Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
De heer Veys heeft het woord.
Het recht op wonen is een basisrecht in Vlaanderen. Dat staat onder andere in de Belgische Grondwet, maar ook in alle Vlaamse decretale teksten rond wonen. Maar voor veel mensen blijft dit helaas dode letter. Kwetsbare groepen worden al jarenlang geconfronteerd met een wooncrisis op de onderkant van de private huurmarkt. Voor wie in armoede leeft is het stilaan onmogelijk om een betaalbare en kwaliteitsvolle woning te vinden. De ellenlange wachtlijsten in de sociale huisvesting zorgen ervoor dat veel mensen terechtkomen in de onderste lagen van de private huurmarkt, waar er grote problemen spelen op het vlak van betaalbaarheid, kwaliteit, woonzekerheid, negatieve selectie en discriminatie en waar de Vooruitfractie van mening is dat er te weinig actief wordt ingegrepen op de private huurmarkt. In het slechtste geval komen die kwetsbare gezinnen terecht in het zogenaamde grijs wooncircuit of belanden ze in situaties van dak- en thuisloosheid in een rijke regio zoals Vlaanderen anno 2022.
Omdat het Vlaams woonbeleid te wensen overlaat, hebben meer dan 38 organisaties zich verenigd in de Woonzaak. Dat gaat over een procedure bij het Europees Comité voor Sociale Rechten. Die procedure is gestart in december 2021. Men wil de regering wijzen op de verplichtingen die voortvloeien uit het universele recht op wonen en men wil de regering aanmanen om de crisis op de woonmarkt eindelijk aan te pakken.
Toen de woonzaak vorig jaar werd opgestart, hebben we daarover in het parlement en in deze commissie uitgebreid van gedachten gewisseld. Vooruit heeft daarover de minister ook geïnterpelleerd, samen met andere collega’s. De minister was er toen naar eigen zeggen – en ik vermoed dat hij dat nog altijd is – zeer gerust in dat de uitkomst van de procedure gunstig zou zijn, en dat het Vlaams woonbeleid als goed zou worden bevonden door het Europees Comité. Hij zei ook dat hij erop zou toezien dat het woonbeleid van deze Vlaamse Regering er op een goede manier verdedigd wordt.
Inmiddels lijkt het er toch op dat de Vlaamse Regering wat met de voeten sleept. Er is uitstel gevraagd op de antwoordtermijn. Die was, als ik mij niet vergis, op 15 oktober gelegd. Dat leidt mij tot de volgende vragen.
Minister, waarom vroeg de Vlaamse Regering uitstel om te antwoorden op de klacht? Wij vinden dat wat vreemd. Als er zulke goede argumenten zijn om het beleid te verdedigen, dan zou dat allemaal geen probleem mogen zijn. Dan zou die eerste deadline toch gehaald moeten kunnen worden.
Wat gaat u doen voor de huurders die het vandaag moeilijk hebben, om hun te tonen dat het recht op wonen wél gegarandeerd is, dat u daar wel naartoe werkt?
Wanneer gaat u uw werk doen om de sociale woningbouw opnieuw op kruissnelheid te krijgen? Komen daar nog bijkomende initiatieven? Mijn recente schriftelijke vraag over de FS3-bestedingen toont aan dat het Vlaams beleid toch wel in hetzelfde bedje ziek blijft op dat vlak.
De deadline werd gelegd op 15 oktober. Ik zou u ook graag nog verzoeken of het antwoord dat inmiddels aangeleverd is – ik ga ervan uit dat dat gebeurd is – ook bezorgd zou kunnen worden aan de commissie.
