Report meeting Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Report
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Minister, in de commissie van 23 november 2022 vernamen we dat het Vlaams strategisch plan rond landbouwbeleid werd bijgestuurd en een definitief plan zo goed als klaar was. Dat is alvast goed nieuws, want het nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) gaat binnen enkele weken van start, en intussen blijkt het plan ook effectief ingediend.
Die bijsturing was nodig, want in juni kreeg u nog een onvoldoende van de Europese Commissie en dreigden we jaarlijks toch inkomenssteun voor onze landbouwers en steun voor plattelandsontwikkeling te mislopen. Ik ben uiteraard zeer benieuwd naar het resultaat, en ik heb voor u een aantal vragen.
Welke stappen en procedures hebt u nog doorlopen sinds de opmerkingen van de Europese Commissie richting indiening van een definitief plan?
Wat zijn de belangrijkste bijsturingen in het strategisch plan? Hoe ziet de verdere behandeling van het strategisch plan eruit?
Minister, begin november 2022 hadden we hier ook samen een gedachtewisseling met de collega’s. Ik bleef toen wat op mijn honger zitten rond de transparantie, maar hopelijk krijgen we vandaag als commissie wel die transparantie.
Minister Brouns heeft het woord.
We hebben afgelopen maandag vanuit de Europese Commissie groen licht gekregen voor ons strategisch plan, en dat is uiteraard een heel belangrijke stap die we daarmee kunnen zetten. Die geeft ook zekerheid aan onze landbouwers over de inhoud en de mogelijkheden binnen dat nieuwe GLB.
Zoals hier ook werd toegelicht, zijn er gedurende de voorbije maanden vragen van de Europese Commissie beantwoord. Dat waren een heel pak vragen, met ook technische vragen en vragen om verduidelijking. De observatiebrief met de vele honderden vragen was bekend. Na de zomer hebben we er ook stilaan zicht op gekregen waar de Europese Commissie voldoende bijkomende duiding had gekregen bij het ontwerp strategisch plan, waar ook de regering zich akkoord mee verklaarde in februari. Daarin dienden dan nog aanpassingen te worden aangebracht, ook rekening houdend met het openbaar onderzoek dat had plaatsgevonden, en uiteraard ook rekening houdend met het gelijke speelveld binnen Europa. Dat is ook iets wat we altijd bewaken vanuit deze regering. Zoals afgesproken, zal ik dat goedgekeurde plan ook voor formele goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse Regering, en werk maken van de bijbehorende uitvoeringsbesluiten.
Dan was er uw vraag naar de aanpassingen, op basis waarvan de Europese Commissie dat groen licht heeft gegeven. Een aantal aanpassingen gebeurden in de conditionaliteit. Deze aanpassingen hebben stevige consequenties voor de landbouwbedrijfsvoering, omdat het over een verplichte basis gaat voor alle areaal- en diergebonden interventies. Concreet zijn er aanpassingen voorgesteld aan de normen voor een aantal goede landbouw- en milieucondities (GLMC’s).
Er is met name GLMC 4, over de aanleg van bufferstroken langs waterlopen, waar 1,3 meter en 5 meter aangehouden dient te worden langs alle waterlopen die opgenomen zijn in de Vlaamse Hydrografische Atlas.
Dan is er GLMC 6, over de minimale bodembedekking om in de meest kwetsbare perioden kale grond te voorkomen. Daarin werd opgenomen dat op minstens 80 procent van het bouwareaal maatregelen genomen dienen te worden die aangehouden worden tot 31 januari, afhankelijk van de grondsoort en oogstdatum.
Ook GLMC 7, over gewasrotatie op bouwland, is belangrijk voor de goede bodemkwaliteit. Daar moet ofwel een andere hoofdteelt komen, ofwel een nateelt van minstens twaalf weken. Daarbij moet minstens elke vier jaar op elk perceel een nieuwe hoofdteelt komen.
