Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, zowel ikzelf als collega Verheyen hebben hierover al vragen gesteld, omdat we ons met de N-VA-fractie toch wel zorgen maken over dit thema.
Lachgas, ook wel distikstofmonoxide, is een gevaarlijke drug die de laatste jaren een opkomst kent in Vlaanderen. Het is in die mate gevaarlijk dat het een zekere normalisering kent. Lachgas, dat klinkt positief, dat klinkt aangenaam, maar het is het absoluut niet. Het heeft wel degelijk grote gevolgen.
Helaas zijn er niet zo heel veel cijfers over het gebruik van lachgas en die die er zijn, geven aan dat het gebruik relatief laag ligt. Op zich is dat goed, want het geeft aan dat het gebruik van de pure vorm van lachgas dat op dit moment gebeurt, laag ligt in cijfers. Maar de vraag is: correspondeert dat ook met de realiteit, net wegens die normalisering? Want als je aan mensen vraagt of ze drugs gebruiken, is de vraag of men daar ook lachgas onder verstaat en of men het ook toegeeft.
Het product kan allerlei zaken tot gevolg hebben. Vriesletsels, dat is één zaak, maar vooral concentratieverlies, hoofdpijn, duizeligheid, en op termijn ook, wegens het zuurstofgebrek dat distikstofmonoxide veroorzaakt, neurologische afwijkingen, krachtverlies en zelfs verlammingen of coma. Het is dus absoluut niet zonder gevolg, en in extreme gevallen kan het zelfs tot de dood leiden.
Binnen de commissie is het middel nog maar beperkt aan bod gekomen. Op 3 mei 2022 hebben we vragen gesteld aan toenmalig minister Beke wat betreft preventie voor jongvolwassenen, toch wel de voornaamste doelgroep. Minister Beke stelde toen – en ik citeer –: “Op diverse events in clubs en festivals worden via Safe ’n Sound vrijwilligers ingezet die gericht vragen beantwoorden over illegale drugs en lachgas, en preventieve folders meegeven. Ook De Druglijn geeft al jaren informatie over illegale drugs en lachgas aan het brede publiek, via folders en online.”
Voor ons toch een beetje opvallend in het antwoord van minister Beke toen, op 3 mei, was dat het Vlaams expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) op dat moment niet bewust koos voor een brede preventiecampagne gericht naar jongeren en volwassenen, dit wegens het feit dat de overgrote meerderheid van de Vlaamse jongeren en jongvolwassenen geen lachgas gebruikt. Men wilde het dus eigenlijk niet stimuleren of onder de aandacht brengen of normaliseren, terwijl wij toch de indruk hebben dat het op dit moment wel al genormaliseerd is, toch zeker als we kijken in steden en gemeenten waar die kleine ampulletjes van slagroomspuiten overal gevonden worden, en dat het eigenlijk toch wel wijdverspreid is.
Daarnaast blijkt dat, zoals bij alcohol, een deel van de gebruikers achter het stuur kruipt als ze het middel nemen. Uit het persbericht van Vias blijkt dat 6 procent van de Belgen minstens één keer per maand rijdt na het gebruik van lachgas. 6 procent, collega’s, rijdt na lachgas. Als je dan weet dat het concentratieproblemen tot gevolg heeft, is dat gigantisch veel. Als ik nog verder kijk, geeft een op de vijf jonge mannelijke bestuurders – dat is 21 procent – in Vlaanderen aan maandelijks te rijden na gebruik van lachgas. Ik herhaal: een op de vijf jonge mannelijke bestuurders in Vlaanderen rijdt maandelijks na gebruik van lachgas. Collega’s, ik vind dat toch vrij straffe cijfers. Vooral bij mannen is dat het geval. Het probleem is dat het niet detecteerbaar is met een drugtest. Meestal wordt het enkel vastgesteld door de kennelijke staat van dronkenschap – dat is een subjectieve beoordeling – en/of het effectief vinden van ampullen van lachgas of flessen lachgas in de wagen.
Tot op heden is het middel bij ons makkelijk en legaal verkrijgbaar. Het is zo dat het onder de 18 jaar niet verkrijgbaar was, vanaf 18 jaar is het wel verkrijgbaar. Mijn vraag was ingediend op 7 december. Op 8 december hebben we het antwoord van minister Gilkinet gelezen dat hij aankondigt dat hij ook een verbod voor plus 18 jaar wil invoeren inzake de verkoop van lachgas voor niet-professionele doeleinden. Dat is toch wel een belangrijke zaak, denk ik. Die twee situeren zich dan zowel in de medische sector, want daar blijft het nodig, maar ook in de voedingsindustrie blijft het toch een niet onbelangrijk gas dat nodig is. Dat verbod is ook voor onze fractie wel belangrijk om aan te geven dat het niet normaal is, dat het geen normaal product is en echt een volwaardige drug, als ik het zo mag noemen.
