Report meeting Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over de circulaire economie
Report
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik heb een vraag over de circulaire economie naar aanleiding van een studie van Vlaanderen Circulair en het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (HIVA). Ik keer even terug naar uw beleidsnota, waarin staat: “We streven naar een maximale circulaire economie om zo in onze samenleving beter in onze behoeften aan grondstoffen en water te kunnen voorzien en ons welzijn te maximaliseren met een kleinere ecologische voetafdruk. We leggen daarbij de nadruk op het partnerschap tussen bedrijven, kennisinstellingen, middenveld en overheden.”
Dat is een transversale doelstelling die het parlement heel breed onderschrijft. De circulaire economie, die we met zijn allen nastreven, vraagt om een andere manier van denken, van produceren en van consumeren. Dat heeft economische, maar ook sociale gevolgen: jobs veranderen en productieprocessen moeten aangepast worden. Iedereen is het erover eens dat deze transitie zo rechtvaardig mogelijk moet verlopen.
Vlaanderen Circulair en HIVA van de Katholieke Universiteit Leuven onderzochten samen hoe verschillende stakeholders in Vlaanderen ‘een rechtvaardige circulaire economie’ interpreteren. Dat wordt heel snel en gemakkelijk gezegd, maar de vraag is natuurlijk hoe we dat doen. De onderzoekers deden een uitgebreide literatuurstudie, interviews en workshops waarin de verschillende stakeholders aan bod kwamen. De conclusie is dat er geen eensgezindheid bestaat over wat ‘een rechtvaardige transitie’ juist inhoudt. Zo zijn er verschillende meningen over onder andere de rol van de sociale economie, de transitie van de opleidingstrajecten of onze relatie met het Zuiden.
Kortom, er is nood aan een breed maatschappelijk debat over het thema en hoe we de omslag naar een circulaire economie rechtvaardig kunnen maken. Daarin is het van cruciaal belang om alle betrokken partijen van in het begin te betrekken.
Daarom stel ik u de volgende vragen.
Welke stappen zult u zetten om ervoor te zorgen dat de circulaire economie ook ten goede komt aan de noden van kansengroepen? Bent u in die zin voorstander van een sociale toets voor alle circulaire-economieprojecten?
Zult u inzetten op product-dienstcombinaties naar het model van bijvoorbeeld het Papillonproject van Samen uitsluiting aanpakken (SAAMO) West-Vlaanderen en Bosch over energiezuinige huishoudtoestellen?
Op welke wijze wilt u bij de aanvoer van kritische materialen en grondstoffen uit het Zuiden, ook rekening houden met de belangen van de bevolking in ontwikkelingslanden, wat betreft bijvoorbeeld het respect voor arbeidsrechten bij de ontginning van grondstoffen, maar ook de nood van ontwikkelingslanden zelf aan een fair aandeel van de eigen grondstoffen voor eigen ontwikkeling?
Wilt u mee werk maken van materiaalpaspoorten en bedrijven aanzetten tot transparantie over de herkomst van de grondstoffen die ze gebruiken?
Bent u voorstander van een diversiteitstoets voor het circulaire-economiebeleid?
Hoe kan de circulaire economie maximaal leiden tot zinvol werk voor lager geschoolde werknemers en hoe kan de sociale economie een grotere rol spelen in een rechtvaardige circulaire economie? Zijn er daartoe extra initiatieven nodig over opleiding en vorming?
Hoe wilt u investeringen in de sociale economie aanmoedigen? Welke rol ziet u voor de financiële sector?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Het is geen geheim dat de voorraad van veel primaire grondstoffen schaars en eindig is. Een van mijn basispunten, zeker met de huidige crisis, is nog altijd: hoe minder ik daarvan nodig heb, hoe minder ik afhankelijk ben van minder stabiele regio’s. Dat is ook het geval met energie. Circulaire economie past natuurlijk perfect in dat verhaal. We moeten meer circulair werken, bijvoorbeeld door meer materialen te recupereren. In de transitie naar de circulaire economie in Vlaanderen werd Vlaanderen Circulair opgestart. Volgens de Monitor Circulaire Economie is onze ‘cyclical material use rate’ 21 procent in 2018. Dat jaar werd ons verteld dat Vlaanderen Circulair is versterkt met relancemiddelen, waaronder 15 miljoen euro voor de circulaire maakindustrie.
Verder is er ook een Europees actieplan voor circulaire economie 2020. Een eerste initiatief was om de Europese wetgeving inzake batterijen te moderniseren. Ondertussen wil het Europees Parlement batterijen duurzamer maken door hun milieu- en sociale impact af te bouwen. Daarover heb ik in februari nog een vraag gesteld in deze commissie, en ben ik nogmaals tot de conclusie gekomen dat het recycleren van primaire grondstoffen uitermate noodzakelijk is.
