Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
De heer Anaf heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, goeiemiddag, mijn vraag gaat over de procedure maatschappelijke noodzaak. Minister, ik hoef u niet te vragen of u het volgende op vrijdag 2 december in Terzake hebt gezien, want u zat in de studio. Terzake werd toen geopend met een reportage over twee personen met een handicap die zich in een zeer acute noodsituatie bevonden, maar blijkbaar toch niet in aanmerking kwamen voor een persoonsvolgend budget (PVB) via de procedure van automatische toekenning wegens een maatschappelijke noodsituatie. Het ging over een vrouw met een snel degeneratieve aandoening bij wie de spieren geleidelijk uitvielen, en over een man die aangaf dat hij zelfs schulden had moeten maken omdat het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) de zorg voor zijn visuele beperking niet wilde financieren. Dat was een bijzonder schrijnende situatie, want die persoon gaf ook aan dat het een heel moeilijke periode in zijn leven was en dat hij eigenlijk het gevoel had dat hij niet werd geholpen door de Vlaamse Regering. Hij was ook naar de arbeidsrechtbank gestapt, en is een van de personen die ondertussen gelijk hebben gekregen van de rechter.
De groepen voor automatische toekenning werden indertijd net opgericht om personen met een handicap die op de wachtlijst stonden, waaraan Vlaanderen met andere woorden eigenlijk al een zorgbudget had beloofd maar dat door een gebrek aan middelen niet meteen kon financieren – en van dergelijke mensen staan er zeer veel op de wachtlijst –, toch onmiddellijk te kunnen helpen als hun situatie zo drastisch zou verslechteren dat ze echt heel dringend hulp nodig zouden hebben. Een voorbeeld is een snelle achteruitgang van de medische toestand, maar evengoed het wegvallen van mantelzorgers, want het feit dat er nog een netwerk rondom je is, bepaalt vaak ook dat je in prioriteitengroep 2 of prioriteitengroep 3 terechtkomt. Als die dan wegvallen, kan er natuurlijk een grote crisissituatie optreden. Als vandaag zelfs bij die groep niet meer alle crisissituaties gefinancierd raken, is er echt wel een probleem. Dit is niet de eerste keer. In het verleden bereikten mij ook al berichten van personen met een handicap die noodgedwongen met eigen middelen in een woonzorgcentrum verbleven en niet in aanmerking kwamen voor automatische toekenning net omdat ze volgens het VAPH toch nog iets van ondersteuning hadden in dat woonzorgcentrum. Dat is toch wel de wereld op zijn kop: ook zij werden geweigerd omdat hun zorgcrisis niet erg genoeg leek te zijn.
Minister, ik heb hier dus een aantal vragen bij. Hoe kan het dat mensen met zulke zware zorgnoden, of mensen die hun zorgnood plots drastisch zwaarder zien worden, in Vlaanderen niet onmiddellijk worden geholpen? Hoeveel procent van de personen die in 2022 een beroep deden op een van de procedures om onmiddellijk een PVB te krijgen, kreeg een positief gevolg van het VAPH? Hoe verhoudt dat cijfer zich tot die van eerdere jaren? U kondigde in Terzake ook een hervorming van die procedures aan. Daar ben ik natuurlijk ook erg benieuwd naar. Hoe ziet u dat juist en op welke termijn zou u dat dan willen zien ingaan?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Anaf, dank u wel voor de vragen. Ik heb uiteraard de reportages gezien die zijn gemaakt naar aanleiding van mijn interview. Ik wil eerst en vooral meegeven dat, hoewel het altijd individuele cases zijn, elke reportage over mensen met vragen of zorgen mij uiteraard ook raakt en dat het altijd de bedoeling is om te bekijken op welke manier daarmee is omgegaan en of er verbetering mogelijk is. Ik zal dus niet ingaan op de individuele cases. U hebt dat ook niet gedaan. Ik denk dat dat ook niet aan de orde is. We hebben ze allebei gezien.
