Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
De heer De Loor heeft het woord.
Voorzitter, minister, op 10 november 2022 gaf de Vlaamse Regering voor de tweede keer haar principiële goedkeuring aan het ontwerpbesluit voor de nieuwe rechtspositieregeling, die de rechten en plichten van werknemers in dienst bij lokale overheden beschrijft. De regering heeft het ontwerpbesluit voor advies overgemaakt aan de Raad van State, maar de Raad van State heeft blijkbaar beslist om de adviesvraag niet te behandelen. Dat is mijns inziens geen goede zaak, want de rechtspositieregeling heeft een grote impact op de arbeidsvoorwaarden van het overheidspersoneel en bevat zeer veel technische aspecten die het verdienen om door de Raad van State onder de loep te worden genomen. Daarom hadden we vorige week in de plenaire vergadering een voorstel van resolutie op de agenda willen zetten, maar dat is weggestemd. Bovendien kende het besluit een vrij chaotische totstandkoming, en resulteerde het in een protocol van niet-akkoord van zowel de werknemersorganisaties als van de Vereniging van de Vlaamse Provincies (VVP). Aangezien rechtspositieregelingen van lokale besturen over het algemeen vele jaren van kracht zijn – de vorige zo’n vijftien jaar –, is het ook belangrijk dat het nieuwe besluit ‘future-proof’ is en geen juridisch losse eindjes bevat.
Bovendien werd de Europese richtlijn 2019/1158 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers nog niet meegenomen in de rechtspositieregeling, hoewel de omzettingstermijn al op 2 augustus 2022 verstreek. Daardoor ontbreken onder andere de maatregelen over het zorgverlof, het arbeidsverzuim wegens overmacht en de flexibele werkregelingen die Europa ons oplegt.
Ook is het maar de vraag of de nieuwe rechtspositieregeling in overeenstemming is met de federale regelgeving rond het verlof om dwingende redenen voor de statutaire personeelsleden, het zorgverlof, en het Vlaams intersectoraal akkoord (VIA) van 30 maart 2021 voor wat betreft de drie weken aaneensluitende vakantie voor het VIA 6-personeel.
Minister, bent u van mening dat de nieuwe rechtspositieregeling voor lokale besturen beslissingsrijp is zonder advies van de Raad van State? Zo ja, waarom?
Overweegt u om, gelet op de omvang en techniciteit van de materie, een nieuwe adviesvraag te richten aan de Raad van State, eventueel met een langere adviestermijn van zestig dagen in plaats van dertig dagen? Waarom is dat niet gebeurd?
Werden de Europese richtlijn 2019/1158, de recente federale regelgeving rond het verlof om dwingende redenen en het zorgverlof, en het intersectoraal akkoord van 30 maart 2021 over de vakantieregeling voor het VIA 6-personeel correct omgezet in de rechtspositieregeling? Indien niet, waarom werd dat niet gedaan? Wanneer zal die omzetting dan gebeuren?
Minister Somers heeft het woord.
Beste mijnheer De Loor, deze nieuwe rechtspositieregeling is een positieve en fundamentele doorbraak op tal van domeinen. Die wordt door het overgrote deel van de steden en gemeenten al jaren gevraagd. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) staat daar 100 procent achter. We hebben vaak de mond vol over dereguleren, hier doen we het. Er waren in het verleden maar liefst 500 artikels in 7 verschillende besluiten. We hebben dit kunnen reduceren tot 1 besluit met slechts 82 artikels, die de lokale besturen een wapen geven bij een groot probleem waar we vandaag mee geconfronteerd worden, namelijk hoe kunnen we een modern personeelsbeleid voeren in competitie op een steeds krappere arbeidsmarkt en hoe kunnen we daar een antwoord op formuleren. Dat is wat we hier doen.
