Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de vraag van ondernemers om de werking van VDAB te verbeteren
Report
De heer Ronse heeft het woord.
De actualiteit heeft hier wat mijn vraag om uitleg ingehaald. Minister, eerst en vooral wil ik een oprecht woord van hulde brengen aan het initiatief dat u gisteren gelanceerd hebt. Ik vind dat schitterend, om met een externe partij eens grondig het licht te laten schijnen over VDAB zonder enige taboes over of er nog een VDAB moet zijn of niet, over of er een VDAB in het kwadraat moet zijn, wie bestuurt VDAB, vakbonden, werkgevers, externen, technici, whatever. Ik vind het schitterend om zonder taboes een studie te laten maken. Schitterend, chapeau.
Ik hoop dat er op vrij korte termijn ook iets opgeleverd wordt zodanig dat we daar in dit parlement nog over van gedachten kunnen wisselen, ons licht over kunnen laten schijnen. Hopelijk neemt de volgende regering dan het ‘rapport Brouns’ ter harte en maakt ze daar een nieuwe VDAB van. Wie weet bent u op dat moment nog minister, of minister-president, je weet nooit waar het leven u kan brengen, of ben ik zelf minister-president. Zolang de voorzitter maar geen minister-president is. Oké, hij was toch aan het luisteren. (Gelach)(Opmerkingen van minister Brouns) (Opmerkingen van de voorzitter)
De aanleiding van deze vraag was dus niet de studie want die studie werd pas gisteren bekendgemaakt en de vraag werd eerder ingediend. Ik kon dus niet weten dat de studie er kon komen. Collega’s, ik vermoed dat ik voor ons allemaal spreek, misschien ook voor collega Verbeurgt die hier net is: wij worden toch vaak gecontacteerd door mensen die zeggen dat we in de commissie Economie en Werk zitten, ze horen ons af en toe over VDAB spreken. Ik hoorde het voorbeeld van iemand die dicht bij zijn pensioen zit en een opleiding moet volgen. Op de tijdslijn is die persoon al op wettelijke pensioenleeftijd tegen dat die opleiding gedaan is. Of recent was er iemand van een gastgezin die zei dat een Oekraïense dame zeer gretig was om in de horeca te werken, in Oekraïne had ze altijd een horecazaak gehad. Ze waren met haar naar VDAB geweest. Ze hebben vier, vijf weken rondgedraaid. Hij heeft het zelf vastgepakt en in twee dagen tijd is ze aan de slag geraakt en is dat ook een duurzame tewerkstelling. Of bij iemand die naar hier komt, hier wettelijk verblijft, een redelijk hoog diploma heeft, een ingenieur, hield het eerste voorstel van VDAB totaal geen rekening met alle competenties die die persoon opgebouwd heeft. Dat zijn allemaal anekdotes, casuïstiek, maar we krijgen daar wel regelmatig mee te maken en we vinden dat niet leuk. U ook niet, niemand vindt dat leuk.
Maar het is wel onze plicht om dat hier in het parlement aan te kaarten, om dat aan te brengen en om daar toch een en ander mee te doen. Daarom heb ik een aantal vragen die heel nauwkeurig opgesteld zijn.
Minister, hoe evalueert VDAB de eigen trajectwerking en die van de partners? Want het gaat niet alleen over wat VDAB soms doet, maar ook de partners. Hoe gaat die er dan ook mee om dat er minstens geen absurditeiten in komen zoals de casuïstiek die wij hier net aan de dag leggen?
Hoe gaat VDAB zelf aan de slag met dergelijke getuigenissen? Ik vermoed dat er een ombudsman of ombudsdienst VDAB bestaat die toch ook dat soort toestanden ziet. Wordt dat kort op de bal aangepakt? Wordt daaruit geleerd? Of blijft dat niet hangen?
Op welke manier gaan we maatgericht werken om te focussen op competenties, capaciteiten en toekomstmogelijkheden van mensen? Zodat mensen tenminste het idee hebben als ze naar VDAB gaan dat het over hen als persoon gaat, over wie ze zijn, hoe ze opgeleid zijn, wat ze willen, wat ze kunnen, wat ze niet kunnen, dat er minstens een oog gelegd werd op het cv, de ziel en de goesting van die persoon.
Hoe kan de werking van VDAB worden omgedraaid – dat is een verhaal dat ik in de tijd al gebracht heb – zodat werkgevers zelf rechtstreeks in die database kunnen zoeken met respect voor privacy en zelf ook geschikte kandidaten kunnen selecteren voor bepaalde functies? Wordt er daar ook enig experiment voorzien?
