Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Report
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Goeiemiddag, collega’s. Ik zou zeggen: loop niet allemaal weg, blijf nog eventjes voor deze laatste vraag. (Gelach)
Wie u echt de moeite vindt, die blijft natuurlijk.
Nog een laatste vraag over onze Oekraïense vluchtelingen die hier aanwezig zijn sinds maart 2022. De eerste focus lag natuurlijk op de opvang van die mensen, op hoe we die mensen gingen huisvesten in een veilige omgeving. Ook toen al gaven we aan dat we op de lange termijn toch zouden moeten bekijken welke stappen we verder zouden nemen, omdat we toen toch ook al vermoedden dat het conflict langer kon aanslepen dan we allemaal heel graag wilden. We denken dan inderdaad heel concreet aan het leren van het Nederlands, het voorzien van kinderopvang en onderwijs, alsook het zoeken van een job. Ik denk dat we allemaal al met Oekraïners die hier zijn, gesproken hebben. Die mensen kunnen ook een betekenis hebben in onze knelpunteneconomie. Laat ons die talenten dan ook niet onbenut laten.
Minister Crevits gaf vanaf april ook al aan de Oekraïense vluchtelingen die dat willen en kunnen, te zullen toeleiden naar een job. Daarbij kunnen ook taal- en andere opleidingen worden aangeboden. Daarop heeft VDAB werk gemaakt van een onthaalpagina waar werkgevers specifieke vacatures kunnen doorgeven en waar de vluchtelingen voor zichzelf een passende vacature kunnen vinden. Belangrijk daarbij is een snelle valorisatie van competenties en diploma’s. Op basis van de onvolledige cijfers stellen we echter vast dat de Oekraïners hier aanwezig veel minder dan in bijvoorbeeld Nederland de weg vinden naar de arbeidsmarkt. Een belangrijke oorzaak daarvan is natuurlijk het ondersteuningsmodel, namelijk de federale beslissing om de vluchtelingen een leefloon toe te kennen. Daarvoor zijn we echter afhankelijk van diezelfde federale overheid. Maar aan de hand van die cijfers hebben collega Ronse – die hier jammer genoeg niet meer aanwezig is – en ikzelf ook gepleit voor een verplichte inschrijving bij VDAB, zodat die mensen wel degelijk aan een job worden geholpen.
Ondertussen moet Vlaanderen roeien met de riemen die het heeft en zo ook verder nog drempels afbouwen. In deze context lanceerde de minister het pleidooi aan werkgevers om soepeler te zijn met taalvereisten. Werkgevers moeten een inspanning leveren om de betrokkenen kansen te geven. De kennis van het Nederlands mag voor bepaalde functies geen onoverbrugbare kloof zijn om mensen aan te werven.
Dat past ook volledig in de filosofie van het regeerakkoord dat tussen de huidige coalitie gesloten is: om niet te wachten met taal en verdere inburgering, maar om nieuwkomers al onmiddellijk toe te leiden naar een job.
Daarover heb ik een aantal vragen.
Wat zijn de reacties van de ondernemingen op de oproep om meer flexibel om te gaan met de kennis van het Nederlands?
Hoe kunt u de ondernemingen ervan overtuigen om in de eerste plaats oog te hebben voor ervaring, competenties en diploma’s?
Is VDAB voorbereid om een traject aan te bieden aan alle Oekraïense vluchtelingen die aan de slag kunnen gaan? Welke initiatieven kan Vlaanderen nemen om meer in te zetten op taalbegeleiding, taalcoaching en opleiding op de werkvloer?
Hoe zullen de lokale besturen worden gemotiveerd om, in afwachting van die verplichting, zoveel mogelijk Oekraïense vluchtelingen in te schrijven bij VDAB?
Wat is het plan van aanpak en de timing van de Taskforce Oekraïne? Op welke manier worden VDAB en eventuele andere activeringspartners betrokken bij de werkzaamheden van de taskforce en de voorstellen die worden geformuleerd?
Wat is de stand van zaken van de erkenning van de Oekraïense diploma’s?
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u wel, collega De Vreese.
Eerst en vooral heb ik begrip voor het feit dat werkgevers in hun vacatures taalvereisten vooropstellen. Kennis van het Nederlands zorgt er uiteraard voor dat je je job veilig kunt uitoefenen. Ik vind dat een van de belangrijkste voorwaarden, de veiligheid. Het zorgt eveneens voor sociaal contact met je collega’s. Kortom, het zorgt ervoor dat je je job kwaliteitsvol kunt doen.