Ik geef een aantal voorbeelden. Je hebt een lokaal bestuur dat iemand moet aanwerven. Dat wordt door de regels bepaald die Vlaanderen dicht gebetonneerd heeft, en die voor alle steden en gemeenten dezelfde zijn. Voor de gemeente Haren zijn die dezelfde als voor de stad Leuven, voor de stad Antwerpen zijn die dezelfde als voor Duffel, of met andere woorden voor een kmo zijn die dezelfde als voor een multinational. Ze moeten op dezelfde manier werken, volgens dezelfde regels. We hebben meer ruimte gecreëerd. Als uw gemeente iemand moet aanwerven, is zij daar vandaag twee maanden mee bezig. De procedure ligt helemaal vast. Er is een schriftelijk examen en tegelijk een interview. Het schriftelijk examen moet uit drie delen bestaan. Met de nieuwe regeling kan men als overheid binnen twee, drie weken iemand aannemen. Probeer dat maar eens met deze arbeidskrapte: ‘Mijnheer, we zijn geïnteresseerd in u, maar wacht eerst twee of drie maanden’. Niemand komt nog opdagen! Men is allang ergens anders begonnen.
Wat we ook veranderen zijn de elders verworven competenties. Vandaag zijn we nog bezig met een diplomafetisj op basis van de huidige rechtspositieregeling. In de toekomst gaan we elders verworven competenties in beeld kunnen brengen. Vind vandaag maar een ICT’er met bovendien nog een diploma van ICT’er. Iemand die elders die vaardigheden heeft opgedaan, gaan we vandaag kunnen aanwerven.
Derde voorbeeld: de enige manier waarop we vandaag mensen kunnen verlonen, is op basis van anciënniteit. Hoe ouder je wordt, hoe meer je verdient, hoe langer je werkt, hoe meer je verdient. Maar iemand die echt zijn best doet en bovenmatig presteert, kunnen we niet belonen. Aan iemand die onderpresteert, kunnen we niet zeggen dat we hem deze keer geen opslag gaan geven. Dat verandert en kunnen we aanpassen. We gaan met een echt cafetariamodel kunnen werken. Het enige wat we nu kunnen doen is een fietslease geven. Autodelen, een fitnessabonnement, een computer zijn vandaag allemaal niet mogelijk maar dat zal allemaal mogelijk worden. We zullen maatwerk kunnen leveren. We zijn bijvoorbeeld een stad die geïnteresseerd is in cultuur, we missen te veel mensen op cultuur en we willen daar meer op inzetten. Wel, dan kunnen we die mensen meer belonen. Iemand anders zit meer met een probleem van ruimtelijke planning, die gaat daar meer op kunnen inzetten. Dat gaan we allemaal kunnen doen. Vandaag is dat onmogelijk en men vraagt dat al jaren. Wij realiseren dat. Men heeft de mond vol over vertrouwen in het lokaal bestuur en op het moment dat we vertrouwen geven, wordt men achterdochtig. Het is van twee dingen één, ofwel geven we autonomie, ofwel geven we die niet. Hier heeft de Vlaamse Regering beslist om dat radicaal te doen.
Ten tweede, wat de Raad van State betreft, heb ik advies gevraagd. Ik lees dat ik geen advies aan de Raad van State gevraagd heb. Wie durft zulke leugens te verkopen? U niet, mijnheer De Loor, ik heb u niet beschuldigd van leugens, u bent een eerlijk mens, u bent een socialist, maar u bent een eerlijk mens. Maar er zijn anderen die dat wel verkondigd hebben. We hebben wel degelijk een advies gevraagd aan de Raad van State. Alleen heeft de Raad van State gezegd dat hij geen advies geeft, en dat is niet alleen bij mij. De Raad van State komt op het gebied van besluiten regelmatig tot het besluit dat hij geen adviezen geeft. Hij zegt dat hij overwerkt is en overbevraagd wordt. Zij moeten bij decreten en wetten adviezen geven en zijn niet verplicht om bij besluiten adviezen te geven. De Raad van State heeft dat hier niet gedaan. Ik heb op het moment dat de Raad van State geen advies wilde geven en we ons goed ingedekt hadden, we ons goed bevraagd hadden, professoren mee ingeschakeld hadden, en we ons sterk voelden, beslist dat dit conform de regelgeving is.