Ik weet dat ik nu wel wat vooruitloop op de studie die u aangebracht hebt. Daarom begon ik met een woord van hulde. Ik denk dat die studie veel antwoorden in zich zal hebben. Maar ik krijg toch graag een eerste licht op deze vragen.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Dank u wel. Ik was gewaarschuwd door mevrouw Gennez dat de liefdesverklaringen van collega Ronse soms bijzonder zijn. Hij heeft u al uitgeroepen tot nieuwe minister, wat fantastisch is. Collega’s, alle gekheid op een stokje, gisteren is de aankondiging gekomen van de minister dat er een studie zal komen naar VDAB in de meest brede zin. Mijn vraag gaat er wat aan vooraf. Het is namelijk zo dat Voka – u welbekend – gepeild heeft bij haar leden – bij 500 ondernemers om precies te zijn – naar hun beleidsprioriteiten. Daaruit kwam voort dat voor Vlaanderen het verbeteren van de werking van VDAB een van de vijf topprioriteiten was.
Volgens de ondernemers kan VDAB een tandje bij steken om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken. Ik had eerlijk gezegd toen ik dat zag, verwacht dat collega Ronse op de bühne zou gaan staan om te zeggen “gooi Voka uit de raad van bestuur. Hoe durven ze kritisch zijn voor een organisatie waar ze zelf in de raad van bestuur zitten”. Dat heb ik gemist gisteren. Ik vind wel dat Voka en de ondernemers in deze toch wel de vinger op de wonde leggen. Collega Ronse verwees er al naar. We moeten ons toch wel eens vragen stellen hoe dat het komt dat een organisatie zoals VDAB, met zoveel hardwerkende medewerkers die dag in dag uit hun best doen, er niet beter in slaagt om haar taken te vervullen. Want dat is wel een vaststelling denk ik die we moeten durven maken.
Ik heb van mijn voorganger mevrouw Gennez een bulk aan cijfermateriaal ontvangen die zij bij u had opgevraagd. En mijn analyse van die cijfers is dat we toch moeten vaststellen dat VDAB op bepaalde vlakken in gebreke blijft wanneer het gaat over het monitoren van de eigen werking en over de impact van wat zij doen. Een concreet voorbeeld is dat VDAB niet weet, wanneer men iemand oriënteert naar een opleiding, of die persoon die opleiding succesvol aflegt. Dat vind ik vreemd, dat is een klein cijfer, maar dat moet u toch helpen als organisatie met het oriënteren van die persoon naar de juiste opleiding. Maar dat weet men dus niet. Men slaagt er ook onvoldoende in om mensen te activeren. Als we zien dat er toch nog altijd mensen zijn die langdurig werkzoekende zijn en geen enkele sollicitatieopdracht krijgen, dan is dat vreemd.
Ik denk dus dat we kritisch moeten kijken naar de werking van VDAB, in het belang van Vlaanderen en het activeringsbeleid, maar ook van de medewerkers van VDAB zelf. En er is nog een cijfer: de ziekte-uitval bij de medewerkers van VDAB ligt structureel hoger dan bij de Vlaamse overheid. Ook dat moet ons zorgen baren. Om maar te zeggen dat ik de oproep van de ondernemers steun.
U kondigde aan een onderzoek uit te voeren, ik denk dat we vooral actie nodig hebben. Maar ik denk dat we nog in detail zullen discussiëren over het onderzoek dat u hebt aangekondigd. Mijn concrete vragen naar aanleiding van de communicatie van Voka en de ondernemers zijn de volgende: hoe kijkt u naar die communicatie vanuit de ondernemers? Herkent u zich in de opmerkingen die vanuit ondernemers komen omtrent de werking van VDAB? Noopt de vraag van de ondernemers volgens de minister de VDAB tot bijsturingen? En is er volgens de minister nood aan een nieuwe werkgeversstrategie om meer kansen te geven aan sommige groepen? Een idee daarbij is de geanonimiseerde cv vanuit VDAB. We hebben het daar vorige week al over gehad in de commissie, denk ik. Die vraag over de geanonimiseerde cv’s heeft de commissie van vorige week gekruist denk ik, in een opmerking van collega Ongena. Dus daar hebt u eigenlijk vorige week al op geantwoord. Maar mijn vragen zijn: nopen deze opmerkingen volgens u tot bijsturing bij VDAB en op welke manier zult u die op korte termijn eventueel implementeren? Dank u wel.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, we leven in een razendsnel veranderende wereld, en we zitten met enorme noden. Wat ik de voorbije maanden in mijn nieuwe bevoegdheden heb vastgesteld, is dat wij inderdaad een enorm tekort aan mensen hebben: onvoldoende mensen bij de politie om onze veiligheid te waarborgen, onvoldoende mensen om te zorgen voor onze mensen die zorg nodig hebben, en gisteren nog ging het over onvoldoende mensen om voor de klas te staan. Dat betekent dus dat wij meer dan een tandje moeten bij zetten, dat we alle zeilen moeten bij zetten om de Vlaamse arbeidsmarkt op zo’n peil te krijgen dat heel ons sociaal model overeind blijft. Dat is de grote uitdaging waar we vandaag voor staan.
