Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Minister, amper een op de drie sociale huisvestingsmaatschappijen en twee van de sociale verhuurkantoren gebruiken tot op heden het hen ter beschikking gestelde raamcontract ter controle op buitenlandse eigendommen. Dat bleek uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag van 7 oktober laatstleden.
Bij ongeveer de helft van de 669 reeds uitgevoerde onderzoeken kon er wel degelijk bewijs gevonden worden van het bezit van buitenlandse eigendommen. Opvallend hierbij is dat er in bepaalde grote steden zoals Gent en Leuven geen onderzoeken uitgevoerd worden ondanks het zeer uitgebreide patrimonium van sociale woningen in die steden. U gaf in een reactie in Het Laatste Nieuws aan dat u erop aandringt dat andere huisvestingsmaatschappijen ook eindelijk onderzoeken naar buitenlandse eigendommen zouden opstarten.
In hetzelfde artikel staat tevens, en ik citeer: “Sociale huurders die zich niet bewust zijn van het verbod op een buitenlandse eigendom, kunnen zich ook spontaan melden. Er wordt dan een regeling getroffen met het betrokken sociale huurkantoor: de huurder verlaat binnen het jaar de sociale woning zonder dat er boetes worden uitgeschreven. Doordat de onderzoeksresultaten in de media komen, merken we dat nogal wat mensen spontaan reageren en zich komen aangeven, uit vrees om gepakt te worden.”
Minister, ik heb hierover de volgende vragen.
Op welke manier zult u ervoor zorgen dat de achterblijvende sociale woonactoren onderzoeken naar buitenlandse eigendommen gaan opstarten? Hoe gaat u dit concreet aanpakken?
Kunt u wat meer duiding geven rond uw uitspraak dat mensen zich spontaan komen melden uit vrees om gepakt te worden? Kunt u ons een idee geven over welke grootteorde dit gaat?
Kunt u meer uitleg geven over het feit dat sociale huurders er zich zogezegd niet bewust van zouden zijn dat een eigendom in het buitenland verboden is? Het staat nochtans zowel in de voorwaarden bij de inschrijving als bij toewijzing duidelijk vermeld dat de kandidaat-huurder niet over eigendom mag beschikken.
Betekent dit dat ‘het zich niet bewust zijn’ zich vertaalt in het niet terugvorderen van de sociale korting en dat de huurder in kwestie nog een jaar de sociale woning mag blijven betrekken?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor uw vragen, mijnheer D’haeseleer. Om de achterblijvende sociale woonactoren aan te zetten om de onderzoeken naar buitenlandse eigendommen op te starten, zal er begin 2023 opnieuw een communicatie worden uitgestuurd vanuit de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) naar de sector. Er wordt al op regelmatige basis informatie en vorming uitgestuurd naar de sector, onder andere in de vorm van nieuwsbrieven, webinars en een draaiboek.
In september 2022 werden ook de resultaten ontvangen van de bevraging van de sector inzake het raamcontract. Hierin werd ook gepolst naar de reden waarom de maatschappij nog geen onderzoeken naar buitenlandse eigendommen had opgestart. Het meest voorkomende antwoord was dat er geen aanwijsbare vermoedens van buitenlandse eigendommen zijn. Dat is natuurlijk de belangrijkste voorwaarde. Er moet eerst een vermoeden zijn. Ten tweede werd geantwoord dat er door personeelstekort hiervoor nog geen stappen ondernomen zijn. Het gaat hier vaak over kleine maatschappijen. Mogelijk brengt de schaalvergroting tot woonmaatschappijen hier ook verbetering in, de grote hervorming die op dit moment loopt en waarover we vorige week een positieve uitspraak gekregen hebben van het Grondwettelijk Hof. Een derde reden was dat de huurders door de maatschappij zelf aangesproken worden om de nodige bewijzen te leveren als er vermoedens van fraude zijn.
Wat uw tweede vraag betreft: een aantal sociale woonactoren hebben beslist om proactief zelf naar hun huurders een meldingsbrief te sturen. Hierop hebben een aantal huurders zich vrijwillig gemeld. Het is moeilijk om hiervan de grootteorde in te schatten; we hebben daar geen exacte cijfers van. Er zijn dus sociale huisvestingsmaatschappijen – en ik juich dat trouwens toe – die op eigen houtje een procedure hebben uitgewerkt. Ze sturen dan eerst een brief met de aankondiging dat ze dat onderzoek zullen doen. Daarop hebben wij de feedback gekregen dat er mensen zijn die zich, door die brief, gemeld hebben, waarna erover gepraat werd en dat probleem opgelost is, hetzij door een verhuis, hetzij door zich te ontdoen van het onroerend goed.
