Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het tekort aan plaatsen voor anderstalige nieuwkomers
Report
De heer Laeremans heeft het woord.
Op dinsdag 11 oktober trokken Antwerpse OKAN-leraren en -coördinatoren (onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers) aan de alarmbel wegens het nijpend tekort aan plaatsen voor anderstalige leerlingen in Antwerpen en bij uitbreiding heel Vlaanderen. Ondanks de recente capaciteitsstijging in Antwerpse scholen van 1000 naar 1700 plekken, zitten de OKAN-klassen er vol. Door de toename van het aantal anderstalige leerlingen en het capaciteitstekort, blijft de wachtlijst aangroeien. Hierdoor zouden in Antwerpen meer dan 200 migranten op leerplichtleeftijd tussen 12 en 18 jaar gewoon maar wat doelloos thuis zitten of buiten rondhangen. Ook in Brussel is OKAN al volledig volzet.
Volgens de sector is er dringend nood aan extra ondersteuning, mede door de enorme taalverscheidenheid binnen de doelgroep, en door andere problemen die deze leerlingen vaker met zich mee naar de klas brengen.
De druk op OKAN heeft ook een grote impact op het gewone onderwijs. Anderstalige leerlingen worden voorbereid om door te stromen naar een gewone klas. Indien men in de OKAN-klas door capaciteitsdruk en tekortschietende ondersteuning minder kwaliteitsvol kan werken aan kennis en vaardigheden van de Nederlandse taal, dan moeten de leerlingen ofwel er langer in blijven, maar dan blijft de wachtlijst aangroeien, ofwel worden ze doorgesluisd naar het gewone onderwijs zonder voldoende Nederlands te kennen. De facto wordt uit nood vaak voor die laatste oplossing gekozen.
Het is dus enorm nefast dat daardoor leerlingen die amper Nederlands kennen, sneller in het gewone circuit terechtkomen. Dat heeft immers grote gevolgen voor de algemene onderwijskwaliteit. De facto stromen leerlingen uit OKAN vaak naar de meer praktijkgerichte richtingen, dus vooral naar het bso. Dat is nu net de onderwijsvorm waar de algemene niveaudaling het duidelijkst is, en waar sowieso al veel leerlingen met verhoogde zorgnoden zitten. Recent Vlaams peilingsonderzoek voor het vak Project Algemene Vakken (PAV) in de derde graad bso, toonde dat slechts een op de drie leerlingen de eindtermen voor begrijpend lezen, luisteren en rekenen haalt. Dat betekent dat twee derde van de leerlingen die afstuderen in het bso, onvoldoende kennis en vaardigheden heeft om essentiële informatie uit een tekst te halen, of om basisberekeningen te maken. Dit zorgt ook voor een grote werkdruk voor de leraren. Het helpt dus zeker niet om het beroep aantrekkelijker te maken. Leraren in het gewone onderwijs zijn daar ook niet toe opgeleid, om die anderstaligen extra te begeleiden.
Vandaar de volgende vragen. Hoe evalueert u deze kwestie en de bezorgdheden van OKAN-leraren en -coördinatoren?
Hebt u zicht op de Vlaanderenbrede omvang van het capaciteitstekort? Hoeveel anderstalige jongeren staan er in Vlaanderen thans op een wachtlijst, en zitten bijgevolg dus gewoon thuis?
Hebt u hieromtrent al overleg gehad met de onderwijsverstrekkers en/of specifieke vertegenwoordigers van het OKAN-onderwijs? Indien neen, wanneer komt dat dan? Indien ja, wat waren hier de conclusies?
Welke eventuele initiatieven zal de minister nemen om tegemoet te komen aan deze problemen?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik wil de heer Laeremans zeer bedanken voor het feit dat ik mijn vraag verleden week mocht uitstellen.
Mijnheer Laeremans heeft het probleem al geschetst. We staan voor grote uitdagingen. We hebben alle kinderen die hier in België, in Vlaanderen, zijn aangekomen door de Oekraïnecrisis. Daarnaast zie je dat er vandaag ook een instroom is van mensen op zoek naar bescherming – er zijn conflicten in heel de wereld, vrees ik. Daar zitten ook kinderen tussen, en die kinderen hebben recht op onderwijs.