Wat uw twee vragen betreft en dan eerst en vooral wat het kaderbesluit over de rechtspositieregeling betreft, dat is niet in strijd met de Europese richtlijn 1158 van 2019 inzake werk-privébalans. De federale uitwerking van deze richtlijn en de vakantieregeling zijn opgenomen in VIA 6. Met het oog op de rechtszekerheid gaan we wel een aantal zaken opnemen in ons kaderbesluit en maak ik momenteel al werk van een wijzigingsbesluit. We konden hier niet eerder werk van maken aangezien de federale overheid, dat is de regering waar we beiden in zitten, pas op 7 oktober 2022, een wet en een koninklijk besluit goedkeurde die die richtlijn omzetten op federaal niveau. Men heeft dat pas gedaan op 7 oktober en op dat moment was heel ons onderhandelingsproces, waar we anderhalf jaar mee bezig waren, al in een eindfase. De Vlaamse Regering bouwt voor de statutaire personeelsleden namelijk verder op de federale regelgeving voor de contractuele personeelsleden. We zijn afhankelijk van de omzetting op het federale niveau om daar dan een Vlaams gevolg aan te geven dat we nu aan het voorbereiden zijn. Er zal ongetwijfeld in de toekomst nog Europese regelgeving en nog federale regelgeving wijzigen. We moeten ons daar altijd aan aanpassen, wat we ons ook voorgenomen hebben.
In tussentijd en in afwachting daarvan loopt er wel al een traject ter ondersteuning van lokale besturen om hun lokale rechtspositieregeling in overeenstemming te brengen met de hogere regelgeving. Voor alle duidelijkheid, wij verplichten lokale besturen niet om hun rechtspositieregeling te wijzigen. Zij kunnen die perfect houden zoals ze vandaag is. Ze krijgen de vrijheid om dat te kunnen doen, om maatwerk te kunnen leveren, iets wat ze vroeger niet hadden.
U verwijst ook naar VIA 6 waarin inderdaad afspraken worden gemaakt door de sociale partners omtrent de vakantieregeling voor het zorgpersoneel. Aangezien het gaat om maatregelen die alleen gelden voor het zorgpersoneel, is het trouwens niet de bedoeling dat deze worden opgenomen in het nieuwe algemeen kaderbesluit. Bijkomend bepaalt VIA 6 verder ook dat de sociale partners met betrekking tot het recht op drie weken aaneensluitende vakantie, een protocol afsluiten met het comité C1. Tot op heden hebben de sociale partners nog geen protocol geagendeerd in het comité C1. Ik hoop dat ik daarmee een aantal antwoorden heb gegeven op uw vragen.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik heb de indruk dat u nogal geïrriteerd reageert op mijn vragen. Ik snap dat wel voor een deel. Als ik het totstandkomingsproces van dit besluit van de Vlaamse Regering rond de rechtspositieregeling zie, snap ik het wel voor een deel. Maar ik vind het wel opvallend dat u nogal geïrriteerd reageert.
Ten tweede hebt u een aantal voorbeelden aangehaald waarmee u net onderstreept hoe impactvol dit besluit van de Vlaamse Regering is, hoe belangrijk deze materie is en welke impact ze heeft op de personeelsleden van de lokale besturen. Daarmee toont u ook net aan hoe belangrijk het zou zijn om toch die extra termijn te geven aan de Raad van State en om daarover advies te krijgen. Zeker als ik, net zoals u, van de syndicale organisaties, die een protocol van niet-akkoord hebben getekend, de reactie hoor, zie en lees over het parcours dat dit heeft afgelegd.
Ik snap dat jullie gisteren op de nieuwjaarsreceptie van Open Vld de boodschap gekregen hebben om heel positief te zijn, maar je kunt natuurlijk niet rond de chaos heen die er geweest is in dit onderhandelingsproces, gaande van een facilitator die is aangesteld geweest tot een consensustekst die er gekomen is, maar die dan van tafel is geveegd. De manier waarop dit verlopen is, minister, is ook niet goed voor de verstandhouding en, bij uitbreiding, ook niet goed voor het sociaal klimaat dat al onder het vriespunt was. Ik vrees dat die door de manier waarop hier gewerkt is, nog meer onder het vriespunt zal geraken of zal zijn geraakt. Bovendien, en daarmee wil ik mijn tweede tussenkomst afronden, zeggen de syndicale organisaties ook dat de teksten die nu voorliggen fouten bevatten, dat ze ook juridisch risicovol zijn, en ze goedkeuren zonder het advies van de Raad van State zal ze extra gevoelig maken voor klachten en procedures. Wij als Vooruit vinden ook dat als er iets neergelegd wordt, dat future-proof moet zijn. Vandaar mijn bijkomende vraag, minister: kunt u garanderen dat die extra gevoeligheid voor klachten en procedures er niet zal zijn? Zo ja, uit wat leidt u dat af?
De heer Van Miert heeft het woord.