Daarom had ik volgende vragen voor u, minister.
Werden er ondertussen wel al campagnes uitgewerkt ter preventie en bewustmaking van de gevolgen van het gebruik van lachgas, in tegenstelling tot het antwoord van toenmalig minister Beke op 3 mei?
In welke mate zullen deze campagnes gericht zijn op het gebruik van lachgas achter het stuur? Zal er ook een samenwerking komen met de minister van Mobiliteit?
Hoe staat u tegenover een verbod op lachgas, ondertussen federaal uitgesproken? Het kan in elk geval onze steun wegdragen, dan is in elk geval die grijze zone toch al weg.
Mijn vraag was hoe u tegenover een verbod staat op Vlaams niveau, als we het federaal niet krijgen? Die vraag is uiteraard wat weg, minister. Maar ik wil er nog een andere vraag aan toevoegen. Het is niet omdat het hier verboden is dat het online niet meer aangeschaft kan worden. Welke stappen kunnen we daar nog rond zetten om ook de online aankoop tegen te gaan? Ik had die vraag ook in tweede orde kunnen stellen, maar ik neem ze graag nu ook al mee.
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Daniëls, voor uw vraag.
De cijfers uit het Viasonderzoek zijn inderdaad verontrustend. Ze vragen onze aandacht voor de problematiek. Tegelijkertijd liggen de cijfers opmerkelijk hoger dan de andere, schaars beschikbare cijfers waarover we in Vlaanderen beschikken voor lachgasgebruik. Ik ben dus enigszins voorzichtig met de interpretatie.
In Nederland wordt lachgas opmerkelijk meer gebruikt in stedelijke omgevingen, bij kwetsbare groepen. VAD heeft daarom de voorbije maanden een bevraging gedaan bij een groep van 83 intermediairs bestaande uit jeugdwerkers, outreachers – dat zijn de straathoekwerkers – en andere laagdrempelige eerstelijnswerkers in Vlaanderen. Die bevraging geeft aan dat lachgas bij kwetsbare jongeren, vaak met een migratieachtergrond, wel degelijk aanwezig is, vooral bij jongens tussen 15 en 19 jaar, zoals u zei. Een kleine vier op de tien van de respondenten ervaart een stijging of sterke stijging van het lachgasgebruik. Verontrustend daarbij is dat bijna zeven op de tien van de ondervraagden ziet dat het gebruik verschuift naar grotere tanks in plaats van de kleine capsules. Dat leidt dus tot grotere en meer risicovolle dosissen.
We hebben een bijkomende bevraging gedaan bij handelaars die lachgas verkopen. Zij geven aan dat zij hierrond wel minder problemen ervaren. Ze stallen het niet meer zichtbaar uit, er is minder vraag naar, het wordt minder gestolen. Dat ligt in lijn met de adviezen die opgenomen zijn in de leidraad ‘Lachgas. Handvatten voor een lokaal actieplan’ van VAD. VAD vermoedt daarom dat de verkoop verschoven is naar de online verkoop, zoals u zelf zegt, en van kleine capsules naar grotere tanks. Het ogenschijnlijk goede nieuws is dus wellicht geen goed nieuws.
VAD geeft aan dat het recreatieve gebruik via grote cilinders bijzondere aandacht verdient vanuit preventie. De risico’s van lachgasgebruik nemen daardoor immers sterk toe. De verkoop van grote lachgascilinders aan particulieren heeft geen enkele andere functie dan recreatief. De ongerustheid van VAD wordt verder gevoed aangezien de groothandel die lachgascilinders ook expliciet aanbiedt samen met ballonnen, en zelfs met fruitsmaakjes. Gezien het nakende verbod in Nederland kunnen we vrezen dat de marketing naar particulieren zich naar onze markt zou kunnen uitbreiden. De verkoop van die cilinders zou uitsluitend gericht moeten zijn op het eigenlijke gebruik zoals in de voedingsindustrie, maar dus niet aan cafés, clubs of events.
Concluderend, collega’s: om verkeersongevallen door lachgas te voorkomen lijkt een verbod zoals de ministers van Verkeer bespreken, een pragmatische stap.
Binnen de werkgroep van de Algemene Cel Drugsbeleid (ACD) is lachgas ook besproken. Mijn federale collega van Volksgezondheid en ikzelf zijn beiden voorstander van een verbod op het oneigenlijk gebruik van lachgas – dus geen algemeen verbod, maar wel een verbod op het oneigenlijk gebruik.