Vooraleer ik het woord teruggeef, zou ik nog dit willen benadrukken. U bent vandaag verantwoordelijk voor het Vlaams woonbeleid. De klacht van de Woonzaak gaat wel degelijk over het procedurele Vlaams woonbeleid. Dat betekent dat dat verder gaat dan één legislatuur. Dat betekent dat u niet de enige persoon bent die dat dient op te lossen. Ook de volgende minister van Wonen zal daar hard aan moeten werken. Ik wil dat nog eens benadrukken. Het is mijn rol als oppositielid om te strijden voor een beter Vlaams woonbeleid. Maar ik stel u hier de vraag – het is uiteraard geen persoonlijk verwijt – omdat u verantwoordelijk en bevoegd bent voor dat Vlaams woonbeleid. Alvast bedankt voor uw antwoord.
Minister Diependaele heeft het woord.
Mijnheer Veys, om met dat laatste te beginnen: ik ben heel blij, want in de vakantie lees ik nog eens iets. Ik heb dat boekje van de Woonzaak gelezen … (Minister Matthias Diependaele toont het boek.)
Ik heb dat boekje van de Woonzaak gelezen, en daar staat uitdrukkelijk in dat ze ook ageren tegen het beleid van alle voorgaande ministers – inderdaad, decennialang. Dat is dus ook het beleid waar uw partij verantwoordelijkheid in genomen heeft. Eigenlijk zit er in heel die woonzaak ook een politiek-ideologische strijd, waar ik mij helemaal niet in kan vinden, en die volgens mij de geloofwaardigheid van de Woonzaak an sich grotendeels onderuit haalt. Want iedereen die het al gelezen heeft, zal kunnen lezen dat ze zich vooral verzetten tegen een keuze die eigenlijk in de jaren vijftig-zestig is gemaakt, en dat is om in Vlaanderen vooral in te zetten op eigenaarschap. Dat is een puur politiek-ideologische overweging die zij maken. Ze hebben daar alle recht toe, voor alle duidelijkheid, maar dat is ook de reden waarom ik het fundamenteel oneens ben met hen. Het is voor hen veel meer dan enkel mensen voorzien van een woning. Het is een verregaandere politieke strijd, en dat is dat men aanklaagt dat de ruggengraat van onze Vlaamse woonmarkt niet terecht is, wat ik net wel vind.
Ik ben ervan overtuigd dat de beslissing toen, in de jaren vijftig-zestig, juist was. Dat heeft ook negatieve gevolgen gehad, daar ben ik van overtuigd. De ruimtelijke ordening van vandaag is het gevolg van de keuze die men toen gemaakt heeft. Dat is een negatief gevolg. Maar het feit op zich dat 70 tot 72 procent van de mensen in Vlaanderen eigenaar is van zijn eigen woning, kan alleen maar als positief benaderd worden. Zij doen dat niet. Zij vechten dat aan. In die zin ben ik het niet eens, maar goed. Nogmaals: ze hebben absoluut het recht om dat te doen, maar het moet wel duidelijk aangegeven worden dat het verder gaat dan alleen het willen voorzien van een woning voor iedereen, maar dat ze ook een puur politiek-ideologische strijd proberen te voeren, waar ik me helemaal niet in kan vinden, en waar ik het ook fundamenteel mee oneens ben.
Laat me nog even iets toevoegen: ik heb al verschillende keren in mijn communicatie gezegd, of telkens als zij communiceren, dat we altijd bereid zijn tot een overleg. Er is nog geen enkele keer op ingegaan. De laatste keer was de maandag een of twee weken voor de herfstvakantie. Toen is het Netwerk tegen Armoede twee uur op het kabinet langs geweest. Dat was een heel degelijk en leerrijk gesprek. Ik heb dat daar ook aangehaald. Ze hebben gezegd dat ze ervoor gingen zorgen dat er contact zou worden opgenomen, maar ik heb nog altijd niets gehoord. En laat het duidelijk zijn: ik blijf openstaan voor overleg, ook al gaat het om een politiek-ideologische strijd die zij voeren, en zal het wat moeilijker zijn om daar praktisch een oplossing voor te vinden. Ik sta altijd open voor dat gesprek. Maar hoeveel keer ik dat ook herhaal, dat komt er maar niet.
