Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over de weigering van het gemeentebestuur van Sint-Genesius-Rode om het gebruik van taalregisters te staken
Report
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Eind vorig jaar hadden we reeds een uitvoerig debat over het aanleggen van taalregisters in de faciliteitengemeenten. Een juridisch advies, gevraagd door de Vlaamse Regering, bracht nieuwe elementen aan het licht die eerder in de problematiek omtrent de taalregisters niet aan bod kwamen. Het belangrijkste daarvan is het ontbreken van een decretale of wettelijke rechtsgrond voor het verwerken van persoonsgegevens die nodig zijn bij het opzetten en gebruiken van taalregisters. Een verwerking van persoonsgegevens, in dit geval een bepaalde taalrol, met het oog op het bijhouden van een taalregister houdt immers een inmenging in het recht op privéleven in waarop het in onze grondwet artikel 22 vervatte legaliteitsbeginsel van toepassing is. Op dit ogenblik is er dus geen sprake van een wettelijke of decretale grondslag die een dergelijke verwerking van persoonsgegevens, de taalrol, door de gemeenten of door de Vlaamse overheid zou toelaten.
Uit deze vaststelling volgt, aansluitend op de eerdere argumentatie vanuit Vlaanderen, dat de bestaande taalregisters onwettig zijn en dus zou deze argumentatie, in tweede orde, worden toegevoegd aan de raadsman namens de Vlaamse overheid. Eventuele nieuwe taalregisters in de faciliteitengemeenten dienen zo in het kader van het klachtentoezicht op lokale besturen vernietigd te worden, net zoals daarvoor ook het geval was. Uw collega-minister Weyts, bevoegd voor de Vlaamse Rand, heeft de faciliteitengemeenten op de hoogte gebracht van dit advies en het onwettige karakter van het aanleggen van taalregisters. In zijn schrijven maakt hij inderdaad gewag van die eerste reden, dat de omzendbrieven onverkort gelden, maar ook van het feit dat er nu een bijkomende argument is, zijnde dat het een inbreuk is op de privacywetgeving.
Wat hebben we gezien? In de gemeenteraad van Sint-Genesius-Rode vroeg een gemeenteraadslid, Bruno Stoffels, of de gemeente het juridisch advies gaat opvolgen en dus dat taalregister gaat stopzetten. Het gemeentebestuur haalt zijn neus daarvoor op en neemt geen bijkomende maatregelen om die taalregisters stop te zetten. Mijn fractie is altijd duidelijk geweest: deze taalregisters gaan in tegen de taalwetgeving en horen niet thuis in de werking van de faciliteitengemeenten.
Op welke manier zult u ervoor zorgen dat dit juridisch advies in de faciliteitengemeenten van de Vlaamse Rand wordt opgevolgd?
Wat is de huidige stand van zaken in de lopende gedingen bij de Raad van State in dit dossier? Over welke faciliteitengemeenten gaat het hier? Ik dank u alvast voor uw antwoord.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, het is niet de eerste keer dat ik u hierover ondervraag en ik hoop dat u met evenveel vuur als bij de vorige vraagstelling in dit dossier zult antwoorden, want er zijn nieuwe feiten die ons nopen om dit opnieuw onder de aandacht te brengen. We stellen inderdaad vast dat, ondanks het informele schrijven van minister Weyts, de Franstalige gemeentebesturen in de zes faciliteitengemeenten eigenlijk gewoon een welgemeende middelvinger opsteken naar het expertenadvies van Eubelius, dat mevrouw De Coninck heeft aangehaald, naar de bestuurstaalwet, naar de hele faciliteitenregeling, naar de omzendbrieven-Peeters, -Keulen en -Martens, en dus eigenlijk, bij uitbreiding, naar de voltallige Vlaamse Regering.
