Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de Vlaamse canon
Report
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, mijn YOUCA-student is op komst, maar blijkbaar is er een probleem bij de ingang met de militaire politie. Dat heeft daar dus wat langer geduurd dan voorzien. Ik zou u willen vragen dat u, indien mogelijk, eerst uw vraag stelt en dan de mijne daarop laat volgen.
We hadden het daarnet al over de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (KANTL). Daar presenteerde men tijdens de Nacht van de Canon op 30 september laatstleden de eerste resultaten van een grootschalige enquête over de Nederlandstalige literaire canon anno 2022. Daaruit kwam onder meer een nieuwe lijst van de honderd belangrijkste Nederlandstalige boeken. Volgens Lieke van Deinsen van de KU Leuven is het een dynamische lijst, geen in stenen tafelen gebeitelde, gestorven canon.
De enquête vertrekt van een bottom-upaanpak: bijna tweeduizend mensen werden bevraagd. Dit om een alternatief te bieden voor de top-downaanpak van weleer. “In het verleden kon je de literaire canons makkelijk afserveren als een door oude witte mannen opgelegd en uitgevaardigd richtsnoer”, aldus van Deinsen. De enquête biedt ook stof tot nadenken. Zo vinden jongeren de huidige canon nogal ouderwets, elitair en niet-inclusief. Dezelfde groep ziet de canon dan weer als een aanzet tot reflectie en een bron voor debat. Vrouwen vinden de canon dan weer elitairder dan mannen, en hoe ouder de respondent, hoe meer de visie leeft dat de canon een fundament van een collectief cultureel geheugen is. Ook over het gebruik van een dergelijke canon in het onderwijs zijn de meningen verdeeld.
Jonge respondenten benadrukken dan weer het belang van pluraliteit en genderdiversiteit in de canon. Waar iedereen het dan weer wel mee eens lijkt, is dat de literaire kwaliteit het belangrijkste criterium moet zijn en dat de samenstellers van de canon divers moeten zijn.
Hoewel de canon van Vlaanderen enigszins anders is opgevat dan de literaire canon, biedt deze enquête wel een opstap voor debat, een debat dat er nauwelijks geweest is: niet in deze commissie, maar ook het publiek werd nauwelijks betrokken bij de opmaak van de Vlaamse canon. Het laatste debat dateert, volgens de website canon.vlaanderen, van 20 januari 2020. Tweeënhalf jaar geleden dus. Dit in tegenstelling tot het virtueel museum van Vlaanderen, waar via verschillende participatieve trajecten de erfgoedsector en het publiek betrokken werden bij de ontwikkeling ervan.
Minister-president, wat is de stand van zaken met betrekking tot de canon van Vlaanderen? Hoeveel budget hebt u hiervoor in de huidige legislatuur voorzien en hoe ziet u dit in de toekomst? Welke andere ministers en bevoegdheden zijn betrokken in dit verhaal en proces?
Kunt u toelichting geven over hoe de canoncommissie werd samengesteld, over de selectieprocedure en over hoe men kan garanderen dat die commissie divers en meerstemmig is? Kan de neutraliteit van de commissie gegarandeerd worden?
Zal er, vooraleer de canon wordt voorgesteld in 2023, nog ruimte zijn voor publiek debat? Om betrokkenheid te creëren, een absolute voorwaarde om draagvlak te vinden voor zo’n onderneming, lijkt dit een absolute must.
Hoe zal het publiek betrokken worden bij de samenstelling van en het levendig houden van de canon? Welke deelsectoren wilt u betrekken, en hoe ziet u hun rol hierin? Hoe verhoudt de canon zich tot het virtueel museum van Vlaanderen?
De heer Meremans heeft het woord.
Ik geef het woord aan mijn YOUCA-student, Daphne De Sutter.
Hallo, ik ben Daphne De Sutter en ik kom uit Dendermonde.