De originele ontwerptekst van de Batterijenverordening in de gehele ‘recycled content’ -richtlijnen van de Europese Commissie stipuleerde dat bepaalde doelstellingen bereikt moeten worden voor kobalt, lithium en nikkel afkomstig van afval. In de laatste voorstellen is dat gewijzigd zodat productieafval niet meer in aanmerking komt, maar alleen ‘post consumer’-afval, en dat terwijl er de komende jaren hoofdzakelijk productieafval beschikbaar zal zijn. Bijgevolg leidt dat ertoe dat er geen incentive is om dat materiaal in de Europese Unie (EU), en dus ook in Vlaanderen, te houden. Ik zie de schepen zo al vertrekken naar China.
Ik heb daarover de volgende vragen. Hoever staat Vlaanderen Circulair in het bereiken van zijn ambities? Hoe verlopen de actieprogramma’s? Wat is de ‘cyclical material use rate’ van 2022? Misschien is die van 2021 bekend.
De verandering in het afvaltype dat in aanmerking komt voor ‘recycled content’, zal waarschijnlijk zorgen voor een massale uitvoer van secundaire grondstoffen naar andere landen. Hoe neemt u de verandering in de EU-richtlijnen op wat betreft de Batterijenverordening? Als we in Vlaanderen zo veel mogelijk onze eigen materialen willen recupereren, is het essentieel dat we ons daartegen verzetten. Hoe zult u dat waarmaken? Wat kunnen onze ondernemingen doen?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s Rzoska en Gryffroy, ik ben het met jullie eens. Ik denk dat het kamerbreed wordt gedragen dat we vandaag uit de huidige energie- en grondstoffencrisis leren dat grondstoffen schaarser dan ooit worden en dat de circulaire economie daarop het enige juiste antwoord zal zijn. Het woord afval in die zin bestaat niet meer, maar we moeten kunnen spreken over grondstoffen. Het hergebruiken en minder afhankelijk worden van het buitenland voor onze grondstoffen is daarbij een belangrijk doel op zich. Zoals u weet, ben ik samen met collega-minister Demir hard aan het werk om die circulaire economie in Vlaanderen vorm te geven, zij vanuit haar bevoegdheden over Omgeving, ikzelf vanuit Economie en Innovatie.
Binnen Vlaanderen Circulair werken we samen rond zes werkagenda’s. De eerste is circulair bouwen. Vorige week hebben we het eerste manifest over circulair bouwen in Vlaanderen ondertekend in mijn eigen provincie Limburg. Daarin moeten we het circulair denken, ontwerpen en bouwen concreet vormgeven. Dat moet ook gebeuren in de maakindustrie, in de chemie, in bio-economie, in water en voeding. Ook de sociale economie betrekken we daarbij. De circulaire transitie zal immers sociaal zijn of niet zijn.
Zo heeft het Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO) onlangs twee oproepen over circulaire economie afgesloten. Daar zijn heel wat projecten uit gekomen waarbij sociale-economiebedrijven goed vertegenwoordigd zijn. Zo kon ik het project Recuplan in Mechelen mee financieren, waar de sociale economie wordt betrokken om houtafval opnieuw om te zetten in nieuwe balken voor meubels. Dat is dus een sociaal én circulair project. Daarnaast zullen we twaalf regionale hubs ondersteunen via Circulair werk(t), die het aanspreekpunt vormen voor lokale circulaire en sociale projecten.
Sociale-economieondernemingen krijgen kansen om te innoveren en op strategische trends in te spelen. Zo kunnen ze een plaats verwerven in de circulaire economie van de toekomst. In het ondersteuningsaanbod vanuit het Departement Werk en Sociale Economie (WSE) kunnen ondernemers uit de sociale economie een subsidie krijgen om nieuwe verdienmodellen uit te werken. Door hun focus op maatschappelijke winst dragen de sociale-economieondernemingen bij tot duurzame en lokale tewerkstelling.
We merken dat zowel de gewone bedrijven als de sociale economie elkaar steeds beter vinden en voor elkaar een win-win willen zijn. Dus wat uw eerste vraag betreft, collega Rzoska, moeten we wel opletten dat een extra sociale toets niet voor onnodige administratieve last zorgt.
Het Papillonproject is inderdaad een zeer mooi voorbeeld van hoe verschillende uitdagingen op het vlak van energie en sociale noden verzoend werden. Het project kreeg dan ook steun uit een van de vorige projectoproepen van Vlaanderen Circulair. Ik ben verheugd dat het ook telkens als een zeer goed voorbeeld wordt gedeeld ter inspiratie, onder andere ook in de verdere uitwerking van de werkagenda ‘circulaire maakindustrie’.
