Report meeting Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Report
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, het fietsteam werd in 2010 opgericht onder toenmalig minister van Mobiliteit Hilde Crevits. Het team bracht alle betrokken actoren uit verschillende overheden samen en stelde onder andere een meerjareninvesteringsplan op. Zo moest het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF) beter uitgevoerd worden, enzovoort.
In juli 2020 vroeg ik u een stand van zaken over dit dossier. U liet toen weten dat het team niet meer samenkwam, maar u had bewust gekozen voor een nieuwe netwerkorganisatie waarin de lokale besturen, de provincies en de Vlaamse overheid vertegenwoordigd zijn. De externe procescoördinator zou alles aansturen om een boost te geven en om inzake het fietsbeleid en het fietsgebruik een schaalsprong te maken.
Ondertussen zijn we twee jaar verder. De fietsmiddelen zijn er, ze worden vastgelegd, maar toch willen we dat het sneller gaat en dat er meer fietspaden in het straatbeeld te zien zijn. In september 2021 hadden we het in deze commissie over de kritiek van Fietsersbond en ik haalde toen de mogelijke oplossingen via het nieuwe fietsteam aan.
In de commissie van juni 2022 kregen we een reeks specifieke vragen over het fietsteam. U zei toen: “Tegelijkertijd onderzoekt het departement hoe ze het fietsteam binnen het departement intern kan versterken, en daar is echt wel nood aan.” U beloofde extra mensen en capaciteit om de kerntaken rond het fietsbeleid op een volwaardige manier in te vullen. De versterking van het fietsteam binnen Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) maakt het volgens u ook mogelijk dat er nog andere taken zullen worden opgenomen, zoals de fietsdata die er vandaag nog niet zijn.
In oktober 2022 kwam dit opnieuw aan bod in de commissie. Tot mijn grote verbazing zei u dat er slechts twee ambtenaren bezig zijn met het fietsbeleid. Ik vind dit nog steeds verbazingwekkend. De versnippering blijft precies aanhouden. U zei daarover: “Die twee mensen vind ik ook veel te weinig. Ze werken wel samen met de andere entiteiten, ze komen regelmatig samen, maar ze zouden meer een regierol moeten kunnen opnemen. Ik zit zelf altijd op mijn honger als het gaat over de data van onze fietssnelwegen.” Minister, kortom, na twee jaar nieuwe werking is er eigenlijk te weinig personeel om te spreken van een goede werking van de fietsteams of de procescoördinatie. Er is meer en meer aandacht voor fietsdata, wat een goede zaak is, maar die data moeten opgevolgd of geëvalueerd worden. Daarom, minister, heb ik de volgende vragen voor u.
Hoe komt het dat de administratie er niet in slaagt om voldoende te focussen op de fietscoördinatie?
Hoe wilt u dit proces verbeteren? Tegen welke timing?
Overweegt u om de steun van de provincies in te roepen om alsnog een goede coördinatie op te zetten?
Welke stappen zijn er nu reeds gezet rond de dataverzameling van het fietsbeleid?
Minister Peeters heeft het woord.
Dank, mevrouw Fournier, voor uw vragen.
Alles wat fietsen aangaat blijft een heel belangrijk aspect. U weet dat wij volop investeren in onze fietsinfrastructuur. Dat is sowieso een van onze baselines, als wij het hebben over ons beleid. Het gaat dan telkens over de fiets, over verkeersveiligheid en over duurzaamheid. Wat dat betreft zijn al uw vragen heel terecht.
U weet dat wij al in het begin van de legislatuur, toen we met onze beleidsnota kwamen, bedenkingen kregen. Ik kijk naar het verleden, naar 2007 met de aanstelling van een fietsmanager, naar 2010 met de aanduiding van een fietsteam. Dat heeft niet geleid tot een versnelling hoger schakelen inzake het hele fietsbeleid en het fietsinvesteringsbeleid.