Afgelopen zomer werd, in opdracht van de Nederlandse Taalunie (NTU) en de KANTL, een grote canonenquête gehouden. Vroeger gebeurde de samenstelling van een literaire canon door een select groepje ingewijden. Bij deze nieuwe enquête was de groep echter veel groter: bijna tweeduizend professionele lezers en liefhebbers uit Nederland, België en de overzeese gebieden en een grote groep onderwijsgevenden. De bedoeling was om het meer van onderuit aan te pakken en de boeken die in de lijst konden verschijnen, kenden ook minder criteria. Zo was het nu bijvoorbeeld geen vereiste dat de schrijver al overleden was.
Het resultaat is een canon van honderd klassieke boeken en een lijst met de honderd belangrijkste Nederlandstalige auteurs van alle tijden. We beschikken dus over een interessante lijst die meerdere toepassingen kan krijgen. Minister-president, zo gaf u recent samen met minister Weyts de aftrap van het Leesoffensief, dit om jongeren aan te zetten om weer meer te gaan lezen. Vroeger werd met verplichte leeslijsten gewerkt, maar hier wordt steeds vaker van afgestapt omdat het net contraproductief zou werken. Toch is zo’n top 100 van klassieke boeken en belangrijkste schrijvers een belangrijk ankerpunt om aan onze jongeren aan te bieden.
Minister-president, hoe evalueert u de resultaten van deze enquête?
Hoe verhouden de resultaten van deze enquête zich ten aanzien van de literaire canon die in het verleden door de KANTL zelf werd opgesteld?
Zullen de resultaten ook meegenomen worden in het Leesoffensief? En hoe zal dit worden aangepakt?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank voor de vraagstelling. Ik moet wel zeggen dat het hier over twee verschillende canons gaat. De ene is de literaire canon, de andere is de canon-in-wording. Maar goed, ik zal eerst de vraag over de Vlaamse canon beantwoorden.
De opmaak van de Vlaamse canon valt volledig onder de bevoegdheid van minister Weyts. Qua budgetten kunt u de vraag beter aan hem stellen. De canoncommissie werkt in volledige onafhankelijkheid aan haar opdracht. Wat de stand van zaken van dit project betreft: ik heb vernomen dat de commissie begin volgend jaar haar werk zal opleveren.
Hoe is die commissie samengesteld? Ook dat kan collega Weyts u het beste zeggen. Er is destijds een voorzitter aangesteld door de Vlaamse Regering. Hij heeft de opdracht gekregen om een pluralistische commissie samen te stellen. Hij heeft dat ook gedaan en de commissie is van start gegaan. Wat de rest betreft – het publieke debat en andere dingen –, stel ik voor dat u de vraag aan minister Weyts stelt.
Over hoe de canon zich tot het virtueel museum verhoudt, kan ik u het volgende zeggen. Het is zo dat er op regelmatige basis contact is met de heer Putzeys, programmamanager voor het museum, en professor Gerard, voorzitter van de canoncommissie. De finaliteiten van de twee projecten zijn natuurlijk niet dezelfde. Het virtueel museum van Vlaanderen wil erfgoed over heel Vlaanderen en ver daarbuiten digitaal samenbrengen en verbinden via een steeds groeiende verzameling verhalen over de geschiedenis en de cultuur van Vlaanderen. De onderwerpen van de vensters in de canon van Vlaanderen passen in dat concept van het virtueel museum, maar de inhoudelijke reikwijdte van het museum is groter. Dat is thans de opdracht. De elementen van de canon zullen normaal gezien wel in het virtueel museum te zien zijn, maar het virtueel museum gaat veel ruimer dan dat.
Dan wil ik het over de vragen van de heer Meremans en Daphne hebben.