Collega De Loor, ik heb alle begrip voor uw vraag. U wordt door de vakorganisaties het veld ingestuurd. Ik heb er ook alle begrip voor dat zij benauwd zijn voor die decentralisatie, voor die vrijheid die de lokale besturen krijgen. Er wordt niets opgelegd. Zij krijgen de vrijheid. Dat is voor die vakorganisaties een manier van macht afgeven. Ik begrijp dat u het veld ingestuurd wordt.
Maar het is wel zo dat die lokale besturen altijd vragende partij geweest zijn voor deze beweging en ook de koepel waaronder de lokale besturen opereren. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten heeft duidelijk adviezen in die zin meegegeven. Ik denk dat we daar eerst moeten naar kijken. De regelgeving was archaïsch, de minister heeft de getallen genoemd, van 500 naar 82. Ik denk dat het dringend nodig was om een gelijk speelveld te creëren tussen de private ondernemer en het openbaar bestuur als het gaat over de aanwerving van mensen.
We hebben het er al over gehad, collega’s, en daarmee rond ik af, voorzitter, de ‘war on talent’ zal niet minder worden de komende jaren. We hebben vanuit onze fractie dus alle begrip voor deze rechtspositieregeling die nodig is en nog verder zal moeten worden aangescherpt als we voor onze dienstverlening naar de burger de juiste talenten, de juiste kwaliteit, de juiste diploma’s naar de openbare besturen willen halen.
De heer Warnez heeft het woord.
Ik denk dat we hier allemaal akkoord zijn, van links tot en met rechts, dat we sterke regels nodig hebben voor onze lokale besturen om hun meer slagkracht te geven, ook in het kader van die war on talent. Dan moeten we ook met zijn allen erkennen dat dit een kaderregeling is die ervoor zorgt dat de lokale besturen erin versterkt zijn. Ik vind de manier waarop het gebeurt persoonlijk ook wel jammer, ik vind het jammer dat het niet beter gelukt is en dat we het sociaal klimaat niet beter hebben kunnen respecteren en voeden, dat de VVSG niet samen met de vakbond tot een akkoord kon komen om dan samen met de regering tot een goedkeuring te komen.
Ik vind dat jammer maar ik denk dat we op dit moment ook gewoon vooruit moeten kijken. We moeten nu zeggen dat de regeling is goedgekeurd en dat ze onze lokale besturen versterkt en het is nu tijd voor de uitrol. Dat betekent dat het duidelijk moet zijn wie die lokale besturen op de hoogte moet brengen. Dat betekent ook dat we er toch over moeten waken dat die lokale besturen ook ondersteund blijven in hun hr-beleid. Het heeft geen enkele zin om elkaar kapot te concurreren. Dit is wat mij betreft de hoofdtaak die ons nu te wachten staat en daar gaat mijn vraag over, minister. Hoe zult u die uitrol samen met de VVSG verder aanpakken? Hoe ziet u uw taak daarin?
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, ik vind ook dat u erg defensief en gepikeerd reageert op de vraag, terwijl ik denk dat de vraag heel logisch is. U somt hier heel wat voordelen van de nieuwe rechtspositieregeling op, maar u weet ook dat er vanuit het veld heel veel kritiek is en dat de vakbonden per brief gereageerd hebben. Ze hebben ook al drie keer gemanifesteerd, in Brussel, in Antwerpen en in Oostende, omdat ze niet akkoord zijn met de nieuwe beslissingen die u wilt nemen. En net dan is het inderdaad jammer dat er geen advies van de Raad van State komt.
U hebt een advies van de Raad van State gevraagd, maar de Raad van State geeft aan dat het niet lukt, wellicht omdat er ook daar – u spreekt zelf over hoge werkdruk bij de overheidsdiensten – sprake is van hoge werkdruk. Dan is het logische gevolg wel dat u doorgaat met die vraag, want u vindt het zelf nodig dat er een advies komt, en dat u de Raad van State dan ook meer tijd geeft om een advies te kunnen geven. Dat lijkt mij in dezen heel erg logisch. U kunt mijns inziens zeker een nieuwe vraag stellen, maar dan met een langere termijn om te reageren. Gaat u alsnog een advies vragen aan de Raad van State?