Ondanks de spoeddecreten die scholen extra middelen en mogelijkheden gaven – dat mag wel gezegd – om anderstalige nieuwkomers op te vangen, staan er nog steeds leerlingen op de wachtlijst. Ik wil heel concreet naar het Antwerpse voorbeeld verwijzen, omdat daar natuurlijk ook een grote groep kinderen aankomt. Daar werden vorig jaar en dit jaar zevenhonderd extra plaatsen gecreëerd. Dat is niet niets, met dank aan de schoolbesturen en mijn collega Jinnih Beels, maar natuurlijk ook uw middelen, minister. Toch blijft het tekort aan plaatsen voor anderstalige leerlingen in Antwerpen, en bij uitbreiding Vlaanderen, nijpend.
Momenteel staan er in Antwerpen – ik heb de laatste cijfers nog eens opgevraagd – nog bijna driehonderd nieuwkomers tussen 12 en 18 jaar op de wachtlijst. Die zitten inderdaad thuis, zonder enig vooruitzicht. Naar schatting zal de wachtlijst aangroeien tot vierhonderd leerlingen tegen december. De scholen geven aan dat er dringend nood is aan extra ondersteuning.
Dit is zeer problematisch, want hun recht op onderwijs wordt geschonden. De leerplicht geldt vanaf de zestigste dag na inschrijving in het vreemdelingenregister of het bevolkingsregister. Ook het Verdrag inzake de rechten van het kind zegt dat dat recht op onderwijs nooit geschonden mag worden. Maar wat als er nergens plaats is?
De druk zal niet afnemen. Veel OKAN-leerlingen stromen na hun OKAN-jaar ook door naar diverse studierichtingen in het secundair onderwijs. In Antwerpen verwachten ze dat op basis van de huidige cijfers er volgend schooljaar vijfhonderd extra leerlingen – dat is toch echt serieus – zich zullen willen inschrijven in het regulier onderwijs, vaak naar arbeidsgerichte studierichtingen. Of ze dan een plaats zullen vinden, is nog maar de vraag, want begin dit schooljaar stonden ook al leerlingen op de wachtlijst voor die studierichtingen. Een wachtlijst die dus alleen maar dreigt aan te groeien, wat niet alleen een impact zal hebben op gewezen OKAN-leerlingen, maar ook op alle andere leerlingen.
Daarom, in een eerste ronde, de volgende vragen, minister. Waar ziet u nog mogelijkheden om extra plaatsen te creëren? Bent u bereid om, samen met minister Somers, te bekijken hoe lokale besturen kunnen worden versterkt, zodat het recht op onderwijs voor deze kinderen kan worden gewaarborgd?
Houdt u rekening met de nood aan extra capaciteit die in het reguliere onderwijs nodig zal zijn vanaf volgend schooljaar door de doorstroom van gewezen OKAN-leerlingen? Hoe zult u daar werk van maken?
Minister Weyts heeft het woord.
Dit is natuurlijk te wijten aan de instroom van een heel grote groep Oekraïense vluchtelingen, die de druk op het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers serieus vergroot heeft. We hebben daarom een reeks van noodmaatregelen genomen, om het onderwijsveld maximaal te ondersteunen in het opvangen van deze crisis.
Er bestaan drie sporen, in concreto, voor het opvangen van de Oekraïense kinderen en jongeren. Dat zijn, één: de opvang in de klas, waarbij je eigenlijk gewoon probeert die leerlingen te absorberen in de bestaande klassen. Het tweede spoor is dan de opvang in aparte klassen, in OKAN-klassen. Drie is via huisonderwijs, en dat kan individueel of collectief zijn. Collectief, dan spreek je vooral over onderwijs georganiseerd in zogenaamde nooddorpen.
Wat we van in het begin gedaan hebben, is proberen het voor schoolbesturen zo eenvoudig mogelijk te maken om OKAN-onderwijs te organiseren, of extra capaciteit te voorzien. Schoolbesturen kunnen heel flexibel OKAN programmeren. Vroeger was er een soort goedkeuringsprocedure. Dat is eigenlijk vervangen door een meldingsprocedure. Men moet gewoon melden aan het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) wanneer een nieuwe vestigingsplaats in gebruik wordt genomen.
Twee: we hebben gezorgd voor extra middelen, met het nooddecreet dat u gestemd hebt. We hebben er ook voor gezorgd dat de teldag begint te lopen vanaf het moment dat een leerling instroomt, wat toch redelijk uitzonderlijk is. We hebben daarvoor de toestemming van Begroting gekregen. Er is dus geen vaste teldag. Vanaf de dag dat de leerling binnenkomt, tikt die aan op de financiering.