Aangezien lachgas door tandartsen en door artsen op spoedgevallen wordt gebruikt ten bate van patiënten, zijn er, zo verneem ik, analyses van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) nodig om te kijken hoe we zo’n verbod het best inrichten.
We willen ons, zoals gezegd, richten op het misbruik van lachgas en het gebruik van grote containers. Ik wil u in dit licht melden dat de Raad van State in Nederland zich kritisch uitgelaten heeft over een algemeen verbod, juist wegens onder andere het medisch gebruik. Een onnodig complex vergunningensysteem wil ik ook vermijden. Na de noodzakelijke analyses zullen lachgas en een verbod dus weer geagendeerd worden op de werkgroep ACD begin volgend jaar.
Maar een verbod alleen zal niet voldoende zijn, vrees ik, collega’s. VAD geeft aan dat we weten dat het product ook bij strenge beperkingen zijn weg naar de individuele gebruiker zal blijven vinden, waardoor een zeer gerichte preventie nodig is. VAD kiest bewust niet voor een brede campagne. We willen lachgas, dat in Vlaanderen op dit moment maar door een minderheid gebruikt wordt, niet normaliseren door het overal onder de aandacht te brengen. Want die aandacht zou er net voor kunnen zorgen dat je een omgekeerd effect hebt. Voor minderjarigen zal de leerlingenbevraging van VAD ons alvast actuele cijfers en inzichten in de doelgroepen geven. In het voorjaar van 2023 is er zo’n bevraging bij jongeren onder 18 jaar.
VAD onderzoekt intussen de groepen waar lachgas wel vaak gebruikt wordt, via die intermediaire bevraging, zoals ik al zei. Als er een beter zicht is op die groepen, kunnen we ook gerichte preventieve acties ontwikkelen.
We merken dat er ook behoefte is aan kennis en deskundigheid bij onze intermediairs. VAD zal daarom verder inzetten op het vergroten van de expertise, met focus op het lokale niveau en hoe men afspraken maakt met de lokale handelaars met de leidraad ‘Lachgas. Handvatten voor een lokaal actieplan’.
Uw laatste vraag ging over het online gebruik. U weet dat dit bijzonder moeilijk is. Dat moet je dan in een internationale context bekijken. Stap 1 is bij ons kijken hoe we hier een gericht en correct verbod kunnen instellen, stap 2 hoe we meer kunnen inzetten op preventie.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Ik denk in elk geval dat dat verbod voor oneigenlijk gebruik al duidelijk maakt dat het niet normaal is. ‘Lachgas gebruiken uit grote containers voor recreatief gebruik’, als je die zin hoort, klinkt dat gewoon heel fout. Dat klinkt gewoon fout. De term ‘lachgas’ klinkt best wel plezant, ‘voor recreatief gebruik’ klinkt ook plezant. Collega’s, ik herinner u eraan: wij hebben hier ooit het debat gehad over de loverboys, om te stoppen met die term te gebruiken en te spreken over tienerpooiers, want dat zijn het. Ik denk dat we in dezen ook over het lachgas niet langer in positieve termen van recreatief gebruiken moeten spreken. Neen, dat is gewoon dat je distikstofmonoxide gebruikt als drug. Ik denk dat we ook in de terminologie moeten optreden.
Ten tweede zijn er die grotere cilinders. Wat u aangeeft op internationaal niveau, minister, is juist. Maar als je een cilinder verstuurt met koeriersbedrijven, moet je aangeven dat daar een gascilinder in zit. Als je batterijen wilt versturen, moet dat er ook op staan. Ik denk dat we hier bij koerierdiensten en pakketdiensten – dat is wel een bevoegdheid die we ook in dit land hebben – ook kunnen optreden. Als men dergelijke flessen met distikstofmonoxide aflevert aan particuliere woningen, niet vergezeld van een ziekenhuis of bij een tandarts of arts, denk ik dat het al duidelijk is dat het inderdaad voor druggebruik is en niet voor medische toepassing, hetzij voor commerciële toepassing voor iemand die slagroomspuiten vult. Ik zou toch willen oproepen om daar verder in te gaan, en ook verder te gaan dan uw voorgangers in het kader van preventieaanpak. Want ik denk dat we op dit moment echt onderschatten hoeveel het gebruikt wordt onder jongeren.
De heer De Reuse heeft het woord.
Minister, wij zijn ook blij dat u voor een verbod van lachgas voor oneigenlijk gebruik bent. Het probleem is niet nieuw. Ik verwijs enkel al naar West-Vlaanderen: in Brugge, Oostende, Kortrijk, Roeselare is het al opgenomen in de GAS-verordeningen (gemeentelijke administratieve sanctie) en in de stedelijke verordeningen en staan er boetes op tot 350 euro. Dat is natuurlijk omdat het probleem een vlucht aan het nemen is en omdat we vaststellen dat het in onze steden aanwezig is.