Dat blijkt inderdaad uit een antwoord dat de schepen voor Burgerlijke Stand in Sint-Genesius-Rode gaf aan Bruno Stoffels, gemeenteraadslid voor de Nederlandstalige lijst waarbij hij onder andere aangaf dat hij het schrijven van minister Weyts ontvangen had maar dat dat tot nader order niet de minste wettelijke draagwijdte heeft en dat hij het verticaal klasseert. We zitten momenteel in een situatie waarbij de Vlaamse Regering al jaren, van bij aanvang van het Vlaamse regeerakkoord, zegt dat zij een assertieve houding aanneemt in het kader van de bestuurstaalwetten, de taalwetgeving en dat zij elke poging tot uitholling van die taalwetgeving zal aanvechten, maar anderzijds stellen wij op het terrein vast dat juist het tegendeel gebeurt en dat die Franstalige colleges, die FDF-colleges, want dat zijn ze natuurlijk, volharden in de boosheid.
Welke stappen onderneemt u om de omzendbrieven en ook het regeerakkoord af te dwingen bij deze gemeentebesturen?
Wordt er in navolging van de vijf arresten van de Raad van State van september 2021 gewerkt aan een nieuwe omzendbrief die stipuleert dat de voorgaande omzendbrieven, ongeacht het arrest van de Raad van State van september 2021 onverkort van kracht blijven? Ik zeg niet dat dat juridisch de beste piste is maar ik stel me de vraag of de Vlaamse Regering dat van plan is.
Is er zicht op opvolging van de andere gemeentebesturen in het kader van de brief die minister Weyts heeft gestuurd? We weten nu van Sint-Genesius-Rode dat eigenlijk een welgemeende puntje, puntje, puntje zegt, maar wat is de reactie bij die vijf andere gemeentebesturen?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel voor de vraagstelling, collega’s. Ik ga even enthousiast, maar vooral ook even vastberaden antwoorden op de vragen die u gesteld hebt.
Ik begin met een stand van zaken over de lopende gedingen bij de Raad van State. Op dit moment lopen er vier gedingen bij de Raad van State. De eerste drie gedingen zijn sinds 2019 lopende. Dat is tegen de gemeenten Linkebeek, Drogenbos en Wezembeek-Oppem. De aanleiding voor die drie gedingen is de vernietiging van de verzending van de oproepingsbrieven voor de verkiezingen wegens het feit dat die volgens taalregistratie werden verzonden. De verslagen van de auditeur daarrond werden opgemaakt op 31 januari 2022. De debatten zijn nu gesloten en we wachten ter zake op een uitspraak van de Raad van State.
Een ander geding is sinds 2021 lopende tegen de gemeente Kraainem. In dat geding brengt onze raadsman Eubelius, die ik als minister van Binnenlands Bestuur heb aangesteld, het nieuwe, belangrijke middel aan dat een taalregister niet in overeenstemming is met de wetgeving betreffende de verwerking van de persoonsgegevens, de algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Dat zou daar niet mee accorderen. Dat is onze positie en onze overtuiging.
Ook voor de burgerlijke rechtbank is een procedure lopende. Daarin vraagt een schepen van de gemeente Wezembeek-Oppem een schadevergoeding, omdat hij laattijdig zou zijn benoemd als schepen nadat de aangewezen burgemeester van Wezembeek-Oppem destijds in eerste instantie door de toenmalige minister van Binnenlands Bestuur niet is benoemd als burgemeester. Dat geding grijpt onze raadsman aan om prejudiciële vragen te stellen over taalregistratie aan het Grondwettelijk Hof. U weet dat we tot nu toe niet tot aan het Grondwettelijk Hof geraakt zijn. We proberen nu via een prejudiciële vraag in dat dossier, via de burgerrechtbank, toch aan het Grondwettelijk Hof te geraken en dat hof een uitspraak te vragen.