Drie: we hebben ook mogelijk gemaakt dat, gelet op het lerarentekort, de nodige flexibiliteit werd geboden, in die zin dat ook voor OKAN de ratio geldt dat niet-ingevulde lerarenuren kunnen worden omgezet in punten, wat in concreto betekent dat, wanneer men geen leraren vindt, de middelen die voor de betrokken leraar voorzien waren, kunnen worden ingezet om andere profielen aan te werven, zonder lerarendiploma. We maken ook hier van de nood een deugd. We hebben ook mogelijk gemaakt dat de vervolgcoaches eenvoudig kunnen worden ingezet in het OKAN-onderwijs.
Hierdoor hebben we maximaal flexibiliteit en ondersteuning gegeven. Dat heeft mogelijk gemaakt dat, als je vergelijkt sinds het begin van het schooljaar, we zevenhonderd extra plaatsen op zo’n korte tijd hebben kunnen creëren. Dat is dankzij een goede samenwerking, en dan vooral met het Antwerpse stadsbestuur. We hebben hierbij echt aan één zeel getrokken, zoals we dat ook doen met het buitengewoon onderwijs, en soms gaat dat over heel concrete dossiers, waarover we op kabinetsniveau met elkaar proberen samen te werken. Ik stel vast dat er ook buiten Antwerpen stappen werden gezet om capaciteit te creëren, waarvoor evenzeer grote dank.
Maar dat maakt dat ik toch moet vaststellen dat de vraag nog groter is dan het verruimde aanbod dat we gecreëerd hebben. Dat maakt dat – binnen de werkingsgebieden van de lokale overlegplatformen (LOP’s) – momenteel zo’n 250 leerlingen op een wachtlijst staan. Meer dan 200 van deze leerlingen staan op een wachtlijst in de stad Antwerpen, al moet ik daar nuanceren, want er zullen daar ongetwijfeld dubbeltellingen bij zitten. De scholenaggregatie van die diverse wachtlijsten is niet uitgezuiverd. Waarschijnlijk is dat cijfer in de realiteit dus een beetje lager.
Maar ik ben het met u eens dat het betreurenswaardig is dat het leerrecht van sommige jongeren geschonden is, ook al is dat beperkt in aantal, dat maakt niet uit. Dat is een manco, want ook zij hebben het recht om te leren, en om ook zo snel mogelijk goed Nederlands te leren. Precies daarom gaan mijn kabinet en administratie constant in overleg met, vooral, vertegenwoordigers van de stad Antwerpen. Dat is natuurlijk omdat daar veel Oekraïners zijn. We hebben opnieuw het effect van in het begin. Wat bedoel ik daarmee? Bij de start van de Oekraïnecrisis ging de grote flow richting Antwerpen, eenvoudigweg omdat daar een historisch gegroeide grote gemeenschap bestaat. Vervolgens had ik er bij de toewijzing vanuit Brussel op aangedrongen dat bij de verdeling van Oekraïners vanuit een spreidingslogica en sturend zou worden opgetreden. Maar dat is nu de facto ook verlaten, met als gevolg dat men opnieuw preferentieel richting Antwerpen gaat. Dus de nieuwe instroom zie je ook richting Antwerpen gaan.
Wel even terzijde: de cijfers stabiliseren. Op een bepaald moment in oktober, begin deze maand, was er voor het eerst een daling in het aantal inschrijvingen van Oekraïense kinderen en jongeren in ons onderwijs. Vervolgens was er weer een lichte stijging, maar het stabiliseert nu rond het cijfer van 7200. Misschien dat het de volgende weken weer stijgt. Er zit daar altijd een ‘delay’, een uitgesteld effect, op. Dat is ook de logica zelve. De eerste prioriteit van ouders in een vluchtelingenstroom is niet om, vanaf dag een dat ze hier toekomen, hun kinderen in te schrijven in het onderwijs. Men heeft wel andere praktische beslommeringen. Daar zit dus altijd wel een uitgesteld effect op. Vandaar dat ik een beetje een slag om de arm hou, maar ik geef jullie voor alle openheid die data mee.
We bekijken wel, vooral met de stad Antwerpen, hoe we extra capaciteit kunnen creëren. Recent zit men daar opnieuw rond samen. Over de uitkomst van dat overleg kan ik nog niet vooruitlopen, maar ik kan u geruststellen: we zijn ons wel degelijk bewust van de precaire situatie, vooral in Antwerpen. Daarom ook dat de lijnen zeer kort zijn, en de samenwerking goed. Maar we kunnen op het terrein ook maar doen wat we kunnen. Zevenhonderd extra plaatsen creëren op zo’n beperkte oppervlakte, dat is niet niets.
