Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Report
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega’s, 2022 was het eerste volledige werkjaar van de nieuw erkende participatieorganisatie LEVL. De opvolger van het Minderhedenforum werd eind 2021 door u erkend als netwerkorganisatie om enerzijds maatschappelijke actoren en anderzijds individuen samen te brengen en op deze manier het integratie- en inburgeringsbeleid in Vlaanderen mee vorm te geven en te ondersteunen. De bedoeling was een trendbreuk te maken met het verleden en de participatieorganisatie een heel andere invulling te geven dan voordien, weg van de koepelwerking van etnisch-culturele organisaties, maar wel duidelijk in dialoog met de rest van de samenleving.
Naar aanleiding van die erkenning hebben wij vorig jaar een gedachtewisseling georganiseerd met LEVL zelf. Ik heb daar toen vastgesteld dat de nieuwe medewerkers hun taak met heel veel enthousiasme wensten op te nemen, maar ik heb toen ook, denk ik, een heel uitgebreide tussenkomst gedaan, omdat ik op een aantal vlakken toch enigszins op mijn honger bleef zitten. Ik heb toen aandacht gevraagd voor verschillende zaken.
Een eerste punt was dat ik vond dat er meer aandacht moest zijn voor de kennis van het Nederlands. Ten tweede zag ik dat er in hun plannen nergens aangegeven werd op welke manier men mensen zou aansporen om een inburgeringstraject te volgen. Ik heb dat toen ook duidelijk aangegeven. Drie, er was, in mijn ogen, weinig aandacht voor de ondersteuning van de zelfredzaamheid van personen. De aandacht ging eigenlijk volledig uit naar de verantwoordelijkheid van de overheid. Ik vond dat dat niet genoeg in balans was. En ten slotte zag ik toch ook wel een gebruik van ideologisch gevoelige terminologie, waar vervolgens geen enkele duiding over werd gegeven.
We zijn nu een jaar na dat debat, en ik vind dat het nodig is om een eerste balans op te maken en te kijken of de organisatie iets gedaan heeft met de werkpunten die mijn fractie toen heeft meegegeven. Maar tot mijn spijt moet ik vaststellen dat zij geen enkele van die kritische punten meegenomen hebben of daarrond gewerkt hebben. Wat we in de loop van het afgelopen jaar wel gezien hebben, is een grote campagne, ‘Beyond the headscarf’, een campagne rond diversiteit op de werkvloer, waarbij er enkel en alleen werd gefocust op die hoofddoek. Die campagne geeft toch wel heel duidelijk de indruk dat een verbod op de hoofddoek een belemmering zou zijn voor de participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Bon, u zult niet verwonderd zijn dat ik het niet eens ben met die enge visie en vind dat vrouwen met een migratieachtergrond op die manier gereduceerd worden tot die hoofddoek. Dat die campagne van LEVL die hoofddoek zelf tot hoofdzaak maakt om arbeidsparticipatie in Vlaanderen te verhogen, vind ik volledig fout.
Conclusie: LEVL doet op dit moment, in mijn ogen, veel meer afbreuk aan uw beleidsprioriteiten dan dat men iets doet om bij te dragen aan het beleid dat u probeert te voeren.
Ik heb dus twee vragen voor u.
Hoe evalueert u zelf dat eerste werkingsjaar van LEVL? Hoe zet u de genomen acties af tegenover de beleidsprioriteiten – er waren zeven beleidsprioriteiten, als ik het mij goed herinner – die u zelf naar voren hebt geschoven? Voldoet LEVL volgens u aan de decretale eisen die hierin vervat zitten?
Twee, zult u een duidelijke bijsturing vragen van het jaaractieplan zodat dit wel in lijn komt te staan met de doelstellingen van het Inburgeringsdecreet?
Minister Somers heeft het woord.
Dank u wel, mevrouw Sminate, voor uw vraag over LEVL.
Voor de evaluatie en de werking van het participatieorgaan moet ik nauwgezet de evaluatieprocedure volgen die vastgelegd is door de Vlaamse Regering. Die heeft daarvoor een procedure vastgelegd die ik, als minister, moet volgen.