Inzake fietsinvesteringsbeleid hebben we nu wel degelijk een versnelling hoger geschakeld. Het fietsteam zoals dat in 2010 bestond, is niet meer samengekomen. Daar hebt u naar verwezen in uw vraag. Vandaag is er binnen het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken een regierol ten aanzien van de andere entiteiten binnen het hele beleidsdomein. In het kader daarvan hebben we gezegd dat zij de trekker moeten zijn van alles wat met fietsdata en met fietsbeleid als dusdanig te maken heeft.
In het verleden zaten er in de fietscel – ik zal het zo noemen want het woordje ‘fietsteam’ wordt soms door elkaar gebruikt, we zeggen ook wel het fietsteam bij MOW – initieel maar twee personen, maar dat is recent en op mijn vraag, uitgebreid met vier personen.
U verwijst ook naar het verhaal van De Grote Versnelling. We moesten daar eigenlijk, bij aanvang van deze legislatuur, het onderscheid maken tussen enerzijds een kortetermijnmaatregel, en anderzijds een strategische langetermijnmaatregel. Als we het hebben over de strategische langetermijnmaatregel, dan hebben we het over het uitbreiden, het versterken van de regierol, en het zorgen dat er meer wordt ingezet op fietsbeleid en fietsinvesteringenbeleid. De kortetermijnmaatregel was toen met het oog op de organisatie van het Wereldkampioenschap (WK). Dat was onder andere het verhaal van De Grote Versnelling, of de Tour de Force, zoals dat initieel werd benoemd. Dat was het kortetermijnverhaal, maar daaromtrent hebben we het hier ook al gehad.
Bij De Grote Versnelling is sowieso ook heel veel gedebatteerd over alles wat bijkomende fietsstimuleringselementen aangaat, maar het gaat niet over het fietsbeleid, het capteren van data, het verhaal van fietsinvesteringenbeleid, het prioriteren van tal van dingen … Dat is waar het Departement MOW met hun huidig uitgebreid en versterkt fietsbeleid sowieso volop op moet inzetten, uiteraard in samenspraak met alle mensen die met de fiets bezig zijn bij de andere entiteiten, want zowel bij het Agentschap Wegen en Verkeer, als bij Lantis en bij De Werkvennootschap zitten heel wat fietsmanagers – om het dan zo maar uit te drukken – die met heel veel fietsknowhow bezig zijn, en uiteraard ook op regelmatige tijdstippen overleg plegen met het Departement MOW als dusdanig. Kortom, we hebben een heel uitgebreid team bij de verschillende entiteiten, maar daarnaast hebben we de regierol bij het Departement MOW om de data en dergelijke te capteren.
Dan kom ik bij uw derde vraag, mevrouw Fournier, de vraag wat betreft de steun van de provincies om een goede coördinatie op te zetten. U hebt wellicht ook kennis genomen van het recente auditrapport rond fietssnelwegen, waarbij ook heel duidelijk wordt aangegeven dat er een meer coherente werking moet zijn. De provincies hebben één rol inzake fietssnelwegen, maar daarnaast – dat heb ik ook al heel vaak gezegd in de commissie – hebben ook onder meer De Werkvennootschap en Lantis een zeer belangrijke rol inzake de uitrol van het fietssnelwegennetwerk, maar ook De Vlaamse Waterweg en het Agentschap Wegen en Verkeer. Kortom: ook die vier entiteiten zijn bezig met de uitrol van tal van fietssnelwegenprojecten. Om zonder meer te zeggen, neem dat daar weg en hevel dat over naar de provincies … ik denk dat dat een minder goed idee is. Een goede samenwerking en het versterken van die regierol bij het Departement MOW, dat is wel een goede zaak, en wat dat betreft hebben we dan ook een samenwerking met de provincies. Er werd een samenwerking afgesproken, en een charter dat ook sowieso loopt tot eind 2024, om nog meer in te zetten op een versnelde uitrol van dat fietssnelwegennetwerk.
