Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Report
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Goeiemorgen allemaal. Minister, ik heb een vraag over het nieuwe systeem van de erfgoedpremies. In 2020 hebt u het systeem hervormd, waarbij van een vraaggestuurd premiesysteem is overgegaan naar een aanbodgestuurd systeem. Ook werd het drempelbedrag dat subsidieerbaar is, opgetrokken naar 250.000 euro.
De terechte ambitie was om wachtlijsten te vermijden en de premies te optimaliseren. De wachtlijst was immers heel sterk aangegroeid, en er moest iets gebeuren. Ondertussen is er al een tweede oproep gelanceerd door u, op 10 oktober, dacht ik. Dat is dus nog niet zo lang geleden. Daarbij zijn vijf thema’s vooropgesteld: dakrestauraties en stabiliteitswerken; kastelen en woonhuizen; impulsdossiers met focus op economische invulling van erfgoed; herbestemming en nevenbestemming van parochiekerken; hoogdringende dossiers.
De hele herwerking van de erfgoedpremies is, denk ik, een van de belangrijkste beslissingen binnen het beleidsdomein Onroerend Erfgoed. De verwachtingen zijn ook groot. We zijn allemaal benieuwd wat het effect daarvan is. In het begin is het met een nieuw systeem altijd een beetje afwachten of het wel de doelstelling bereikt.
Minister, daarom heb ik enkele vragen voor u. Hebt u de werking van het nieuwe systeem na de eerste reeks oproepen al geëvalueerd? Is ook nagegaan hoe de premieaanvragers dit nieuwe systeem ervaren? Welke bedenkingen zijn daarbij geformuleerd?
Op welke manieren werd de werking van het vernieuwde systeem aan de belanghebbenden gecommuniceerd? Welke organisaties werden daarbij betrokken?
Wat zijn de hoofdredenen waarom bepaalde dossiers uiteindelijk niet worden geselecteerd door de jury voor de definitieve ronde? Worden de dossiers die werden ingediend in de preselectieronde en uiteindelijk niet werden geselecteerd, nog verder opgevolgd, of wat gebeurt daar precies mee? Op welke manier worden de indieners daar verder van op de hoogte gebracht? Bestaat er dan vervolgens een of andere manier van verdere begeleiding om dat toch in orde te krijgen?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Schauvliege, ik dank u oprecht voor uw vragen. Ik denk immers dat die hervorming van het financieringssysteem die we een paar jaar geleden hebben ingevoerd, een van de belangrijkste scharnieren is in het nieuwe beleid dat we met Onroerend Erfgoed voeren, en dan ben ik blij dat daar ook van jullie kant aandacht voor is.
Het is inderdaad de bedoeling om het nieuwe systeem te gepasten tijde te evalueren. De eerste oproepen zijn echter pas vorig jaar gelanceerd. De preselectiefase is weliswaar al afgerond, maar we doorlopen momenteel nog volop het vervolgstadium. Conceptdossiers worden nu omgezet in concrete aanvraagdossiers, op basis waarvan ik dan de premie kan toekennen. Dat gebeurt allemaal volgens termijnen die vastliggen in de regelgeving, waarbij we in 2021 eenmalig het onderscheid maakten tussen gewone oproepen en oproepen in het teken van het relanceplan Vlaamse Veerkracht. De gewone oproepen zullen pas medio 2023 in premies resulteren. Voor de oproepen in het teken van het relanceplan is dat al eind dit jaar.
Voor een evaluatie ten gronde moet de gewone procedure minstens één keer volledig zijn doorlopen, en eigenlijk is zelfs dat nog te vroeg. De regelgeving is immers nog gloednieuw, en iedereen moet er nog aan wennen. We implementeren het oproepensysteem ook tegen de achtergrond van de afbouw van de wachtlijst voor restauratie- en erfgoedpremies, waardoor we het systeem nog niet op volle kracht kunnen uitrollen. Dit alles zou tot verkeerde percepties kunnen leiden. Het lijkt me dus van belang dat het systeem de kans krijgt om zichzelf te bewijzen alvorens conclusies te trekken.
