrijk is dat er een divers en betaalbaar aanbod is voor die studenten, en dat we daar ook op moeten inzetten.
Minister, eind vorig jaar hebt u gezegd dat u op basis van de resultaten van het onderzoek een gedachtewisseling zou houden. U hebt net duidelijk gemaakt dat die resultaten in maart beschikbaar zouden zijn. Ik reken er dan ook op dat we die gedachtewisseling en dit debat kunnen verderzetten in deze commissie. Dank u wel.
Minister Diependaele heeft het woord.
Ik denk dat ondertussen al twee keer de vraag van mevrouw Van Volcem beantwoord is wat betreft de timing voor die resultaten. Verder denk ik dat we helemaal op hetzelfde spoor zitten.
Mevrouw Jans, mijn excuses, ik weet niet wat daar is misgelopen, we zullen kijken of we dat nog in orde kunnen brengen. We zijn er wel degelijk mee bezig en dat komt sowieso jullie kant op. Dank u wel.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik ben ook nog schepen van Wonen geweest, in een ver verleden – een mens wordt oud. Ik volg eigenlijk nog altijd die woonplannen die ook worden gedaan in Nederland, niet alleen door steden en gemeenten, waarbij men een heel grote regierol opneemt om dat aanbod te kunnen volgen.
Ik zou u willen vragen om daar een actievere rol in te spelen, niet in de zin dat u dat tot in het detail moet doen, maar toch wel in de zin van: hoeveel woningen hebben we nodig? Waar hebben we ze nodig? Waar gaan we ze bouwen? Hoeveel betaalbare woningen? Hoeveel huisvesting hebben we nodig? Waar zetten we die? Waar maken we ruimte vrij?
Er is, denk ik, nood aan een echt woonplan voor Vlaanderen, minister. Het is nodig dat u samen met minister Demir alle doelstellingen, alle noden, alle aanvattingen in kaart brengt, om dat eigenlijk de komende twintig jaar te … (onverstaanbaar) …
De vraag om uitleg is afgehandeld.