Daarnaast is het zo dat er heel veel onvrede is op het terrein, bij de personeelsleden, bij de vakbonden van de personeelsleden. Het gaat trouwens om heel veel mensen op wie deze nieuwe rechtspositieregeling van toepassing is: 171.509 personeelsleden. De sociale partners hadden onderling een consensustekst bereikt. U bent daar niet op ingegaan. Waarom niet? En bent u alsnog bereid om met de sociale partners in overleg te gaan en de consensustekst erbij te nemen?
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s van links, jullie zijn de eersten om aan te klagen dat er tekorten zijn in de zorg, in het onderwijs, in de kinderopvang, bij de lokale besturen. Overal zijn jullie de eersten om te zeggen dat het een schande is dat er te weinig personeel is. Maar telkens als we maatregelen nemen om daar iets aan te doen, zijn jullie ook de eersten om daar tegenin te gaan en om te zeggen dat het niet goed is. Dit is weer zo’n voorbeeld. Er ligt een besluit op tafel over een rechtspositieregeling die, zoals de minister heeft geschetst, net meer kracht en meer mogelijkheden gaat geven aan lokale besturen om beter gewapend te zijn op die markt, die een enorm nijpend arbeidstekort heeft. En dan zijn jullie daar ook weer tegen, aangevuurd door de vakbonden, die zich in dezen weer van hun zeer conservatieve kant laten zien.
Dan zijn alle argumenten goed, zoals het argument van de Raad van State. Ik som even op, collega’s. Ontwerp van besluit tot wijziging van diverse besluiten voor de reorganisatie van de Vlaamse Belastingdienst: advies gevraagd, niet gegeven door de Raad van State wegens te veel werk. Besluit Vlaamse Regering subsidies eredienstgebouwen: advies gevraagd, geen advies gegeven want te veel werk. Besluit toekenning ecocheques: advies gevraagd, niet gegeven want te veel werk. Uitbreiding hr-dienstverlening, ook een besluit van de Vlaamse Regering: advies gevraagd, niet gegeven wegens te veel werk. En zo is dit er ook een.
Dat men het advies de Raad van State hier niet zou willen vragen, is al ontkracht. Het is gevraagd. Maar dat er hier iets aan de hand zou zijn, dat men dit advies nu niet geeft, is gewoon je reinste flauwekul. Dat is een algemene lijn van de Raad van State die, gelet op het vele werk die hij heeft, geen adviezen meer geeft. Dus je kunt de Raad vragen om alsnog een advies te geven, maar dat gaat hij niet doen. Hij heeft daar een keuze in gemaakt. Er is een duidelijke brief geschreven. Dat is perfect volgens de wettelijke regels. Dus daar een argument beginnen te zoeken, vind ik eigenlijk flauwekul.
Minister Somers heeft het woord.
Dank u voor de vele reacties, collega’s.
Eerst en vooral, ik ben absoluut niet geïrriteerd. Ik ben ongelooflijk enthousiast over het werk dat we nu doen. Ik sta daar honderd procent achter. En waarom? Omdat ik twintig jaar ervaring heb. Ik ben ervaringsdeskundige. Ik heb twintig jaar lang op een stadhuis heel nauw samengewerkt met ambtenaren, schitterende mensen, maar die in een statuut zaten dat oubollig, achterhaald en veel te rigide was: mensen die geen kansen kregen, mensen die niet konden worden aangemoedigd, mensen die de competitiviteit met de private sector niet aankonden. Ik heb er nu voor kunnen zorgen, eindelijk, na zoveel jaar, dat onze personeelsleden, onze ambtenaren, die voor de openbare dienst werken, een contract hebben, een rechtspositieregeling, die in verloning en kwaliteit vergelijkbaar is met de private sector, waardoor mensen, wanneer ze moeten kiezen, niet automatisch voor de private sector kiezen, maar nu ook aangesproken kunnen worden door de openbare dienst. En dat moet hier een liberaal verdedigen, tegen een conservatieve linkerzijde. Voor mij is dat onbegrijpelijk.
De Raad van State heeft niet gevraagd om extra tijd. Als de Raad van State een maand extra tijd had gevraagd, hadden wij die gegeven. De Raad van State heeft gezegd dat hij geen advies geeft. Hij zegt dat regelmatig over besluiten. Mocht hij een maand extra tijd gevraagd hebben, had hij die natuurlijk gekregen. Maar zij hebben gezegd dat ze geen advies geven. Dat zijn nu spelletjes van de oppositie. Sorry, dat is eigenlijk misbruik maken om proberen een politiek punt te maken dat geen politiek punt is. De Raad van State was glashelder: zij geven geen advies. Dat gebeurt regelmatig. Is dat omdat men vanuit het parlement te veel adviezen vraagt? Daar spreek ik mij niet over uit. Zij zijn gehouden aan het geven van advies over decreten en wetten. Over besluiten zegt de Raad van State heel regelmatig dat ze daarover geen advies geven.