Conform artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 juni 2020 gebeurt de evaluatie van de participatieorganisatie door het Agentschap Binnenlands Bestuur jaarlijks, waarbij de volgende zaken worden geëvalueerd: vooreerst, de naleving van de erkenningsvoorwaarden waaronder de beleidsprioriteiten; ten tweede, de correcte uitvoering van de afspraken die opgenomen zijn in een samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Regering; en, ten derde, de wijze waarop LEVL de toegekende subsidies heeft aangewend. Van deze jaarlijkse evaluatie van LEVL bezorgt het Agentschap Binnenlands Bestuur mij een evaluatierapport.
Conform artikel 17 van het besluit van de Vlaamse Regering moet dit evaluatierapport mij door het Agentschap Binnenlands Bestuur uiterlijk tegen 1 juli 2023 worden bezorgd. Aangezien de evaluatie gebeurt op basis van onder andere het jaarverslag 2022 en de jaarrekening van dat jaar, die in de loop van het eerste trimester van 2023 worden ingediend bij de administratie, zal de evaluatie van het werkjaar 2022 van LEVL gebeuren in de periode tussen begin april en 1 juli 2023.
Indien het Agentschap Binnenlands Bestuur tijdens de evaluatie tekortkomingen vaststelt, dan kan door mij, na een aanmaning zoals vastgelegd in het besluit van de Vlaamse Regering, een van de volgende sancties getroffen worden: één, subsidies verminderen of terugvorderen, twee, tijdelijke schorsing van de erkenning of drie, opheffen van de erkenning, waardoor de samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Regering wordt ontbonden.
Ik hoop dat u begrijpt dat ik momenteel, gelet op de procedure die vastligt en die ik als minister moet respecteren, omdat ik anders ook fouten maak in die procedure, geen grote publieke uitspraken kan doen over de werking van het participatieorgaan zonder eerst de reglementaire evaluatieprocedure te volgen zoals de Vlaamse Regering die heeft vastgelegd.
Ook belangrijk om mee te geven is dat in de samenwerkingsovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en LEVL is voorzien in een tweejaarlijkse evaluatie van de impact van de acties en de initiatieven van LEVL. De eerste impactanalyse is voorzien in 2024. Hiervoor heeft het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA) van de KU Leuven het afgelopen jaar een wetenschappelijke impact- en monitoringtool ontwikkeld, die gevalideerd werd door het Agentschap Binnenlands Bestuur.
Uw tweede vraag was of ik een duidelijke bijsturing zal vragen. Het meerjarenplan 2022-2026 van LEVL, dat de basis vormt voor de samenwerkingsovereenkomst van 14 december 2021 met de Vlaamse Regering, is op zich in lijn met de decretale opdrachten van een participatieorgaan, vervat in artikel 8 van het Inburgeringsdecreet. LEVL dient het door de Vlaamse Regering goedgekeurde meerjarenplan 2022-2026 uit te voeren via jaarlijkse actieplannen. Dat is belangrijk, aangezien enkel op basis van een ingediend jaaractieplan die jaarlijkse werkingssubsidie wordt toegekend.
De opstartperiode van LEVL is voorbij. In 2022 lag de focus vooral op de operationele uitbouw, de bevraging van de doelgroep rond verschillende thema’s en de opmaak van beleidsdossiers. Maar vooraleer ik de jaarsubsidie 2023 toeken, wil ik dat LEVL in zijn jaaractieplan 2023 concrete acties en initiatieven op het terrein opneemt en niet blijft steken in probleemstellingen over hoe slecht het zou gaan en hoe moeilijk het allemaal is, wat wat eigen is – vrees ik toch, voor een stuk – aan het werkveld. Het is een werkveld dat zich makkelijker in de probleemstelling plaatst, maar nu de stap moet maken naar hoe het op te lossen. Hoe werkt men mee aan oplossingen? Hoe zorgt men ervoor dat mensen inderdaad actiever kunnen en willen participeren aan de Vlaamse samenleving? En hoe zorgt men ervoor dat de hindernissen die er vandaag nog zijn om dat te kunnen doen, op het terrein worden weggewerkt? Dat is voor mij, denk ik, essentieel. En dat is ook de basisfilosofie van de nieuwe samenwerking met LEVL, waarbij men niet het probleem benadrukt, maar deel wil zijn van de oplossing.
