Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Voorzitter, dank u wel. Ik wil heel graag mijn vraag laten stellen door mijn YOUCA-stagiaire Mirela Schiopu.
Ik ben Mirela Schiopu. Ik wil praten over het verhaal van Noëmi Plateau, dat best heftig is. Toen ze anderhalf jaar oud was werd ze geadopteerd uit China. Toen ze 25 jaar werd, ging ze samen met haar zus op zoek naar haar biologische ouders. Een half jaar later was er plots een resultaat uit een DNA-databank. De biologische vader vroeg echter een tweede test, en die bleek ineens een pak meer onzekerheid met zich mee te brengen. Plots bleek haar afkomst niet meer zeker. Het hele verhaal is te zien in ‘We are family’ op VRT Max.
Noëmi bracht haar verhaal in ‘Laat’ naar aanleiding van de ophef die in Nederland ontstaan is rond het programma 'Spoorloos'. Onderzoek bracht daar aan het licht dat er meerdere gevallen zijn van geadopteerde kinderen die werden gekoppeld aan een verkeerde familie.
Dergelijke problematiek brengt me opnieuw bij een thema dat ik hier in dit parlement al eens eerder heb aangekaart: de nazorg voor kandidaten die deelnemen aan televisieprogramma’s. Ik deed dat in februari 2022 naar aanleiding van de schandalen rond misbruik die aan de oppervlakte kwamen tijdens opnames van ‘The Voice Of Holland’. Maar, en dat haalde ik toen ook al aan, ook voor andere programma’s, zoals ‘De Mol’, ‘Temptation Island’ en ‘Big Brother’, kan een aanbod van psychologische nazorg handig zijn. Het omgaan met plotse bekendheid kan soms zwaar wegen, net als de onderwerpen die aan bod komen in het programma.
Ik kan me voorstellen dat de impact van het programma 'Spoorloos' op de deelnemers stevig is. Het gaat dan niet over plotse bekendheid, maar over een bodem die ineens onder je weggehaald wordt. Op zoek gaan naar zekerheid over je afkomst en eindigen met alleen maar meer onzekerheid is allicht hard om dragen. Dat het geen uniek Nederlands fenomeen is, bewijst het verhaal van Noëmi. Tegen deze achtergrond had ik van de minister graag een antwoord gekregen op de volgende vragen.
Worden ook tijdelijke medewerkers en niet-professionelen (deelnemers, kandidaten) gevat door de Integriteits-, Programma- en Sociale Charters van de VRT?
Private mediabedrijven hebben zich verenigd rond uw actieplan tegen grensoverschrijdend gedrag, DPG Media kent daarenboven nog een eigen charter Inclusiviteit. Gelden die charters ook voor tijdelijke werknemers en niet-professionelen?
Nemen de openbare en private omroepen al initiatieven in het kader van de nazorg voor kandidaten bij televisieprogramma’s? Zo ja, dewelke?
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u, Mirela, voor de vragen. Ik zal beginnen met gezamenlijk te antwoorden op uw eerste twee vragen.
De publieke omroep laat me weten dat ze heel veel belang hecht aan een goede begeleiding van personen die deelnemen aan programma’s. De VRT voorziet begeleiding bij alle programma’s die een gevoelig thema behandelen, zoals bijvoorbeeld bij adoptie. Programma per programma en onderwerp per onderwerp wordt dit nagegaan. De redactieleden van een productie hebben vaak contact met deelnemers. Als uit gesprekken blijkt dat professionele begeleiding nodig is, dan wordt die ook voorzien en aangeboden. Die steun start vanaf de voorbereiding en loopt door tot een tijdje na de uitzending.
Het VRT-programmacharter bevat deontologische richtlijnen voor iedereen die meewerkt aan of meebeslist over een productie. Het charter geldt ook voor tijdelijke werkkrachten of zelfstandige makers. In het programmacharter wordt gewezen op de verantwoordelijkheid van makers tegenover deelnemers. Dat gaat over de aandacht voor hoe deelnemers in beeld worden gebracht, de plicht om deelnemers goed te informeren en gepaste begeleiding. Daarbij gaat extra aandacht naar wie kwetsbaar is, met een bijzondere verantwoordelijkheid tegenover kinderen en jongeren, uiteraard. Ketnet voorziet bijvoorbeeld een zeer specifiek begeleidingstraject voor alle fictieprojecten en langdurige spelprogramma’s met kinderen.