Twee, en dat is heel belangrijk in dezen, is de tekst die hier op tafel ligt, een tekst die een rechtspositie regelt waarbij je een driehoeksrelatie hebt met de VVSG als werkgever, de vakbonden als vertegenwoordigers van de werknemers en aan de zijlijn de Vlaamse overheid. Dat is een onderhandeling tussen die twee. Wat hebben wij gedaan? Wij hebben een facilitator aangesteld omdat we natuurlijk geloven dat het sociaal overleg al zijn kansen moet krijgen. Die facilitator is niet het bewijs van falen, maar het bewijs van de inspanning die de Vlaamse overheid levert om te proberen om tussen de VVSG en de vakorganisaties tot een akkoord te komen. Wat de oppositie hier zegt, is totaal onjuist. Er was geen akkoord tussen de VVSG en de vakorganisaties. Dat was absoluut niet het geval. De raad van bestuur van de VVSG, mijnheer De Loor, is nooit akkoord gegaan met het ontwerpakkoord dat er lag. Er was misschien tussen bepaalde mensen een afspraak gemaakt die ze gingen voorleggen aan hun raad van bestuur. Maar zoals een vakorganisatie pas gebonden is wanneer het bestuur van een vakbond zegt dat ze akkoord zijn, zo is ook de VVSG ook maar gebonden door een akkoord wanneer de raad van bestuur van de VVSG zegt dat ze akkoord zijn en de raad van bestuur heeft zich nooit akkoord verklaard met het ontwerp dat op tafel lag. Dus moesten we verder onderhandelen.
Drie, de Universiteit Antwerpen heeft dit heel grondig doorgelicht. We hebben daarmee samengewerkt om er zeker van te zijn dat we geen juridische fouten maken. Het zijn de experten van de Universiteit Antwerpen die ons garanderen dat dit volledig in lijn ligt met de grondwettelijke principes en het internationaal wettelijk kader dat we ter zake moeten respecteren. Drie, de vakbonden hebben kritiek gegeven op een aantal tekstuele fouten die erin zaten. U hebt me die vraag gesteld. Ik heb daar ook al publiekelijk op geantwoord. De vakorganisaties hebben verwezen naar de fouten in een oude tekst. Het zijn net die techniciteiten die fout waren, die gecorrigeerd zijn in het definitief goedgekeurde besluit. De punten die ze hebben aangehaald, waren dus terecht. Maar in de definitieve tekst die goedgekeurd is, zijn die technische fouten net rechtgezet. Daarom heb je een eerste en een tweede lezing in een regering, om dat mogelijk te maken.
Maar wat is hier vooral belangrijk? Waarom doen we deze rechtspositieregeling? Die rechtspositieregeling is gemaakt voor twee groepen. Eerst en vooral voor de burgers, want uiteindelijk is de finaliteit van een lokaal bestuur dienstvaardigheid aan de mensen in onze samenleving. Vandaag slagen gemeentebesturen er niet of onvoldoende in om personeel te vinden, om gekwalificeerd personeel te vinden, en die mensen op de gemeentehuizen en de stadhuizen te houden. Zij moeten meer instrumenten kunnen krijgen om een aantrekkelijk aanbod te kunnen doen aan ambtenaren, om op die manier de dienstverlening te kunnen garanderen. Er zijn vandaag gemeentehuizen die er niet meer in slagen om op bepaalde domeinen een kwalitatieve dienstverlening aan de burger te garanderen. Dat is toch het meest essentiële. Dankzij deze rechtspositieregeling krijgen we meer mogelijkheden om dat te doen.