Hoe evalueren we de resultaten van deze enquête? Het is opmerkelijk dat de concrete invulling van de top 100 die uit de enquête naar voren komt, voor ongeveer 80 procent stabiel is gebleven in vergelijking met de enquête die in 2002 werd gepubliceerd. Dat betekent op twintig jaar tijd 80 procent stabiliteit. Daaruit kan men concluderen dat er een duidelijke consensus bestaat over welke werken uit de Nederlandstalige literatuur canoniek zijn. Al kan men natuurlijk ook kritiek hebben op de tautologie ervan: steeds dezelfde werken duiken op omdat men het in dergelijke canons – en dus in het onderwijs, en dus de media, want dikwijls baseren zij zich op die canons – steeds over dezelfde werken blijft hebben. Maar dat is net de kracht van een canon: iets om je in te vinden of je er eventueel tegen af te zetten.
Er zijn ook enkele opmerkelijke verschuivingen ten opzichte van de enquête uit 2002. Het aantal vrouwen in de top 100 is aanzienlijk gestegen, van 11 op 100 in 2002 naar 24 op 100 in 2022. Ook literatuur uit of over de voormalige koloniën lijkt aan een voorzichtige opmars begonnen. Auteurs als Anton de Kom, Frank Martinus Arion en Cynthia McLeod duiken de top 100 binnen. Daar werd in de enquête weliswaar ook expliciet naar gepeild. De historische letteren en de poëzie komen een stuk minder goed uit deze enquête omdat in die categorieën het aantal titels daalt. Belangrijk is daarbij wel dat het hier gaat om een vergelijking met de enquête uit 2002, die voornamelijk door academici werd ingevuld. Nu is dat het grote publiek, in 2002 waren dat in hoofdzaak academici.
Hoe verhouden de resultaten van deze enquête zich ten aanzien van de literaire canon die in het verleden door de KANTL zelf werd opgesteld?
Eerst en vooral is het belangrijk om duidelijk te maken dat het hier niet om een canon of nieuwe lijst van klassieken gaat, maar om een enquête over de canon. Die nuance in de berichtgeving erover is vaak afwezig.
De KANTL heeft dit project samen met een aantal andere partners uit de neerlandistiek wereldwijd opgestart omdat velen daarvan bezig waren met gelijkaardige projecten om zo de Nederlandstalige letteren meer onder de aandacht te brengen. Die initiële doelstelling is weerspiegeld in de vragen in de enquête: ‘Kunnen we met een canon onze klassieken behoeden van de vergetelheid?’, ‘Hoe realiseren we dat, qua onderwijs, genres, leeslijsten?’ en, in tweede instantie, ‘Welke werken zouden dan zoal tot die literaire canon moeten behoren?’ Het is geenszins de bedoeling geweest van de initiatiefnemers om het louter over de uitkomst van die laatste vraag te hebben, over ‘de lijst’ dus. Die top 100 is trouwens maar één lijst te midden van vele andere lijsten die peilen naar auteurs, genres, gender, afkomst, beroep, leeshouding enzovoort.
De bevraging, en de uitkomst ervan, staan wat dat betreft dus ook los van de canon die de KANTL elke vijf jaar opstelt. Net zoals bij de vorige twee KANTL-canons, uit 2015 en 2020, zal ook de vernieuwde versie van 2025 door een volstrekt autonome commissie, die bestaat uit leden van het genootschap – academici, schrijvers, journalisten, enzovoort –, samengesteld worden. Op 14 september 2022 werd de huidige canoncommissie ontbonden. Onder impuls van de voorzitter zal nu een nieuwe commissie samengesteld worden die zich zal beraden over de spelregels en de werkwijze voor 2025. De initiatiefnemers van de canonenquête hopen natuurlijk dat de commissieleden rekening zullen houden met de door de tweeduizend respondenten geuite verwachtingen over wat zo’n literaire canon zoal moet en kan betekenen in het onderwijs, het onderzoek en in het bredere veld, inclusief het commerciële veld. Maar zoals gezegd, opereert die canoncommissie verder volledig onafhankelijk.