Zoals ik al aangaf in mijn antwoord op eerdere vragen hierover ben ik alvast tevreden over de gemiddelde respons op de eerste oproepen. De eerste signalen zijn in die zin dus wel degelijk positief. Dat neemt niet weg dat we de vinger aan de pols houden en luisteren naar signalen, bijvoorbeeld van de aannemers- en architectenkoepels waarmee we strategisch overleggen, en ook de ervaringen van de oproepjury’s, die deels uit externen bestaan, blijken zeer leerrijk.
We hebben wel een aantal eerste inzichten doorvertaald in de oproepenronde van 2022. De voornaamste bijsturing betreft de scope van de nieuwe oproepen, om dossiers beter vergelijkbaar te maken. De herhaaloproep ‘Kleine totaalprojecten’ is bijvoorbeeld ontdubbeld, en elke deeloproep legt de focus op specifieke dossiercategorieën. Dat was vorig jaar niet zo, waardoor zeer uiteenlopende dossiers naast elkaar lagen. We hebben ook gesleuteld aan de dossiersamenstelling, zodat op het juiste moment de juiste stukken worden aangereikt. Het format van het conceptdossier is scherp gesteld, omdat we daar ook vanuit de sector veel vragen over kregen.
Dan behandel ik uw tweede vraag. Het belangrijkste informatiekanaal is vanzelfsprekend de website van het agentschap Onroerend Erfgoed. Die wordt nauwkeurig actueel gehouden. Daarnaast organiseert het agentschap publieke informatiesessies. Er waren vorig jaar al een aantal sessies. Dit jaar zijn die opnieuw voorzien, nog voor het jaareinde.
Nu volgt een lang antwoord op uw derde vraag. Er moet voor de duidelijkheid een onderscheid worden gemaakt tussen dossiers die door de jury onvoldoende zijn bevonden, en dossiers die uit de boot zijn gevallen omdat de vraag het beschikbare totaalbudget oversteeg.
De in 2021 gelanceerde oproepen leidden tot 104 aanvragen, waarvan er 74 door de jury als voldoende zijn beschouwd, en 47 konden worden gepreselecteerd. Met andere woorden: 75 procent van de aanvragen is goed bevonden, waarvan twee derde kon worden gehonoreerd. Dat lijken me bevredigende cijfers, in aanmerking genomen dat het over een nieuw systeem gaat en zeker de relanceoproepen korte doorlooptijden kennen.
Vier oproepthema’s waren zeer succesvol. Dat waren ‘kleine totaalprojecten’, ‘impulsdossiers met focus op economische invulling van erfgoed’, ‘erfgoed en toerisme’ en ‘restauratie van onderwijsgebouwen’. De eerste twee thema’s zijn al dit jaar hernomen, maar het zijn ook de thema’s waar het grootste aantal dossiers onvoldoende is bevonden. Ook de oproep ‘herbestemming en structurele nevenbestemming van kerken’, overigens minder succesvol, leidde tot een markant aantal onvoldoendes. Het overlopen van de argumenten voor de onvoldoendes zou ons hier te ver leiden. Ik verwijs hiervoor naar de juryverslagen. Ook hier is trouwens mijn boodschap: dit was de eerste reeks oproepen, dit is nog geen representatief moment voor algemene conclusies. Iedereen moet zich in dit nieuwe systeem nog een beetje kunnen settelen, zeker de aanvragers.
Ik breng wel graag de generieke bemerking onder de aandacht die de jury ‘herbestemming en structurele nevenbestemming van kerken’ over de output formuleerde. De jury is verbaasd over de beperkte respons op de oproep en over de beperkte kwaliteit van de dossiers. Dit zegt voor de jury niets over het maatschappelijke belang van de oproep. Wel merkt de jury op dat de indientermijn voor deze relanceoproep allicht te kort was voor het indienen van goede dossiers en dat bij een vervolgoproep – die we nu ook gelanceerd hebben – betere resultaten te verwachten zijn. Dit is dus een kinderziekte. Interessant zijn verder deze inhoudelijke bemerkingen, die ik letterlijk citeer uit de juryverslagen:
“De jury heeft ook bedenkingen bij de kwaliteit van de ingediende dossiers. Vier van de vijf beoordeelde dossiers scoorden globaal gezien ondermaats. Deze projecten kunnen allerminst een voorbeeldfunctie opnemen voor de herbestemming van andere kerken in de toekomst, noch zijn er projecten die voor enige innovatie in de erfgoedzorg zouden kunnen zorgen. Ook de kwaliteit van het concept en de uitgewerkte visie beantwoorden niet aan de verwachtingen. Het gaat dan onder meer over de link tussen de restauratieve ingrepen en de herbestemming/nevenbestemming.
