Report meeting Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Report
De heer De Roo heeft het woord.
Het European Forum on Urban Agriculture (EFUA) heeft een nieuwe definitie voor het begrip ‘stadslandbouw’. Vanaf nu vallen zes typologieën onder de activiteit stadslandbouw, namelijk professionele stadsboerderij, gemeenschapspark, zelfoogsttuin – inclusief volkstuinen –, niet-grondgebonden stadslandbouw, zorgboerderij en buurttuin. Dat is dus een bredere definitie. Als Europees project dat de voedselproductie in stedelijk gebied wil bevorderen, wil EFUA stadslandbouw zo meer naar voren schuiven als een mogelijk onderdeel van een geïntegreerd stedenbeleid.
Stadslandbouw gaat al langer niet meer alleen over het stijgend aantal niet-grondgebonden stadslandbouwactiviteiten, zoals de kweek van zwammen of paddenstoelen in kelders of andere gebouwen. Ook bedrijven rondom de stad en landbouwbedrijven die met hun activiteiten inspelen op het stedelijk netwerk, zitten mee in de nieuwe definitie. De nieuwe definitie focust dus niet louter op een economische activiteit, maar ook op sociale eigenschappen of het groene karakter van voedselproductie in een stedelijke context. Hiermee biedt de definitie ook kansen voor professionele land- en tuinbouwbedrijven in de sterk verstedelijkte regio die Vlaanderen is, en zet ze de veelzijdigheid van de sector in de verf. Ik had van u graag een antwoord gekregen op de volgende vragen, minister.
Wat is uw visie op de nieuwe definitie rond stadslandbouw?
Op welke manier kan de nieuwe definitie van stadslandbouw volgens u bijdragen tot de versterking van de professionele land- en tuinbouwbedrijven in stedelijk of verstedelijkt gebied? Welke stappen plant u hierin te ondernemen?
Welke mogelijkheden ziet u om via de nieuw gedefinieerde stadslandbouw de kloof tussen burger en landbouw verder te dichten?
Minister Brouns heeft het woord.
Het Europees Forum voor Stadslandbouw is een vierjarig project dat onder het Horizon 2020-onderzoeks- en innovatieprogramma van de Europese Unie wordt gefinancierd. De initiatiefnemers zijn afkomstig uit verschillende lidstaten en vormen een samenwerkingsverband tussen hogescholen, universiteiten en sectorvertegenwoordigende organisaties.
In oktober 2022 werd binnen dit project een nieuwe typologie voor stadslandbouw geformuleerd. Men voelde daartoe een nood omdat stadslandbouw zich niet zomaar in een ‘one size fits all’-definitie laat vatten. Via zes verschillende typologieën heeft men getracht om het brede concept stadslandbouw verder te definiëren en te omschrijven. Ik geloof dat er daardoor meer oog kan zijn voor de verstedelijkte context die in heel wat van onze Vlaamse landbouwbedrijven een realiteit is. De uitdagingen, maar zeker ook kansen, die daarmee gepaard gaan goed in kaart brengen, is nuttig voor de verdere ontwikkeling van onze landbouwsector.
Want ook al is stadslandbouw inherent beperktschaliger dan de landbouw in het buitengebied, zeker elders in de wereld, ook voor stadslandbouw is ruimte nodig. Voedsel produceren, is een menselijke activiteit die onvermijdelijk een bepaalde impact op de omwonenden kan hebben. We ervaren dat vandaag ook in Vlaanderen. Denk maar aan geluid, transportbewegingen, geur, afvalwater en dergelijke meer. Dat is ook voor het voedsel van de stadslandbouw het geval en dus iets waar lokale overheden mee te maken kunnen krijgen. Een duidelijke typologie kan dit proces helpen.
Bepaalde vormen van stadslandbouw werden in het verleden reeds ondersteund via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF). In het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) worden de mogelijkheden versterkt. Actieve landbouwers die de VLIF-norm behalen op basis van verdiencapaciteit kunnen in het nieuwe GLB bij het VLIF terecht. De geografische ligging in Vlaanderen heeft daarbij geen enkel belang.
Uiteraard heeft een professionele stadsboerderij toegang tot VLIF-steun. Een gemeenschapspark heeft op zich geen toegang tot VLIF, wel de individuele landbouwbedrijven die erin gelegen zijn, ook als deze samenwerken onder de vorm van een groep van landbouwers. Samenwerking is sowieso iets wat in het nieuwe GLB meer aandacht en middelen krijgt. Zelfoogsttuinen, indien uitgebaat door individuele landbouwers of groepen van landbouwers die voldoen aan de reeds vermelde voorwaarden, komen ook in aanmerking. Niet-grondgebonden stadslandbouw en ook zorgboerderijen komen in aanmerking voor VLIF-steun. Buurttuinen, als een vorm van volkstuinen, komen niet in aanmerking voor VLIF-steun, maar ik neem aan dat ze wel in aanmerking kunnen komen voor de subsidieoproep voor volkstuinen die de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) al jaren organiseert.