Dan was er uw vraag of die resultaten worden meegenomen in het Leesoffensief. Wat de canonenquête duidelijk heeft gemaakt, meer nog dan de top 100 die eruit voortkwam, is dat literaire klassiekers en literatuurgeschiedenis een plaats moeten hebben in alle richtingen van het secundair onderwijs. 79,59 procent van de respondenten is die mening toegedaan. De Nederlandstalige klassieken zijn dus stuk voor stuk essentieel. Het gaat om teksten die hun schoonheid of hun historisch en cultureel belang duidelijk hebben bewezen, en het zijn teksten die een gedeeld referentiekader van onze samenleving uitmaken. Daarnaast moeten ze ook worden ingezet om de leesvaardigheid en de leesmotivatie van jongeren te versterken: het ‘diep lezen’, het geconcentreerd lezen van langere, eventueel verhalende teksten is essentieel voor de ontwikkeling van die vaardigheden. De enquête toont dus aan dat de literaire canon zeker kan dienen als leesbevorderend instrument, en dat voor leerlingen uit zowel bso, tso en kso als aso.
De enquête geeft ook aan dat de opvattingen over niet-traditionele genres veranderen: zo zouden ‘spoken word’ of liedjesteksten ook een plaats moeten kunnen krijgen. Een meerderheid van de respondenten ziet heil in het bestaan van meerdere lijsten naast elkaar, zoals een aparte canon voor jeugdliteratuur. Dergelijke antwoorden weerspiegelen de opvattingen van een voornamelijk jonger publiek.
In ieder geval hoeft een door een panel van experten opgestelde literaire canon, zoals die van de KANTL, het bestaan van andere lijsten niet te hinderen. Beide kunnen perfect naast en door elkaar worden gebruikt om het belang en het plezier van lezen bij jongeren te promoten. Het is vooral cruciaal om literair erfgoed, net zoals hedendaagse teksten, op een authentieke maar laagdrempelige manier te benaderen. Zo kan bijvoorbeeld de pedagogisch-didactisch verantwoorde werkvorm van interactief voorlezen worden ingezet, een dynamische en interactieve werkvorm die lezen terug naar de essentie brengt en tegelijk aansluit bij veranderende opvattingen over literatuur, bijvoorbeeld over ‘spoken word’.
Bij een groot aantal vragen in de enquête werd de mogelijkheid toegevoegd om in een vrij veld bepaalde opvattingen toe te lichten. Veel geënquêteerden hebben van die gelegenheid gebruikgemaakt om hun keuzes te nuanceren. Daar zaten een groot aantal onderwijzers bij. Die vrije antwoorden leveren natuurlijk een schat aan informatie op die in het kader van het Leesoffensief voor leesbevorderingsinitiatieven zou kunnen worden ingezet. Het analyseren en toepassen van die ideeën en strategieën is een volgende fase in het Canonfestivalproject. De canonenquête biedt alleszins veel stof tot nadenken, en dat was ook de bedoeling van die enquête.
Minister-president, dank u wel. Het waren interessante antwoorden, ook op de vraag van de heer Meremans meer specifiek over die literaire canon. Mijn vraag was meer gericht op de Vlaamse canon. U zegt dat ik dat aan minister Weyts moet vragen. Ik ga dat zeker doen. Ik vond de analogie wel interessant. Je ziet wat we al hebben geleerd over de opmaak van die literaire canon, die uiteindelijk nu toch wel vrij dynamisch en participatief tot stand is gekomen. Daarover zijn er nog wel wat opmerkingen, over het feit dat dat toch iets is wat evolueert. Dit toont aan dat ook de mening van jonge mensen en dergelijke moet worden meegenomen, ook over het gebruik daarvan. Ik vind het dus eigenlijk wel belangrijk dat jullie overleggen, alhoewel ik de vraag zeker aan Weyts ga stellen, en die twee initiatieven naast elkaar zouden leggen. Ik denk immers echt wel dat er veel kan worden geleerd uit het proces van de totstandkoming van de literaire canon voor de Vlaamse canon. Die lessen moeten zeker worden meegenomen. Minister-president, ik wil er dus op aandringen dat u er zeker voor zorgt dat die samenwerking en dat overleg er zijn om die lessen mee te nemen.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik vond het een beetje bizar dat de twee vragen aan elkaar waren gekoppeld. De literaire canon en die van de KANTL staan immers volledig los van de andere canon. Dat is in andere landen ook zo. Bijvoorbeeld Nederland heeft ook een literaire canon. Denemarken, bijvoorbeeld, gaat nog verder: die hebben canons voor van alles en nog wat, zelfs over Deense films, dacht ik, over Deense kunst, over Deense normen en waarden en ook nog eens algemeen over de geschiedenis van Denemarken. Zo had ik het toch begrepen. Ik vind het dus een beetje raar dat de twee vragen gekoppeld zijn.