Over uw eerste vraag: de klacht van de Woonzaak is zeer omvangrijk en handelt over verschillende aspecten van de woonmarkt en het woonbeleid. De klacht omvat zowel meer algemene aangelegenheden als sterk gedetailleerde en technische kwesties. De indieners van de klacht en de bevoegde Europese instantie verwachten dan ook een overeenkomstig antwoord waarbij alle aspecten van de klacht zowel generiek als meer detailmatig behandeld worden.
Om die reden wordt procedureel de mogelijkheid geboden aan de partijen om een beperkte verlenging van de antwoordtermijn te vragen. Vanwege het uitgebreid karakter van de klacht is hiervan gebruik gemaakt en de bevoegde Europese instantie heeft dit ook toegestaan.
De termijnverlenging vloeit dus voort uit een wettelijke en legitieme procedure en heeft niets te maken met een vertragingsmanoeuvre, of zoals u het noemt: met de voeten slepen. Die insinuatie strookt in geen geval met de werkelijkheid.
Over uw tweede en derde vraag: om uw tweede vraag te beantwoorden, wil ik in eerste instantie twee principes over het ‘recht op wonen’ in herinnering brengen, die in de rechtsleer algemeen zijn aanvaard. Een eerste principe is dat het recht op wonen een verplichting oplegt om stappen te nemen om dit grondrecht stelselmatig te realiseren, rekening houdend met het welvaartsniveau van de samenleving. Een tweede principe is dat overheden bij de realisatie van het recht op wonen een ruime beleidsmarge hebben om de nodige maatregelen te nemen.
Ik krijg soms de indruk dat van die principes gemakshalve abstractie wordt gemaakt. Het is in elk geval niet zo dat het recht op wonen aan de overheid een onmiddellijk te realiseren resultaat oplegt. Het is ook niet zo dat elk individu uit het recht op wonen rechtstreeks bepaalde rechten zou kunnen afdwingen ten aanzien van diezelfde overheid. En in elk geval moet rekening worden gehouden met wat haalbaar is. Het recht op wonen is uiteindelijk een inspanningsverbintenis, een positieve verplichting voor de Vlaamse overheid om maatregelen te nemen en het recht op wonen stap voor stap te realiseren, met de volledige realisatie van het recht op wonen als ultieme doelstelling.
Die ultieme doelstelling hanteren wij met de Vlaamse Regering ook in onze beleidsplanning. Ik verwijs naar het Woonbeleidsplan Vlaanderen, waarin het grondrecht op wonen als doelstelling en als toetssteen voor het Vlaams woonbeleid is opgenomen, met een tijdshorizon tot 2050. Intussen blijven we de nodige stappen zetten.
Ik begin met de huursector. Van de private huurmarkt weten we dat deze kampt met een problematiek van voldoende betaalbare, kwaliteitsvolle en energiezuinige woningen. Om dit te bewerkstellingen worden een heel resem aan maatregelen genomen. Alleen al enkele recente maatregelen zijn de volgende – ik weet niet of ik daar altijd de toelichting bij moet geven. Het zijn de tijdelijke blokkering van de huurprijsindexatie, het Fonds ter bestrijding van uithuiszettingen, Mijn VerbouwLening, woningkwaliteitsbewaking, aanbod van noodwoningen, de huursubsidie en de huurpremie, geconventioneerd verhuren enzovoort.
Ook met betrekking tot uw vraag rond sociale woningbouw weet u dat wij enerzijds alle nodige inspanningen doen om de looptijd voor de bouw van sociale woningen te verkorten en anderzijds om het aantal sociale woningen te vergroten. Dat is hier al veelvuldig aan bod gekomen. Ik weet niet of het nodig is om daar nog verder op in te gaan.
