Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
De heer Van Dijck heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, en de mensen die deze commissie volgen, ook van mijnentwege mijn beste wensen voor een zeer sportief jaar – zo hoort dat in de commissie Sport.
Minister, mijn vraag om uitleg houdt in grote mate ook een suggestie in. Recent botste ik op een nieuw project van de Nederlandse sportjournalist Thijs Zonneveld, genaamd ‘Sporthelden op school’. Het project gaat over een digitaal platform waarop topsporters kunnen laten weten of en wanneer ze beschikbaar zijn om op een school of in een sportvereniging iets over zichzelf en hun sport te vertellen. Het achterliggende idee is om de lat om te gaan sporten en bewegen omlaag te brengen door sporters en verenigingen naar school te laten gaan, zodat kinderen ermee in aanraking komen zonder dat ze zelf – of hun ouders – naar een vereniging hoeven te gaan.
Het idee deed me ook een beetje denken aan wat in mijn eigen gemeente door één school al jarenlang gedaan wordt: in september gaat men met de kinderen vanaf de tweede graad ’s middags lopen, om dat een aantal weken later af te ronden met een topsporter, iemand uit de lokale gemeenschap. Stig Broeckx heeft daar ooit aan meegedaan, maar ook voetballers zoals Joris Van Hout of motorcrosser Joël Smets – géén lopers, maar ze gingen wel meelopen om op die manier kinderen te motiveren. Het deed me daar een beetje aan denken, alhoewel de opzet hier veel ruimer is. Ik zag direct een aantal voordelen in dat Nederlandse project, waarbij de topsport verbindend kan zijn met de breedtesport.
Voorzitter, het is in het verleden in deze commissie al meermaals geopperd: als bepaalde sporttakken hoge ogen gooien, zie je onmiddellijk dat jongeren op lagere echelons die sporttak gaan beoefenen. Er zijn tal van voorbeelden. We hebben dat destijds met het tennis gezien, recent ook nog met de hockeysport, dus dat werkt nu eenmaal stimulerend. En anderzijds biedt dat ook perspectieven voor verenigingen om nieuwe jongeren aan te trekken. De gemeenten kunnen in dezen mee de verbanden leggen tussen de scholen en de clubs.
Het project is nog niet helemaal in werking in Nederland, maar ligt momenteel wel klaar om op te starten. Een topsporter kan aangeven of en wanneer hij beschikbaar is, maar natuurlijk is dat helemaal vrijblijvend. Je kunt moeilijk topsporters verplichten om zich aan te melden, maar anderzijds biedt het ook voor hen een mogelijkheid, omdat ik denk dat heel wat sporters van alle kanten bevraagd worden. Dit kan een uitweg zijn om te zeggen: "Kijk, ik engageer mij in zo’n project. Als men van mijn diensten wil gebruikmaken, is dit het kanaal." De school kan daarop ook een workshop organiseren. In Nederland houdt men het ook niet bij een eenmalige kennismaking, maar sluit men een soort deal met elkaar: “Ik ga voor die uitdaging; de klas of de school gaat voor haar uitdaging.” Daardoor krijg je eigenlijk een soort symbiose. Zoals gezegd staat het project nog in de steigers in Nederland, maar er was wel al een pilootcase en er ligt een businesscase klaar die de komende weken naar de verschillende bonden, sponsoren en gemeenten wordt gestuurd. Het doel is ook om een financieel duurzaam project te hebben en niet afhankelijk te zijn van enkel en alleen vrijwilligers.
Het platform dat opgestart wordt, moet een plek zijn waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten en waar topsport, breedtesport, verenigingen en gemeentes bij elkaar worden gebracht. Het wordt voor kinderen en jongeren steeds moeilijker om de weg te vinden naar sportverenigingen. Op deze manier zou dat een bijkomende stimulans kunnen geven. Voorzitter, ik heb daarom een paar vragen aan de minister.
Minister, mij lijkt het programma met de juiste aanpak een kleine budgettaire impact, maar een grote maatschappelijke impact te hebben op sporten bij jongeren. Ook u vermeldde in de beleids- en begrotingstoelichting van 2023 dat sport start aan de schoolpoort, aangezien onze kinderen te veel zitten en te weinig bewegen. Daarom hoor ik graag uw mening over dergelijk initiatief. Ziet u zoiets ook in Vlaanderen werken?