De cijfers op zich zijn goed, in die zin dat het aantal werkzoekenden historisch laag is en de werkzaamheidsgraad vrij hoog ligt. Die is richting 77 procent aan het groeien. Die zal naar 80 procent moeten gaan. De grote vraag daarbij is: wat is vandaag de meest performante en aangepaste structuur, die toekomstbestendig is, om die vele vacatures in te vullen, om die heel grote groep mensen die vandaag niet of anders beroepsactief zijn, meer te kunnen mobiliseren, te inspireren, te enthousiasmeren en te activeren richting die vele Vlaamse vacatures? Dat is meteen voor mij de kern van de vraag die ik heb geformuleerd en die ik wil omzetten in een extern onderzoek. Dat gaat inderdaad over mensen die over de schouder meekijken bij VDAB om te bekijken wat nu de meest aangepaste structuur is voor de arbeidsbemiddeling van de toekomst, wetende dat de demografische evolutie ervoor zal zorgen dat het aantal mensen van beroepsactieve leeftijd niet bepaald zal toenemen.
Collega’s, al die uitdagingen samen maken dus dat wij samen met het management, samen met de raad van bestuur hebben beslist om dat extern onderzoek te bestellen, zonder enig taboe: de structuur op zich zal daarbij inderdaad in vraag worden gesteld, de governance kan in vraag worden gesteld. Alles kan en mag daar dus worden bevraagd en onderzocht, zonder enig taboe, met één doel: voldoende mensen aan de slag krijgen om ervoor te zorgen dat onze sociale welvaartsstaat overeind blijft. Dat is mijn algemeen antwoord op de vraag hoe ik zo’n extern onderzoek concreet zie. Het is dus eigenlijk geen onderzoek naar VDAB. Het gaat eigenlijk gewoon over de centrale vraag hoe we in Vlaanderen toekomstbestendig het best de arbeidsbemiddeling organiseren.
Ik zal nu concreet ingaan op de gestelde vragen. Collega Ronse, ik apprecieer het dat u niet in casuïstiek wilt vervallen. Ik begrijp ook dat er terecht een aantal punten van kritiek zijn die u met ons wilt delen. Die liggen natuurlijk ook aan de basis van een dergelijk onderzoek. Ik verheel immers niet dat ik, vanuit de oppositie, maar zeker ook vanuit de meerderheid, de voorbije maanden heel regelmatig vragen heb gekregen over de werking van VDAB. Ik stel tegelijk vast dat de mensen zelf bij VDAB allemaal heel sterk zijn gemotiveerd en heel hard hun best doen, maar zelf ook vaak het gevoel hebben niet altijd de juiste antwoorden te kunnen geven. Het is misschien ook belangrijk om algemeen mee te geven dat het, naast het onderzoek dat we gaan doen, ook belangrijk is dat men laat zien wat zijn resultaten zijn. We hebben dat gisteren ook nog meegegeven in de raad van bestuur. Ik heb vaak het gevoel dat ze die onvoldoende tonen. Dat moet veel transparanter zijn. We leven vandaag in een communicatiewereld. De perceptie is heel sterk. Het is heel belangrijk dat ze op een leesbare manier tonen wat de resultaten en die van hun partners zijn. Daar is vandaag ook weer naar verwezen.
Ik kom tot de vraag over de trajectwerking en de ondersteuning voor bemiddelaars. Bemiddelaars krijgen ondersteuning via verschillende kanalen, verschillende wegen. Er is een uitgebreid opleidingspakket. Er is ondersteuning vanuit het team Kennismanagement. Er zijn een aantal experten die verschillende thema’s tot in de diepte beheersen. Er zijn de zogenaamde leertafels en andere fora om info en ervaring uit te wisselen. Er zijn de ‘fieldcoaches’, die de bemiddelaars en/of teams ondersteunen in hun dagelijkse werking. Er zijn teamleiders die voor elk team zorgen voor de coaching, infodoorstroming en bijsturing. Ook is sinds vorig jaar de nieuwe aanpak inzake kwaliteitsonderzoek opgestart, waarbij op regelmatige basis een duizendtal dossiers worden doorgelicht. Over de conclusies van het onderzoek wordt teruggekoppeld naar het operationeel management en naar de betrokken bemiddelaars.
Uit reeds eerder uitgevoerde kwaliteitsonderzoeken blijkt dat de aanpak, ervaring en stijl waarmee bemiddelaars contacten leggen met klanten danig kunnen verschillen van bemiddelaar tot bemiddelaar. Ook dat is mensenwerk, maatwerk. Dat kan inderdaad verschillend zijn. Op zich is dat geen probleem als men als werkzoekende en werkgever kan rekenen op een dienstverlening die in lijn is met wat is afgesproken inzake procedures en processen. Breder dan die conclusies doorspreken met de betrokken teams worden er inzichten vanuit het kwaliteitsonderzoek gebruikt in de toekomstige opleiding, waaraan alle bemiddelaars verplicht moeten deelnemen. Het meest wensbare scenario is dat de inschatting van de bemiddelaar met betrekking tot het jobdoelwit en stappen naar tewerkstelling grotendeels overeenkomt met hoe de werkzoekende zichzelf inschat.