Maar goed, voor alle duidelijkheid, wij vinden het dus heel goed dat er afzonderlijke initiatieven bestaan. Dat was de oorspronkelijke opzet van de KANTL, om het zo op te vatten. Wat de literaire canon betreft: je ziet dat dat ongeveer stabiel blijft, met 80 procent, zoals de minister-president zegt. Dat wil ook wat zeggen. Opvallend is ook dat Van den vos Reynaerde enorm goed blijft scoren in de enquête. Dat blijft toch wel belangrijk. Men wijst er soms op dat het gaat over witte mannen – ik vind dat ‘blank’, maar goed, je mag dat benoemen hoe je wil, ik heb daar geen problemen mee – die al overleden zijn. Ja, dat is meestal zo als het gaat over een canon. Van Eyck en Rubens zijn ook al overleden. Je kunt ze moeilijk opgraven. In elk geval denk ik dat we zeker die oude werken niet uit het oog mogen verliezen, want die maken deel uit van je identiteit, van hoe je bent gegroeid en dergelijke. Ik heb toen ook gezegd – ik denk tot collega Idrissi, die daar toen over sprak – dat je in de loop van de tijd automatisch andere schrijvers met andere achtergronden gaat krijgen. Dat kan ook niet anders. In een divers Vlaanderen zal dat ook wel zo zijn. Dat gaat dus sowieso komen. Ook zullen er sowieso meer vrouwen komen in diverse canons. Laten we eerlijk zijn, de emancipatie van de vrouw, het feit dat vrouwen een aantal dingen kunnen doen die mannen al lang mochten of waarvoor mannen al lang werden geapprecieerd, is vrij recent. Dat zal dus zeker en vast een invloed hebben. Ik denk zelfs dat het op termijn meer dames zullen zijn, want ik merk ook wel dat vrouwen meer lezen dan mannen.
Maar goed, wat betreft de grote, de andere canon: zoals u aanhaalt, voorzitter, hebben we dat debat al lang in het hoog en in het breed, in het lang en in het klein gevoerd. In Nederland ontstond die vanuit het onderwijs. We hebben, samen met een aantal collega’s, de mensen gesproken die de canon in Nederland hebben opgericht. We moeten de wetenschappers hun werk laten doen. Vanuit de politiek zijn we wat terughoudend; het is een werk voor wetenschappers. Het is een goede suggestie om daarover in de commissie Onderwijs minister Weyts te raadplegen.
Het is een goede zaak, zeker en vast. Het is belangrijk dat we het blijven aanhalen. Het blijft een deel van onze identiteit die we voor een groot stuk, wat de taal betreft, delen met Nederland. En dat is essentieel, zeker in Europa. Nederlands is een middelgrote, geen kleine taal. We hebben dat met de collega’s gezien, een paar jaar geleden als gastland van de Frankfurter Buchmesse. We moeten daar blijven op inzetten.
In elk geval ben ik heel blij met het antwoord van de minister. Het gaat ook over liedjesteksten. Wel, dan vind ik dat Tim van Wim De Craene, zeker en vast moet worden opgenomen.
Dank u wel voor uw suggestie, mijnheer Meremans.
De heer Brusselmans heeft het woord.
Mijn naam is Bryan Mues. Ik zal als YOUCA-student de vraag van de heer Brusselmans overnemen.