In Nederland gaat de organisatie uit van een stichting zonder winstoogmerk, te vergelijken met een vzw bij ons. In mijn ogen zou het een krachtig signaal kunnen zijn om dit initiatief vanuit Sport Vlaanderen en de Vlaamse overheid te laten vertrekken. Ziet u iets in dit idee?
Minister Weyts heeft het woord.
Ook van mijnentwege de beste wensen voor een fantastisch sportjaar.
Het voorbeeld dat u aanhaalt, strookt ook met onze beleidsvisie en onze filosofie inzake sport. We vinden ook dat topsport een vliegwielfunctie heeft. Het is namelijk goed om onze vlag te kunnen planten en sterke sportprestaties af te leveren, maar er moet ook een effect zijn op de samenleving. Door het voorbeeld te geven en sterke prestaties neer te zetten, leidt dat ertoe dat kinderen, jongeren en volwassenen ook aan het bewegen en sporten gaan. Dat is dus het idee: die vliegwielfunctie versterken.
We verwachten van onze topsporters ook dat ze een maatschappelijke bijdrage leveren. Daarom hebben we het als expliciet punt opgenomen in het huidige Topsportactieplan Vlaanderen én hebben we dat een concrete vertaalslag gegeven in elk topsportcontract. U weet dat we een zestigtal atleten onder contract hebben, al kan ik er een beetje naast zitten. Daartegenover verwachten we dat de topsporter op vraag, maar steeds in overleg, kosteloos deelneemt aan sportpromotionele activiteiten die de werkgever organiseert. In dezen is die werkgever Sport Vlaanderen.
We hebben dat ook aan bod laten komen bij de teamdag, wanneer we al die sporters samenbrengen. Ik probeer daar steeds zelf op aanwezig te zijn. De laatste keer was in maart 2022, bij de Gentse hockeyclub. Tijdens die teamdag gaven we de boodschap dat we van onze atleten onder contract verwachten dat ze zich inzetten voor projecten en campagnes die aansluiten bij de waarden van Sport Vlaanderen en bij het imago dat ze zelf willen uitstralen als atleet. We gaan hen daarin niet forceren, dat is altijd in onderling overleg. We gaven toen een aantal goede voorbeelden mee zoals Seppe Smits, die zich heeft geëngageerd voor de ‘#smeerem’-campagne, maar evengoed Thomas Briels, die vooral veel terugdoet voor zijn club.
Ik kan verwijzen naar geslaagde bijdrages van Noor Vidts bij de lancering van de Vlaamse Loopweken en Lore Bruggeman voor de skateactie in het project ‘Buiten beleef je meer’. We zorgen er ook voor dat er een soort appearance is in het kader van de sportkampen. Dat werkt ook en is heel sterk. Het blijft heel wat deelnemende kinderen en jongeren bij wanneer Emma Plasschaert, Karin Donckers en Jolien D’hoore tijdens sportkampen op bezoek komen, zoals ze ook deden in Nieuwpoort, Waregem en Brugge.
Ook binnen het topic gezond en ethisch sporten kijken we naar het engagement van onze topsporters, waarbij we hen inschakelen in de campagnes van ‘Kijk niet weg’ en ‘Mijn hart klopt voor de sport’. Dat zijn dus voorbeelden van wat er nu gebeurt.
Ik wil hen ook in de nabije toekomst betrekken in promotionele campagnes in aanloop naar de Olympische spelen van 2024 in Parijs. Ook daar willen we hen nu nadrukkelijker voor gaan inzetten en proberen hen te mobiliseren, proberen de samenleving wat in beweging te brengen. Dat moet culmineren in de grote finale, namelijk die Olympische Spelen zelf in Parijs. Ook voor ons in Vlaanderen zullen die een groter effect hebben dan Tokyo of Olympische Spelen die veel verder af zijn. We zijn nu goed bezig met de voorbereiding van die Olympische Spelen, maar ik wil ook promotioneel vanuit de ratio van de vliegwielfunctie proberen wat meer mensen – kinderen en jongeren – tot sporten en bewegen aan te zetten. In dat kader plaatsen we Sportspurt, de extra investeringen die we doen vanuit Vlaanderen – 185 miljoen euro –, waarbij we nu ook het accent leggen op bijvoorbeeld investeringen in nieuwe atletiekpistes. Dat doen we allemaal in opbouw naar de Olympische Spelen toe.