Ik kom tot de vraag naar een beleidsdomeinoverschrijdende aanpak om het recht op onderwijs bij anderstalige nieuwkomers te garanderen. Ik denk dat Jinnih Beels het nog maar net in de pers had over het aanbieden van taaloefenkansen buiten het reguliere onderwijs. Je verwijst ongetwijfeld daarnaar. Ik ben het daarmee volledig eens, want hoe meer taaloefenkansen hoe beter. Zo’n beleidsdomeinoverschrijdende aanpak kan ik alleen maar toejuichen.
We hebben daarvan ook concrete voorbeelden, zoals de samenwerking tussen Onderwijs en het Agentschap Binnenlands Bestuur voor de ondersteuning van zomerscholen. Daar hebben we dat concreet gerealiseerd. Dat hebben we ondertussen ook decretaal verankerd. Volgens dit decreet moeten leerlingen niet in een school zijn ingeschreven om aan een zomerschool te kunnen deelnemen. Dat is dus een goede illustratie. Ik wil wel even een kanttekening maken. Een zomeraanbod, of welk taalstimulerend aanbod ook, kan nooit een vervanging zijn van een gewoon, regulier onderwijsaanbod. Het verstrekken van onderwijs blijft de verantwoordelijkheid van de school. Een informeel taalaanbod kan complementair zijn aan OKAN, maar ook niet meer dan dat.
Wat de doorstroom van anderstalige nieuwkomers naar het reguliere onderwijs betreft, moet ik erop wijzen dat gewezen anderstalige nieuwkomers op het vlak van Nederlands ook extra ondersteund worden in het reguliere onderwijs. Het is niet zo dat ze, eenmaal ze uitstromen uit de OKAN-klas, totaal worden losgelaten. Er zijn ook de vervolgschoolcoaches, die zorgen voor de ondersteuning, begeleiding en opvolging van gewezen anderstalige nieuwkomers in het vervolgonderwijs. Daarnaast beschikken scholen over verschillende instrumenten om de Nederlandse taalvaardigheid van hun leerlingen te versterken, zoals het organiseren van flexibele trajecten, het aanbieden van inhaallessen en de mogelijkheid om voor elke leerling maximaal drie uur extra Nederlands boven op de lessentabel te organiseren.
Iets anders is het capaciteitstekort in het regulier secundair onderwijs, waar gewezen anderstalige nieuwkomers mogelijk mee geconfronteerd worden eens zij het onthaaljaar verlaten. Op basis van de prognoses die we hebben via de capaciteitsmonitor – de vooruitblik in de toekomst – worden er dan ook extra capaciteitsmiddelen voorzien. Voor de periode 2019-2022 is er aan de stad Antwerpen maar liefst 29 miljoen euro toegewezen. 29 miljoen euro voor drie jaar. Ondertussen hebben we op het niveau van de Vlaamse Regering beslist om 180 miljoen euro aan capaciteitsmiddelen voor de begrotingsjaren 2022 tot en met 2024 geografisch te verdelen. Uiteraard is daar ook een grote hap voorzien voor Antwerpen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw uitgebreide antwoord. U geeft een aantal cijfers, en dat is wel interessant. U zegt dat die stabiliseren op een 7200. Maar is dat Vlaanderenbreed? Of is het alleen in Antwerpen en Brussel dat het probleem zich stelt, en is de rest een beetje verwaarloosbaar? U praat vooral over Oekraïners. Bedoelt u daar nu mee dat – stel dat je de Oekraïners uit het totaalaantal zou weglaten – we anders geen tekort zouden hebben? Of zijn er grote groepen vanuit andere landen die de laatste jaren ook instromen? Kunt u dat een beetje specificeren?
Hebt u zicht op de terugkeer? Ik ken toch Oekraïners – ik heb er zelf aan lesgegeven – waar de heimwee een beetje te sterk werd, en die dan zijn teruggekeerd. Een groot deel van Oekraïne is relatief veilig. Ik kan dat dus begrijpen. U zegt dat het stabiel blijft, maar het zou me verbazen dat er niet wat meer mensen terugkeren, gezien de situatie, en omdat dat allemaal zeer lang duurt.
En dan nog een vraag: hoe zit het met die lessen in die nooddorpen? Dat zijn meestal Oekraïners die lesgeven in het Oekraïens, als ik het goed begrijp. Zit daar ook een vorm van OKAN tussen om Nederlands te leren? Hoe loopt het daar? We hebben maar twee nooddorpen, dacht ik, in Gent en Mechelen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister. Ik snap uiteraard dat er, gezien de grote instroom aan Oekraïners, noodmaatregelen nodig waren. We hebben dat decreet ook gesteund, onder andere die mogelijkheid om, wanneer je geen leerkracht vindt, uren om te zetten naar andere soorten personeelsleden, om ervoor te zorgen dat er toch iemand voor de klas staat, want ook het lerarentekort laat zich natuurlijk heel erg voelen als het gaat over OKAN-onderwijs.