Wat betreft het databeleid: ook op dat vlak zijn heel wat stappen gezet, en wat mij betreft mag dat nog fors sneller gaan, of een versnelling hoger schakelen. Alleszins hebben wij enerzijds het geoloket fiets, waar heel wat in wordt opgenomen, en waar men heel wat informatie terugvindt over het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk. Daarnaast is er ook het verhaal van MoMo, het Monitoring Mobiliteitsbeleid, waarbij ook het fietsbeleid wordt gemonitord via tal van indicatoren. Kortom, wat dat betreft zijn we ook volop bezig met het meer in beeld brengen van alle mogelijke fietsdata. Ook de provincies doen dat. En we gaan dat ook zelf nog veel meer samenbrengen op één groot platform, opdat er een veel duidelijker beeld zou zijn van wat er allemaal is aan fietsdata.
Ik heb er mij de voorbije periode zelf vaak aan geërgerd dat we niet alle fietsdata op een coherente en goede wijze ontsloten hebben. We hebben de website van het fietssnelwegennetwerk, maar we hebben daarnaast het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk, we hebben daarnaast de indicatoren van het gebruik van de fiets en dergelijke meer. Daar moet dus nog veel meer op ingezet worden, en ik ben alleszins blij dat we nu met dat geoloket fiets, alsook met dat MoMo-project, straks toekomstgericht veel meer data ter beschikking hebben, zodat we daar ook veel meer lessen uit kunnen trekken, kunnen monitoren en kunnen bijsturen. En daarnaast is er nog ons geïntegreerd investeringsprogramma (GIP), ons investeringsplan waarbij we de fietsinfrastructuurprojecten plannen, maar ook de prioriteringen vastleggen. Al die gegevens samen zorgen ervoor dat we toch versterkt, met heel veel data, toekomstgericht, aan de slag kunnen gaan.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid en ook positief antwoord. Er wordt inderdaad meer en meer ingezet op het verzamelen van data naar aanleiding van verkeersongevallen en zeker ook van fietsongevallen. Dat is een goede zaak. We hebben het er ook al verschillende keren over gehad in de commissie. Vroeger werd daar bijna geen aandacht aan besteed. U, minister, hebt al talrijke initiatieven genomen om die data op te vragen en te analyseren.
Recent werd ook beslist om de oorzaak van ongevallen meteen mee te nemen in het proces-verbaal. Dat komt straks ook aan bod in de vraag van collega Verheyden, dus ik zal hier niet verder over uitweiden.
Minister, hoe meer data, hoe beter. Maar er is natuurlijk personeel nodig om dit allemaal te verwerken.
Ik kom tot het tweede puntje: er is inderdaad heel veel budget voor fietsinfrastructuur. We hebben dat ook al vaak gezegd in deze commissie: 335 miljoen euro is een enorm en nooit gezien bedrag. We appreciëren dat. Maar, minister, het zou de verkeersveiligheid echt ten goede komen indien we al die verzamelde data sneller zouden kunnen analyseren en snel en efficiënt aanpassingen zouden kunnen doen aan de infrastructuur. Zo zouden we onze verkeersveiligheid, waarvoor iedereen in deze commissie iedere week opnieuw hard strijdt, kunnen verhogen en onze grote budgetten voor fietsinfrastructuur echt efficiënt kunnen inzetten voor de veiligheid.
Minister, initieel had ik in mijn vraag gezegd dat er in de regierol maar twee ambtenaren zouden worden aangesteld. Maar ik heb nu uit uw antwoord begrepen dat het vier bijkomende zijn. Of zijn het er vier in het totaal? Dat is een heel praktisch vraagje.
Het is een goede zaak dat er meer mensen worden gezet op het analyseren van die data, op die regierol. We kunnen daar alleen maar tevreden mee zijn.
Mevrouw Lambrecht heeft het woord.
Dank u wel voor de zeer goede vraag, collega.
Ik wil benadrukken dat er nog nooit zoveel budget is geweest voor fietsbeleid. We zijn daar allemaal heel blij mee. Maar we moeten er ook voor zorgen dat dat budget tot meer en betere fietspaden en meer verkeersveiligheid leidt. Daarom is het inderdaad een heel goede zaak – meten is weten – dat we data hebben: waar is het gevaarlijk, waar zijn die zwarte punten, wat moet er gebeuren? Maar om die data te hebben, is er voldoende personeel nodig. Of de minister nu zegt of het er twee, vier of zes zijn, ik kan niet inschatten of dat voldoende is.
