Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
In de vorige legislatuur keurde de plenaire vergadering van 2015 het voorstel van resolutie betreffende de vroegtijdige detectie en behandeling van postnatale depressie goed. Daarin werd ook aandacht besteed aan het doorbreken van het taboe rond postnatale depressie. Los van het ontstaan van een postnatale depressie ervaren zwangere vrouwen en jonge moeders dat mooie verhalen rond zwanger zijn, rond moederschap toch niet altijd overeenkomen met de realiteit. Denk aan misselijkheid, slapeloosheid enzovoort.
Er waren een aantal dames – een gynaecoloog, een klinisch psycholoog, een verpleegkundige – die het boek ‘Roze wolken & tequila’ schreven, om een aantal mythes over zwangerschap en de eerste periode van het ouderschap te ontkrachten. Zij ervaarden dat er nog veel taboe bestaat rond zwangerschap en die eerste maanden na de bevalling, dat de mooie verhaaltjes die verteld worden niet altijd kloppen en er ook schaamte is omdat jonge moeders vrezen anders te zijn dan de andere moeders.
Ook de druk om kost wat kost borstvoeding te geven ervaarden ze als negatief. De vrouw moet volgens ons vrij kunnen zijn om al dan niet borstvoeding te geven zonder dat ze onder druk wordt gezet. Op de website van Kind en Gezin staat nog steeds het volgende bericht: “Je wil je kindje de best mogelijke start in het leven geven. Dat doe je met de keuze voor borstvoeding”. Verder staat er nog : “Borstvoeding is de meest natuurlijke voeding voor een kindje en er zijn weinig situaties waarbij het niet kan”. Dit voelt voor vrouwen die niet kiezen voor borstvoeding – volgens mij toch – aan als een verwijt.
Zij stellen dat ze ook tijdens de voorbereidende sessies nooit informatie kregen over hoe het er echt aan toegaat tijdens een zwangerschap en de eerste periode van het ouderschap. In hun boek vragen ze dat zwangere koppels beter ingelicht worden, dat dat taboe doorbroken wordt, zodat ze weten wat ze mogen verwachten.
In een antwoord op een eerdere schriftelijke vraag van april dit jaar antwoordde u dat de Vlaamse overheid in uitvoering van de resolutie vanaf 2022 een structureel uitbreidingsbeleid voorziet “voor bijkomend zorgaanbod rond perinatale mentale gezondheid. Om dit uitbreidingsbeleid vorm te geven, werd concrete input gevraagd vanuit het werkveld. In samenwerking met het Vlaams Expertisenetwerk Perinatale Mentale Gezondheid en de betrokken partners uit de perinatale gezondheidszorg en verslavingszorg werd in 2021 gewerkt aan een Vlaamse visie met prioriteiten ter ondersteuning van perinatale mentale gezondheid. Hierbij werd ook rekening gehouden met de evoluties binnen het” intersectorale traject “‘Naar een geïntegreerd beleid voor de eerste 1000 dagen van het kind’”, dat getrokken wordt door het agentschap Opgroeien. “Aan de hand van deze visie” en bijkomende structurele investeringen “wil Vlaanderen toewerken naar een geïntegreerd antwoord op perinatale mentale zorgnoden” van aanstaande ouders en hun kinderen. De aanbevelingen betreffen preconceptioneel beleid, zwangerschapsverlies, populatiegerichte acties, generalistische basiszorg, gespecialiseerde zorg, opleiding, onderzoek en communicatie. De komende maanden zullen we bekijken hoe deze aanbevelingen verder uitvoering kunnen krijgen.
Vandaar heb ik ook enkele vragen hierover.
Worden in de informatiesessies die door Kind en Gezin worden gegeven in kraamklinieken ook de moeilijke momenten tijdens de zwangerschap en na de geboorte meegegeven aan toekomstige ouders?
Heel wat jonge moeders ervaren heel wat druk om borstvoeding te geven en als dat mislukt, zien ze zichzelf vaak ook als mislukte moeders. Hoe staat u ten aanzien van de boodschap die Kind en Gezin meegeeft aan ouders? Moeten we niet eerder evolueren naar puur zakelijke informatie waarbij men de keuze aan jonge moeders laat zonder hen op te zadelen met een schuldgevoel?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de visie en de aanbevelingen in het geïntegreerd antwoord op perinatale zorgnoden van aanstaande ouders en hun kinderen en de implementatie ervan? Kunt u daarbij toelichting geven?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel, collega Saeys.