U verwijst ook naar het Sociaal Charter voor de Mediasector, dat is een geheel van engagementen en gedragsregels die in samenspraak met de verschillende stakeholders uit de mediasector werd samengesteld en ook onderschreven is door de private mediabedrijven. Dit charter heeft evenwel geen betrekking op deelnemers aan programma’s.
Ik kom dan op uw derde en laatste vraag over de private mediabedrijven en wat DPG Media doet.
DPG Media laat weten dat ze met haar Inclusiviteitscharter streeft naar een inclusieve werkomgeving. Daarin worden een aantal ambities beschreven die gelden voor alle DPG Media-medewerkers en iedereen die meewerkt aan het succes van DPG Media. Het charter is van toepassing op alle DPG-medewerkers, ook freelancers.
Voor wat betreft nazorg van kandidaten zijn er bij DPG geen contractuele bepalingen maar er zijn natuurlijk wel algemene deontologische en ethische richtlijnen. De vertrouwenspersonen kunnen steeds ingeschakeld worden door iedereen die betrokken is bij een DPG Media-productie, ook door deelnemers.
Indien het programma dat vereist, voorziet DPG Media ruimte voor psychologische begeleiding van de kandidaten of deelnemers. In die gevallen wordt er ook steeds een contactpersoon bij DPG Media aangegeven. Er wordt ook geïnvesteerd in opleidingen en hulp in het beheer van negatieve pers en het omgaan met negatieve reacties op social media.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Minister, professionele medewerkers of mensen die in een professionele context betrokken zijn bij een journalistiek programma kennen een goede bescherming. In het kader van het charter van de VRT bijvoorbeeld of het Inclusiviteitscharter van de DPG Media dat u aanhaalde of de deontologische code voor journalisten zijn de zaken duidelijk en afgelijnd. Dat is een heel goede zaak. Er zijn ook heel veel stappen gezet om dat zo bekend mogelijk te maken. We hebben een heel solide basis. Maar we hebben de indruk dat de mate van bescherming voor vluchtigere passanten, deelnemers aan spelprogramma’s en dergelijke meer, een pak lager ligt. Voor niet-professionele deelnemers, kandidaten van een programma – hoewel gevat door een aantal van de richtlijnen zoals u net aangeeft – lijken de communicatie en bekendmaking een pak minder dan bij mensen die daar in een professionele context regelmatig op gewezen worden. Nochtans kunnen zij zeker nadelen ondervinden.
We hadden het daarstraks over de aanleiding van de vraag, het Nederlandse programma ‘Spoorloos’. Maar dat geldt ook bij deelname aan een programma zoals ‘Blind getrouwd’. Tijdens de uitzending, maar ook jaren later, worden er nog artikels geschreven als ze als experimenteel getrouwd koppel een kind op de wereld zetten, want ‘Blind getrouwd’ is een experiment. Die mensen worden daar later, na de uitzending, mee geconfronteerd. In welke mate blijft het hangen dat ze ergens terecht kunnen, wanneer dat één keer gevallen is? Ik weet natuurlijk dat u niet alles kunt ondervangen. Maar u weet dat ik er graag op hamer om dat zoveel mogelijk te doen.
Ik heb nog een concrete vraag. Naast de televisiebedrijven zijn er ook de productiehuizen. U haalde heel wat richtlijnen en charters aan die binnen de televisiebedrijven gelden. U haalde ook de productiehuizen aan, waar er deontologische codes en dergelijke meer zijn. Maar is het concreet omschreven op welke manier, volgens een geijkte methode, er moet worden omgegaan met kandidaten en deelnemers? Is de manier om daarmee om te gaan iets wat de sector afspreekt?