VDAB investeerde de voorbije jaren zowel in gespreksmethodiek als in een methodiek voor inschatting, die maximale gedragenheid vooropstelt, maar ook helderheid wat de rechten en plichten van de werkzoekende betreft. Indien een klant dienstverlening bij een partner krijgt, blijft de VDAB-bemiddelaar een vinger aan de pols houden. Dat is ook belangrijk om te vermelden. Op die manier blijft de klant ook een open communicatie behouden met VDAB wanneer die aanvoelt dat niet alles binnen zijn traject vlot verloopt en de partner daar onvoldoende aandacht aan besteedt.
Collega Ronse, in dezelfde teneur als wat ik al heb gezegd, worden wij inderdaad ook vaak geconfronteerd met getuigenissen, en we nemen die uiteraard serieus. Een signaal is een opportuniteit om de kwaliteit van de dienstverlening kritisch te bekijken en indien nodig bij te sturen. Ik vind het in die zin ook belangrijk om te benadrukken dat dat extern onderzoek belangrijk is vanuit een positieve, offensieve houding van VDAB. Voor zover ik de organisatie ken, heeft ze een enorm groot procesmanagement. Ze hebben heel wat interne processen, die heel nauwgezet worden gemonitord, en ook heel wat data, maar het blijft natuurlijk belangrijk dat we daar ook voldoende zelfkritisch naar durven te kijken. Men moet in die zin durven zich permanent een spiegel voor te houden. Dat is ook wat VDAB doet en durft in die uitdagende tijd.
Ik verwijs nog naar het klachtenmanagement. Dat maakt integraal deel uit van de bredere kwaliteitsaanpak binnen de organisatie, hetgeen toch wel heel belangrijk is.
Het is uiteraard van belang dat we steeds op maat gaan werken. Aan de hand van persoonlijke gesprekken tussen de klant en de bemiddelaar wordt ingeschat wat de persoonlijke noden van de klant zijn. Tijdens deze gesprekken wordt ingeschat welke drempels de werkzoekende ondervindt om werk te vinden. Tegelijk worden de competenties en de mogelijkheden van de klant in kaart gebracht. U kent dat uiteraard. Er is ook de afsprakenkaart, de afsprakenbundel, om het verhaal van de activering van klanten heel nauw op te volgen.
Aangaande de suggestie om meer klantvriendelijk te zijn in de dienstverlening naar werkgevers: op dit moment kunnen werkgevers via hun ‘Mijn VDAB’ toegang krijgen tot de online tools die worden aangeboden, waaronder het publiceren en beheren van vacatures, maar ook het zoeken naar geschikte kandidaten.
Wat de publicatie van cv’s betreft, heeft de burger zelf ook verschillende mogelijkheden. Enerzijds beslist hij zelf welke data met betrekking tot zijn profiel – studies, werkervaring, talenkennis – getoond worden. Dus hij kan zelf sturen wat hij of zij wil tonen aan potentiële werkgevers. Anderzijds is er de mogelijkheid om het cv ook te anonimiseren.
Collega Verbeurgt, u stelde vragen rond de werking naar werkgevers. VDAB streeft naar een permanente verbetering van de dienstverlening en volgt ook de algemene tevredenheid van werkgevers over de dienstverlening actief op. Ik denk dat dat belangrijk is, ook vanuit de raad van bestuur, waar alle federaties mee aan tafel schuiven.
Ik hoor als minister, net als jullie, inderdaad regelmatig de moeilijkheden die werkgevers ondervinden in de zoektocht naar nieuwe medewerkers. De geluiden die hier door Voka zijn gesignaleerd zijn me dus niet vreemd. Voka zat gisteren mee aan tafel en bevestigde dat zij het goed vinden dat wij in alle openheid kijken naar wat de meest performante, aangepaste structuur is voor de arbeidsbemiddeling van de toekomst.
We zien dat tevredenheid van werkgevers over VDAB volgens de bevraging positief is. De krapte op de arbeidsmarkt die werkgevers ervaren, brengt hen wellicht tot de vraag van bijkomende dienstverlening. Daarom rolt VDAB dit jaar, in uitvoering van het werkgelegenheidsakkoord, een nieuwe werkgeversdienstverlening uit die de ambitie heeft om meer proactief te zijn – het uitbreken van VDAB – zodat zij inderdaad ter plaatse kunnen gaan bij de werkgever, samen kunnen kijken naar vacatures, kijken waarom bepaalde vacatures eerder ingevuld geraken dan andere. (Opmerking van de voorzitter)
Die proactieve aanpak vanuit VDAB richting werkgevers is een ambitie die ook is ingeschreven in het recente werkgelegenheidsakkoord, aangebracht door Voka en andere werkgeversfederaties, om inderdaad die klantgerichtheid en dienstverlening naar de werkgevers te verbeteren en te versterken.