De belangen van de bevolking in ontwikkelingslanden en de materiaalpaspoorten zijn belangrijke aandachtspunten om mee te nemen in het beleid. Dat toont de studie van HIVA heel goed aan. Uiteraard is dat ook iets dat we samen met collega-minister Demir maar ook met de federale collega’s die bijvoorbeeld bevoegd zijn voor productnormering, verder mee moeten opvolgen. Recent werd het federale overlegplatform voor circulaire economie heropgestart. Daar loopt het interfederale overleg behoorlijk goed.
Zoals al meegedeeld, zal de duurzame en circulaire transitie sociaal zijn of niet zijn. Dat is mijn overtuiging en ook mijn vaste wil om dat zo mee vorm te geven. Meer en meer bedrijven zien de meerwaarde in van die diversiteit en de win-win in die samenwerkingsverbanden. Diverse groepen met elk hun talenten en vaardigheden zijn nodig voor die circulaire transitie, die ‘by design’ ook al zeer divers is.
In 2018 was er bijvoorbeeld al een studie die aantoonde dat veel activiteiten in de circulaire economie zich goed lenen voor doelgroepwerknemers. Denk daarbij aan het inzamelen, sorteren, onderhoud, de reparatie en mogelijk ook het refurbishen van apparaten. Een mooi voorbeeld zijn de laptops die we in het coronatijdperk aan scholen hebben verdeeld. Mijn twee bevoegdheden komen hier dan ook mooi samen: VLAIO en het Departement WSE werken steeds nauwer samen rond die circulaire economie om zo veel mogelijk mensen te betrekken. Ik vermeld in dit verband zeker ook nog de klimaatjobs.
Ik ben blij dat u over de financiële sector begint, want met Vlaanderen Circulair betrekken we sinds kort ook de financiële sector bij de verschillende werkagenda’s. Zij vormen immers een belangrijke hefboom om die doelstellingen te realiseren. Zo is er het investeringsfonds Trividend, dat een samenwerking is tussen de Vlaamse overheid, de financiële en de sociale sector. Zij investeren risicokapitaal in sociale-economieondernemingen.
Tijdens de Circular State of the Union in april van dit jaar tekenden maar liefst honderd partners uit publieke en private partnerschappen het engagement om te werken rond die zes werkagenda’s. Zo krijgen de langetermijnambities nu concreet vorm om te worden uitgevoerd.
Ondertussen zitten we uiteraard niet stil. Vorig jaar investeerden we voor ongeveer 35 miljoen euro aan relancemiddelen in de circulaire recyclage, de bouw en de maakindustrie. We staan in Vlaanderen sterk wat betreft de circulaire economie, bijvoorbeeld met unieke chemische recyclage-investeringen, met de Biobase Europe Pilot Plant in de haven van Gent, waar bedrijven vanuit het buitenland komen om daar te innoveren op het vlak van de biogebaseerde bio-economie, tot onderzoeksgroepen die bakstenen maken uit CO2 voor de circulaire bouw, zoals de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).
Volgens de Monitor Circulaire Energie van het Steunpunt Circulaire Economie is onze ‘cyclical material use rate’ gestegen van 16 procent in 2014 tot 21 procent in 2018. Voor 2022 zijn die cijfers nog niet beschikbaar. De monitor toonde aan dat Vlaanderen echt een Europese koploper is op het vlak van recyclage. Eurocommissaris Timmermans herhaalde dat ook al. Daar mag Vlaanderen terecht fier op zijn.
Tot slot, collega Gryffroy, u weet dat de productnormering, en dus ook het stuk over ‘recycled content’ in de Batterijenverordening, vooral onder de bevoegdheden van de Federale Regering valt en voor een stuk ook onder de afvalregeling, wat een bevoegdheid van collega-minister Demir is. Uiteraard is het ook voor Vlaanderen belangrijk hoe we minder afhankelijk kunnen worden van het buitenland en tegelijkertijd op een meer klimaatvriendelijke manier batterijen kunnen recycleren en hergebruiken.
Uiteraard zijn verschillende Vlaamse onderzoeksinstellingen daarmee bezig. Zo wordt er heel wat onderzoek uitgevoerd naar het eenvoudig bepalen van de toestand van de batterij en zelfs het ontwikkelen van een batterijpaspoort dat de oorsprong en levensloop van de batterij digitaal documenteert. Dat zal de recyclage van batterijafval in de toekomst vergemakkelijken. Uiteraard is er ook onderzoek over de recyclage van belangrijke edelmetalen voor batterijen. Ook kregen verschillende Vlaamse bedrijven al strategische ecologiesteun voor de recyclage van de belangrijkste metalen uit oude batterijen. In Vlaanderen zet onder andere ook Umicore daar volop op in.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreide antwoord. Ik heb op al mijn vragen een antwoord gekregen, wat uiteraard een goede zaak is. Ik kan ze allemaal onderschrijven.