De tweede groep grote winnaars zijn de ambtenaren, de mensen die werken in overheidsdienst. Wat denkt u dat er gaat gebeuren op het moment dat er schaarste is op de arbeidsmarkt? Wat denkt u dat men met deze rechtspositieregeling gaat doen? Gaan wij ruimtelijke planners minder goed betalen? Gaan wij ICT-mensen een slechter statuut geven? Gaan we een minder kwalitatief aanbod doen aan ambtenaren of gaan we net vanwege de schaarste op de arbeidsmarkt zorgen dat we vandaag dankzij die nieuwe instrumenten mensen kunnen binden aan onze overheidsorganisatie, dat we jonge mensen kunnen aantrekken in de overheidsorganisatie? Op het moment dat ze op de arbeidsmarkt komen en kiezen of ze mobiliteitsdeskundige willen zijn in de private sector of bij een lokaal bestuur, gaan we ervoor kunnen zorgen dat dat lokaal bestuur een aanbod kan doen aan die jonge nieuwe kracht op de arbeidsmarkt om bij hen te komen werken en niet in de private sector te gaan werken waardoor lokale besturen gedwongen zijn om consultants in te huren van de private sector, mobiliteitsdeskundigen, omgevingsdeskundigen, ICT-deskundigen die we moeten inhuren aan een veel te hoge kostprijs. Daar hebt u terecht kritiek op en dat heeft mij ook altijd geïrriteerd. Vandaag gaan we rechtstreeks mensen kunnen rekruteren omdat we ze beter gaan kunnen belonen.
We kunnen zeggen dat als ze hun best doen ze twee sprongen kunnen maken per jaar, niet een sprong per jaar. We zeggen dat aangezien ze ICT’er zijn en ICT’ers schaars zijn, wij in onze rechtspositieregeling gaan beslissen dat we ze beter gaan betalen en dat mogen we vanaf nu. Wij gaan ze een cafetariaplan aanbieden dat hen kan interesseren en we gaan hen laten kiezen wat ze willen. Dat gaan wij kunnen doen. Wij gaan hen sneller kunnen aanwerven. We gaan niet kijken naar hun diploma, maar naar elders verworven competenties. We gaan op tal van vlakken een veel aantrekkelijkere werkgever zijn.
Als ik mezelf bezig hoor, ben ik hier bijna een links pleidooi aan het houden voor het verdedigen van het openbaar ambt. En dat wordt aangevallen door de linkerzijde. Waarom doe ik dat? Als liberaal geloof ik misschien in een wat slankere overheid, maar ik geloof wel in een competente overheid, in een slagvaardige overheid, in een kwaliteitsvolle overheid. Ik wil dat mensen die in een gemeentehuis werken, mensen zijn met capaciteiten, dat we die kunnen belonen als ze goed werken, en als ze wat minder werken, dat we kunnen zeggen dat ze een beetje beter hun best moeten doen. Maar we moeten waardevolle mensen kunnen aantrekken en die op een correcte manier kunnen verlonen.
Dat is immers mijn grote ervaring in twintig jaar als burgemeester, dat de mensen die in de stadhuizen en de gemeentehuizen werken, gedreven en geëngageerde mensen zijn, maar dat die in een verstikkend carcan zaten. Beeld u dat toch eens in. Er zijn hier in Vlaanderen gemeenten met 5000 inwoners. Er is een stad met meer dan 500.000 inwoners. Die werken binnen hetzelfde statuut. Dat gaat toch niet? Dat is toch niet vol te houden? Zelfs in mijn droom, waar we maar met 100 gemeenten meer zijn en we aan de lopende band fusioneren, gaat er nog altijd een verschil zijn en gaan we maatwerk moeten doen.
Ik geef u nog één voorbeeld. Op een zeker moment wordt een stad of gemeente geconfronteerd met grote mobiliteitsuitdagingen. Op dat moment moet je een sterke mobiliteitscel kunnen aantrekken. Op dat moment moet je dus kunnen zorgen dat je je mobiliteitsambtenaar beter gaat verlonen. Een andere stad zet sterk in op cultuur. In 2030 wil zowat elke stad van Vlaanderen culturele hoofdstad worden. Je hebt daar wel wat cultuurfunctionarissen voor nodig. Wel, je gaat die beter kunnen verlonen. Je gaat geen consultants moeten betalen. Je gaat ze kunnen aanwerven.