Ruimer dan deze investeringen zullen er in het nieuwe GLB ook mogelijkheden voor stadslandbouw zijn in het kader van samenwerking binnen de verruimde oproepen van het European Innovation Partnership (EIP). De enige voorwaarde is dat de projecten in het voordeel zijn van landbouwers die er actief bij betrokken zijn en van de landbouwsector in zijn geheel.
Wat uw derde vraag betreft, ben ik ervan overtuigd dat landbouwactiviteiten in het verstedelijkte gebied in staat zijn om de kloof tussen boer en burger te dichten. Dat is een heel belangrijke ambitie en een pijler in onze voedselstrategie. Landbouwbedrijven die vanuit die context misschien vaker inzetten op diversificatie op het bedrijf – denk maar aan korte keten of zorgactiviteiten – brengen letterlijk mensen op het bedrijf, waardoor het wederzijdse begrip kan toenemen en versterkt kan worden.
Maar ook de minder professionele vormen van stadslandbouw – denk aan de buurttuintjes – kunnen daartoe bijdragen. Wanneer mensen met eigen ogen zien wat voedselproductie inhoudt, kan dat een versterking zijn op dat vlak. Hoe weinig evident het vaak is, de risico’s die ermee verbonden zijn – een oogst zien verloren gaan, ondanks de vele inspanningen – kunnen daartoe bijdragen. Daardoor kan ook het begrip voor onze landbouwers en de omstandigheden waarin zij werken, toenemen.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het geeft een duidelijk overzicht van hoe u naar de nieuwere bredere definitie kijkt en welke ondersteuning daaraan kan worden gegeven. In die zin lijkt mij dat duidelijk en ook een logisch gevolg.
Nu ja, die definitie is natuurlijk gemaakt op de Europese schaal. En als je dan naar onze steden gaat kijken, dan spreken we vaak over een andere schaal. Als je een wereldstad als Parijs zou vergelijken met Gent, of zelfs Antwerpen of een aantal andere centrumsteden, dan zitten we toch nog met een andere grootteorde van inwonersaantal en dus ook van potentiële markt.
Maar het is wel belangrijk dat het begrip iets ruimer werd bekeken dan in de vorige definitie en dat vooral het belang van het werken met voedsel, het zelf kunnen produceren van voedsel of een nuttige inschakeling in een landbouwbedrijf, daar heel duidelijk uit naar voren komt.
De enige bezorgdheid die ik bij deze definitie en bij de verbreding heb, is dat de stad voldoende voeling blijft houden met een professionele landbouwsector die zich specifiek richt op de productie van grotere hoeveelheden, die zich vanwege specialisatie gaat inzetten op de grotere markt, op de retail, en de focus niet enkel legt op duurzaam geteeld voedsel van eigen bodem, maar daarnaast ook bekijkt hoe ze dat toch enige schaal kan geven. Het lijkt me belangrijk dat de burgers in de stad ook weten dat er naast die stadsboerderij, naast die rechtstreekse verkoop, naast die buurttuinen, naast die zorgboerderijen, in Vlaanderen en in Europa ook nog zoiets bestaat als een professioneel uitgebouwde landbouwsector die een deel van het voedsel produceert dat ze bijvoorbeeld in de supermarkt gaan halen.
Ik geef dus graag ondersteuning voor de huidige definitie, maar tegelijkertijd wil ik de bezorgdheid uiten hoe we de stedeling nog iets ruimer uit de stad kunnen trekken dan enkel via de stadslandbouw. Minister, hoe zult u daar verder mee omgaan?
Uw bescheidenheid vanuit de stad Gent in het Europese perspectief siert u, mijnheer De Roo.
Minister Brouns heeft het woord.
Ik dank u voor bijkomende beschouwing en de zorg die u daarrond hebt geuit. Het is inderdaad belangrijk om in de stad voldoende voeling te houden met de landbouw in de ruimere omgeving. Ik denk dat we dat mogen vertalen richting de vierde pijler, namelijk dat we de relatie tussen boer en burger belangrijk vinden en dat voeding daarin een verbindende factor kan zijn. Ik zie daarin een belangrijk antwoord op uw zorgen en uw vraag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.