De uitgangspositie is voor mij helder. De omzendbrieven-Peeters, -Keulen, -Bourgeois en -Martens, die door de Raad van State voor alle duidelijkheid niet vernietigd zijn, blijven van toepassing. Om de toepassing ervan te verzekeren, zoek ik dus hefbomen. Ik moet dat doen binnen het kader van de rechtsstaat. Ik kan niet anders als minister. We leven in een democratische rechtsstaat. Ik ben daardoor gebonden. Ik moet dus binnen die rechtsstaat op zoek gaan naar hefbomen om onze politieke positie ook juridisch te verantwoorden. Want tot nu toe zijn we door uitspraken van de Raad van State niet bepaald geholpen. Ik moet dus proberen ofwel bij het Grondwettelijk Hof te geraken, ofwel de Raad van State met nieuwe, steekhoudende argumenten te overtuigen van een bijstelling van de positie.
Ik volg daarvoor twee sporen. Ten eerste, zoals ik in november in deze commissie heb toegelicht, blijven we onze juridische positie standvastig verdedigen in alle lopende gedingen. We gaan daarbij alle mogelijke middelen voorleggen bij de Raad van State, waaronder dus het nieuwe dat aangedragen is, en dat volgens mij belangrijk is, namelijk de onwettigheid van een registratie van taalvoorkeur in het kader van de AVG-richtlijn. Via de lopende burgerlijke procedure trachten we prejudiciële vragen in te brengen en die te laten voorleggen aan het Grondwettelijk Hof. U weet dat het bij een burgerlijke rechtbank de rechter is die al dan niet beslist of men die vraag mag stellen aan het Grondwettelijk Hof. Hij is de poort daartoe, dus hij moet overtuigd worden om die vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof. Die strategie moet ervoor zorgen dat onze juridische positie op lange termijn helder wordt. En waar wij natuurlijk op rekenen, is dat de Vlaamse positie, de positie waar wij van geloven dat ze de juiste vertaling is van wat de rechtsregels in ons land bepalen, ook wordt gevolgd en wordt erkend, en dat dat dus een juridisch stabiele positie wordt.
Als minister van Binnenlands Bestuur ben ik ook bevoegd voor het toezicht op onze lokale besturen, en dus ook op de faciliteitengemeenten. Wanneer ik geconfronteerd word met beslissingen van gemeentebesturen die genomen zijn met gebruik van een taalregister of die specifiek over taalregisters gaan, dan zal ik deze beslissingen vernietigen.
Ik ben bijzonder receptief voor klachten in deze zaak. Ook de gouverneur speelt hierin ter zake een actieve rol. Ik werk goed samen met de gouverneur, inzonderheid in dit dossier.
Op dit moment kan ik u meegeven dat ik nog geen klacht heb ontvangen betreffende een dergelijke beslissing. Er zijn geen nieuwe klachten rond taalregisters. Op langere termijn meen ik dat we onze juridische positie voor de Raad van State versterkt hebben, het debat versterkt en onderbouwd hebben door als aanvullend middel te wijzen op de onverenigbaarheid tussen een taalregister en de AVG-richtlijn.
Tot de hoogste rechtscolleges, de Raad van State en het Grondwettelijk Hof, zich hebben kunnen uitspreken over het juridisch kader, is het niet verstandig om de bestaande omzendbrief aan te vullen met de nieuwe argumentatie. We moeten die positie verdedigen via de juridische hefbomen die we in handen hebben. U weet dat ik opensta voor iedereen die me nieuwe interessante juridische elementen geeft om die positie verder te verrijken en versterken. Dat is de situatie op dit moment.
Ik hoop dat ik daarmee een inzicht heb gegeven in de positie waarin de Vlaamse overheid staat ten opzichte van de discussie over taalregistratie.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Ik vind het goed dat u bevestigt dat u die omzendbrieven zult laten naleven. U reageert vanuit uw rol als toezichter tegenover de gemeentebesturen die de geldende regels inzake faciliteiten niet respecteren. Ik hoop echt dat u wel tot bij het Grondwettelijk Hof geraakt, want dat zou een oplossing kunnen zijn.