Ten slotte blijven we ook de eigenaarsmarkt actief ondersteunen. Dat is al helemaal ingaan tegen het voornemen van de organisaties achter de Woonzaak. Dit is om eigendomsverwerving maximaal toegankelijk te houden. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de verlaging van de registratierechten en naar de inspanning die we leveren met betrekking tot de Vlaamse Woonlening. Eigendom stimuleren blijft voor mij een cruciaal element van het woonbeleid. Ik weet dat de Woonzaak daar een andere politieke opinie over heeft, maar voor mij staat dat buiten kijf.
Ik vind trouwens ook dat zij in hun boekje een foute vergelijking maken door te kijken welke financiële middelen gebruikt worden voor het ondersteunen van eigenaarschap, in die zin dat ze daar een bedrag nemen dat zogezegd een verlaagde belasting is, en anderzijds wat dan gegeven wordt aan huurpremies, huursubsidies en andere ondersteuning van sociaal wonen en dergelijke meer. Zij zeggen dat die korting op de belasting hoger is dan wat gegeven wordt. Maar dat is natuurlijk een totaal foute vergelijking. Eigenlijk zou je het omgekeerde kunnen doen. Je zou de belasting die we opleggen aan eigendomsverwerving, kunnen vergelijken. Dit gaat eigenlijk in tegen onze politieke doelstelling om effectief te blijven inzetten op die eigendomsverwerving. En we hebben geen belasting op huur en dergelijke meer. Hun manier van rekenen vind ik daar dus helemaal fout.
Daarnaast monitoren we de impact van onze instrumenten ook continu. Ik gaf al het voorbeeld van het Fonds ter bestrijding van uithuiszettingen. Dat is hervormd na een evaluatie door het Steunpunt Wonen. We zijn en blijven dus voortdurend bezig met het evalueren en versterken van onze instrumenten op de private huurmarkt, of met het ontwikkelen van nieuwe maatregelen waar we voelen dat er een lacune is.
Dus, collega Veys, om uiteindelijk op uw vraag te antwoorden: ik ben ervan overtuigd dat de Vlaamse overheid met al die initiatieven beantwoordt aan haar plicht om het recht op wonen te realiseren. We zullen natuurlijk zien wat de instelling – het is geen rechtbank – in Straatsburg daarover te zeggen heeft. Maar dat ligt buiten onze handen, dat hebben wij niet in de hand. Dank u wel.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoorden en beschouwingen.
Is het ideologisch? We buigen ons hier – als het gaat over de commissie – over een markt die niet zorgt voor betaalbaar wonen en over hoe je als overheid daar oplossingen voor kunt formuleren en uitvoeren, hoe je het verschil kunt maken. U zegt dat dat politiek-filosofisch-ideologisch is, maar het gaat natuurlijk ook over beleid. Het recht op wonen staat wel in al die wetteksten, waar het gaat over ‘the legislator’ – dat zijn wij dus, maar goed, dat gaat over het beleid – ‘must adequately guarantee the fundamental right’. Doet het Vlaams woonbeleid procesmatig voldoende om dat recht op wonen te realiseren voor mensen?
Ik ga geen voorafname doen op de uitspraak. Zoals u zegt, kunnen wij dat niet. We zullen dat wel zien. Maar ik vind dat er altijd een beetje op een kramp gereageerd wordt. Politiek-ideologisch? Het gaat natuurlijk over middenveldorganisaties die het recht op wonen verdedigen, die strijden tegen armoede. Daar komt soms wel wat politiek bij kijken, maar daar komt vooral de vraag naar beleid dat werkt, bij kijken. Ik lees toch dat de motivatie vanuit die optiek komt om die klacht in te dienen en die procedure te starten. Ik denk niet dat dat als politiek gepest moet worden geïnterpreteerd. Ze doen dat uit wanhoop omdat ze het licht niet meer zien van het Vlaams woonbeleid dat een verschil kan maken.