Ik hoef natuurlijk niet uit te leggen dat dat niet ideaal is. OKAN is een zeer specifieke vorm van onderwijs. Het gaat over snelle taalverwerving, dus is het eigenlijk niet zo gezond dat je daar om het even wie voor de klas zet. Het betekent ook dat de klassen vaak groot zijn. Het zet druk op het leerproces. Nood breekt wet, dat snap ik, maar dat is toch geen ideaal scenario.
Bovendien zal er op een dag een eind komen aan die noodmaatregelen. Ik heb het nog eens gecheckt. Voorlopig staat erin dat die spoeddecreten blijven gelden zolang de Oekraïners recht hebben op dat tijdelijk statuut, en in het kader daarvan is er inderdaad heel veel financiering bijgekomen, zijn er extra mogelijkheden. Maar het gaat natuurlijk niet enkel over Oekraïners.
En ik wil nog eens in de verf zetten, voor alle duidelijkheid, dat het niet enkel over Antwerpen gaat. Het gaat ook over Brussel. We hebben hier ook schepenen die aan de alarmbel trekken, omdat – en daar volg ik u volledig – de spreiding van Oekraïners niet echt van een leien dakje loopt, en dat het weer de grootsteden zijn die daar meer dan hun verantwoordelijkheid nemen. De lokale besturen doen echt het uiterste, maar het blijft toch niet gemakkelijk.
Bovendien zijn er nu een aantal nooddorpen opgericht, waar Oekraïense kinderen vaak school volgen. Maar ook daar zullen die leerlingen op een bepaald moment kunnen doorstromen naar het reguliere onderwijs in de buurt. Bent u ook met de verschillende gemeenten waar een nooddorp is, aan het kijken hoe die doorstroom georganiseerd wordt, wanneer die doorstroom georganiseerd wordt? Is er eigenlijk al zicht op wanneer dat specifieke onderwijs in die nooddorpen ten einde komt?
Ik denk dat we voorbij die noodmaatregelen toch eens moeten nadenken over een meer structurele aanpak van het OKAN-onderwijs, waarbij je naar een mechanisme gaat waar de capaciteit meegroeit met de noden, ook als het gaat over financiering. Hoe staat u daartegenover?
En misschien nog een laatste vraag. De realiteit is gewoon dat er zo’n gebrek is aan capaciteit: 300 leerplichtigen op de wachtlijst in Antwerpen. Maar in Brussel zijn het er ongetwijfeld ook zeer veel. Die zitten dus op dit moment thuis. In Antwerpen proberen ze een soort van alternatief aanbod, of een dagaanbod te creëren via jeugd- en vormingspartners, zodat die kinderen tenminste nog iets bijleren. Bent u bereid om ook daar eens met uw collega’s te kijken – de collega’s van Jeugd, van Welzijn – of daar ook geen extra middelen kunnen worden vrijgemaakt?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ook onze fractie betreurt natuurlijk de wachtlijsten. Ook wij vinden het belangrijk dat anderstalige nieuwkomers zo snel mogelijk een plekje vinden in het onthaalonderwijs. Onthaalonderwijs – dat hebben we al gezegd – staat garant voor een snelle taalverwerving. Dat is natuurlijk van essentieel belang voor de anderstalige nieuwkomers. Vanuit onze fractie staan we dus volledig achter de OKAN-werking, niet alleen in Antwerpen, maar ook in Brussel, zoals mevrouw Goeman ook terecht aanhaalde. Die OKAN-werking in Brussel is belangrijk voor het behoud en de versterking van het Nederlandstalige karakter van onze hoofdstad. Hoe groter en vlotter de instroom van anderstalige nieuwkomers in het Vlaamse onderwijs gaat, hoe meer en beter Nederlands gesproken zal worden in onze hoofdstad.
Het is hier al gezegd geweest, en dat was ook de aanleiding van de vraag: we kunnen niet om die Oekraïnecrisis heen. Het heeft de druk op de OKAN-werking nog verhoogd. Gelukkig is men niet bij de pakken blijven zitten, en zijn er nooddecreten gestemd geweest. Ik ben ook blij dat de collega’s dit positief onthalen. Er is echt wel werk van gemaakt. Ik zal niet opnieuw ingaan op de details van die decreten. De minister is er al op ingegaan.