Ik heb mijn administratie dan ook opgedragen om er heel nauw op toe te zien dat het recent door LEVL ingediende jaaractieplan 2023 en de daarin opgenomen of voorgestelde acties en initiatieven in lijn zijn met de afspraken opgenomen in het meerjarenplan en de samenwerkingsovereenkomst met de Vlaamse Regering. En ik zal u niet verhelen dat we, op basis van wat er ons voorgelegd is, ter zake al ernstige bijsturingen hebben gevraagd.
Dat is wat 2023 betreft. Wat 2022 betreft, hoop ik dat u begrijpt dat ik mij als minister moet houden aan de reglementaire afspraken die gemaakt zijn, die mij ook binden, en dat ik onmogelijk vooruit kan lopen in die procedure, omdat ik dan, denk ik, ook administratieve fouten maak ten aanzien van een orgaan waaraan wij subsidies geven binnen een decretaal kader. Als ik dat niet respecteer, breng ik, denk ik, de Vlaamse Regering, mezelf en ook onze werking in de problemen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
U bent begonnen met te zeggen dat u eigenlijk geen grote uitspraken kunt doen, omdat de officiële evaluatie nog moet komen. Ik begrijp dat. Ik begrijp dat, maar ik heb die evaluatie voor u al gemaakt. (Gelach. Applaus van Sam Van Rooy)
Vorig jaar met de gedachtewisseling heb ik geprobeerd om positief en constructief te zijn en heb ik een aantal suggesties gedaan. Maar na wat ik het afgelopen jaar gezien heb, is het voor mij vandaag veel moeilijker om diezelfde houding te hebben. Want wat hebben we nu eigenlijk van LEVL gezien? Een grote campagne voor de hoofddoek, meer diversiteit voor de klas – wat, opnieuw, promotie voor de hoofddoek betekende, want op zich vind ik meer diversiteit voor de klas oké – en daarnaast opiniestuk na opiniestuk om uw beleid af te kraken. Zij hebben ook campagne gevoerd tegen het Vlaams Mensenrechteninstituut (VMRI), op basis van foutieve informatie.
We verwachten toch van een participatieorganisatie dat die effectief probeert oplossingen te zoeken voor de problemen die er zijn en een bijdrage te leveren aan de verbinding in onze samenleving, maar dat is absoluut niet gebeurd. Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen dat zij geen kritische bedenkingen mogen formuleren op het Vlaamse beleid – dat is eigenlijk zelfs een deel van hun taak – maar tot op heden heb ik geen enkele bijdrage gezien aan onze samenleving.
Ik geef u eigenlijk volledig gelijk in een van uw laatste antwoorden die u gegeven hebt. Doorheen de verschillende documenten wordt telkens vastgesteld wat het probleem is, maar daar stopt het ook mee. De schuld wordt bij de overheid of de samenleving gelegd, maar geen enkele oplossing wordt naar voren geschoven. Ik vind dat eigenlijk echt wel jammer, want er zijn in Vlaanderen effectief problemen op het vlak van integratie, zeker op het vlak van onderwijs en arbeidsmarkt. En het was toch wel de bedoeling dat LEVL met u en met ons mee zou gaan nadenken om tot oplossingen te komen, maar daar is niks van in huis gekomen. Het enige wat men doet, is de persoon met een migratieachtergrond als eeuwig slachtoffer afbeelden. Ik vind dat dat moet stoppen.
Ik hoop dat mijn boodschap luid en duidelijk overkomt naar LEVL zelf en ook naar de mensen die de evaluatie moeten maken, maar ik acht hen zeker capabel genoeg om dat zelf te zien. Ik denk dat het daarmee duidelijk is.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Wat kan ik hieraan toevoegen? Laat het er mij nog eens inwrijven. Ik zal het kort houden met gewoon te verwijzen naar mijn tussenkomst bij de oprichting van dit LEVL, dat wij een ‘Minderhedenforum 2.0’ hebben genoemd en waarover ik toen letterlijk heb gezegd dat dit inderdaad een nieuw Minderhedenforum zou worden, want alle ex-medewerkers – of zo goed als alle ex-medewerkers – van het Minderhedenforum zitten nu bij LEVL.