Maar ook de aankondiging van de maatregel op zich heeft een impact gehad op het gedrag van de sociale huurders. Zo gaven maatschappijen aan dat er spontane opzeggingen van huurcontracten zijn geweest. Sociale huurders vrezen immers dat de onterecht ontvangen sociale korting teruggevorderd zal worden als het dossier voor de vrederechter verschijnt. Bij Woonhaven gaat het bijvoorbeeld over 21 gevallen.
Wat uw derde vraag betreft: de huurder wordt zowel op het moment van inschrijving als op het moment van de toewijzing op de hoogte gebracht van het feit dat hij/zij geen eigendom mag bezitten. Zoals u weet, wordt dat voor eigendommen in het binnenland ook steeds gecontroleerd door de maatschappij via het kadaster of de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Op het moment van inschrijving en toewijzing wordt er natuurlijk veel informatie gegeven zodat het kan dat de huurder niet alles onthoudt of dat, wanneer er een lange periode van huren overheen is gegaan, de huurder niet zeker meer is van alle exacte voorwaarden waaraan hij/zij moet voldoen. Ook erfenis – en dat komt waarschijnlijk het meest voor – is een situatie waar huurders niet meteen de link gaan leggen met de eigendomsvoorwaarde.
Uiteraard is dat geen excuus, laat dat duidelijk zijn. Maar daar verwees die uitspraak naar.
De tijd dat de huurder dacht dat er toch geen controle kon worden uitgevoerd op buitenlands bezit, is met de invoering van het raamcontract wel voorbij.
Dan kom ik tot uw vierde vraag. Zoals u weet, is het steeds de sociale woonactor zelf die moet oordelen over de situatie. Dat gebeurt op een redelijke en proportionele wijze. Het dossier zal immers steeds voor de vrederechter moeten verschijnen als het huurcontract wordt opgezegd en er eventuele sociale kortingen worden teruggevorderd.
Zo weten we dat bepaalde maatschappijen er inderdaad voor kiezen om een andere regeling te treffen met de sociale huurder, die in proportie is met de ontdekte fraude en dus meer billijk is. Maar het louter ‘niet bewust zijn’ van de eigendomsvoorwaarde, kan uiteraard nooit een reden zijn om het huurcontract niet op te zeggen of sociale kortingen niet terug te vorderen. Dat is dan ook een zeer zwak excuus.
Het nog een jaar blijven wonen in de sociale woning, waarnaar u verwijst, heeft betrekking op erfenisdossiers. Sociale huurders kunnen immers in de loop van hun huurperiode een erfenis krijgen. Uiteraard gaan we die mensen niet uit hun woning zetten. Het is dan ook een onvoorziene gebeurtenis. Zij krijgen een jaar de tijd om zich in regel te stellen en zich te ontdoen van de erfenis.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Bedankt voor uw antwoord, minister. Ik heb begrepen dat er begin 2023 een nieuwe communicatie zal komen vanuit de VMSW. Ik denk dat dat meer dan ooit nodig is, als ik zie dat slechts een derde van de woningmaatschappijen die onderzoeken uitvoert.
Minister, u zegt dat er een aantal redenen zijn waarom er geen onderzoeken worden opgestart. Voor personeelsproblemen kan ik misschien nog begrip opbrengen. Ik wil er echter voor pleiten dat, als er keuzes gemaakt moeten worden, deze problematiek in eerste instantie wordt aangepakt. U zegt ook dat het eerder gaat over kleine maatschappijen. Maar ik zie dat ook WoninGent een van de maatschappijen is die nog geen enkel onderzoek hebben opgestart en dat is toch geen kleine maatschappij. Ik denk dat die meer dan tienduizend sociale woningen bezit. Ik denk ook dat bij een grote woonmaatschappij als WoninGent ‘geen aanwijsbare vermoedens van eigendom’ niet als reden kan gelden.
Ik heb begrip voor mensen die tijdens hun verblijf in een sociale woning een klein stukje van een eigendom erven en niet onmiddellijk de link leggen. Ik pleit ervoor om voor hen wat billijkheid aan de dag te leggen en om hun de kans te geven om zich te ontdoen van dat eigendom of van het stukje van dat eigendom. Uit het artikel bleek evenwel niet duidelijk dat het over deze mensen ging.