Ik hoef voor u vandaag niet te herhalen, minister, wat ons standpunt is ter zake. De uitspraken die we in dit dossier van de Raad van State vinden, bewijzen nog eens dat de zesde staatshervorming niet gezorgd heeft voor een toename van de gevoelige taalvrede die we daar moeten proberen te bewaren. Het evenwicht is duidelijk: het Nederlands is de voertaal in Vlaanderen en de enige officiële en administratieve taal. Dat is vandaag zo en dat zal niet veranderen, ook al lappen die gemeentebesturen dat dikwijls aan hun laars.
We mogen geen millimeter toegeven op de strikte toepassing van die omzendbrieven. Ik vind het goed, zoals u zegt, dat u elke gelegenheid zult aangrijpen om met nieuwe procedures, versterkte of nieuwe steekhoudende argumenten, te komen. We hebben nu een nieuw argument, dat van de AVG, de gegevensautoriteit. We kunnen nieuwe procedures inleiden bij de Raad van State. Dat is trouwens conform het regeerakkoord. Het is een schande dat een schrijven van een minister, misschien wel informeel, gewoon wordt genegeerd door de betrokken gemeentebesturen. Het is toch wel gebaseerd op een juridisch advies. Ik zou zeggen: zet in op nieuwe procedures.
De heer Slootmans haalde aan dat we een nieuwe omzendbrief kunnen sturen. Ik volg u, minister, dat dit niet het beste plan is. De omzendbrieven zijn duidelijk, de eerste zijn bijna dertig jaar oud. Al drie decennia zijn ze van toepassing, we mogen daar niet van afwijken. We moeten ze aanhouden.
Ik hoop dat u alsnog tot bij het Grondwettelijk Hof raakt om op die manier ons gelijk te halen, want net zoals u heb ik weinig hoop op de correcte handelswijze van de Raad van State. We kunnen niet anders dan vaststellen dat de Raad van State in dit dossier een bocht van 180 graden heeft gemaakt. Als we de geschiedenis bekijken, kunnen we dat echt niet serieus noemen.
De heer Slootmans heeft het woord.
Wat mevrouw De Coninck zegt, is correct. Het is een beetje ironisch dat de oorzaak van heel dit spel bij de zesde staatshervorming ligt en bij het feit dat men die gedingen over de faciliteitengemeenten naar de algemene kamer van de Raad van State heeft versast, waar dat vroeger de Nederlandstalige kamer was. Uw partij ligt daar mee aan de oorzaak van. In die zin is het een beetje ironisch dat u daar nu mee geconfronteerd wordt. Ik twijfel zeker niet aan de goede intenties, minister, maar tot nader order heeft dat allemaal weinig vruchten afgeworpen en is het inderdaad de zeer, zeer lange termijn en de hoop die we moeten uitspreken dat het misschien bij het Grondwettelijk Hof gaat komen. In die context denk ik dat het wel tijd is om de iets ruigere spierballen te laten rollen en te zeggen: ‘Ça suffit’.
Dat moet uiteraard binnen het kader van de rechtsstaat, maar dat biedt u wel een aantal kordatere of dwingendere instrumenten aan dan die die tot nog toe worden gebruikt. Er is de bijzondere wet van 1980 tot hervorming der instellingen, die de Vlaamse Regering het instrument biedt om burgemeesters of schepenen te schorsen. Ik roep u zeer concreet op om dat in dit geval te doen. U hebt daar volgens mij de totale legitimiteit en het mandaat voor. U kunt ook een regeringscommissaris aanstellen, zoals uw voorganger Homans heeft gedaan. U kunt ook aan de Franstalige gemeentebesturen aangeven dat, als zij aanhouden die taalregisters te blijven gebruiken, men geen burgemeesters zal benoemen als zij de bestuurstaalwet blijven schenden. In die context vraag ik u om die assertieve houding die in het regeerakkoord wordt gestipuleerd, ook te honoreren en na te leven door dergelijke instrumenten toe te passen.
We zijn op anderhalf jaar van de gemeenteraadsverkiezingen. We weten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat er opnieuw op basis van die taalregisters Franstalige kiesbrieven zullen worden uitgestuurd. Ik vraag als Vlaams Parlementslid aan mijn minister van Binnenlands Bestuur: welke garanties heb ik dat de taalwetgeving ter zake zal worden nageleefd?