De projecten scoorden doorgaans beter op het vlak van de financiële en organisatorische haalbaarheid en op de maatschappelijke meerwaarde die men tracht te creëren. Het gaat vaak over eigenaars die in samenwerking met omwonenden op zoek gaan naar een gemeenschappelijk project. Op die manier blijft de geest van de kerksite behouden en neemt de kerk opnieuw de gemeenschapsvormende rol op die ze historisch gezien altijd had.” Einde citaat.
Een belangrijk nieuw gegeven bij oproepen is dat ze ook een maatschappelijke dimensie kunnen krijgen. We verwachten niet langer altijd ‘gewone’ restauratiedossiers, maar ook dossiers die lansen breken. Deze specifieke oproep is daar bij uitstek een voorbeeld van. Ook hieraan moeten premienemers beginnen wennen en we moeten hen daar tijd voor geven.
Inzake de opvolging: alle indieners werden schriftelijk op de hoogte gebracht van de eindbeslissing, en kregen ook de jurybeoordeling mee. Vaak formuleerden de jury’s ook tips om dossiers te verbeteren die minder bevonden werden. Niet-geselecteerde kandidaten kregen de boodschap dat ze opnieuw kunnen deelnemen aan een herhaaloproep, als die geprogrammeerd is, en werden ook uitgenodigd om de alternatieve ondersteuningsmogelijkheden te verkennen. Voor een aantal dossiers biedt de erfgoedpremie volgens de standaardprocedure soelaas. Ook deze procedure hebben we hervormd, met een gevoelige verhoging van het betoelaagbare maximumbedrag.
Ondertussen is de nieuwe oproepenronde gelanceerd. Daarbij hebben we eigenlijk de meeste thema’s van de vorige ronde hernomen. Ik som ze op. Het zijn de kleine totaalprojecten, enerzijds met focus op woonhuizen en kastelen, anderzijds met focus op dakrestauraties en stabilisatiewerken; de hoogdringende dossiers; impulsdossiers met focus op de economische invulling van erfgoed; de herbestemming en structurele nevenbestemming van kerkgebouwen met ‘meervoudig gebruik’ als nieuwe categorie.
Kandidaten die willen herkansen kunnen uiteraard polsen bij de erfgoedconsulenten hoe ze hun dossier het best aanpakken. Het agentschap Onroerend Erfgoed bekijkt ook hoe kandidaten in de toekomst proactief kunnen worden gecoacht.
Ik wil nog even een korte samenvatting geven. We hebben volgens de eerste signalen een goede eerste start genomen. Er zijn natuurlijk nog wel wat leerprocessen die moeten worden doorlopen, zowel vanuit onze kant – voor de jury en dergelijke meer –, als vanuit de kant van de indieners. We moeten goed voor ogen houden wat de twee voornaamste bedoelingen waren met de volledige hervorming van het premiesysteem. Dat was eerst en vooral: meer inzetten op onderhoud. Daarvoor is het betoelaagbare bedrag van de standaardprocedure verhoogd. Ten tweede hadden we ook de intentie om indieners iets meer uit te dagen, de concurrentie iets meer te laten spelen en om hen dus ook effectief meer te laten nadenken dan puur een herstel, renovatie of restauratie zoals die er daarvoor uitzag. We willen hen ook laten nadenken over de nieuwe bestemming van erfgoed en wat ermee moet gebeuren. Die zaken zien we nu stilletjes aan groeien in die processen.