Ik denk dat er hier in het verleden al vaker is gezegd dat het zorginvesteringsplan, dat we met de regering hebben goedgekeurd, in middelen voorziet voor de meest dringende vragen. Bij de start van de persoonsvolgende financiering (PVF) is er een voorrangsbeleid uitgewerkt waarbij aan heel specifieke doelgroepen die onmiddellijk ondersteuning nodig hebben, een PVB zou worden toegekend. Dat was en is met instemming van alle stakeholders. Ik vind dat wel belangrijk om te vermelden.
Wie is dat? Ik denk dat er over die doelgroepen geen discussie zal bestaan. De eerste groep is die van een PVB via noodsituatie. Dat zijn mensen wier sociaal netwerk dat zorg en ondersteuning biedt, onvoorzienbaar wegvalt. Collega Anaf, u verwees daar zelf naar. Door het wegvallen van het netwerk en het feit dat er geen alternatieven voorhanden zijn, is de integriteit van de persoon ernstig in het gevaar.
De tweede groep is die van de maatschappelijke noodzaak. Hierbij is er in de relatie van de persoon met een handicap met zijn of haar mantelzorger of een samenwonende persoon sprake van ernstig misbruik of ernstige verwaarlozing.
De derde groep is die van de NAH-procedure (niet-aangeboren hersenletsel). Dat zijn mensen die door een niet-aangeboren hersenletsel of tetraplegie, zijnde een verlamming van de vier ledematen, een plotse en onomkeerbare breuk in hun levenslijn ondervinden. Het gaat om mensen met ernstige cognitieve of gedragsproblemen in combinatie met een ernstige medische problematiek.
Een vierde groep is die van een PVB via spoedprocedure. Dat gaat om mensen met een snel degeneratieve aandoening. Dat is een heel beperkte lijst van aandoeningen, waaronder ALS, waarbij men op korte tijd een grote achteruitgang ondervindt.
De vijfde groep is die van een PVB na jeugdhulp. Dat gaat om jongvolwassenen die als minderjarige langdurige niet-rechtstreeks toegankelijke hulp gesubsidieerd door het VAPH kregen.
Dat zijn de groepen die voorrang krijgen.
Elk van die vijf bovenstaande voorrangsprocedures moet uiteraard beoordeeld worden: val je daar nu in of val je daar niet in? Daarvoor zijn er criteria opgesteld, om ervoor te zorgen dat enkel mensen met de hoogste urgentie of mensen met de zwaarste ondersteuningsnood in aanmerking komen voor een automatische terbeschikkingstelling.
Het is ook mijn bekommernis, net zoals die van het VAPH en de sector, dat er ook perspectief kan worden geboden aan de personen die via de reguliere procedure instromen. Ik heb eigenlijk geen intentie op zich om aan die groepen iets te wijzigen. Ik denk dat dat goed is. Het gaat mij eerder om de criteria van beoordelen.
De tweede vraag gaat over de procenten; dat is een interessante vraag. Ik zal die procenten ook meegeven. Ik heb ook de cijfers uit de jaarverslagen van het VAPH. U ziet dat er toch een aanzienlijk aantal personen verder geholpen wordt. Ik vind het ook belangrijk dat we die cijfers jaar na jaar publiceren. Iedereen heeft ook recht op een transparante inzage.
In 2022 – dit jaar – is 58 procent van de 482 beoordeelde aanvragen goedgekeurd. Dit percentage neemt lichtjes toe doorheen de jaren. Hoe komt dat? We denken dat dat komt doordat de actoren die betrokken zijn bij het indienen van de aanvragen, ook de criteria en de manier waarop ermee omgegaan wordt, beter beginnen te kennen.
In 2022 werd 47 procent van de 294 al beoordeelde aanvragen voor maatschappelijke noodzaak goedgekeurd. Dat percentage is ongeveer stabiel doorheen de jaren.