Dan wil ik ingaan op de spontane opzeggingen. Er zijn mensen die hun woning opzeggen en daarmee is de kous af. Maar dikwijls hebben ze dan al wel jaren gefraudeerd. Ik wil erop aandringen dat die onterecht genoten sociale kortingen worden teruggevorderd. Ik zou niet weten waarom die mensen een voorkeursbehandeling of een speciale behandeling zouden moeten krijgen.
Twee derde van de maatschappijen heeft nog geen initiatieven genomen. Wat dat betreft, hoop ik dat de brief vanuit de VMSW begin 2023 de laatste brief is en dat u overweegt om een aantal dwingendere maatregelen te nemen ten aanzien van deze maatschappijen. Ik kan me namelijk toch niet van de indruk ontdoen dat bij bepaalde maatschappijen het niet opstarten van controles op buitenlandse eigendommen ook een ideologische, politieke inslag heeft. Dat zou toch absoluut niet het geval mogen zijn.
Mijn aanvullende vraag aan u, minister, is dus: bent u desnoods bereid om, als u ziet dat twee derde van de maatschappijen nog geen initiatieven heeft genomen en dat ook in de toekomst niet echt van plan is, dwingendere maatregelen te nemen, zodat zij ook tot actie kunnen worden aangezet?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Het is inderdaad moeilijk te begrijpen dat sommige sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM's) het raamcontract nog niet gebruiken, toch als er daar gevallen bekend zijn van vermoedelijke fraude. Wat me opviel in uw antwoord, minister, was dat er toch redelijk wat mensen zelf hun contract opzeggen. Zoals collega D’haeseleer zegt, gebeurde dat uit schrik om die sociale korting te verliezen. Maar heb ik goed begrepen dat het dan effectief zo is dat ze die boetes ontlopen? Want het is goed dat er op die manier een einde komt aan dat contract, maar het feit blijft wel dat ze dan, misschien jarenlang, onterecht een woning bezet hebben.
U zegt dat velen zich niet bewust zijn van de regels en dat daarom sommige SHM’s een communicatie naar hun huurders hebben gestuurd om die regels nog eens goed uit te leggen. Ik vind dat zeer positief. Maar misschien is dat wel iets wat veralgemeend moet worden. Ik vind het niet oké dat sommige mensen die informatie krijgen en anderen niet, afhankelijk van het feit of hun SHM proactief te werk gaat. Misschien is het dus wel een goede suggestie om die communicatie naar de mensen om de regels nog eens heel duidelijk te stellen, te veralgemenen.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor de informatie en de cijfers die u al deelde. Persoonlijk ken ik wel heel wat sociale huisvestingsmaatschappijen die actief aan de slag zijn gegaan om te bekijken hoe het zit binnen hun huurderskorps. Vaak komen er dan heel wat vragen naar boven. In uw antwoord verwijst u al zeer specifiek naar de erfenissen. Dat is iets wat wel lijkt te spelen. Ik heb daar een vraag over. Ik weet dat men bij de eigendomsverwerving altijd een bepaalde periode krijgt om zich in regel te stellen, ik denk dat dat een jaar is, verlengbaar tot twee jaar. Dat is zo voor binnenlandse eigendommen, dat is ook zo voor erfenissen in het buitenland. De wetgeving dat men geen buitenlandse eigendommen mag hebben, bestaat al heel lang. We maken nu met dat raamcontract mogelijk om dat actief te controleren. Wanneer men nu wordt geconfronteerd met het feit dat een huurder na een erfenis ergens in het buitenland een deel, bijvoorbeeld een vierde of een achtste, van een eigendom bezit, die hij misschien al vele jaren heeft, krijgt de huurder dan nog een jaar? Of heeft dat jaar gelopen vanaf het moment dat hij die eigendom – of dat deeltje ervan – verworven heeft? Ik vraag dat omdat ik merk dat er bij de sociale huisvestingmaatschappijen die controleren, verschillende manieren van werken zijn. De ene is zeer strikt en verwijst bij het minste vermoeden door naar de rechtbank. De andere bekijkt het dossier wat nader en geeft soms de mogelijkheid om zich van het eigendom te ontdoen. Maar die periode om zich van dat eigendom te ontdoen, loopt die vanaf het jaar waarin men het eigendom verwerft of loopt die vanaf het moment waarop wordt vastgesteld dat men een eigendom heeft dat men niet mag hebben om aanspraak te kunnen maken op een sociale woning?