Er werd specifiek verwezen naar de case Antwerpen. Ik denk dat het duidelijk is dat Antwerpen met die maatregelen aan de slag is gegaan, dat men heel wat inspanningen geleverd heeft, dat men aan capaciteitsuitbreiding gedaan heeft, zevenhonderd plaatsen, als ik het goed voorheb. Maar de situatie blijft er nijpend. Uiteraard betreuren wij dat. Het is in het belang van de anderstalige nieuwkomer, alsook in het belang van de samenleving in het geheel, dat die wachtlijsten zo snel mogelijk worden weggewerkt.
Daarom vinden we het met onze fractie een goede zaak dat de minister een goede lijn heeft met de stad Antwerpen, dat hij al in overleg gegaan is om te kijken wat er nog bijkomend gedaan kan worden. We kunnen dat alleen maar aanmoedigen. Wij hopen, net zoals de andere collega’s hier, dat er zo snel mogelijk een werkbare oplossing uit de bus komt.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen, collega’s. Minister, elk kind verdient een plek in het onderwijs. Dan is het schrijnend dat er leerlingen zijn – tweehonderd in Antwerpen – die nergens een plaats vinden. U verwoordt het heel mooi: het leerrecht van de leerlingen wordt geschonden. Ook al is dat maar een beperkt aantal, toch moeten we er alles aan doen om dat te voorkomen. Het is een manco.
Ik onderschrijf ook het verhaal dat u bracht over de zomerscholen en het extra aanbod dat er komt na school. Ik denk dat we er toch alles aan moeten doen om, ook tijdens de lesuren, op school, te garanderen dat OKAN-leerlingen geholpen worden.
Het gaat om extra kwetsbare kinderen. Ik verwijs toch graag, minister, naar de vraag die ik stelde in de commissie op 11 maart 2022. Vandaag hebben we het over Antwerpen, in een meer stedelijke context, maar ik verwijs graag nog eens naar de ondergrens die gehanteerd wordt bij het toekennen van extra middelen en lesuren voor OKAN-onderwijs in het basisonderwijs.
Begin dit jaar stelde ik de vraag of het niet mogelijk was om te werken met een procentuele grens, zodat er ook meer garantie was op een gelijke behandeling van alle kanten voor het recht op ondersteuning om het Nederlands aan te leren. Het is zo, collega’s, dat scholen in het basisonderwijs pas extra middelen krijgen vanaf de zesde leerling. Het tikt dus pas aan vanaf de zesde leerling. Ik krijg daar echt wel vragen over.
U gaf toen aan, minister, te gaan onderzoeken wat dit budgettair betekende. Vandaar mijn concrete vraag: zijn daar al stappen in ondernomen?
Minister Weyts heeft het woord.
Mevrouw Vandromme, stappen ondernomen in …?
In het onderzoek. Ik had een vraag gesteld over de ondergrens, om die niet vast te leggen op zes leerlingen, maar procentueel te leggen, en toen gaf u aan dat u die parlementaire vraag budgettair ging aftoetsen.
Ah, dat zal ik moeten nagaan. De vraag gaat dus over waar de problematiek zich stelt, daar komt het eigenlijk op neer.
Neen, het gaat over het basisonderwijs, en de vraag is: kunnen we daar geen procentueel verhaal van maken, in plaats van enkel middelen te geven vanaf de zesde leerling, omdat dit op het terrein toch heel uitdrukkelijk de vraag is? Maar dat ligt meer in een landelijke context.
Dat zal ik inderdaad moeten hernemen, de budgettaire consequentie die daaraan vasthangt.
Maar terugkerend naar dit verhaal, is het enkel in Antwerpen? Neen, enkel in Antwerpen spreken we over een wachtlijst van meer dan 200 leerlingen, opnieuw met die nuance van dubbeltelling. Maar het verhaal is inderdaad ruimer, wat de rest van Vlaanderen betreft. Maar daar stelt het probleem zich veel minder. We gaan uit van ongeveer 250 leerlingen in Antwerpen, dus de ruimere regio van Antwerpen, en een vijftigtal in de rest van Vlaanderen. Voor de volledigheid, Antwerpen is veruit de top, en dan komen Aalst en Oostende. Dat zijn de twee andere regio’s die dan het grote deel vertegenwoordigen van die 50 die op een wachtlijst staan.