Nog in 2022 hebben we 56 procent van de 48 beoordeelde aanvragen voor de NAH-procedure goedgekeurd. Ook hier hebben we ongeveer een stabiel cijfer.
83 procent van de 102 beoordeelde aanvragen voor de spoedprocedure is goedgekeurd. Dat is de procedure voor de snelle degeneratieve aandoeningen. Het percentage goedkeuringen blijft ook ongeveer stabiel.
Wat het persoonsvolgend budget na jeugdhulp betreft: hier wordt er nooit geweigerd, omdat hier een en ander volledig automatisch verloopt.
Met uitzondering van het jaar 2012, waarin we een inhaalbeweging hebben gemaakt voor prioriteitengroep 1, hebben we in het verleden altijd meer middelen ter beschikking gesteld voor de automatische toekenningsgroepen dan aan mensen in de prioriteitengroepen.
Ik heb inderdaad in Terzake gezegd dat ik toch een en ander wil bekijken. Waarom? Eerst en vooral komt er op 1 februari volgend jaar al een eerste wijziging. Dat is niet onbelangrijk om te vermelden, collega’s. Er is een integratie van de huidige procedures ‘maatschappelijke noodzaak’ en ‘noodsituatie’ en we voegen de doelgroep toe van personen die zich bevinden in een situatie van actuele en ernstige zelfverwaarlozing ten gevolge van het langdurig ontbreken van een sociaal netwerk. We gaan dus twee groepen samenvoegen, en er komt een groep bij.
Ik wil ook bekijken hoe we kinderen, jongeren en volwassenen met een zorgnood perspectief kunnen bieden. Daarom vind ik het belangrijk dat we de voorrangsprocedures ook evalueren en bekijken hoe we die nog beter kunnen maken. Ik heb het VAPH op dat vlak een opdracht gegeven, want ik wil een antwoord op een aantal punten. Want in de groep die afkeurt of goedkeurt, zitten ook gebruikers. U weet dat het niet zomaar de Vlaamse overheid is die groen licht of rood licht geeft; dat is afgebakend. Maar ik wil een lijst zien van de good practices die er zijn, en ook van de knelpunten van de huidige procedures en de werking van de verschillende commissies die betrokken zijn. Ik wil ook werk maken van een aantal beleidsaanbevelingen rond die procedures. En ik wil vooral ook weten of we met prioriteitengroep 1 alle personen vatten die we voor ogen hebben.
U stelt nu de vraag over de automatische toekenningsprocedure als er iets wijzigt, maar we moeten ook bekijken bij prioriteitengroep 1 of die correct afgebakend is. Want het is nu ook al een aantal jaar dat we daarmee werken. Wat doe je bijvoorbeeld met personen die ouder worden en op een bepaald moment niet meer kunnen zorgen voor hun zoon of dochter, en zich niet kunnen beroepen op een voorrangsprocedure?
Je hebt dus twee discussiepunten. Er is ten eerste de voorrangsprocedure as such; wat zijn de goede en slechte praktijken, wat kan er beter? En ten tweede is er de afbakening van prioriteitengroep 1. Want het zou kunnen dat op een bepaald ogenblik iemand niet binnen de voorwaarden valt om een wijziging te krijgen, maar eigenlijk au fond wel afgebakend had moeten zijn in prioriteitengroep 1. Die vragen zijn dus gesteld. Ik heb het VAPH ook gevraagd om daar samen met de betrokken actoren naar te kijken en hier snel werk van te maken. Ik zal de resultaten ook aan de Vlaamse Regering voorleggen.
Tot slot wil ik ook meegeven dat er niet zoveel procedures gevoerd worden bij de rechtbanken. Ik vind het ook wel van belang om dat te vermelden. Ik kan natuurlijk niet verhinderen dat er een procedure gevoerd wordt, en ik vind het ook goed dat die procedure bestaat. In een aantal gevallen krijgt het VAPH gelijk, in een aantal gevallen is dat niet zo, en krijgen de mensen gelijk. En dat is ook een goede zaak, want ook een beoordeling kan mankementen bevatten. En dan is het aan de rechtbank om daar een oordeel over te vellen.