In de eerste pijler zijn volgende wijzigingen opgenomen. De aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid werd aanvankelijk voorzien voor arealen tussen de 10 en 30 hectare. Dit werd aangepast naar 0 tot 30 hectare. Een bedrijf ontvangt de aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers. Ik denk dat dat twee erg belangrijke pijlers zijn: die verdere verduurzaming en heel veel aandacht voor onze jonge landbouwers en hun toekomst. Voor elke jonge landbouwer binnen het bedrijf, die aan de definitie jonge landbouwer voldoet, en voor zover het bedrijf over voldoende areaal beschikt, zal er dus die aanvullende inkomenssteun zijn tot 200 euro per hectare extra.
De gekoppelde steun voor de gespecialiseerde zoogkoeienhouderij werd verder verfijnd, in het bijzonder de instapvoorwaarden. Ook is het minimum aantal dieren om in aanmerking te komen voor de steun verlaagd naar tien, in plaats van veertien.
Dan is er de ecoregeling bufferstroken. Ook op erosiebufferstroken is een verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bemesting opgelegd. Het budget voor de ecoregeling bufferstroken werd bovendien verhoogd.
Bij de ecoregeling ‘voortzetting biologische landbouw’ wordt het maximum van 20 hectare waarvoor steun gekregen kan worden, weggelaten. Er blijft een degressieve betaling voorzien. Het budget voor deze maatregel werd ook verhoogd om het ambitieniveau voor biologische landbouw te verhogen.
Bij de ecoregeling ‘organische koolstof’ zijn de minimale drempelwaarden voor actie 1 verlaagd op basis van de wetenschappelijke consensus over de aanpassing van de EOC-waarden (effectieve organische koolstof) van de verschillende teelten.
De ecoregeling ‘behoud lokale rundveerassen’ werd overgezet naar pijler 2 en volledig geïntegreerd in de agromilieuklimaatmaatregel (AMKM) ‘behoud van lokale schapen- geiten- en varkensrassen’. De duurtijd van de AMKM is omgezet van een jaar naar vijf jaar.
In de ecoregeling ‘bodempaspoort’ wordt de voorwaarde toegevoegd dat de landbouwer ook nog minimaal één andere relevante ecoregeling of AMKM moet uitvoeren.
Bij de ecoregeling ‘teelt van milieu-, biodiversiteitsvriendelijke en/of klimaatbestendige gewassen’ zijn het faunamengsel en de voorjaarsbraak bij actie 3 ‘faunavriendelijke teelten’ niet meer beperkt tot soortenbeschermingsgebieden. De teelt van koolzaad is geschrapt uit de ecoregeling rond ecoteelten.
In diverse interventies zijn bijsturingen en verdere verduidelijkingen opgenomen. Het belangrijkste hierbij is dat de milieuambitie nog verder verhoogd is. Dat is wel duidelijk het geval. Zo wordt bijvoorbeeld voor de biologische landbouw een tandje bijgestoken, met als target dat 5 procent van de landbouwoppervlakte onder een ecoregeling of agromilieuklimaatmaatregel voor biologische landbouw zal vallen tegen het einde van de programmaperiode, zijnde 2027.
Met betrekking tot de actieve landbouwer is de definitie verder verfijnd, waarbij uitzonderingen zijn opgenomen voor instromers en landbouwers met een biologische productie. Ook pensioentrekkende landbouwers kunnen dus op termijn uitgesloten worden.
Tot daar een overzicht op uw vragen, collega Joosen.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Het nieuw gemeenschappelijk landbouwbeleid is natuurlijk een belangrijk moment voor onze land- en tuinbouw. De focus moet meer verschoven worden naar die duurzaamheid – een omslag die we moeten maken en waarover, denk ik, ook eensgezindheid is –, vraagstukken over luchtkwaliteit en bodembiodiversiteit. Maar op welke manier moeten die gerealiseerd worden? Opnieuw is er de legitieme vraag: zullen de bijsturingen voldoende zijn om het te realiseren?
U geeft aan dat de milieuambities verhoogd werden. Dat is ook nodig, denk ik. U hebt het strategisch plan ingediend bij de Europese Commissie, maar het moet nog voor bespreking naar de Vlaamse Regering. Het aangepaste plan-MER (milieueffectrapport) is momenteel ook nog in behandeling en dus nog niet goedgekeurd. Binnen het plan-MER moet ook de passende beoordeling worden geïntegreerd en die is dus bijgevolg ook nog niet goedgekeurd. Dat zijn toch noodzakelijke elementen, noodzakelijke stappen om te komen tot een definitief plan. Mijn vraag is dan: waarom neemt u een risico met dat milieueffectrapport, met die passende beoordeling en hoe groot schat u dat risico in? Ik zie u al neen schudden. Is er geen risico? Kunt u dat toelichten?