Maar soms stellen we wel vast dat die taalvereisten voor bepaalde functies onrealistisch hoog worden gesteld, of kan het Nederlands – wat mij betreft – aangeleerd of bijgespijkerd worden op de werkvloer. Hiervoor moet VDAB de nodige ondersteunende maatregelen – bijvoorbeeld de taalcoaching – voorzien. Goede praktijken worden ook gedeeld op de website van VDAB. We kunnen werkgevers niet verplichten om hun vacature aan te passen, maar dankzij het ruime begeleidingsaanbod van VDAB kunnen we anderstalige werkzoekenden op de werkvloer voldoende ondersteunen om snel de taal onder de knie te krijgen.
VDAB begeleidt werkgevers ook om een realistisch taalniveau op te geven in hun vacature. In het kader van #werkplekvrij zien we alvast dat die oproep werkt. In tegenstelling tot voor de oorlog denken werkgevers meer na over het taalniveau om zo ook anderstaligen een kans te geven. Dit past ook binnen de contouren van de campagne van de witte raaf – u welbekend. Er zijn beduidend meer vacatures met de hashtag met een lager taalniveau dan in de reguliere vacatures, waar ongeveer in de helft van de vacatures een zeer goede kennis van het Nederlands wordt gevraagd.
We hebben dit eerder al besproken op uw vraag maar ook die van collega’s Ongena en Ronse en vorige week nog op vraag van collega Annouri. VDAB is inderdaad voorbereid. Taalcoaching op de werkvloer is een van de pijlers van het talenplan ‘Vijf voor Taal’. Dit was dus al een speerpunt voor de oorlog in Oekraïne. Er zijn voor de werkgevers verschillende ondersteuningsmogelijkheden, zoals individuele beroepsopleiding (IBO) met taalcoaching en de job- en taalcoaching en Nederlands op de werkvloer die overzichtelijk terug te vinden zijn op de landingspagina voor werkgevers. We zagen vorig jaar een stijging van de vragen naar deze ondersteuningsmogelijkheden. In 2023 zet VDAB in op de verdere uitrol en bekendmaking van die mogelijkheden, onder meer door dit te koppelen aan een vernieuwde werkgeversbenadering.
In het kader van Oekraïne werden bij VDAB 21 specifieke bemiddelaars aangesteld om mensen te begeleiden bij de eerste stappen in hun traject naar werk. Zij ondersteunen Oekraïners bij hun inschrijving, helpen bij de beroepsoriëntatie, zetten trajectacties op en matchen met openstaande vacatures.
De leefloners worden via de OCMW’s, al dan niet met ondersteuning van VDAB, toegeleid naar de arbeidsmarkt, zo ook de Oekraïense vluchtelingen. Cijfers over de tewerkstellingsgraad van Oekraïense vluchtelingen heb ik nog steeds niet ontvangen van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Maar het aanvoelen leeft toch dat hier uiteraard nog een versnelling hoger geschakeld kan worden. De grootteorde is bekend: 18.000 op beroepsactieve leeftijd, maar 6000 op dit ogenblik ooit ingeschreven, waarvan er dan ondertussen 2500 aan het werk zijn.
Om te wijzen op het belang van die activering hebben we nogmaals ook voor het kerstreces een schrijven gericht – niet nogmaals, dat was aan de collega’s in de Federale Regering –, maar een eerste maal ook aan onze lokale besturen en OCMW’s met de vraag om Oekraïners met een leefloon meer systematisch toe te leiden naar de arbeidsmarkt. U kunt zeggen dat het maar een schrijven is, maar het is natuurlijk nodig om daar toch de aandacht op te vestigen.
Samen met u zijn we er wel van overtuigd dat dat voor de ontheemde Oekraïners absoluut een meerwaarde kan zijn. Mijn ervaring leert ook dat die mensen zelf ook de vraag stellen om zo snel mogelijk te kunnen gaan werken. Om de lokale besturen hierbij te ondersteunen, ontwikkelde VDAB handvatten om de Oekraïners kwalitatief in te schatten. VDAB stelde ook vaste aanspreekpunten aan om de samenwerking goed vorm te geven.
Wij verwachten ook eerstdaags de juridische analyse over of en hoe we Oekraïense vluchtelingen ook kunnen verplichten in te schrijven bij VDAB. Zoals u weet is dat een bevoegdheid die wij hebben, maar ik wil daar toch het voortouw in nemen.