Minister, ik vraag u met aandrang om heel goed in te schatten of die data kunnen worden gebruikt en of er een goede coördinatie is van en naar de verschillende diensten, zodat de verwerking van die data tot een sneller optreden op zeer gevaarlijke punten kan leiden. Voor dat laatste verwijs ik naar de vraag om uitleg die straks komt.
De heer Bex heeft het woord.
Minister, ik ben alleszins blij dat we met onze vragen – niet alleen die van mij, maar die van alle collega's – uw ergernis voldoende hebben kunnen voeden om ervoor te zorgen dat er nu aan betere data zal worden gewerkt.
Uiteraard is het positief dat het team van fietsambtenaren wordt versterkt. Uit uw lichaamstaal begreep ik dat het in totaal vier mensen zijn, in plaats van twee vroeger, dus dat het een verdubbeling is van het aantal mensen die daarop zullen werken.
Het is mij wel nog wat onduidelijk wat die mensen precies zullen doen. Want als ik hoor wat de collega's hier allemaal zeggen, dan zal vier volgens mij nog altijd veel te weinig zijn. Vanuit welke vaststelling precies hebt u dat aantal verdubbeld? Is dat om te kunnen garanderen dat de middelen die u voorziet voor fietsinfrastructuur, effectief worden gebruikt? Is dat om data te verzamelen? Wat zullen die mensen precies moeten doen? Vanaf wanneer zijn zij in dienst getreden? Wanneer zullen we die resultaten zien? Dat zijn toch nog wat vragen waarmee ik blijf zitten. Ik kan mij niet inbeelden dat ze alles wat hier vandaag al is gezegd geweest, zullen moeten doen. Het lijkt me dan ook belangrijk om te preciseren wat wij op dat vlak mogen verwachten.
De heer Meremans heeft het woord.
Dank u wel, minister, ook voor uw antwoord, en de collega, voor de vraag.
Als ik het goed begrijp – dat is ook nog een bijkomende vraag, in die zin –, snap ik dus wel dat je die vier mensen daar hebt om de data te verzamelen. Dat is misschien essentieel. Maar natuurlijk – de handen aan de ploeg – is het essentieel om voldoende personeel te hebben bij de uitwerking. Er is enorm veel geld voorzien, maar het is vooral bij de uitvoerende organisaties dat het eigenlijk moet gebeuren. Ik denk aan het Departement Mobiliteit en Openbare Werken: dat daar de tekeningen worden gemaakt, dat daar sneller aan kan worden gewerkt, dat daar ook gewerkt wordt met de lokale besturen, om werkelijk ook tot realisaties op het terrein te kunnen overgaan. Dus dat was mijn vraag ook, een beetje aansluitend bij de heer Bex. Als het is voor de data, dan kan ik daar wel inkomen. Maar langs de andere kant lijkt het mij wel essentieel dat we niet opnieuw een organisatie hebben – weer een –, terwijl er toch al voldoende manieren zijn om die infrastructuur te verbeteren. Laat ons werkelijk ook op het terrein mensen nu aan het werk zetten.
Minister Peeters heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Dat geeft mij de gelegenheid om nog een en ander te verduidelijken.
Het klopt inderdaad dat er nu bij het Departement MOW twee personen extra zijn gekomen. Daar zitten nu vier personen die op dat fietsteam zitten. En zoals ik daarstraks al gezegd heb, is bij het Departement MOW echt die regierol geplaatst. Zij hebben de regierol inzake het algemene mobiliteitsbeleid tout court. Als we dan specifiek kijken naar fiets, daar hebben we nu vier mensen. Moeten die vier mensen nu, enerzijds, dat hele geoloket gaan voeden, en, anderzijds, dat MoMo-project gaan voeden en dergelijke meer, moeten die alle gegevens gaan capteren, zowel bij provincies, bij lokale besturen als bij al die andere entiteiten? Dan kom ik met die vier mensen uiteraard nooit toe.