Als laatste punt wil ik nog eens heel duidelijk stellen dat geen enkele gemeente verplicht is om haar rechtspositieregeling te veranderen. En als ze ze verandert, moet ze onderhandelen met de vakbonden. En als ze ze afsluit en er is een akkoord gemaakt, of er is een non-akkoord van vakbonden en men beslist eenzijdig om het toch in te voeren omdat met niet akkoord gaat met de vakbonden, dan kan men altijd klacht indienen. Het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB) staat klaar om die klachten te ontvangen. Daar is klachttoezicht op. We gaan kijken of de elementaire regels gerespecteerd zijn, of die 82 artikelen gerespecteerd zijn, of het conform de internationale regelgeving is. Je kunt dus niet zomaar je zin doen. Je kunt niet zomaar aan afbraakpolitiek doen. Degene die nu aan afbraakpolitiek zou doen, is trouwens gek, want die vindt geen enkele ambtenaar meer, want die ambtenaren gaan in de private sector werken.
Ik begrijp niet dat wij vandaag een hefboom geven aan lokale besturen om het openbaar ambt te versterken en de ambtenaren meer kansen te geven, en dat dat aangevallen wordt door de linkerzijde. Voor mij is dat onbegrijpelijk.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, als ik kijk naar hoe dit besluit van de Vlaamse Regering over de rechtspositieregeling tot stand is gekomen en naar het parcours dat u hebt afgelegd, getuigt dat niet van professioneel werk, allesbehalve. Het is nochtans heel belangrijke materie. Het is belangrijke materie voor de personeelsleden van de lokale besturen. En het is bij uitbreiding belangrijk voor een goed werkend lokaal bestuur en voor een goede dienstverlening aan de burgers en de ondernemingen. En dan hebben die lokale besturen baat bij een goed personeels- en organisatiebeleid. Er zijn nog altijd inhoudelijke bezwaren tegen dit besluit en tegen de manier van aanpak. Ik heb daarnet verwezen naar de chaotische manier waarop dit tot stand is gekomen.
Dat gebeurt ook niet elk jaar. Je kunt niet zeggen dat er volgend jaar een nieuw besluit en nieuwe regels zijn en dat we daar dan kunnen bijsturen. Dat gebeurt niet elk jaar. Het is steeds voor een langere periode. Daarom pleiten wij er als Vooruit voor dat zulke belangrijke materie future-proof is. Dan was meer tijd om effectief een advies van de Raad van State voor te leggen, geen overbodige luxe geweest.
Collega Warnez heeft al verwezen naar de vrees die er is, ook bij ons, over meer concurrentie tussen de grote steden en de gemeenten. U zegt dat u hier als liberaal de openbare diensten moet verdedigen. Als de vos de passie preekt, boer pas op je ganzen, zou ik dan zeggen. U zegt dat u het moet opnemen tegen een conservatief blok. Wel, minister, als het verdedigen van de rechten van personeelsleden en medewerkers conservatief is, dan ben ik graag conservatief. Want ik zal daar blijven voor opkomen, om de rechten van personeelsleden en medewerkers te verdedigen. Ik zal ook blijven opkomen voor sterke openbare diensten en sterke openbare dienstverlening. Daar zal ik altijd voor blijven opkomen.
Ik vind het wel vreemd dat u al van in februari vorig jaar – bijna een jaar geleden – op de hoogte was van de omzetting van de EU-richtlijn over het evenwicht tussen werk en privé en dat er werd aangespoord om dat te doen tegen 2 augustus 2022. Het is net ook een richtlijn die een grotere gelijkheid beoogt tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. U had het daarnet over een eerlijke opstelling, maar ik lees in het besluit van de Vlaamse Regering en op de website wel dat het kaderbesluit rechtspositieregeling personeel lokale en provinciale besturen tot stand gekomen is na advies van de Raad van State. “Na advies van de Raad van State keurt de Vlaamse Regering het kaderbesluit definitief goed”, staat er in het besluit van de Vlaamse Regering en op de website waar dit besluit bekend wordt gemaakt. Over eerlijkheid gesproken.
Minister, deze manier van werken gaat de relatie tussen u en de Vlaamse Regering enerzijds en de syndicale organisaties anderzijds nog extra vertroebelen. We hebben er hier in het verleden, naar aanleiding van een aantal vragen, ook al een paar keer op gewezen dat u al een hele tijd op ramkoers zit. Als u het toch zo goed voorhebt met de openbare diensten en openbare besturen, minister, dan moet u er ook eens over nadenken hoe u die ramkoers kunt verlaten. Want dat is ook in het belang van de goede werking van lokale besturen en openbare diensten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.