Het laatste arrest van de Raad van State omtrent de taalregistratie, van september 2021, stelt dat men daarbij lijdzaam te werk moet gaan. Men mag dat dus eigenlijk niet gaan propageren. Zelfs dat schandalige arrest dat de faciliteitengemeenten degradeert tot tweetalige gemeenten, zegt nog altijd dat dat lijdzaam moet gebeuren. U vraagt mij om tools of bewijzen aan te reiken. Wel, vandaag stellen wij vast dat op de website van de gemeente Drogenbos nog altijd een oproep staat, een zeer eenvoudige tool van taalregistratie, waarbij Franstaligen gemakkelijk kunnen aangeven dat zij ten eeuwigen dage hun documentatie in het Frans willen verkrijgen. Mijn vraag is dus of u die lijdzaamheid op zijn minst zult afdwingen.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, bedankt voor de vragen.
Ik denk dat de essentie nog altijd is dat een aantal bestuurders in die gemeenten gewoon vergeten dat ze in Vlaanderen aan het besturen zijn en dat ze dan ook een aantal regels dienen te respecteren, zoals het hanteren van het Nederlands als primaire taal.
Ik volg de minister wel dat er geen nieuwe omzendbrief nodig is en dat het vooral gaat over handhaven en afdwingen. Het gaat over een juridische dam bouwen tegen de wantoestanden die er zijn. Minister, ik begrijp dat u die juridische dam aan het bouwen bent, maar is die prejudiciële vraag al gesteld? Of is het de bedoeling om die nog te stellen? (Opmerkingen van minister Bart Somers)
Ze is gesteld aan de burgerlijke rechter, dus die is nog niet bij het Grondwettelijk Hof. Hebt u er dan zicht op wanneer we de eerste bouwsteen van die dam krijgen? Na het Grondwettelijk Hof zal het immers ook al snel een jaar duren. En dan zitten we, zoals ook collega Slootmans aanhaalde, bij de gemeenteraadsverkiezingen. Die lokale democratie is essentieel voor de volgende zes jaar. Het is vooral belangrijk dat we de mensen bij hun stemgedrag niet beïnvloeden op basis van onwettelijke toestanden. Het is dus ook onze uitdrukkelijke vraag om heel strikt op te treden bij de gemeenteraadsverkiezingen en daar desnoods het heft in eigen handen te nemen.
Minister Somers heeft het woord.
Ik denk dat wat de onderliggende positie van de verschillende vraagstellingen betreft er weinig verdeeldheid is en dat we daar eensgezind zijn. Ik wil wel heel duidelijk zeggen dat ik daar heel consequent de lijn in ga volgen. Het is evident dat dat zoals voor elke democraat binnen de rechtstaat moet. Ik hoed me ook voor het kritiek geven op rechtbanken. Ik geloof heel sterk in de scheiding der machten. Maar ik vind wel dat het de plicht is van de uitvoerende macht om alle middelen van recht en alle juridische argumenten zo goed mogelijk in stelling te brengen en die ook aan te dragen aan rechtbanken die daar uiteindelijk over beslissen en om proberen door te stoten tot het Grondwettelijk Hof.
Indien we vandaag de dag vinden dat onze juridische constructie niet perfect of voor verbetering vatbaar is, vraagt dat nieuwe wetten maar ik werk als uitvoerende macht binnen het wettelijk kader. Ik geloof daar heel sterk in. Ik geloof in de trias politica, in de wetgevende macht, rechterlijke macht en uitvoerende macht. Ik zit als lid van de uitvoerende macht in een positie dat het mijn plicht is vanuit het algemeen belang, vanuit het algemeen Vlaams belang, om in dezen alle mogelijke middelen aan te dragen om ervoor te zorgen dat die taalregistratie stopt en dat men op de juiste manier omgaat met de faciliteitenwetgeving. Ik denk dat we daarover een uitgesproken mening hebben.