Maar om het grote verschil te maken, zullen alle actoren op de arbeidsmarkt mee aan de kar moeten trekken, op alle niveaus, ook de HR-diensten – dat is hier ook al vaak gezegd. Daar waar men vanwege de werkgever de witte raaf altijd zocht, zal er misschien meer ambitie mogen zijn bij werkgevers en personeelsdiensten om ook mensen die op het eerste zicht niet die match hebben – qua cv, vacature – om die toch de kans te geven. Op het moment dat er die intrinsieke motivatie is zijn er heel wat functies die men perfect ‘on the floor’ kan leren, maar je moet daartoe de kans krijgen. Ook mensen met een beperking zullen op dat vlak ook veel meer kansen en ondersteuning moeten krijgen. Daar is ook een appel richting de werkgevers om dat mee op te nemen.
Een inclusief en open blik naar het aanwezige talent is dus meer dan nodig, en wat mij betreft een belangrijk uitgangspunt. Daarom vraagt VDAB expliciet van elke werkgever die zoekt naar extra ondersteuning, om open te staan om kandidaten op te leiden via werkplekleren. De antidiscriminatie-wetgeving wil ik hier nogmaals beklemtonen, dat is een belangrijk aandachtpunt waar we de volgende maanden zeker ook op ingaan naar aanleiding van het onderzoek. Ook de sollicitatiefeedback is belangrijk om te geven. Zo kan VDAB nog gerichter kandidaten voorbereiden.
De heer Ronse heeft het woord.
Misschien eerst ingaan op de opmerking van collega Verbeurgt over het Voka-verhaal, en waarom mijn reactie niet gelijkaardig was aan die op het ABVV. Ik wil u misschien eerst geruststellen: ik vind ook dat Voka en UNIZO uit de raad van bestuur van VDAB moeten. Ik vind dat als je zegt dat de vakbonden eruit moeten, dat je dan ook de werkgeversorganisaties eruit moet krijgen. Ik vind dat VDAB bestuurd moet worden door een panel aan arbeidsmarktdeskundigen, en voor mij mag daar zelfs bandbreedte op zitten. Ik denk aan Stijn Baert, Ive Marx, maar even goed Wim Van Lancker. Ik denk dat je dan tot taboeloze en redelijk directe aansturing komt, zonder dat er andere belangen tussen zitten.
Er is wel een fundamenteel verschil, vind ik, tussen wat het ABVV gedaan heeft, en wat Voka heeft gedaan. Het ABVV heeft de zuurprijs aan VDAB gegeven, omdat VDAB doet wat het parlement – de mecenas van VDAB – vraagt. De belastingbetaler vraagt bij monde van een Vlaamse meerderheid om mensen die in een SWT-statuut (stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag) zitten niet te laten vallen, en vacatures door te sturen. Het ABVV hoort dat, want ze krijgen het voorrecht om VDAB mee te besturen, mee uit te voeren. Wat zij doen is eigenlijk lijnrecht tegen een van de kerntaken van een organisatie die ze mogen besturen, gaan protesteren.
Wat Voka hier doet, is eigenlijk zeggen dat de kerntaak – waarvoor ze aangeduid zijn om mee te besturen – niet goed wordt uitgevoerd, en beter uitgevoerd moet worden. Maar die betwisten de kerntaak niet. Ik vind dat toch een groot verschil. Maar ze mogen er wat mij betreft zeker ook uit.
Minister, wat u zei … Ik denk dat die studie een goede zaak is. Veel kan natuurlijk onder de chapeau en de opdracht van die externe studie. Maar we weten ook allemaal dat die externe studie pas eind deze legislatuur zal komen, en dat we ondertussen zeer kostbare tijd aan het laten passeren zijn. Kostbare tijd om mensen aan werk te helpen, om vacatures in te vullen. Bovendien: tegen dat die studie er is, tegen dat dat allemaal geïmplementeerd is, en die nieuwe blauwdruk er is, zitten we wellicht in 2030, het jaar waarin Kortrijk de Culturele Hoofdstad van Europa zal zijn. (Opmerkingen van de voorzitter)
Uw micro werkt niet, voorzitter. (Gelach)
Maar ik vind dat we toch op zeer korte termijn het kwaliteitsmanagement bij VDAB, en zeker de contacten met uitkeringsgerechtigde werkzoekenden of mensen die zich bij VDAB aanmelden, echt zeer ernstig moeten nemen. Ik zie daar, ondanks goede wil op vlak van het management, ondanks ook goede wil van u, politiek, toch op het terrein zeer veel mank lopen. Ondanks ook de inzet van veel medewerkers bij VDAB, voor alle duidelijkheid. Maar dit … We zien dat ook op sociale media en noem maar op. Je ziet te vaak van die voorbeelden passeren. Misschien moeten we toch nadenken, minister, en daarom ook mijn komende vraag, of er geen kortetermijn quality control, of management, met een heel lichte structuur, haalbaar is, en of dat toegepast kan worden op minstens die eerste contactname die men krijgt met VDAB, zodanig dat we als parlement hier toch ook de kwaliteit een beetje kunnen versterken.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Tot mijn zeer grote verbazing ben ik het zeker met het laatste deel van collega Ronse grotendeels eens, zo niet volmondig. Ik vind het zeer interessant dat u een grote evaluatie of een studie wilt maken van wat een arbeidsmarktbemiddeling van de toekomst moet zijn. Ik denk dat u de pijnpunten, zowel in de realiteit van VDAB als in de realiteit van onze arbeidsmarkt, erkent, waarbij we inderdaad zien – wat we deze voormiddag ook hebben gezegd – dat de ‘quick wins’ voorbij zijn, dus dat je eigenlijk veel meer maatwerk moet gaan leveren, waardoor je dus meer mensen nodig hebt voor minder begeleiding, die wel intensiever moet. We moeten nadenken hoe we die organisatie en arbeidsbemiddeling daaraan kunnen aanpassen. Ik ben het daar eigenlijk mee eens. Maar ik heb wel een beetje de angst – en ik denk dat collega Ronse daar ook wat naar verwijst – dat we het komende jaar alle opmerkingen over de werking van VDAB zullen doorschuiven naar die studie die nog moet komen. Daar ben ik toch zeer terughoudend in, en hoop ik dat u mij kunt overtuigen van het tegendeel.