De heer Anaf heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. Die reportages hebben me wel aangegrepen. Ik hoop dat ze iedereen hier aangrijpen, want het zijn schrijnende verhalen. Het feit dat zelfs deze mensen geen snellere toekenning krijgen, geeft aan hoe groot de nood is in Vlaanderen. Elke dag moeten mensen vechten om rond te komen en moeten ze de hulp die ze kunnen krijgen zelf financieren en op allerlei mensen een beroep doen. Elke vraag om hulp in deze sector is eigenlijk een dringende vraag. Iedere persoon op de wachtlijst in de drie prioriteitengroepen heeft ook echt een hulpvraag en nood aan hulp. Ook als iemand in prioriteitengroep 2 of 3 zit, en er is wel nog een omkadering, dan is dat voor die omkadering, voor dat netwerk rond die persoon, vaak ook een heel dringende vraag om hulp.
Ik wil nog een puntje uit de reportage aanhalen. Over de derde persoon uit de reportage – ik wil het niet hebben over de individuele case, voor alle duidelijkheid – zei u dat dat hij in prioriteitengroep 3 zat en dat dat wil zeggen dat die mensen minder ernstige aandoeningen hebben. Ik zou daarmee opletten, want dat is niet altijd het geval. Het kan ook zijn dat iemand met een ernstige aandoening in prioriteitengroep 3 zit maar wel nog het ‘geluk’ heeft om een groot netwerk te hebben. Ik vind het toch belangrijk om dat mee te geven.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Als ik het goed begrepen heb, werd 58 procent van de 482 gevallen in de eerste categorie goedgekeurd. U gaf aan dat dat percentage lichtjes toeneemt en dat dat misschien ook te maken heeft met het feit dat actoren de criteria beter beginnen te kennen. Als je dan toch naar de procedures gaat kijken, dan vraag ik mij af of er al eens onderzoeken geweest zijn naar hoe hard het mattheuseffect daar speelt. Want ik denk dat we ook als overheid moeten proberen te garanderen dat er op een objectieve manier wordt geoordeeld of iemand echt heel erg veel nood heeft aan bepaalde hulp. Het mag niet zo zijn dat je bevoordeeld bent als je toevallig een groot netwerk hebt met mensen die weten hoe ze bepaalde dingen moeten invullen. Dat zou voor iedereen hetzelfde moeten zijn. Werd er onderzoek gevoerd naar de mate waarin dat mattheuseffect speelt? Hoe kunnen we er in de toekomst voor zorgen dat dat minder speelt?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ook ik heb Terzake gezien en uiteraard zijn dat getuigenissen die binnenkomen. Het is natuurlijk niet goed dat deze mensen naar de rechtbank moeten stappen. Ze hebben het vaak al moeilijk. Daar dan nog een rechtszaak bovenop, lijkt me niet altijd eenvoudig. Ik denk dat het ook niet gemakkelijk is voor de groep die de beslissingen moet nemen. Is het een noodsituatie? Is het geen noodsituatie? Waar bakenen we af? Dat is geen gemakkelijke opdracht.