Kind en Gezin maakt ten aanzien van ouders het belang van hun mentaal welbevinden en van het opbouwen van realistische verwachtingen ten aanzien van ouderschap vanaf de zwangerschap bespreekbaar. In informatie voor ouders wordt al tijdens de zwangerschap stilgestaan bij hun emotioneel welzijn en de impact van de perinatale periode daarop. Zowel digitale als gedrukte communicatiedragers bevatten informatie ter ondersteuning van perinatale mentale gezondheid. Aanstaande ouders worden er bewust van gemaakt dat de kraamperiode een ingrijpende, kwetsbare en verwarrende periode kan zijn. Ze worden ertoe aangezet te praten over hun gevoelens met hun directe omgeving en professionele hulpverleners. Ook in het startgesprek dat de lokale teamleden van Kind en Gezin in het laatste trimester van de zwangerschap doen, ter individuele start van een geïntegreerd gezinstraject op maat, worden aanstaande ouders daarop attent gemaakt. Ouders worden daarnaast ook gesensibiliseerd over het belang van het toelaten van een steunend netwerk ter ondersteuning van hun ouderschap. De kraamkaartjes die Kind en Gezin ter beschikking stelt, stimuleren ouders en hun omgeving tot het vragen en aanbieden van ondersteuning van diegenen door wie men zich graag laat omringen.
Ik kom dan bij uw tweede vraag over borstvoeding. Dat het geven van borstvoeding talrijke gezondheidsvoordelen heeft voor zowel het kind als de moeder, daar bestaat eigenlijk geen twijfel over. Heel wat wetenschappelijk onderzoek bevestigt het belang van borstvoeding. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) adviseert zelfs uitsluitend borstvoeding tot 6 maanden en daarna, naast het starten van bijvoeding, borstvoeding verder te zetten tot minstens 2 jaar. Kind en Gezin heeft de taak om ouders correct te informeren, rekening houdend met die wetenschappelijke bevindingen en de adviezen van de WHO, zodat zij een geïnformeerde keuze kunnen maken rond borstvoeding.
Kind en Gezin informeert daarbij wel niet enkel over het belang van borstvoeding, maar ook over de mogelijke obstakels daarbij, net om het rozewolkverhaal te voorkomen. Op de website en in de brochure ‘Borstvoeding’ staat informatie over mogelijke problemen bij borstvoeding en in de magazines komen getuigenissen van moeders aan bod die vertellen over hun ervaring en de problemen die ze ondervonden. Op de website staat, inzake de keuze voor borstvoeding, ook expliciet de tekst: “Laten we stoppen met elkaar druk op te leggen.”, waarbij de nadruk gelegd wordt op het feit dat ouders een keuze kunnen maken waar ze zich goed bij voelen. Die tekst kan misschien inderdaad meer zichtbaar geplaatst worden.
Het blijft natuurlijk belangrijk dat jonge moeders daar zelf een keuze in maken en zich zeker niet mislukt hoeven te voelen als het geven van borstvoeding niet lukt of als ze om een of andere reden geen borstvoeding wensen te geven. Dat is inderdaad een eigen keuze waarover we geen enkel waardeoordeel moeten maken, en zeker ook niet vanuit Kind en Gezin. Ik heb daarom ook aan Kind en Gezin gevraagd om de inhoud op de website hierop te screenen en ook voldoende aandacht te geven aan deze emoties bij jonge moeders. Hoe dan ook respecteert Kind en Gezin steeds de keuze die ouders maken en de medewerkers ondersteunen alle ouders ongeacht de voeding die ze aan hun kind geven. Dat spreekt voor zich.