Dan vind ik het wat jammer – maar dat komt niet alleen van uw kant, daar ben ik mij van bewust – dat telkens wanneer het gaat over een gesprek of ontmoeting en er met derden gepraat wordt en het kabinet bereid is tot een gesprek, en ook de mensen van de Woonzaak bereid zijn tot een gesprek, jullie beiden niet over de brug willen komen. Dat vind ik toch heel, heel jammer, dat dat zelfs niet kan. Maar ik wil er nog eens de nadruk op leggen dat dat van beide kanten komt.
Tot slot zullen we zien hoe het verder loopt. Maar zou het, om mijn oppositietaak als parlementslid goed te kunnen doen, mogelijk zijn om het antwoord dat vanuit de regering naar het Europees Comité gestuurd is, nog schriftelijk te bezorgen aan de commissieleden? Dat is nog mijn laatste vraag. Voorts zullen we de procedure verder opvolgen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Eerst en vooral, mijnheer Veys, ik vind uw houding hierin vanuit de oppositie heel begrijpelijk en, voor alle duidelijkheid, heel correct. Wat u zegt over beide kanten, dat het niet alleen aan mij ligt, apprecieer ik ten volle. Ik heb daar geen probleem mee.
Wat betreft uw vraag om die documenten in te kijken, gaan we dat eens navragen. Maar ik denk dat dat in die procedure geen enkel probleem is. Het is natuurlijk wel zo dat er een vordering is ingesteld. Het is zelfs geen vordering, toch niet volgens de juridische termen, maar de klacht is neergelegd. Wij hebben daarop gereageerd. Ik denk dat zij nu opnieuw kunnen reageren en dan kunnen wij nog een keer een repliek geven. Dat is een tegensprekelijke procedure. Er zijn daar dus verschillende stappen. Maar we zullen dat navragen. Ik zie er op het eerste gezicht geen enkel probleem in om die documenten door te geven. Het is wel een document van zestig pagina’s in het Engels, maar dat zal natuurlijk geen probleem zijn.
Voor alle duidelijkheid, ik heb geen enkel probleem met een middenveld, integendeel zelfs. Ik apprecieer dat een middenveld mee op zoek gaat naar een beleid dat werkt, zoals u het noemt. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik sta ook altijd open voor een overleg daarover. Natuurlijk gaan we daar ideologisch en politiek verschillende uitgangspunten hebben – dat is op zich ook geen probleem – die moeilijk te overbruggen zijn. Sommige daarvan gaan we niet kunnen uitklaren. Maar als in dat overleg een vergelijk te vinden is, zijn wij altijd bereid om te lopen. In die zin blijf ik het betreuren dat wij altijd duidelijk gemaakt hebben dat we bereid zijn tot dat overleg, maar dat men toch zomaar een rechtszaak begonnen is. Dank u wel.
De heer Veys heeft het woord.
Dank u voor het bijkomend antwoord, minister. Ik kijk uit naar de lectuur van een droog Engelstalig document. Dat doen wij graag in deze commissie natuurlijk.
Ik wil wel nog kort reageren op het ideologische. Dat ging natuurlijk over het eigenaarschap. Ik stel wel nog altijd vast dat, als het gaat over crisismaatregelen, er heel snel oplossingen worden gezocht voor eigenaars en dat de huurders altijd, altijd, heel wat langer moeten wachten tot er voor hen wordt tussengekomen. Wat is het belangrijkst voor Vooruit? Dat iedereen gelijk behandeld wordt. We zien toch nog altijd een Vlaams beleid – dat is het resultaat van decennia aan keuzes – waarin huurders nog altijd minder prioritair worden behandeld dan eigenaars. We zitten nog altijd met een eigenaarsvriendelijk beleid. Op zich is dat geen slechte zaak, maar als we kijken naar het beleid, naar de monitoring, naar het in de gaten houden van de evoluties op de private huurmarkt, denk ik dat we nog heel veel stappen kunnen zetten en dat we echt wel naar een ander Vlaams woonbeleid moeten evolueren. Maar dat zal voor een andere keer zijn om dat verder te bespreken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.