Minister, ik hoorde u ook het volgende zeggen. Als je in prioriteitengroep 3 zit en je vraag verandert of je situatie verandert – want sommige mensen zitten al bijna twintig jaar in die groep –, dan is het eigenlijk de bedoeling dat je een nieuwe vraag stelt om te zien of je niet naar een andere prioriteitengroep kan. Dat is natuurlijk niet zo eenvoudig voor die mensen, want dan krijgen ze een heel nieuwe datum, bijvoorbeeld 2022 in plaats van 2016, en dat schrikt die mensen af. Daarom heb ik de volgende vraag. Is het mogelijk om daarmee rekening te houden? Vroeger was er, ook voor mensen die al twintig jaar in prioriteitengroep 3 zitten, een perspectief, maar nu is dat perspectief er eigenlijk niet meer want daar worden geen middelen meer aan gegeven. Maar zij zijn toch angstig om die overstap te maken. Is er een mogelijkheid om op een of andere manier toch rekening te houden met de oorspronkelijke prioriteringsdatum?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, aansluitend op de vraag van collega Anaf wilde ik nog voortgaan op de Vlaamse Toezichtcommissie. We hebben het daar in de begrotingsbespreking ook even over gehad. Dat is de commissie die beslist over de noodsituaties en over het al dan niet toekennen. De heer Van Casteren heeft toen gezegd dat er een evaluatie gemaakt was van de commissie, die nu nog in een experimentele fase zit. Mijn vraag is of het evaluatieverslag van die commissie – dat tijdelijk verslag – eventueel bij het verslag van deze vraagstelling gevoegd kan worden.
Ik heb ontzettend veel respect voor de mensen die in zo’n commissie willen zetelen, want dat moeten ongelooflijk moeilijke beslissingen zijn. Maar ik heb toch wel een aantal bedenkingen. Ik ben even gaan kijken wie er allemaal in die commissie zit. Daar zitten artsen in – ik hoor ook dat met moeite artsen gevonden worden om in die commissie te zitten – die op het eerste gezicht niet veel te maken hebben met personen met een handicap. Er zijn ook vertegenwoordigers vanuit de gebruikerszijde, waar ook niet echt duidelijk is wie wie vertegenwoordigt. Ik wil er toch op aandringen dat er werk gemaakt wordt van een duidelijke evaluatie. Ik hoor ook dat mensen gehoord kunnen worden voor hun dossier, maar dat dit telefonisch is. Ik heb zelf ooit eens een bezwaar ingediend tegen de zorgpremie. Dat was ook telefonisch. Dat is zo frustrerend, zeker voor mensen met een beperking die hun dossier aan de telefoon moeten uitleggen. Dan kun je toch niet maken dat dossiers op die manier heel goed behandeld worden door zo’n commissie. Die vergaderingen vinden ook nog altijd digitaal plaats, dat is dus nog een drempel. Minister, mijn vraag is echt om, wat betreft de Vlaamse Toezichtcommissie, ten eerste het verslag te mogen hebben en ten tweede te kijken hoe er in de toekomst gewerkt kan worden.
Een tweede punt gaat over de personen in de reportage. Die mevrouw had urgentiecode 1, die had een budget gekregen. Ze heeft een nieuwe aanvraag gedaan en is in prioriteitengroep 2 gekomen, dus achteraan op de lijst, ook al heeft ze op dit moment een grote zorgnood. Dat is voor een stuk het probleem waar collega van der Vloet ook naar verwijst: mensen die al zorg krijgen en die nieuwe zorg toegekend krijgen, komen eigenlijk met een nieuwe registratiedatum. Stel dat ze zelfs naar voren geschoven zou zijn, dan zou ze op dit moment in het experiment moeten komen, om te kijken of ze met de helft van het budget rond zou komen. Dan vraag ik mij eerlijk gezegd af, minister: als we zulke getuigenissen horen en als we van die mensen vragen om te proberen het met de helft van het budget te doen, waar zijn we dan mee bezig? Ik denk dat we fundamenteel heel deze materie rond mensen met urgente noden echt eens grondig moeten bekijken en eens moeten kijken of we toch geen bijkomende middelen kunnen inzetten.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik sluit me grotendeels aan bij wat al gezegd is, met misschien wel een kleine nuance. Ik wilde even zeggen dat die automatische toekenningsgroepen wel met een reden bestaan. De minister heeft geschetst wie daar allemaal onder valt. Ik ken persoonlijk ook een paar mensen die daaronder vallen. Ik kan zeggen dat er echt wel gegronde redenen zijn waarom die onder die noemer vallen. Ik zag in de berichtgeving ergens het woord ‘gelukkigen’ vallen – niet van ons uiteraard –, maar ik zou daar toch mee oppassen, met die bewoording, want die regeling is voor die mensen echt wel noodzakelijk.