Herinner u ook de discussie, of de onduidelijkheid, die er aanvankelijk was met betrekking tot de telling vanaf dag 1, de discussie over – mevrouw Goeman zal zich dat nog herinneren – de flexibiliteit die werd ingevoerd voor het tellen van elke instromende leerling vanaf dag 1, en of die enkel zou gelden voor Oekraïense leerlingen, dan wel voor alle leerlingen. Ik heb dat verduidelijkt: dat is voor alle leerlingen. Dat systeem heeft er wel toe bijgedragen dat het voor de scholen interessanter geworden is om die wachtlijst te doen verminderen, en dus leerlingen te laten instromen, vermits ze niet langer financieel gestraft werden voor het ontvangen van zulke leerlingen.
Dat moet ik misschien ook meegeven: de flexibiliteit die we hebben ingevoerd, heeft ook toegelaten om Oekraïense leerkrachten aan het werk te zetten. Die mogelijkheid die we boden om lerarenuren om te zetten, en zo andere profielen te kunnen aanwerven, is ook dienstig geweest om hier en daar Oekraïense leerkrachten te kunnen aanwerven, want er was aanvankelijk – en dat is nog altijd zo – ook wel een moeilijkheid om de waarachtigheid van het diploma na te gaan van diegenen die pretenderen een Oekraïense leerkracht te zijn. Het National Academic Recognition Information Centre (NARIC) wordt daarover overstelpt met vragen.
Anderzijds is het soms ook moeilijk om het Oekraïense ministerie van Onderwijs te bereiken. Ook daar moet ik zeggen dat dat een permanent probleem is, dat we ook hier met de Oekraïense ambassade ondervinden. Het is zeer moeilijk communiceren, zowel met de ambassade als met Kiev. Dat stelt ons toch voor enkele praktische problemen voor kwesties als het organiseren van afstandsonderwijs, kwesties rond de attestering. Worden alle attesten, van een leerjaar bijvoorbeeld, of zelfs van een diploma van het Nederlandstalig onderwijs, ook erkend door het Oekraïense ministerie van Onderwijs? Kunnen we aan ouders hier zeggen dat dit wel degelijk meetelt in het curriculum, wanneer ze teruggaan naar Oekraïne? Daar is soms nog wat onduidelijkheid over. Moeten bepaalde kinderen of jongeren dat jaar overdoen wanneer ze terugkeren, of wordt dat erkend door het Oekraïense ministerie? Dat zijn wel discussies die nog niet altijd zijn opgehelderd.
Wat betreft de nooddorpen, ze verschillen in die zin dat in Mechelen eigenlijk de ratio is dat het gaat om tijdelijke opvang. Dat is een doorstroom, waardoor ook het onderwijsaanbod daarop geënt is, namelijk op het voorzien van een basispakket Nederlands. Vervolgens stromen die leerlingen door naar het reguliere onderwijs. In Antwerpen is de aanpak tweeërlei. Het gaat er enerzijds om het faciliteren van afstandsonderwijs, en daarvoor ook de nodige lokalen aan te bieden. Maar ook daar zorgt men er wel voor dat – wanneer jongeren afstandsonderwijs volgen, en dus bediend worden vanuit Oekraïne – zij ook nog altijd een pakket Nederlands additioneel krijgen. Het andere kanaal is een nieuwe vestigingsplaats. In Antwerpen, op linkeroever, is er een nieuwe school bijgekomen, met een nieuwe vestigingsplaats van een bestaande school.
Iets anders is, ook in dezen, mevrouw Goeman – ik zal er u mee blijven ‘haunten’ – dat de flexi-jobs hier echt een goed alternatief zouden bieden om mensen – al was het maar voor enkele uren, additioneel aan hun pensioen of hun bestaande job – in te zetten, om die nood te lenigen. Want er zijn zeker veel mensen met een warm hart, die bereid zouden zijn om daarvoor in te springen, maar niet als ze daarvoor fiscaal worden afgestraft, of op hun pensioen worden afgestraft. Dus zouden die flexi-jobs toch enig soelaas kunnen bieden in deze aanpak.
Maar ondertussen zitten we opnieuw aan tafel met een grote mate van creativiteit, waarbij we de regels en de decretale bepalingen maximaal oprekken, om zo veel mogelijk extra plaatsen te kunnen creëren. Maar er moet natuurlijk een vraag zijn om het te willen organiseren. Dat lukt aardig, en aan onze kant zorgen we er dan voor dat we de decretale bepalingen maximaal oprekken, om uiteindelijk ook aan de vraag tegemoet te kunnen komen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw bijkomende antwoorden. Onze appreciatie geldt in elk geval voor al de mensen die daar in moeilijke omstandigheden hun best voor doen, zowel in de OKAN-scholen als in de gewone scholen die OKAN-leerlingen moeten opvangen. Maar er moet toch blijvend aan gewerkt worden. Ik zie dat het moeilijk loopt met Oekraïne zelf, vanwege die diploma’s van leerkrachten en attesten van leerlingen bij terugkeer en zo. Dat is toch een probleem dat eigenlijk opgeklaard zou moeten kunnen worden.