Ik ben in elk geval zeer hoopvol naar de toekomst toe, maar we blijven – en ik verwacht dat van jullie ook, samen met ons – dat van dichtbij opvolgen en eruit bijleren.
Mevrouw Schauvliege heeft het woord.
Minister, dank voor uw uitvoerig antwoord. Ik begrijp dat u zegt dat de doorlooptijd redelijk lang is. We moeten dus wachten op een echt grondige evaluatie van het volledige systeem. Maar het is wel goed dat u zegt dat als er ondertussen signalen komen van zaken die we anders moeten aanpakken of bijsturen, dat u die opneemt. Het is belangrijk dat dat meegenomen wordt en dat er ook een aantal bijsturingen zijn.
U verwijst naar de juryverslagen. Zijn die openbaar? Zijn die ergens consulteerbaar? Oké, die staan op de website. Wordt vervolgd.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister, ik begrijp uiteraard dat het nog te vroeg is voor een evaluatie ten gronde. Ik onthoud dat ervaringen uit de eerste ronde van dichtbij opgevolgd worden en verbeterd worden, dat u tevreden bent over het aantal gehonoreerde projecten en dat indieners nog een nieuwe kans krijgen. Er zijn herhaaloproepen. Dat is allemaal zeer positief.
Het systeem van de premies volgens oproep was dus in eerste instantie om de wachtlijst af te bouwen, te doen verdwijnen. Dat is zeer eufemistisch uitgedrukt. Het is normaal dat eigenaars niet te lang moeten wachten op hun premie, dat ze niet jaren op hun subsidie moeten wachten en niet jaren op een wachtlijst moeten staan. Die verhoging van de standaardpremie tot 250.000 euro zal daar ook wel voor zorgen. Die standaardpremies zijn een succes, maar kunnen die nog op tijd uitgereikt worden, zonder dat ze van de wachtlijst gaan, zoals voorzien is?
Minister Diependaele heeft het woord.
De juryverslagen staan inderdaad op de website. Die zijn daar te vinden. Wat ik daarnet niet gezegd heb – het is een beetje omfloerst in het antwoord – is dat we ook begeleiden. Als indieners ernaar vragen gaan we ook tips geven, de jury geeft ook tips. We kijken ook na hoe men het dossier kan verbeteren om bij een volgende ronde meer succes te hebben. We helpen ook. We laten de indieners niet aan hun lot over. We gaan samen op zoek. Dat is een beetje de hele nieuwe filosofie die we met het agentschap proberen te bewerkstelligen: we zijn een partner, begeleider, we doen aan klantenondersteuning, meer dan alleen maar controleren en met het vingertje wijzen. We proberen dus ook te helpen en te begeleiden.
Mevrouw Van Werde, die standaardpremies binnen de 120 dagen, dat lukt nog altijd. Voor alle duidelijkheid: het betoelaagbare bedrag is 250.000 euro. Daarvan kan een percentage worden betaald, hetzij 40 of 60 of nog meer. Maar het systeem op zich was niet bedoeld om de wachtlijst weg te werken. We hadden inhoudelijke doelstellingen met die hervorming. Eerst en vooral wilden we meer inzetten op onderhoud. Dat is een effect dat we maar binnen tien, twintig of dertig jaar gaan zien. In het oude systeem ging men heel lang wachten voor een totaalrenovatie, maar iedereen weet – bij het onderhoud van je eigen woning is dat ook zo – dat hoe langer je wacht, hoe meer die kosten oplopen. De bedoeling was nu dat mensen sneller nadenken om sneller ingrepen te doen om die kosten op lange termijn te drukken en ten tweede ook om meer uit te dagen.
Op de wachtlijst staan zeer veel dossiers die op zich wel een goede restauratie zijn voor het erfgoed. Iedereen kent er wel zulke in zijn omgeving, in mijn gemeente ook. Er wordt te weinig nagedacht over wat we daar nu mee gaan doen. Wat is het nieuwe leven dat we aan dat erfgoed willen geven? Bij het oproepensysteem is het nu wel veel meer de bedoeling om wat te gaan uitdagen. Daarnaast bouwen we die wachtlijst natuurlijk verder af.
De vraag om uitleg is afgehandeld.