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen.
Mijnheer D’haeseleer, ik had het over dat personeelstekort: dat excuus werd gebruikt door die kleine maatschappijen. Daarnaast zijn er inderdaad ook grotere maatschappijen die ook geen onderzoek voeren. Ik denk dat ik in mijn communicatie duidelijk aangegeven heb dat ik dat betreur en dat ik zou willen dat dat wel door elke maatschappij gebeurt. Wat dat dwingend maken betreft: je moet natuurlijk een vermoeden hebben. Laat dat namelijk duidelijk zijn: er moet eerst en vooral al een vermoeden zijn vooraleer men dat onderzoek opstart. Als er dus geen vermoedens zijn bij een huisvestingsmaatschappij, dan valt er niet veel dwingend te maken. Wat kunnen die vermoedens zijn? Een tuin die lange tijd niet onderhouden wordt, vuilbakken die niet buitengezet worden, elektriciteitsfacturen die niet betaald worden, brievenbussen die niet geleegd worden, mensen die hun mond voorbijpraten en dergelijke. Maar dat zijn zaken die ik niet dwingend kan maken.
Mevrouw Sminate, ja, het gaat wel degelijk om mensen die zelf hun huurcontract opzeggen. Ik denk dat het een goede zaak is dat dat zo gebeurt. Elke huisvestingsmaatschappij hanteert daarbij haar eigen redelijkheidsprincipe. Zoals ik al aangaf, beschikken we niet over concrete cijfers, maar merken we wel dat de aankondiging alleen al vaak voldoende is om een oplossing te zoeken.
Mevrouw Jans, voor alle duidelijkheid: het is altijd de sociale huisvestingsmaatschappij die daarbij haar billijkheid kan laten blijken. Het jaar dat men krijgt, is inderdaad eventueel verlengbaar. Dat is bijvoorbeeld het geval bij een eigendom in onverdeeldheid of wanneer de eigendom om een bepaalde juridische reden niet onmiddellijk verkocht worden. In zulke situaties kan de huisvestingsmaatschappij oordelen dat de betrokken huurder er alles aan gedaan heeft om zich in regel te stellen, maar dat het niet lukt om redenen buiten zijn wil om. Dan kan de huisvestingsmaatschappij altijd blijk geven van billijkheid en proberen om er in overleg met de betrokken huurder uit te raken.
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Minister, het moet duidelijk zijn dat maatschappijen die geen buitenlandse eigendommen onderzoeken toch wel een immoreel gedoogbeleid voeren, wat onaanvaardbaar is en wat eigenlijk een slag in het gezicht is van de meer dan 180.000 wachtenden op een sociale woning. Ik denk ook niet dat ze veel argumenten hebben om geen onderzoeken te voeren. Er werd hun een kader ter beschikking gesteld door de Vlaamse Regering. Er is financiering voorzien, dus ook het financiële kan geen argumentatie zijn. Gemakkelijker kan men het die maatschappijen dus niet maken.
Wat het dwingend maken betreft, kan ik het me toch niet inbeelden dat er binnen maatschappijen die meer dan tienduizend woningen bezitten, zoals WoninGent, geen enkel vermoeden is van eigendom in het buitenland. Ik vermoed, ik ben er zelfs praktisch zeker van, dat het daar een bewuste strategie is om geen controles uit te voeren. Ik denk dat dat een heel slechte zaak is voor de sociale verhuursector in het algemeen.
Ik denk dat wat nu stilaan naar boven komt, nog maar het topje van de ijsberg is. Zoals u terecht zegt, is een van de redenen waarom er een onderzoek wordt opgestart, dikwijls dat een huurder zijn mond voorbijpraat en dat dat ter ore komt van de sociale huisvestingsmaatschappij, waarna een onderzoek wordt opgestart. Maar ik denk dat dit nog maar het topje van de ijsberg is en dat er in de realiteit nog vele duizenden sociale woningen kunnen vrijkomen als er dergelijke controles worden uitgevoerd. Wij blijven er dus op aandringen om de druk op die sociale huisvestingsmaatschappijen zo hoog mogelijk te houden, zodat we een oplossing kunnen bieden aan die kanker.
De vraag om uitleg is afgehandeld.