U zegt zelf dat we er geen reclame voor moeten maken. Dat is zeker en vast zo. Maar het is wel belangrijk dat we de scholen en de hulpverleners terdege wijzen op de gevaren en sensibiliseren over wat de kenmerken allemaal zijn, en dat we dan zeker ook via de hulpverlenende instanties rond druggebruik heel goed de vinger aan de pols houden wanneer we zien dat het nog meer uit de hand zou lopen.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ik ben ook blij met uw antwoord, minister, in die zin dat er toch een akkoord is om een verbod in te voeren op het oneigenlijk gebruik.
Midden november, dus een viertal weken geleden, heeft ook collega Nawal Farih in de Kamer een wetsvoorstel mee ingediend om dat verbod in te voeren op de verkoop aan minderjarigen. Minister Vandenbroucke heeft daar ook vrij positief op gereageerd. Ik hoop dus dat dat ook een vervolg krijgt.
Ik weet ook van heel veel steden en gemeenten waar het ook al geïmplementeerd is in het politiereglement, waar dus ook al kan worden opgetreden vanuit het lokaal bestuur en vanuit de politie. Dat is zeker al een goede zaak.
Wat preventie betreft, is het bij dergelijke zaken altijd een heel dubbel verhaal. Het is niet de bedoeling om misschien een brede campagne te voeren om mensen die het nog niet kenden, ertoe aan te zetten. Langs de andere kant moeten we er ons ook bewust van zijn dat het gebruik ervan toch stijgt. Ik denk dus dat er ergens wel ingegrepen moet worden. Maar wij zijn zeker ook geen vragende partij om een algemene campagne te voeren rond het gebruik van lachgas.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik stel vast dat de collega’s die tussengekomen zijn, allemaal voorstander zijn van een verbod.
Collega De Rudder, bedankt omdat u ook zegt dat u niet voor die brede campagne bent, want het kan weleens een averechts effect hebben.
Collega Daniëls, de term ‘oneigenlijk gebruik’ zal in principe ook het recreatief gebruik aanpakken. Maar u had een piste gesuggereerd rond die koerierdiensten en de wetgeving. Ik wil dat gerust eens verder exploreren. Ook het FAGG heeft hier een bevoegdheid. Ze doen nu ook die analyse.
Collega De Reuse, een lokale aanpak is inderdaad nodig. Ik geef een cijfer: in Charleroi is er een school met 9,3 procent gebruik. 9,3 procent, dat is gewoon spectaculair. Wat mij betreft is dus die getrapte preventie heel belangrijk die gericht is op doelgroepen en lokale afspraken, zo’n lokale leidraad. U hebt verwezen naar die GAS-boetes. Die kunnen inderdaad een belangrijke bijdrage leveren en ook een afschrikkend effect hebben ter zake.
Collega De Rudder nog, in IJsland is er een goede praktijk die alle vormen van druggebruik onder jongeren vermindert vanuit een benadering rond positieve gezondheid. We zijn ook naar die perspectieven aan het kijken. Maar ik heb begrepen dat de commissie niet naar IJsland op reis gaat, maar wel naar Finland. (Opmerkingen van de voorzitter)
Ja, oké. Dank u wel.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het is goed dat we een duidelijk signaal geven dat lachgas inderdaad niet om te lachen is. Als je tegen mensen zegt ‘stikstofmonoxidevergiftiging’ kent men dat al, men weet dat dat een sluipend gif is, daar zijn mensen al meer van doordrongen. Ik denk dat we ook een belangrijk element hebben in hoe we het benoemen, hoe we daarover spreken.
Ten tweede moeten we ook opletten dat het probleem niet verschuift naar de onlinemarkt. Als men in de bevraging dan zegt dat men het niet gebruikt en het dus een laag aantal is, en we daarrond dus geen campagne moeten voeren, is dat net het probleem: het wordt niet als drug gezien. Daar zit net het probleem in het laag scoren op aantallen. Want dat staat in schril contrast met de lege capsules die we overal her en der vinden. Als er dan inderdaad een school is met 9,3 procent, of als een op de vijf jongemannen toegeeft maandelijks met de auto te rijden, dan klopt dat niet met de feiten als we ernaar vragen.
Dat is net het punt, denk ik: om echt duidelijk te maken dat het ten eerste schadelijk is, dat het ten tweede gevaarlijk is en dat we daar ten derde kort op de bal moeten spelen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.