Ik heb nog twee bijkomende vragen. U hebt zelf mijn eerste vraag al een beetje beantwoord. U hebt die percentages gegeven van welke toegekend worden. Kunnen we misschien ook als bijlage bij het verslag die cijfers nog eens opgesomd zien, en ook wat dat betekent in absolute bedragen? We geven immers elk jaar extra middelen voor die automatische toekenningen. Dat neemt ook een hap uit het budget dat je dan bijvoorbeeld niet aan andere prioriteitengroepen kunt geven. Ik denk dat het voor ons nuttig is om eens te kijken hoe zich dat verhoudt tot het budget dat werkelijk nodig zou zijn als je aan alle aanvragen voor die automatische toekenning zou moeten voldoen.
Mijn tweede vraag is de volgende. Ik zag dat de Vlaamse Regering op 25 november de principiële goedkeuring gegeven heeft voor de integratie van de procedures die er zijn voor maatschappelijke noodzaak en de procedure ‘noodsituatie’, om een soort van overkoepelende procedure te maken. U hebt ook gezegd dat u de toekenning bij prioriteitengroep 1 wilt analyseren om daar tot een maximale synergie te komen. Ik vind dat een heel goed voornemen. Ik denk dat dat ook een beetje aansluit bij wat collega Anaf zegt in verband met servicegerichtheid, dat iedereen gelijke toegang heeft of zo. Hebt u al zicht in welke mate dat deze integratie ervoor kan zorgen dat die doelgroep beter bediend wordt? Het is natuurlijk nog pril, het is net goedgekeurd. Maar hebt u daar al indicaties over? Dank u wel.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Anaf, wat u zegt, is absoluut juist: in prioriteitengroep 3 zijn er natuurlijk ook mensen die zware aandoeningen hebben. We hebben niet zonder reden allerhande criteria bepaald over wie in groep 1, 2 of 3 komt. Ik heb gezegd dat het voor mij van belang is dat we goed afbakenen wie zich ook in die prioriteitengroep 1 bevindt. Collega’s, en dan vooral collega Vande Reyde, wat de automatische toekenningen betreft: we besteden daar jaarlijks ongeveer 53 miljoen euro aan. U kunt de precieze cijfers terugvinden in het jaarverslag. Daar moet u misschien eens naar gaan kijken. Ik vind het op zich geen slecht idee om eens bij elk van de criteria te bekijken hoeveel miljoen euro daartegenover staat, maar ik weet niet of dat mogelijk is.
Collega van der Vloet, dan was er uw vraag over dat nummertje. Ik wil daar twee zaken op zeggen. Ongeveer 30 procent van prioriteitengroep 3 schuift door naar de noodsituatie. Ook is het zo dat indien iemand die in prioriteitengroep 3 zit, een aanvraag doet voor prioriteitengroep 1, die ofwel wordt goedgekeurd en hij automatisch zijn budget krijgt, want heel die groep krijgt een budget, ofwel wordt die niet goedgekeurd, en dan behoudt hij zijn oude nummer. Alleen als iemand van groep 3 naar groep 2 gaat, is het nog niet helemaal zo, maar wel als iemand naar groep 1 gaat. Waarschijnlijk mag dat niet, maar misschien kunnen we daar nadien anders nog eens over spreken.
Collega De Martelaer, ik zal de evaluatie van de toezichtcommissie opsnorren. Als het kan en we die onmiddellijk hebben, dan voeg ik ze bij deze vraag. Als dat niet lukt, dan wordt ze nagestuurd. Ik zal dus bekijken in welke tempo dat kan.