Vandaag was het zo dat de inzet voor promotionele evenementen en campagnes eerder fragmentarisch gebeurde. Ik wil dat wat structureler gaan verankeren, waarbij we proberen voor elke actie gericht op zoek te gaan naar een match tussen organisator en topsporter. Uiteraard zorgen we ervoor dat de topsporters daar de nodige inspraak krijgen, maar ook dat elke topsporter zich engageert voor enkele acties. We willen dat beter voorbereiden en ook structureel kunnen verankeren. Het is wel zo – maar dat gaf u ook aan in uw laatste vraag – dat ik vind dat de rol van regisseur niet is weggelegd voor een vzw of een externe partner, maar expliciet voor Sport Vlaanderen. Ten tweede wil ik nog meegeven dat mijn collega van Onderwijs – een heel sympathieke collega – die topsporters natuurlijk ook wel graag ingeschakeld ziet in evenementen die erop gericht zijn om topsporters naar de klasvloer te brengen, opnieuw vanuit hun voorbeeldfunctie, vanuit de vliegwielfunctie.
De heer Van Dijck heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord, waarbij u het belang van het ‘in contact brengen met’ duidelijk aantoont, waarbij u ook de voorbeelden aanhaalt waarbij atleten nu reeds ‘ingezet worden in’. Ik vraag toch ook om echt te bekijken of het niet mogelijk is om, los van de kampen en toernooien die men bezoekt, op een of andere manier een platform te maken, waarbij echt de link gelegd wordt van de gewone school naar de topsporter. Kan dit geen bijkomend element zijn als aanvulling? Ik denk dat dat – los van de antwoorden die u gegeven hebt, die heel beloftevol klinken en in de praktijk ook gebeuren – een mooie aanvulling zou kunnen zijn die, denk ik, budgettair echt wel te behappen is. Ik denk inderdaad dat uw collega van Onderwijs daar zeer tevreden mee gaat zijn.
Een geval van inhoudelijke schizofrenie. (Gelach)
Vergeef me mijn opmerking.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ga akkoord met u. Ik zal het terugkoppelen naar de collega. (Gelach)
Het is alleszins belangrijk dat we dat nu structureel verankeren. Dat is één. Ten tweede wil ik hen nu ook echt gaan inschakelen – en het momentum is daar nu – rond de Olympische Spelen in Parijs en daar promotioneel op inspelen. Want men moet ook wel erkennen dat, als wij topprestaties neerzetten bij Olympische Spelen, dat in eerste instantie vooral een grote Vlaamse verdienste is. Dat zou ik liever wat meer in de verf zetten. Ik zou er bovendien ook willen voor zorgen dat er een sterker civiel effect is van die deelname en van die investering, die wij uiteindelijk vanuit overheidswege met belastinggeld doen. Dat moet een tastbaarder effect krijgen en ook wat meer eigenaarschap creëren in hoofde van de modale Vlaming. Het is een collectieve investering die we doen als gemeenschap wanneer we zo veel investeren in topsport, en we moeten mensen het gevoel geven dat ze daartoe bijdragen, en dat ze daar misschien ook kunnen toe bijdragen door zelf te bewegen en te sporten.
De heer van Dijck heeft het woord.
Als slotwoord wil ik toch even inpikken op wat de minister zegt met betrekking tot de Olympische Spelen. Collega’s, met een paar onderbrekingen ben ik lid van de commissie Sport sinds 1995. Ik heb dus heel wat olympiades meegemaakt. Ik heb heel wat olympiades weten afgerond worden door kritische vragen aan de ministers van Sport, van welke signatuur dan ook, over de slechte resultaten. Ik moet u zeggen – er zit ook een gewezen minister van Sport aan deze kant van de tafel –: het laatste decennium zijn die resultaten enorm aan het verbeteren. En als er dan soms kritisch gedaan wordt, dan dient opgemerkt dat de resultaten er inderdaad dankzij een intens sportbeleid zijn, dat vooral geïntensifieerd is sinds het gecommunautariseerd is. Denken we aan de eerste initiatieven rond Bloso en dergelijke. Eigenlijk was het sportbeleid een van de eerste zaken die in Vlaamse handen gekomen zijn, en die resultaten zijn er wel degelijk. Ik wou dat toch maar even onderstrepen: dat we die weg naar olympiades op een positieve manier aan het bewandelen zijn, en dat we dat steeds in crescendo zien toenemen, waarvoor mijn oprechte dank.
De vraag om uitleg is afgehandeld.