Ik zoek en ik probeer daar nieuwe argumenten in te vinden. Ik laat me daarin zo goed mogelijk adviseren, ook juridisch. We proberen dat op tafel te krijgen. We zijn in de burgerlijke procedure, zoals u weet, mijnheer Warnez. Wij kunnen vragen om een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof te stellen maar we kunnen die niet rechtstreeks stellen. We zijn afhankelijk van de burgerlijke rechter die oordeelt, hij is de filter, hij is de gatekeeper tussen de partij en het Grondwettelijk Hof. Hopelijk zegt het Grondwettelijk Hof ook niet zoals de Raad van State dat ze niet gaan antwoorden omdat ze te veel werk hebben. We hebben deze vraag aangedragen. Wanneer gaat de rechter een uitspraak doen? U weet dat de juridische molens traag malen. Iedereen die rechten heeft gestudeerd, weet dat dat traag en soms wat te traag is. We blijven daar heel helder en duidelijk op onze positie.
Wat de aankomende gemeenteraadsverkiezingen, in de terechte vragen van collega Slootmans, mevrouw De Coninck en ook van collega Warnez, betreft, gaan we kordaat optreden. We gaan samen met de gouverneur een robuust plan maken, geïnspireerd door wat er de vorige gemeenteraadsverkiezingen gebeurd is, om adequaat op te treden opdat die verkiezingen volledig conform de wetgeving verlopen. We gaan niet aanvaarden dat men die verkiezingen manipulatief probeert naar zijn hand te zetten. We gaan daar heel duidelijk, heel nauw en kort op de bal op toezien. Ik heb heel veel contact daarover met de gouverneur. We maken een stevig plan en we zullen dat ook robuust en kordaat doen binnen de regels van de rechtstaat.
Mevrouw De Coninck heeft het woord.
Het siert u, minister, dat u de rechtstaat respecteert. Ik vind het zelf ook een zeer waardevol iets dat we in een rechtstaat leven. U zegt dat u handelt binnen het wettelijk kader wat mij de logica zelve lijkt, maar helaas. Mochten de besturen van die faciliteitengemeenten nu ook eens handelen binnen het wettelijk kader, dan hadden we deze discussies hier niet. Daar zit nu net het probleem.
Het is goed dat u toeziet op de naleving van het wettelijk kader en zult ingrijpen, en dat u ook al proactief met de gouverneur in overleg bent wat betreft het organiseren van die verkiezingen. In uw eerste antwoord daarnet heb ik ook gehoord dat u zult optreden als er klachten binnenkomen. Ik zal dan ook de raadsleden in de betrokken faciliteitengemeenten aansporen om een klacht neer te leggen voor het onwettelijk gebruik van die taalregisters.
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, u zegt dat u binnen het kader van de rechtstaat werkt maar ik heb u een aantal instrumenten aangereikt die ook binnen het kader van de rechtstaat werken maar toch iets kordater zijn en ook op kortere termijn vruchten zouden kunnen afwerpen. Tot nader order bent u daar niet op ingegaan. Ik wil het nog even ruimer trekken. Weinig mensen weten dat, en u weet dat ongetwijfeld ook niet, dat ik opgegroeid ben in Sint-Genesius-Rode. Ik heb daar een groot deel van mijn jeugd doorgebracht. Ik heb vastgesteld dat in de afgelopen dertig jaar die gemeente van een overwegend Vlaamse gemeente een bijna exclusieve Franstalige gemeente is geworden waarbij Vlamingen altijd verder moesten uitwijken. Het is dus ook een kwestie van sociale verdringing. Die hele faciliteitenregeling is een sociale kwestie. Om maar te zeggen dat we die sociale strijd ook echt aan het verliezen zijn. Ik zeg het niet graag maar u bent, wat dat betreft, eigenlijk onze enige hoop en we weten dat u een zeer hoffelijk en galant man bent, maar in dezen vragen wij u nu om toch uitzonderlijk eens uw tanden te laten zien.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.