Tot slot, minister, hamer ik graag op de bekendmaking en de herhaling. Op welke manieren worden de kandidaten meegenomen in het verhaal? U gaf aan dat ze ervan op de hoogte worden gebracht. Bij Ketnet bijvoorbeeld worden ze nadien nog gecontacteerd. Wat zijn de mogelijkheden die hen worden aangeboden? Hoe concreet wordt die hulp gemaakt? Is het ‘hey, als je ergens terecht wilt, dat kan’ of is het ‘hey, als je ergens terecht wilt – ik verwijs bijvoorbeeld naar slachtofferhulp bij de politie – kun je terecht op dit nummer, via dit kanaal, bij deze mensen die je hiermee kunnen helpen’.
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Perdaens, het is natuurlijk zo dat er een tijdje na een programma nog ondersteuning of opvolging kan worden geboden. Maar dat hangt een beetje van het type programma af. Iemand die op televisie komt en op die manier een zekere bekendheid verwerft, kan nadien nog interessant zijn in andere media. Dat is het geval en men moet zich daar terdege bewust van zijn. Het is normaal dat niet-professionele makers of deelnemers zich daar niet noodzakelijk bewust van zijn. Dat is een element van mediawijsheid. In ‘Mediawijsheid’ en ‘Nieuws in de klas 2.0’ gaan we voor de eerste en tweede graad middelbaar onderwijs niet alleen gewoon nieuws aanbrengen, maar ook bespreken wat het is om nieuws te maken als journalist. Dan leer je goed kennen wat nieuws is. Het is heel belangrijk dat jonge mensen zich bewust zijn van hoe nieuws wordt gemaakt en wat nieuws is.
Natuurlijk, als je meedoet aan een publiek programma – zeker een controversieel programma zoals ‘Blind getrouwd’ indertijd controversieel was, en dat misschien nog is – dan moet je wel weten dat het kan dat je daar nieuws mee maakt en dat je persoonlijke situatie interessant kan zijn voor journalisten. Je hebt daar zelf een stuk verantwoordelijkheid in als je meedoet aan televisieprogramma’s. Dat vind ik wel. Ik vind dat iedereen moet beseffen dat, als je meedoet aan een programma, zeker een commerciële format, dat dat in de pers kan komen. Dat is logisch, mensen moeten dat weten. Maar de begeleiding, de productie, de zenders hebben natuurlijk een taak om daarrond te sensibiliseren en tips te geven, zeker zoals het bijvoorbeeld gebeurt bij DPG Media waar het gaat over negatieve reacties in de pers of op sociale media.
Een uniforme aanpak die gekend is door alle bedrijven en productiehuizen, groot en klein, met draaiboeken en zo, vind ik een beetje verregaand. Dat hangt af van programma tot programma. ‘Blind getrouwd’ is iets anders dan een immoprogramma of een huizenprogramma. Ik denk niet dat je daar uniforme draaiboeken of geijkte procedures op kunt zetten. Wel is het natuurlijk zo – het kwam ook voor in het actieplan tegen grensoverschrijdend gedrag – dat elk mediabedrijf, ook de kleine productiehuizen, altijd moet investeren in een aanspreekpunt, een vertrouwenspersoon, die aanspreekbaar is voor alle problemen die te maken hebben met grensoverschrijdend gedrag. Dat kan ook iemand zijn die rond dit soort thema’s tips kan geven. Het is iemand die aanspreekbaar is, die vertrouwen geniet en die uiteraard vertrouwd is met de mediasector.
Mevrouw Perdaens heeft het slotwoord.
Heel erg bedankt, minister. Bescherming tegen en aanspreekpunten voor het melden van grensoverschrijdend gedrag raken gelukkig stilaan ingeburgerd, zeker ook in de media. Meer het lijkt alsof de vluchtige passanten heel vaak de nadelen, maar veel minder vaak de ruggensteun krijgen die we binnen de mediasector al heel erg ingeburgerd hebben gekregen. We kunnen niet verwachten dat iedereen de gevaren of de gevolgen van een deelname aan een programma correct kan inschatten. Je hebt daar, zeker en vast, een eigen verantwoordelijkheid. Maar het is een verhaal van twee kanten. Het kan nooit kwaad om te blijven hameren op het vinden van de weg naar de hulpkanalen en om dat mee te nemen als basisvoorwaarde in communicatie en contact met deelnemers en kandidaten. Dat is elementair.
De vraag om uitleg is afgehandeld.