U bent op de case van Terzake ingegaan. Die mevrouw was op zich voor mij de directe aanleiding om ook eens te bekijken hoe die criteria precies worden ingevuld. Zij heeft, aldus haar verklaringen in Terzake, immers een snel slechter wordende aandoening. Ik heb toen ook gezegd dat er wel voor moet worden gezorgd dat dat budget na goedkeuring niet wordt toegekend op het moment dat het niet meer nodig is. Vandaar mijn grote zorg om toch ook rekening te houden met die menselijke factor en dat te bekijken. Ofwel moeten we die criteria beter screenen ofwel moet gewoon beter worden bekeken wanneer men in prioriteitengroep 1 valt.
Ik weet niet wie de vraag stelde over de samenstelling van die commissie. Waarschijnlijk was dat collega De Martelaer. Collega, ik deel absoluut uw appreciatie voor de mensen die in die toezichtcommissie zetelen. Dat is een enorme opdracht. Dat gaat over budgetten tot 92.000 euro voor een persoon met een beperking. Dat lijkt een enorm bedrag, vind ik zelf, maar het gaat natuurlijk ook over mensen die grote noden hebben. De afweging maken wie in welke groep terechtkomt, dat is ontzettend moeilijk. Ik heb daar dus een enorm grote appreciatie voor. Als er een evaluatie gebeurt, bekijken we altijd wat beter kan. Ik luister dus graag naar de suggesties ter zake. Daarin zetelen echter wel vertegenwoordigers van gebruikers, en ook artsen et cetera, zoals u zelf zei. Dat op een correcte wijze doen, is dus een enorme opdracht. Het gaat echter natuurlijk ook over heel grote budgetten.
Ik heb daar nog een kleine uitweiding bij. Hoe was de situatie tien jaar geleden? Toen bestond de persoonsvolgende financiering nog niet op de wijze waarop ze vandaag bestaat. Mensen werden niet emanciperend behandeld. Nu krijgen mensen een budget en kunnen ze daar de zorg mee zoeken die het best bij hen past. Dit heeft er ook toe geleid dat de Vlaamse overheid meer dan een miljard euro extra heeft geïnvesteerd, en nóg extra investeringen zal moeten doen. Dat is de consequentie van de hervorming. Ik sta op zich absoluut achter die hervorming, maar naast de noden die er vandaag nog zijn, moeten we toch ook kijken naar de enorme meerwaarde die die hervorming in zich draagt. Kijken we maar naar het emanciperende effect voor mensen die een handicap hebben, maar dankzij de toegekende budgetten ook in staat worden gesteld om een heel zelfstandig, zinvol, goed leven te leiden.
De heer Anaf heeft het woord.
Besluitend, de bottomline blijft wel dat er nog steeds duizenden mensen zijn in Vlaanderen waarvan de Vlaamse overheid via een officieel schrijven heeft aangegeven dat ze recht hebben op een PVB, dat ze daar ook nood aan hebben, een nood die wordt erkend, om op een goede manier hun leven te kunnen verderzetten, en die geen idee hebben wanneer dat budget er zal komen. Dat blijft iets waarbij we ons niet mogen neerleggen, denk ik. Zeker op het moment dat de context, het netwerk wegvalt of de situatie van mensen heel ernstig verslechtert, komt dat nog eens extra hard aan. Daarom ook is die automatische toekenning zo’n belangrijk instrument, en is het belangrijk dat we erop toekijken dat dat inderdaad gaat naar mensen die het echt erg nodig hebben. Als blijkt dat de mensen die we hebben gezien in de reportage, buiten dat systeem vallen, dan is er volgens mij echt wel een heel groot probleem. Dat zijn duidelijk mensen die daar heel acuut nood aan hebben. Een hervorming van hoe dat wordt toegekend is dus zeer goed, maar ik wil mijn oproep van daarnet nog eens herhalen om dan ook het mattheuseffect mee te nemen in de evaluatie, om te zorgen dat iedereen met gelijke kansen op die budgetten aan de start staat. Ik hoop dat we ons er als samenleving niet bij neerleggen dat er mensen zijn die dat budget nodig hebben en dat nog altijd niet krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.