Wat betreft de stand van zaken rond de erkenning van diploma’s: die worden officieel erkend door NARIC-Vlaanderen (National Academic Recognition Information Centre) onder de bevoegdheid van minister Weyts, zoals u weet. NARIC-Vlaanderen faciliteert mee de snelle doorstroom naar de arbeidsmarkt. Voor de specifieke gelijkwaardigheidsaanvragen van Oekraïense diploma’s wordt getracht om binnen de tien werkdagen al een beslissing te bezorgen betreffende de niveaugelijkwaardigheid. Daarnaast werd in overleg met de bevoegde diensten van de onderwijsadministratie een regeling uitgewerkt waarbij houders van Oekraïense diploma’s toegang krijgen tot het lerarenambt en administratieve beroepen in het Vlaams onderwijs worden uitbetaald, op voorwaarde dat ze voor hun diploma een erkenningsaanvraag ingediend hebben bij NARIC-Vlaanderen. Ook deze Oekraïners kunnen daardoor sneller terecht op de arbeidsmarkt.
Ik verwijs ook graag naar een heel mooi voorbeeld uit de praktijk dat ik zelf heb mogen bezoeken. In een winkel van Albert Heijn werden doofstomme Oekraïense vluchtelingen tewerkgesteld. Dat was het mooiste bewijs van de intrinsieke motivatie en de goesting om aan de slag te gaan die daar heel duidelijk aanwezig was. Zij, drie jonge mensen, twintigers, jonge dertigers waren vlak na de zomer gestart als rekkenvullers. In een mum van tijd, na twee maanden, kregen ze de kans om shiftleider te worden. Hiermee geef ik aan dat het lukt – doofstomme Oekraïense vluchtelingen met goesting om aan de slag te gaan – omdat ook de werkgever ervoor openstond en omdat de groep enthousiast was om de mensen daar een kans voor te geven. Dat was voor mij een mooi inspirerend voorbeeld wat ook de relativiteit van taal voor bepaalde functies heel erg scherpstelt.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw uitgebreide antwoord. Er zijn inderdaad natuurlijk heel wat mooie voorbeelden van Oekraïners die ondertussen aan de slag zijn en ook al een redelijk mondje Nederlands spreken, Oekraïners ook met kinderen die hier op school zitten en die ondertussen eigenlijk de taal bijna machtig zijn. Ik zie ook mensen die hier aanwezig zijn en die ook wel mooie diploma’s hebben. Zo sprak ik bijvoorbeeld met een man wiens vrouw een diploma had in de textielnijverheid en de economie. Zij was ook psychologe. Daarom is het zo belangrijk om verder in te zetten op de competenties van die mensen. Het kan zijn dat het diploma hier niet gelijkwaardig is, maar de competenties die die mensen hebben opgedaan in heel hun carrière, zijn eigenlijk nog belangrijker dan het diploma dat ze ooit in hun leven hebben behaald. Ik denk dus dat VDAB daar absoluut mee aan de slag moet.