Ik wil op één detail terugkomen. Ik begrijp dat u zegt dat we moeten opletten dat die sociale toets niet leidt tot extra administratieve lasten. Ik begrijp dat u de doelstelling helemaal onderschrijft en ik volg u volledig als u zegt dat de circulaire economie sociaal zal zijn of niet wat u betreft. Dat is bij mij net hetzelfde. Ziet u een andere manier om dat toch wat sterker te verankeren in plaats van door die sociale toets? Het zou jammer zijn als we die kans laten liggen, omdat die transitie in mijn overtuiging niet alleen goed zou moeten zijn voor de planeet, maar ook voor mensen. We mogen zeker de kwetsbare mensen niet achterlaten. Dat is mijn bijkomende vraag.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoorden, minister. Uw antwoord op mijn eerste vraag is duidelijk. Voor mijn tweede vraag zal ik verder op zoek gaan naar informatie ofwel bij minister Demir ofwel via het federale niveau. Ik heb verder geen vragen.
De heer Vanryckeghem heeft het woord.
De Vlaamse Regering wil van Vlaanderen een circulaire koploper maken in Europa. Ze wil dat doen door onder andere in circulaire innovatie te investeren en onze materiaalvoetafdruk te ontkoppelen van de economische groei en die voetafdruk met 30 procent te reduceren. De Vlaamse kmo’s spelen daarin een heel belangrijke rol.
Ik heb een aantal bijkomende vragen, minister. Welke projecten lopen er momenteel bij Vlaanderen Circulair om kmo’s te ondersteunen om die omslag te maken? Wat is de stand van zaken van die projecten? In de transitie naar een circulaire economie is innovatie van groot belang. Krijgt de circulaire economie een prominente plaats in Flanders Technology & Innovation?
Minister Brouns heeft het woord.
Ik ben niet tegen die sociale toets. Dat is heel duidelijk. De administratieve last is een algemeen transversaal aandachtspunt in Vlaanderen. We zijn zeker bereid om in overleg met Vlaanderen Circulair te bekijken hoe we dat kunnen doen. Ik deel uw mening dat het in dit geval niet alleen bij woorden mag blijven maar dat er ook daden nodig zijn. Als ik mag spreken over sociale economie, zie je dat die grenzen vandaag door de krapte op de arbeidsmarkt veel meer vervagen. Er zijn geen muren meer tussen de reguliere en de sociale sector. Dat zou zich veel meer op een continuüm moeten positioneren. We zien vandaag al wat goede voorbeelden van die samenwerking tussen bedrijven en de administratie. Ook het Departement WSE en VLAIO bevestigen om die combinatie te maken. Ik wil dat aandachtspunt zeker verder meenemen.
Collega Vanryckeghem, ik heb niet onmiddellijk zicht op het aantal projecten binnen Flanders Technology & Innovation. Dat is een heel belangrijk transversaal project voor de Vlaamse Regering om iedereen – de Vlamingen, de bedrijven, de scholen, de organisaties – te enthousiasmeren voor technologie en innovatie. Ze doet dat met verschillende thema’s. Er zijn een aantal hoofdclusters: gezondheid en gezondheidszorg, datatechnologie, artificiële intelligentie, energie – grondstoffen zitten daar zeker ook in –, entertainment en levenslang leren.
Belangrijk is ook om vooral jongeren te betrekken. Binnen de eindtermen hebben we bijzonder veel aandacht voor Science, Technology, Engineering and Mathematics (STEM) en alles wat daarmee verband houdt. Ook dat vindt zijn plaats binnen Flanders Technology & Innovation. In Vlaanderen zijn er heel wat mooie voorbeelden in de vorm van de ‘living labs’. In het verleden waren er vooral beurzen in het kader van Flanders Technology & Innovation. Nu organiseren we in de voorbereiding van die beurzen vooral living labs waar alle technologische toepassingen van de Vlaamse bedrijven ook getoond kunnen worden. Het is belangrijk om daar alle kansen te geven aan de circulaire economie. Er zijn heel wat mooie voorbeelden, zoals de chemische recyclage, de bio-economie en de bakstenen uit CO2 waar ik naar verwezen heb. Het is belangrijk om die technologie te tonen aan al onze jongeren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.