Kathleen Van Den Daele, die daar algemeen coördinator is, heeft letterlijk gezegd dat de verkiezingsuitslag – waarbij wij gewonnen hebben – in 2019 het logische resultaat is van de laksheid in de strijd tegen racisme. Zij heeft uitspraken gedaan over het Vlaams Belang, over minderheden, over de islam, over de hoofddoek, die ons alleen maar – toen al – hadden kunnen zeggen dat dit de richting is waar dit Minderhedenforum 2.0 naartoe gaat, namelijk inderdaad opnieuw het bevestigen van de mensen met een migratieachtergrond in hun slachtofferrol.
Het is opnieuw een strijdorganisatie tegen partijen zoals het Vlaams Belang, die migratie- en islamkritisch zijn. En dat kost de belastingbetaler dan – wat is het hier? – 700.000 euro per jaar. Wij hebben van in het begin gezegd dat dat weggegooid belastinggeld is. Dat is belastinggeld dat wordt gebruikt tegen de Vlaming en ook tegen al die migranten die geen slachtoffer zijn en geen slachtoffer willen zijn. En dat komt nu natuurlijk stelselmatig naar buiten, dus ik dank mevrouw Sminate om dat vandaag vast te stellen.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega Sminate, ik volg u daar wel in, dat we bij LEVL, maar eigenlijk bij al dat soort organisaties die we vanuit Vlaanderen erkennen en subsidiëren, gezond kritisch moeten zijn en altijd de vraag moeten stellen of zij hun job doen en bijdragen aan – in dit geval – een betere, diverse samenleving.
Maar natuurlijk, minister, u hebt wel 100 procent gelijk: we moeten de procedures volgen die we hebben afgesproken. We hebben met hen een samenwerkingsakkoord afgesloten. Daarin staat heel duidelijk hoe en wanneer we hen gaan evalueren. Het lijkt mij dus ook logisch dat we dat nu zo volgen, dat we die gemaakte afspraken ook honoreren.
Wat voor mij daarin vooral belangrijk is, is het kijken naar welke impact zij met hun acties gaan hebben. Want uiteindelijk moet het daar om te doen zijn, los van welke meningen en dergelijke zij allemaal uiten – we hebben natuurlijk nog altijd een vrijemeningsuiting in ons land. Wat is de impact van hun acties? Want dat is waarvoor we hun uiteindelijk ook subsidies geven.
Daarom, minister, heb ik toch een bijkomende vraag. U hebt verwezen naar HIVA, dat een soort tool zou ontwikkelen om die impact te gaan meten en die dan in 2024 voor de eerste keer zou worden ingezet. Kunt u daar misschien iets meer over zeggen, over hoe die impacttool er dan juist gaat uitzien?
En daarnaast, voorzitter, heb ik een kleine vraag richting u, richting de regeling der werkzaamheden misschien. We hebben in februari vorig jaar die mensen van LEVL gezien. Toen is het idee geopperd om eens een werkbezoek te gaan brengen. Misschien is dat toch iets om opnieuw op onze radar te zetten, dat we daar inderdaad eens langsgaan en die mensen misschien eens in de ogen kunnen gaan kijken.
Minister Somers heeft het woord.
Ik dank de verschillende interessante interventies, of de mensen die de interventies gedaan hebben. Het zijn niet de interventies die ik bedank, maar de mensen die iets geuit hebben.
Wat betreft de praktische of concrete vraag van collega Ongena: het is inderdaad een interessant instrument dat misschien ook andere ministers kan interesseren wanneer we subsidies geven. Als overheid stel je je natuurlijk altijd de vraag wat de resultaten daarvan zijn en wat daar nu uit komt. HIVA heeft ter zake een nieuw wetenschappelijk instrument ontwikkeld dat eigenlijk de verhouding in beeld probeert te brengen tussen de input – het geld dat we daarin steken –, de output – de acties die gebeuren – en vooral de resultaten – de ‘outcome’, om het in het Engels te zeggen. Wat is dus het effect op het terrein van de middelen die we in een bepaald project steken? Wat komt daar nu uit? Hoeveel mensen vinden daardoor een job? Hoeveel mensen leren daardoor Nederlands? Hoeveel mensen … ik weet niet wat je ter zake nog allemaal kunt bedenken.