De discussie over de Vlaamse canon is in meer dan een opzicht interessant. In de marge van de vraag van mijn hooggewaardeerde collega Meuleman had ik echter een prangende vraag die me nu al een paar dagen bezighoudt. Ik mocht enkele dagen geleden ‘Een canon voor Vlaanderen, motieven en bezwaren’ ontvangen. Ik had deze publicatie van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten met meer dan gewone aandacht gelezen. Los van het feit dat ik geïntrigeerd ben door de vraag hoe 3 academici 83 pagina’s lang kunnen uitweiden over een canon waarvan de eerste letter, volgens mijn informatie, nog moet worden gepubliceerd, is er het hoogst merkwaardige gegeven dat diezelfde 3 academici een frontale aanval lanceren op deze regering in een publicatie die door diezelfde regering wordt gefinancierd. De academische vrijheid is voor mij heilig, maar deze aanval is wel van een heel andere orde, dunkt me.
Kan de minister-president mij laten weten hoe hij deze merkwaardige publicatie evalueert?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Het is misschien iets wat een beetje naast de kwestie is, maar wanneer hier wordt gesproken over de canon die in de toekomst op verschillende vlakken diverser zal zijn, kan ik toch niet anders dan een korte tussenkomst maken om te verwijzen naar wat er in Antwerpen gebeurt.
Ik werd vanochtend aangesproken door een organisatie die daar heel specifiek inzet op diversiteit. Ze geeft kansen aan jonge kunstenaars en zou nu haar werking moeten stopzetten omdat de projectsubsidies worden geschrapt. En dat is jammer, want het zijn wel die jonge nieuwe kunstenaars die in onze toekomstige canon zullen komen. Maar dan moet je ze natuurlijk wel de kans geven om zich ten volle te ontwikkelen.
Dat statement wilde ik hier maken. Ik hoop dat de minister-president ook daar aandacht voor heeft.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mevrouw Meuleman, de aanpak om voor de canon een publieksenquête te doen is niet bepalend voor de inhoud van de canon maar wel eventueel richtinggevend voor de commissie. Dat lijkt me interessant, maar de Vlaamse canon lijkt me een kwestie van het werk van academici. Ik verwijs naar Nederland. Vijf jaar later heeft men in Nederland een actualisatie, een update van de canon gedaan. Als je vertrekt van iets dat door academici is gemaakt, kun je daar daarna een publiek debat over laten voeren, je kunt daarover enquêteren, er kan een vervolg op komen. Ik zou hier paard en wagen in de juiste volgorde willen zetten. Nogmaals, het is eigenlijk de bevoegdheid van minister Weyts en ik zal het er met hem zeker over hebben.
Mijnheer Meremans, verwijzend naar ‘Tim’ zou ik kunnen zeggen ‘hier laat ik je los’, maar dat gaan we niet doen.
Mijnheer Brusselmans, ik ken die publicatie niet. Maar we leven in een vrij land. Er is vrijheid van publicatie. (Opmerkingen van Filip Brusselmans)
Ik ga ze zeker lezen, bedankt dat u mij er opmerkzaam op maakt. Maar ik ben ervan overtuigd dat, wat de inhoud van de canon ook gaat zijn als die uitkomt, ze enorm veel wind en enorm veel kritiek zal pakken. En eigenlijk is dat een stuk ook de bedoeling. We hebben dat al gezien toen we in het regeerakkoord hebben ingeschreven dat we een canon gingen maken. Toen barstte er al een stormpje – alles is relatief – los. Er zouden geen academici meedoen, en wat nog allemaal. Door de aanpak die we vooruit hebben geschoven, was het daarna toch vrij gemakkelijk om een academische commissie samen te stellen.