Dus ben ik ook wel vragende partij om ook op korte termijn, naast deze brede evaluatie – ik ging het bijna brede heroverweging noemen – toch ook bijsturingen mogelijk te maken in de evaluatie van het functioneren van VDAB, in de manier waarop zij aanklampend werken, waarop zij slagen in hun opdrachten om te activeren, eventueel ook rond – u verwees er zelf naar – kunnen communiceren over wat men doet. Daarvoor moet je de cijfers hebben, om te zien of het daar ook mogelijk is om interne processen te verbeteren. Ik kijk een beetje naar u, minister, om daar toch het engagement aan te gaan dat wij niet een jaar lang moeten horen dat er een studie komt: geduld, we zijn ermee bezig, wacht op de studie, dan zullen we het debat voeren … Want ik ken collega’s van u die dat wel eens durven.
Ten tweede vind ik het interessant dat we ons ook als commissie eens buigen over de arbeidsmarktbemiddeling van de toekomst. Naar de collega’s toe: we hoeven daar geen aparte studie naar te doen, maar misschien moeten we eens kijken of we dat op een of andere manier kunnen doen, ook naar timing toe. Laten we eerst de studie lopen, en komen we dan eventueel met hoorzittingen naar een resolutie of iets dergelijks? We weten natuurlijk dat we op het eind van het jaar in 2024 komen, wat ook niet evident is. Misschien moeten we eens kijken of we ons daar ook als commissie over buigen. Want ik vind het toch belangrijk dat we daar als parlement ook onze stem in laten horen, naast de arbeidsmarktexperten, naast het externe studiebureau. Ik heb begrepen dat de minister voorzitter is of wordt van het comité. De uitvoerende macht heeft er dus zijn stem in, maar ik denk dat de wetgevende macht in dezen, de decreetgever, ook een stem zou moeten zijn. Collega’s, ik hoor graag jullie ideeën over hoe wij daar als parlement ook een rol in kunnen spelen.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega’s, daarnet zat ik met een gewrongen gevoel, nu zit ik veeleer met een opgewekt en blij gevoel, omdat ik toch merk dat de ‘coalition of the willing’ groeiende is om van VDAB een meer performante organisatie te maken die beter presteert. Ik ben dus ook heel blij, minister, met uw aankondiging dat u een doorlichting gaat laten doen. Ik denk dat dat ook nodig is. Want ik maak me een beetje zorgen. Ik kan begrijpen dat ze zeggen dat ze hun goede resultaten beter moeten communiceren, maar in alle eerlijkheid denk ik dat het niet enkel een kwestie van communicatie is, maar ook van prestatie. Kijk naar de activering van leefloners, naar de Oekraïense vluchtelingen, naar SWT’ers. Deze voormiddag was er nog de vraag rond de sociale huurders. Op al die terreinen voel je dat VDAB worstelt met de nieuwe uitdagingen waarvoor onze arbeidsmarkt staat. Dat is niet ongewoon, omdat het een organisatie is die misschien nog grotendeels werkt op basis van een arbeidsmarkt van tien, twintig jaar geleden. Ik denk dus dat die doorlichting echt nodig is. Ik kijk ernaar uit.
Ik sluit me een beetje aan bij de vraag collega Verbeurgt. Waarover zal die studie precies gaan? Hoe ver zal die gaan? In mijn ogen zou het goed zijn, mocht daar een soort blauwdruk in staan voor de volgende regeringsonderhandelingen, wie dan ook aan de tafel zal zitten, omdat we dan echt naar zo’n nieuwe VDAB moeten gaan. Dan kijk ik wel hoopvol naar die studie, om dat mee te nemen in die onderhandelingen.