Op die manier kan worden gekeken naar wat er werkt en wat niet werkt. Dat instrument laat ook toe een diepere analyse te maken van de geobserveerde resultaten. Dat is wetenschappelijk onderbouwd. Het kan een suggestie zijn om die mensen eens naar hier te vragen, omdat dat ook in een bredere – niet alleen in deze – context interessant is, want we geven toch op heel veel vlakken subsidies. Zo’n instrument kan een absolute meerwaarde, een nut hebben.
Dan, meer algemeen, opnieuw gebonden door het feit dat ik de analyse nu niet maak, wil ik toch wel ook in belangrijke mate bijtreden wat gezegd is. In een samenleving waar we geconfronteerd worden met een belangrijke instroom van nieuwe mensen, en je organisaties en verenigingen hebt die zich enten op die uitdagingen, die daarmee bezig zijn en daarom bekommerd zijn, hebben we ook een oproep gedaan – waar ik zelf ook heel hard vragende partij voor ben. Dat is niet tegen die mensen zeggen dat ze niet kritisch mogen zijn of zich geen bedenkingen mogen maken.
Maar wat ik niet goed begrijp is dat, als je ervan overtuigd bent dat een samenleving meer is dan de overheid alleen – dat je dus ook de gemeenschap hebt, de organisaties, de verenigingen, en de mensen zelf –, je je, op het moment dat je vanuit je organisatorische bekommernissen vaststelt dat sommige mensen minder kansen hebben, niet afvraagt hoe je voor extra kansen kunt zorgen. Dat is toch het eerste wat je je moet afvragen? Als je vaststelt dat sommige mensen bijvoorbeeld onvoldoende geëmancipeerd geraken, dan is het eerste wat je doet toch niet klagen en zagen? Je mag dat doen, klagen en zagen, ik bedoel daarmee: kritiek uiten en mensen voor hun verantwoordelijkheid plaatsen. Maar je moet toch ook altijd zeggen: waar kan ik een verschil maken, als organisatie? Wat kan ik bijdragen?
En er zijn hindernissen voor mensen, daar moeten we niet flauw over doen. Er is achterstand, er zijn hindernissen, er zijn niet altijd gelijke kansen voor iedereen. Sommige mensen moeten moeilijke trajecten doorlopen. Maar als er hindernissen zijn, dan is de vraag toch: hoe kunnen wij met onze organisatie die die mensen bereikt, samen die hindernissen overwinnen? Dat is toch de essentie van wat je moet doen? Ik denk dat een organisatie waarmee we samenwerken – dat is toch de oproep voor een stuk geweest – dat moet doen.
Ik ga u twee concrete voorbeelden geven. Er is vandaag de dag bijvoorbeeld de organisatie Compagnons. Dat is een buddyproject, een organisatie die buddyprojecten opzet om mensen – de heer Van Rooy is hier misschien lid van – die dezelfde interesses hebben – mijnheer Van Rooy, het wordt interessanter en interessanter –, samen te brengen, op basis van hun gedeelde interesses. Bij de heer Van Rooy is dat interesse in elkaar, maar dat kan ook interesse zijn in iets anders, in cultuur, sport, ‘whatever’. Die brengt die mensen samen. Dat is een organisatie die bestaat. We willen vandaag de dag voor alle nieuwkomers buddy’s vinden. Dat is iets waaraan dat middenveld, zo’n participatieorgaan, denk ik, zeer actief zou moeten meewerken. Ze zou dat moeten opschalen, moeten mobiliseren en de samenleving in gang trekken om dat te doen lukken.
Ik geef u een tweede voorbeeld: – je gaat altijd naar je eigen nest – in mijn stad Mechelen is er de organisatie Fier. Dat is een organisatie die opgericht is door één persoon. Die zei dat ze een schoonmaakbedrijf ging starten om vrouwen met migratieroots die nog nooit gewerkt hebben, aan de slag te krijgen. Die heeft op dit moment op eigen kracht zeventig mensen in dienst. Geen enkele van die zeventig mensen, mevrouw Sminate, heeft ooit gewerkt, is ooit actief geweest op de arbeidsmarkt. Ze heeft al die mensen leren fietsen. Je zult zeggen: “Wat is dat voor een banaliteit?” Maar die mensen konden niet fietsen en hadden geen actieradius. Ze heeft die mensen geleerd om met de bus te gaan. Die hadden nog nooit de bus genomen, want die zaten vaak thuis. Het is het verhaal dat we vaak tegen elkaar vertellen: vaak nooit uit de gezinssfeer geraakt. Al die mensen hebben Nederlands geleerd. Ze heeft die zeventig dames met de computer leren werken. En elke dinsdagavond leren die met elkaar via de computer in teams Nederlands. Die hebben nu vrijwillig de cursus ‘Integratie en Inburgering’ gevolgd.