Dat er nog wat maatschappelijk debat over zou komen, mag ik hopen. Ik zou dat goed vinden. Maar wij gaan natuurlijk wel met dat project door, dat is duidelijk. Het staat in dit land, gelukkig, academici vrij om hun mening te ventileren. U zult natuurlijk zeggen: ‘Ja maar, dat is een organisatie die jullie financieren.’ Ik ben zelf in het verleden lid geweest van organisaties die ook met het politieke reilen en zeilen en de gang van zaken niet akkoord waren, en die ook gesubsidieerd werden. En dat willen we blijven verderdoen. (Opmerkingen Filip Brusselmans)
Soms komen goede tijden terug. Je weet dat nooit. Ik ben in ieder geval al bijzonder blij dat die mensen al op voorhand het maatschappelijk debat rond de canon voeding geven.
Als slotwoord, minister, wil ik nog even verdergaan op de Vlaamse canon.
Er was een heel interessant debat over de canon op de publieksdag – Facts to Act – van het Hannah Arendt Instituut, met onder andere de voorzitter van de Nederlandse canoncommissie en gewaardeerde collega Peter De Roover. Men was in Nederland verbaasd – dat was een van de lessen – dat bij de update na vijf jaar – ik weet het exacte percentage niet meer – een groot deel van die canon al was gewijzigd, op vijf jaar tijd. Dat doet de volgende vraag rijzen. Als je echt een canon wilt maken met zaken waarvan wordt gezegd dat ze de tand des tijds moeten doorstaan en dat ze onze culturele identiteit zijn, en als daarvan op zo korte tijd al zoveel wijzigt: is de oefening dan wel goed gemaakt? Ik denk dat er vragen te stellen zijn over wat erin komt. Dat moet heel doordacht gebeuren. Ook over hoe je het verleden met het heden gaat verzoenen en de aspecten die je meeneemt, moet worden nagedacht. Er moet nu al voldoende diversiteit in zitten, want een te dynamisch gegeven is geen canon meer. Er waren heel belangrijke lessen te trekken die ook voor Vlaanderen heel interessant zijn.
Ik begrijp dat we minister Weyts daarover verder zullen ondervragen. Hij zal wel komen en ongetwijfeld nog voor veel debat zorgen.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik heb nog een korte repliek op collega Brusselmans of collega Mues.
We leven inderdaad in een vrij land. In een bepaalde regio is er een staat van beleg afgekondigd. Dat betekent dat je daar eigenlijk niets meer mag doen en eigenlijk ook niets meer mag zeggen. Van een canon is het juist de bedoeling om naar een publiek debat te gaan. Sommige mensen zullen het fijn vinden dat je iets doet, anderen zullen dat niet fijn vinden en zullen dan ook hun mening ventileren. Dat is nu eenmaal de westerse democratie waar we voor strijden. Dat zijn onze normen en waarden, dat is onze identiteit. De dingen mogen gezegd worden. Organiseer je zelf het meningsverschil en subsidieer je die? Ook ik ben nog steeds lid van een organisatie die niet bepaald akkoord is met hoe de staat geordend is. Maar ook die wordt gesubsidieerd, gelukkig maar, zo zijn we. Er zijn er ook die gesubsidieerd worden en waar ik het totaal niet mee eens ben. Zo hoort het.
Ik wil het nog even hebben over de Nederlandse canon, waarvan u zegt dat die wordt gewijzigd. Opletten, de Nederlandse canon is gebaseerd op vensters. In die vensters zitten bepaalde voorbeelden. Het zijn vooral die voorbeelden die worden gewijzigd. Er is bijvoorbeeld een hele discussie geweest over wat men in Nederland ‘de Gouden Eeuw’ noemt. Dat werd door andere mensen anders gepercipieerd. Daarin kan je inderdaad wijzigingen aanbrengen, daar ben ik het mee eens. Maar bon, dat is het voordeel van een dynamische canon.
Ik heb ooit in de geschiedenisles op de lagere school geleerd dat Leopold II Congo schonk aan België. Dat bleek achteraf wel anders te zijn. Dat zal in de canon anders geformuleerd worden. Maar goed, ik denk dat we het debat moeten aangaan. We moeten uitkijken naar de commissie Onderwijs, waar het wordt verdergezet.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.