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Dank u wel, collega Joosen, voor de vraag. Ik wil er mij bij aansluiten, en ook bij de tweede vraag die u stelde. Ik heb immers gisteren minister Demir daarover bevraagd en het blijkt inderdaad dat er geen plan-MER en geen passende beoordeling goedgekeurd is van de herwerkte versie. Dat is een eerste punt.
Ten tweede zijn er ook nog een aantal andere toekomstige wetgevingen op komst, zoals bijvoorbeeld de natuurherstelwet, waarbij Europa in de ‘Farm to Fork’-strategie 10 procent natuur in landbouwgebied naar voren schuift. Ik hoor u daar nu niets over zeggen. In het oorspronkelijke plan ging het GLB uit van 3 procent niet-productieve oppervlakte in het landbouwgebied. Is aan die voorwaarde nog iets veranderd? Hoe zult u dat rijmen met die Farm to Fork-strategie? Zal dat niet maken dat uw passende beoordeling daar negatief scoort?
De heer Van Hulle heeft het woord.
Ik heb één specifieke vraag in verband met de verandering van de zoogkoeienpremie. Die heet nu ‘duurzaamheidspremie voor vleesvee’. Ik kan mij voorstellen dat u daar misschien niet direct op kunt antwoorden, dan stel ik dat wel via een schriftelijke vraag. Maar wat is er daar precies in veranderd?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik zal specifiek op dat laatste inderdaad heel uitgebreid antwoorden via een schriftelijke vraag, als dat mag.
Collega’s, zoals ik altijd heb gezegd, we hebben die procedure met betrekking tot het GLB doorlopen zoals we dat in de schoot van de regering hadden afgesproken. Ik denk dat het op 22 februari was dat een ontwerp van strategisch plan is goedgekeurd door de regering, toen ook met de MER. We hebben dan een heel traject doorlopen, met een openbaar onderzoek en uiteraard met opmerkingen van de Europese Commissie. Elke lidstaat heeft zo’n observatiebrief gekregen. Dat heeft natuurlijk geleid tot onderhandelingen, met een uitkomst die de milieuambities heeft aangescherpt. Dat spreekt voor zich. Nu we groen licht hebben gekregen, kan dat inderdaad voor die finale toets worden voorgelegd, met de passende beoordeling, die onderdeel is van de MER. Ik ga er echter van uit dat de dienst MER dat nu gaat doen op basis van hetgeen voorligt. Ik ben op dat vlak hoopvol en positief gestemd, omdat, zoals ik zeg en herhaal, de milieuambities wel degelijk zijn aangescherpt ten aanzien van hetgeen werd ingediend.
Collega Schauvliege, ik denk dat u ook nog vroeg naar de niet-productieve landbouw. Er is ter zake voorzien in 3 tot 4 procent daarin, denk ik. Ik denk dat dat dus ook allemaal is opgenomen. (Opmerkingen van Mieke Schauvliege)
De Europese Commissie is akkoord gegaan met die 3 tot 4 procent. (Opmerkingen van Mieke Schauvliege)
De Europese Commissie heeft daar groen licht voor gegeven. Ik denk dat een even belangrijk principe dat van het gelijke speelveld is. We gaan niet aan ‘goldplating’ doen binnen Europa. Dat is natuurlijk ook een belangrijk uitgangspunt.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
In deze commissie hebben we het heel vaak over rechtszekerheid voor onze Vlaamse land- en tuinbouw. Dit is natuurlijk weer een voorbeeldje hiervan. Een goedgekeurd plan-MER, een goedgekeurde passende beoordeling zijn natuurlijk heel belangrijke stappen. We zijn momenteel een van de drie landen waarvan de teksten blijkbaar nog niet zijn gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. Het is natuurlijk heel kort dag. Ik hoop dus absoluut dat men heel snel naar de Vlaamse Regering zal gaan om dit uit te klaren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.