Het is ook niet zo, als ik mijn volledige entiteit MOW bekijk, dat ik dan maar vier mensen heb, want dan moet ik opnieuw zeggen: zowel bij het Agentschap Wegen en Verkeer, in de verschillende provinciale entiteiten, als bij De Vlaamse Waterweg, Lantis en De Werkvennootschap zitten mensen die met fietsen bezig zijn. We hebben daar dus heel wat meer mensen die specifiek bezig zijn met fietsen. Maar het is wel belangrijk dat er iemand aan het stuur zit, de coördinatie op zich neemt, de regisseur is voor alles wat met fietsbeleid te maken heeft.
Ik had daar in het verleden inderdaad regelmatig ergernissen over. Er worden hier heel veel terechte en heel veel goede vragen gesteld, ook heel veel schriftelijke vragen, waarbij er soms heel interessante informatie naar voren komt, maar waarbij ik me eraan stoorde dat we die informatie niet gewoon continu online ter beschikking hebben. Dat is dus waar we volop op willen werken. En dat is specifiek mijn vraag naar het departement toe: zorg dat we goed werkende data hebben. Maar die moeten van overal komen en het is nu niet dat die vier mensen dat hele geoloket of heel dat MoMo-project moeten gaan sturen. Zij doen meer dan dat, zij tekenen mee het beleid uit rond alles wat fiets aangaat. Dat, uiteraard, door ook continu in overleg te zijn met alle andere entiteiten, maar ook met Fietsersbond, ook met Fietsberaad, kortom met eenieder die met fietsen bezig is. Zo moet je dat bekijken. Toekomstgericht hoop ik dat we zo snel mogelijk alle mogelijke data hebben en dat we die ook, privacygerelateerd, kunnen ontsluiten voor anderen.
Mevrouw Fournier, u vroeg dan ook specifiek naar de ongevallen, om die ook mee te bekijken. Ongevallen zit natuurlijk bij het team verkeersveiligheid, maar daar moet een goede wisselwerking zijn. Dus het is zeker niet zo dat die vier mensen alles moeten doen, en ook de fietsongevallen moeten analyseren. Neen, die fietsongevallen zitten bij de verkeersveiligheidscel. Maar er moet wel een heel goede coördinatie en sturing zijn, en dat zal dat versterkt fietsteam – dat nu bestaat uit vier mensen en dat een regierol op zich moet nemen – dan ook verder moeten gaan doen.
Nu, we zijn er vandaag de dag nog niet volledig. We zijn ook bezig met het uitwerken van die governancestructuur, en dat is waar we volop op willen inzetten. Dat is iets anders dan die fietsversnelling of die Grote Versnelling die we destijds hadden en waar de heer Meremans naar verwees. We moeten er intern, binnen de regierol van MOW, binnen dat MCB-project (Management Comité Beleidsdomein MOW) dat zij hebben uitgerold, nu echt voor zorgen om een versterkt team te hebben dat toekomstgericht blijft waken over, enerzijds, het op peil houden van investeringen, en anderzijds, het monitoren van hoe het zit met meer fietsgebruik, maar ook over alles rond verkeersveiligheid en dergelijke. Er moet als het ware één ‘Boîte Fiets' zijn die alles aanstuurt, regisseert en ook blijft monitoren. Dat is eigenlijk waar we volop op moeten gaan inzetten.
Mevrouw Lambrecht, ik moet misschien ook nog even melden dat ik in Flanders Technology and Innovation (FTI), waarbij we specifiek voor mobiliteit nog meer inzetten op datatechnologie, op dat Vlaams Datanutsbedrijf waarmee we nog meer data willen capteren, een verhaal zie om nog meer gestuurd te kunnen werken en zodoende te bekijken waar we kunnen bijsturen. Dat geldt voor het hele mobiliteitsbeleid, maar ook voor het fietsbeleid. Dat is een paar weken geleden nog in de pers gekomen. Daarmee kan ons fietsteam ook verder aan de slag gaan.
Mevrouw Fournier heeft het woord.
Minister, wij zijn heel tevreden met uw inzet voor het verzamelen en analyseren van data. Dat is heel belangrijk. Het klinkt misschien als een cliché, maar: ‘Meten is weten!’
De vraag om uitleg is afgehandeld.