Kunt u al iets meer zeggen over de inhoud? En kunnen wij ook betrokken worden bij de aflijning van dat onderzoek? Los van het feit of we dat onderzoek nu zelf moeten gaan doen, kunnen we wel ergens inspraak krijgen in hoe die analyse gevoerd moet worden en hoe ver die moet gaan. Wat Open Vld betreft, mag die heel ver gaan en mogen we echt de vraag stellen wat nu nog de taak van VDAB is, dus echt een kerntakendebat in zijn meest zuivere vorm. We kijken daarbij ook naar lokale besturen en zo. Ik denk dat we heel het veld daarbij in beeld moeten brengen.
Hoe kan het parlement betrokken worden bij het vormgeven van die analyse, waar ik echt hoopvol naar uitkijk?
Ik wil ook even aansluiten over de werking van VDAB. Ik zou een suggestie willen doen. Er is niet alleen de sollicitatiefeedback. Er was een tijd waarin VDAB vacatures die geannuleerd werden of niet ingevuld raakten bij werkgevers, ging analyseren en de reden bijhield waarom een vacature geannuleerd werd. Eigenlijk was dat een zeer goede manier om de kwaliteit van de vacaturewerking en de invulling of niet-invulling ervan te monitoren en op die manier de vinger aan de pols te houden van de arbeidsmarkt, verdergaand dan de gewone knelpuntberoepenanalyses. Daar is men een tijdje geleden mee gestopt, maar eigenlijk is dat een spijtige zaak. Dat geeft op die manier een beperkt beeld van hoe onze arbeidsmarkt functioneert, en vooral van de stukken waar het niet goed functioneert.
Wat de studie betreft, denk ik dat iedereen het erover eens is dat het een goed idee is om in alle openheid te kijken wat VDAB in de toekomst moet doen en op welke manier die VDAB eventueel vormgegeven wordt. Misschien is het een heel andere vorm van organisatie die in de toekomst onze arbeidsmarkt moet vormgeven. Ik denk dat het nuttig is om het parlement daarbij te betrekken, maar dan moeten we de studie wel even haar werk laten doen, en dan hier de resultaten bekijken en daarmee aan de slag gaan. Het zou mooi zijn mochten we daar op een actieve manier nog input voor kunnen leveren en er eventueel draagvlak voor kunnen leveren, nog voordat de verkiezingen plaatsvinden.
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s, ik heb daarstraks als inleiding een aantal dingen gezegd die ik wil herhalen. Het is een onderzoek zonder enig taboe. Ik heb gisteren letterlijk aan de raad van bestuur gezegd dat het kan gaan over geen VDAB meer, tot de conclusie dat het de meest performante arbeidsbemiddelende organisatie in de wereld is. Zo ruim kan het zijn. Al de rest is ondergeschikt. De vraag is: hoe zet je vandaag 1 miljard euro en 5000 mensen op de meest performante manier in om die Vlaamse vacatures ingevuld te krijgen. Dat is de kernvraag. Toekomstgericht weten we dat die uitdaging alleen maar veel en veel groter zal worden, gelet op de demografie.
En absoluut is die studie geen reden om hier iedere week, een jaar lang, te komen zitten wachten op die studie. No way. Ik heb een hele lijst van zaken die vandaag gaande zijn. Dat is, uiteraard, de kwaliteitscontrole. Het is zeker niet communiceren om te communiceren. Maar we weten wel dat, wanneer er gezegd wordt dat er maar twee mensen worden gesanctioneerd en het er in werkelijkheid 24.000 zijn, ja, dan moet men daarop anticiperen. Ik zie u lachen. Maar ik wil maar zeggen dat VDAB het aan zichzelf verplicht is om dat vandaag meer te counteren dan ze dat al doen.
Over het werkgelegenheidsakkoord wil ik een aantal zaken aanhalen die vandaag gebeuren, om niet de indruk te wekken dat er niets loopt vandaag. Het werkgelegenheidsakkoord heeft de focus op de niet-beroepsactieven. We hebben verschillende deelgroepen: de leefloners, de langdurig zieken, de mensen in het stelsel met bedrijfstoeslag, vrouwen met migratieachtergrond en ga zo maar door. Het zijn allemaal mensen die vandaag niet of anders actief zijn en die niet het traditionele publiek zijn van VDAB. Je merkt dat dat een van de redenen is dat de transitie nodig is, meer dan ooit, en waar een belangrijke rol is weggelegd voor de lokale besturen. Collega Somers heeft in het kader van de decentralisatieoefening de benchmark gevraagd. Ik vind het belangrijk om op de werkgelegenheidsconferentie de rol van de lokale besturen nader te bekijken.
Gisteren is het heel duidelijk aangegeven. Ik geloof heel sterk in een ecosysteem rond werk, op stedelijk of op regionaal niveau. Alle partners die vandaag een rol van betekenis kunnen spelen in het activeren van mensen, moeten die rol kunnen spelen. Dat is voor mij een belangrijk onderdeel in die grote oefening. Er is de audit van het Rekenhof die in volle uitvoering is. Er ligt heel wat werk op de plank. Er is zeker geen stilstand in afwachting van die nieuwe, belangrijke blauwdruk die de organisatie van onze Vlaamse arbeidsbemiddeling moet voorbereiden voor de toekomst.