Op de eerste plaats steun ik uw bekommernis dat de lat te hoog zou worden gelegd. Mensen kunnen gerust ook Nederlands leren op de werkvloer. Ik denk dat dat ook een enorme leerschool is, waar men bij wijze van spreken met collega’s samen aan het koffiezetapparaat bij een kopje koffie de eerste lessen Nederlands kan trachten te krijgen. Natuurlijk is het in bepaalde functies zeer belangrijk voor de veiligheid dat men elkaar verstaat. We mogen de Nederlandse taal dus ook absoluut niet loslaten. Daar mogen we de lat wat onze Nederlandse taal betreft natuurlijk niet te laag leggen. Waar het mogelijk is, moeten we daar zeker zeer pragmatisch mee omgaan. We moeten de werkgevers inderdaad stimuleren om die Oekraïense vluchtelingen kansen te geven. De aanwerving is daarbij dan inderdaad het begin, waarbij VDAB een zeer belangrijke rol speelt.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, uit uw antwoord blijkt inderdaad heel duidelijk dat Vlaanderen vandaag eigenlijk alles in handen heeft om van de activering van Oekraïense vluchtelingen een succes te maken. Onze lokale besturen kunnen die mensen die een leefloon krijgen, vandaag verplichten zich in te schrijven bij VDAB. In uw brief van eind december verwees u zelf naar een omzendbrief van 2014 van Maggie De Block. Ook hebben we VDAB, die die mensen ook kan en moet begeleiden. U verwees zelf naar een goed voorbeeld. We kennen allemaal goede voorbeelden. Het lijkt me echt wel nodig dat men daar die goede voorbeelden of praktijken eens grondig onderzoekt en ook uitrolt. Ik heb zelf het voorbeeld gehoord van een jobdag die gewoon in de buurt van een opvangdorp werd georganiseerd. Meteen werden heel veel van die mensen daar rechtstreeks in contact gebracht met werkgevers in de buurt en werden heel veel problemen, soms praktische, inzake taal, inzake kinderopvang, meteen opgelost, zeer hands-on, casus per casus, maar ook ad hoc. Er was ook het initiatief van de doofstomme mensen bij Albert Heijn, maar er is bijvoorbeeld ook zo’n jobdag. Ik denk dat we dat veel meer moeten kiezen en dat we ons ervoor moeten hoeden om dat allemaal in een systeem te stoppen, wat vaak gebeurt, waarbij er allerhande processen moeten plaatsvinden, waarbij er eerst allerhande opleidingen moeten gebeuren, waarbij men dan na enkele maanden vaststelt dat men eigenlijk geen stap vooruit is gegaan. Mijn oproep is dus deze: VDAB zou in dezen veel meer die hands-onmentaliteit kunnen gebruiken en goede voorbeelden meer algemeen kunnen uitrollen.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, ik ben het daar volmondig mee eens. We zien dat een eerste grote golf veelal uit vrouwen met kinderen bestond. Vaak waren die hoogopgeleid: meer dan een op de twee had een hogeronderwijsdiploma. Wij hebben dat ook zelf mogen ervaren in ons eigen opvangcentrum, met vijftig vluchtelingen. Ongeveer vier vijfde waren vrouwen met echt een aanzienlijk diploma, van IT tot farmacie. Die hebben we ook vrij snel kunnen inzetten, in het onderwijs en dergelijke. Ik geloof dus heel sterk in hen aanspreken op hun competenties. De intrinsieke motivatie was zeer groot, vanuit de houding iets te willen terugdoen voor de grote solidariteit en de warme ontvangst.
Collega Ongena, ik ben het ook met u eens. VDAB, dat is natuurlijk evident. De inschrijving is altijd één zaak. Dan is het zo snel mogelijk toeleiden en begeleiden. De vele goede praktijken delen, dat is ook waar. Wat de relatie met de lokale besturen betreft om te werken rond jobdagen, infodagen, dat wordt vandaag opgepikt, maar die goede praktijken mogen en kunnen inderdaad altijd nog meer en breder worden gedeeld. Dat zijn ook mooie voorbeelden voor zo’n werkgelegenheidsconferentie, waar lokale besturen, samen met de sociale partners, maar toch wel in het bijzonder de lokale besturen, in de kijker zullen worden gezet wat hun rol bij het lokale arbeidsmarktbeleid in relatie tot VDAB betreft. Zo kunnen ook alle goede praktijken die er vandaag zijn, daar worden gedeeld en getoond, ter versterking van onze Vlaamse arbeidsmarkt.
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Bedankt minister, ik vind het nog altijd zeer jammer dat net door dat nieuwe statuut van tijdelijk ontheemden, die Oekraïense vluchtelingen eigenlijk voor een stuk uit de boot gevallen zijn. Zij moeten inderdaad het verplichte inburgeringstraject niet volgen. Daardoor werden zij niet onmiddellijk naar VDAB geleid, waardoor zij niet verplicht die inburgeringscursus en die Nederlandse taallessen kregen, en zij dus voor een groot stuk zelf hun weg hebben moeten zoeken.
Ik ben het helemaal eens met collega Ongena dat we in dezen zeker en vast ook de samenwerking tussen lokale besturen en de initiatieven die er zijn moeten verstevigen, zoals die jobbeurzen bij grote opvangplaatsen voor Oekraïense vluchtelingen. Maar we kijken bijvoorbeeld ook naar het Agentschap Integratie en Inburgering. Daar zit nu ook al een samenwerkingsovereenkomst die de samenwerking nog moet verstevigen. Al die componenten moeten dus samenwerken als het gaat over de activering van Oekraïners, maar eigenlijk ook over de activering van nieuwkomers in onze samenleving in het algemeen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.