Tot slot, uw derde vraag. De aanbevelingen uit het rapport met aanbevelingen tot de Vlaamse visie en prioriteiten ter ondersteuning van de perinatale mentale gezondheid die onder Vlaamse bevoegdheid ressorteren, werden begroot in samenwerking met de betrokken agentschappen Opgroeien en Zorg en Gezondheid en ons Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (DWVG). De overeenkomstige kostenramingen vormen de basis om de aanbevelingen om te zetten in concrete acties en die nu stapsgewijs tot uitvoering te brengen in de komende maanden.
Met betrekking tot aanbevelingen die onder federale bevoegdheden ressorteren, vond reeds overleg plaats met de betrokken federale instanties, in het bijzonder het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), de FOD Volksgezondheid en het kabinet van de minister van Volksgezondheid. Onder coördinatie van het agentschap Opgroeien worden die bilaterale contacten ook verdergezet, om duidelijk te krijgen welke inspanningen de federale overheidsdiensten hierrond complementair kunnen opnemen.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik ben heel blij, want ik denk dat – als we dan toch spreken over de invloed van parlementair werk – de resolutie van 2015 toch wel heel wat in gang heeft gezet omtrent perinatale geestelijke gezondheid.
Ik ben alleszins blij dat u contact hebt opgenomen met Kind en Gezin. U hebt het heel mooi theoretisch verwoord, maar ik denk dat heel veel vrouwen – hier ook in de commissie – zullen beamen dat dat in de praktijk vaak niet zo verloopt, dat er nog altijd heel veel druk wordt ervaren om borstvoeding te geven, en dat dat inderdaad een schuldgevoel met zich meebrengt. De vrije keuze moet steeds centraal staan. Ik denk dat we die boodschap meer naar voren moeten schuiven. Het klopt, wetenschappelijk staat het buiten kijf. Dat is de informatie die je ook moet meegeven. Maar de vrije keuze mag toch iets meer naar voren geschoven worden. Dus ik ben blij dat u dat alleszins al doorgegeven hebt.
Wat betreft de stand van zaken van de visie, ik ga daar ook nog eens een schriftelijke vraag over stellen, om daarover toch meer in detail informatie te krijgen, omdat u daar nu eigenlijk heel vaag over spreekt. Maar dat zal ik inderdaad schriftelijk opvragen.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Hierbij wil ik mijn steun betuigen aan collega Saeys.
Ik denk dat de wetenschap hier inderdaad heel duidelijk is. Borstvoeding heeft zeker en vast haar duidelijke meerwaarde en haar positieve effecten. Ik denk dat dat buiten de discussie staat. Maar de vrije keuze blijft zeer belangrijk.
Een paar jaar geleden is de balans toch een beetje doorgeslagen met de druk op borstvoeding. Vrouwen, jonge moeders die geen borstvoeding gaven, kregen echt wel een stempel van slechte moeder. Ik denk dat dat besef nu ook bestaat, dat dat dus absoluut geen goede zaak is, als vrouwen een schuldgevoel krijgen, omdat ze geen borstvoeding geven om gelijk welke reden. Het is de keuze die belangrijk is. Ze moeten goed geïnformeerd zijn. Ik denk dat dat belangrijk is, zoals in alles wat met zwangerschap en perinatale gezondheid te maken heeft. Goed geïnformeerde moeders, goed geïnformeerde vaders kunnen dan een duidelijke keuze maken, maar, zoals gezegd, de keuze blijft hier zeer belangrijk, zodat moeders, in de omstandigheden waarin zij hun verder beroepsleven of hun verder gezinsleven moeten uitbouwen, die keuze voor borstvoeding al dan niet kunnen maken.
Minister Dalle heeft het woord.
Heel kort. Ik ben zeer bescheiden over dit thema – ik heb wel wat ervaringsdeskundigen in mijn omgeving, ook bij mij thuis – maar uiteraard ben ik helemaal akkoord met de twee tussenkomsten. Ik denk dat het wetenschappelijke luik helder is, maar dat we evengoed respect moeten hebben voor gelijk welke keuze, dat we daar ook geen waardeoordeel over moeten vellen. We gaan, zoals gezegd, ook vragen aan onze diensten om dat nog eens goed na te gaan, dat dat op de juiste manier gebeurt en op een manier die niet stigmatiserend werkt, die op geen enkele manier onnodige druk legt. Dat willen we inderdaad tegengaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.