Ik wil, collega’s, het parlement betrekken op een manier die jullie overeenkomen. Als jullie vandaag zeggen dat jullie input hebben die deel moet zijn van de scope, dan zou ik zeggen: laat maar komen. Dan nemen we die zeker mee.
De heer Ronse heeft het woord.
Er zijn een aantal zaken. Minister, wat de studie betreft hebt u de doelstelling op de mooist mogelijke manier geschetst. Hoe kunnen we er met 1 miljard euro voor zorgen dat zoveel mogelijk mensen die vandaag niet aan het werk zijn, geholpen worden via opleiding, omscholing, bemiddeling, richting een job. De manier waarop is ondergeschikt aan de kwaliteit waarop het gebeurt en de effectiviteit. Dat is zeer goed.
Twee, ik durf hier zeggen dat ik denk dat er nauwelijks ideologische verschillen zijn over de manier waarop dit zou moeten worden aangepakt in dit parlement, de PVDA niet te na gesproken. Puur methodisch en hoe het wordt aangepakt, zijn er geen grote ideologische discussies. Zeker als ik collega Verbeurgt hoor spreken, en in het verleden collega Gennez, denk ik dat we hier echt redelijk hard op dezelfde lijn staan.
Wat ik het moeilijkste vind, zeker op de korte termijn, is dat dit geen ideologische, maar een operationele discussie aan het worden is. Het is een operationele discussie over 1 miljard euro die wij aan organisaties en mensen delegeren om een heel belangrijke maatschappelijke doelstelling te vervullen, en waarvan wij, het parlement – maar ook u, als minister –, ons eigenlijk heel vaak afvragen of het wel goed wordt besteed. Het ligt niet aan een aantal ideologische knoppen die je verdraait, maar het is echt operationeel. In die zin volg ik de suggestie van collega Verbeurgt om ook met het parlement hierover zonder taboes in dat bad te zitten.
Ik zie twee delen. Het eerste is hoe we op heel korte termijn voor de komende jaren mee dat kwaliteitsmanagement vanuit het parlement mee kunnen gaan versterken en ondersteunen. Dat kan zich vertalen in een vaste keer dat er iemand van VDAB komt monitoren of transparantie geeft over de klachtenbehandeling, zodat we dat minstens ook weten, of we kunnen eens op bezoek gaan, noem maar op. En op de iets langere termijn, maar ik zou daar ook niet te lang mee wachten, gaat het erover hoe men ons actief mee kan betrekken in het verhaal van dat extern onderzoek. Het zou leuk zijn mocht in het lastenboek worden meegegeven dat ook het parlement en de commissie mee bevraagd en betrokken worden als stakeholders die daarin gekend moeten zijn. Dat zijn mijn punten.
De heer Verbeurgt heeft het woord.
Aansluitend en tot slot: opnieuw, ik ben het grotendeels eens met collega Ronse. Ik denk dat we het onderscheid moeten maken tussen twee elementen. Eerst zijn er de maatregelen op de korte termijn. Ik denk dat we het er over eens zijn dat er op korte termijn binnen VDAB nood is aan bijsturing op het operationele vlak. Het gaat dan nog niet over – want daar verschillen we wel van mening – de aanpak en – ik omschrijf het nu wat kort door de bocht – de hardheid. Ik heb het dan over sanctionering. Daarover kunnen we discussiëren op ideologisch vlak. Maar ik denk dat het echt gaat over operationeel ervoor zorgen dat die organisatie performant wordt. Het gaat over hoe we de middelen die wij als overheid hebben, zo doelmatig mogelijk besteden. Hoe zorgen wij ervoor dat elke euro die wij als overheid ergens in steken, ook rendeert? Dat was het debat van deze ochtend en ik denk dat wij dat debat nog vaak zullen hebben. Dat is het eerste en ik ben het eens met het voorstel van collega Ronse dat we misschien moeten kijken om in de planning structureel met VDAB een discussie te organiseren.
Het tweede punt betreft de langere termijn. Ook daar ben ik het volmondig eens. Ik was zelf aan het denken of we al meteen resoluties of dergelijke moeten maken, maar ik denk eigenlijk dat gewoon het opnemen van het parlement als een van de stakeholders in het onderzoek een zeer goede stap is. En dan moeten we inderdaad zo snel mogelijk van start gaan, want het jaar zal snel voorbij zijn. En – collega Ronse verwees er daarnet ook al naar – de waarheid gebiedt ons om te zeggen dat er toch al wat tijd verloren of voorbij is gegaan deze legislatuur. De zorgen ten aanzien van VDAB zijn niet nieuw en ik denk dat het nu echt, zowel op korte als middellange termijn, een kwestie is van snel en doeltreffend te handelen zodanig dat we zo snel mogelijk tot een performante organisatie komen die doet waarvoor wij ze financieren, namelijk iedereen die wil werken, begeleiden naar de arbeidsmarkt. En zij die hogere drempels ervaren dan zij zelf denken te kunnen overwinnen, moeten we helpen om over die drempels heen te raken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.