En wat blijkt dan? Omdat men die mensen bereikt, botst men op andere problematieken, thuisproblematieken. Dat zijn confronterende problematieken bij sommigen, uiteraard niet bij allemaal, maar bij sommige mensen gaat het over een vorm van intrafamiliaal geweld, bijvoorbeeld, of het ontzeggen van kansen. Dat is wat die dame doet. Wat zou ik dan verwachten van een participatieorgaan? Dat het zich met die organisatie linkt en zich de vraag stelt of, als dat daar kan, ze dat niet op nog een aantal andere plaatsen kunnen doen. Want dat is een van de dingen die we willen: mensen die vandaag de dag niet actief zijn, actief krijgen. Die leren die mensen Nederlands. Waarom kunnen we dat niet opschalen?
Dat zou, volgens mij, de kracht zijn van een participatieorgaan, dat daar van ’s morgens tot ’s avonds mee bezig is: om zich de vraag te stellen waar er goede ideeën zijn en hoe die uitgerold te krijgen over heel Vlaanderen. Want als er dat zeventig zijn in Mechelen – Mechelen is een honderdste van Vlaanderen, doe dat maal honderd –, dat zijn er dus – u zegt het zelf, mijnheer Van Rooy – zevenduizend. Ik moest even nadenken. (Gelach)
Zevenduizend mensen erbij, dat maakt een verschil.
En zo zijn er nog dingen te bedenken, waar men bijvoorbeeld mensen helpt en ondersteunt om een eigen bedrijf op te starten. Het zijn die dingen die moeten gebeuren, en dat zou het middenveld moeten doen. Dat was de filosofie van de organisatie. Maar bij die evaluatie – we gaan dat bekijken, dat is een van de doelstellingen die de Vlaamse Regering duidelijk heeft opgelegd – is dat voor mij een belangrijk ijkpunt om te bepalen of we goed bezig zijn of niet.
Ze mogen kritiek geven, ik kan daartegen. Dat is ook hun rol. We moeten niet van het middenveld vragen om te zwijgen omdat ze subsidies krijgen. Daar ben ik absoluut tegen. We zijn een democratische samenleving. Kritische geluiden moeten kunnen. Maar we moeten ook die inspanningen doen. We moeten meer doen dan aan de zijlijn zeggen wat er fout gaat. Je moet in het bad, je moet meewerken en ervoor zorgen dat Vlaanderen een betere samenleving wordt. Daarvoor word je gesubsidieerd en daarvoor brengen we jullie bijeen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Ik wil de minister ook uitdrukkelijk bedanken, omdat u toch wel, ondanks de moeilijke situatie waarin u zich qua timing bevindt, uw persoonlijke mening hebt gegeven, namelijk dat men verder moet durven gaan dan het vaststellen van een bepaalde problematiek. Dat is exact hetzelfde als wat ik hier nu probeer aan te kaarten. Ik denk dat noch Vlaanderen, noch de personen met een migratieachtergrond er iets aan hebben dat personen met een migratieachtergrond afgeschilderd blijven worden als het slachtoffer van onze samenleving.
Wat mij opgevallen is in uw antwoord is dat u zegt dat het meerjarenplan in lijn is met de decretale verplichtingen. Dat klopt, maar u kunt via die jaaractieplannen natuurlijk absoluut bepaalde bijsturingen eisen. U hebt ook omfloerst gezegd dat u dat achter de schermen doet. Dat vind ik zeer positief in uw antwoord.
Conclusie: het Minderhedenforum bis is niet wat wij hier in Vlaanderen nodig hebben. Ik verwacht een heel andere aanpak, want als zij verder doen zoals zij bezig zijn, zie ik eigenlijk niet echt de meerwaarde van een participatieorganisatie in Vlaanderen. Ik begrijp uit de sancties die u opgenoemd hebt, dat wij voldoende mogelijkheden hebben om in te grijpen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.