Want de situatie blijft duren. In het begin dachten we dat het een paar maanden zou duren. Ook mensen die Oekraïners in huis haalden, dachten dat ze dat voor een paar maanden zouden doen. Maar ondertussen ziet het ernaar uit dat dat een paar jaar zullen worden. We zitten er nog lang aan vast, en ik hoop dat er tegen volgend schooljaar toch een iets meer permanente oplossing gevonden kan worden. Ik hoop dat daar toch genoeg aan gewerkt wordt om dat voor elkaar te krijgen. We zijn uiteraard afhankelijk van de instroom van het buitenland, en dat is federaal. Daar zouden wij het liefst zo veel mogelijk beperkingen op zetten, maar dat is een ander verhaal.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik moet zeggen, minister, dat ik toch niet helemaal gerustgesteld ben na uw antwoord, in die zin dat een heel aantal van die noodmaatregelen tijdelijk zijn, eigenlijk al aflopen aan het einde van dit schooljaar, of in functie zijn van hoelang dat tijdelijke statuut van Oekraïners blijft duren. Ik doe een oproep om toch eens te kijken hoe een aantal van die noodmaatregelen in ieder geval verdergezet kunnen worden. Het probleem zal aan het eind van dit schooljaar hoegenaamd niet zijn opgelost.
De uitdagingen zijn reëel. De wachtlijsten zijn reëel. Dus er moet echt nog een extra inspanning gebeuren. Er blijft extra financiering nodig, dat is toch de duidelijke boodschap die we krijgen van het terrein, zowel in Brussel als in Antwerpen. Er is inderdaad die uitdaging van voldoende personeel vinden. Ik ben persoonlijk niet gevonden voor die piste van flexi-jobs. Voor mij is voor een klas staan niet zomaar een flexi-jobke, iets dat je erbij pakt. Dat is een fundamentele, professionele skill waarbij je kennis overdraagt aan leerlingen. Dat is niet zoiets dat je er tussen de soep en de patatten bij pakt. Een alternatief zou kunnen zijn om bijvoorbeeld VDAB te vragen om iedereen met een pedagogisch diploma of een bekwaamheidsbewijs aan te schrijven om ze daar te activeren. Daar ben ik 100 procent voor, om hen aan te moedigen om daar een job aan te nemen.
Antwerpen en Brussel doen al meer dan ze moeten. Misschien is het ook een optie om besturen in de rand rond Antwerpen, en wat mij betreft ook Brussel, wat te responsabiliseren om ook hun verantwoordelijkheid te nemen. Je geraakt bij mijn weten met de bus in Brasschaat. Misschien moet er daar ook wat meer OKAN-onderwijs komen – daar is er vandaag maar één school die het doet – om het centrum wat te … (Opmerkingen van Kathleen Krekels)
Maar allee, dat is toch goed. Niet alleen de stad Antwerpen moet het doen, laat ook alle besturen in de omgeving eens hun duit in het zakje doen.
Tot slot hebt u ook niet echt geantwoord op wat er moet gebeuren met al die leerlingen – we zijn het allemaal eens dat OKAN zeer belangrijk is om Nederlands te leren – die daarna de stap maken naar het reguliere onderwijs, en ook daar zijn er vandaag al ongelooflijke tekorten in veel secundaire scholen, zeker in de beroepsrichtingen. Ik zal daar zeker nog eens op terugkomen in een latere vraag, want het probleem is, vrees ik, niet opgelost.
Mag ik nog een kleine technische correctie maken? Ik zal het debat niet heropenen. Maar voor alle duidelijkheid: de maatregelen blijven gelden tot het einde van het schooljaar waarin de Europese richtlijn wordt afgeschakeld.
Niet allemaal, want we hebben dat eens zitten bekijken, en er staat bij een aantal echt expliciet vermeld: ‘schooljaar 2022-2023’. Dus niet alle maatregelen uit het nooddecreet zijn gekoppeld aan het tijdelijk statuut van bescherming.
Normaal gezien wel.
Ja? Allee, we zullen het nog eens dubbelchecken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.