Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het niet-dringend ziekenvervoer
Report
Het antwoord wordt gegeven door minister Dalle.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, het is niet de eerste keer dat ik hier een vraag om uitleg stel over het niet-dringend liggend ziekenvervoer. Het sleept ook al eventjes aan. Om het aan den lijve te ondervinden, ben ik op vrijdag 9 september zelf een dag gaan meedraaien bij het ambulancecentrum Oost-Vlaanderen in Dendermonde. Daar heb ik tal van ritten meegedaan, onder andere mensen naar de dialyse gebracht, zowel van thuis als vanuit woonzorgcentra en omgekeerd. Ik wil meegeven dat dat toch meer is dan mensen die het vervoer doen. Onderweg wordt er nog wel wat gebabbeld met de mensen, maar zodra aangekomen voor de dialyse zijn het de ambulanciers die een noodzakelijk aantal stappen doen, zijnde het wegen van de patiënt omdat men voor en na de dialyse moet weten in welke mate er zaken goed of minder goed gelopen zijn bij de dialyse. Ook het overzetten van mensen van de brancard naar het bed gebeurt door mensen van de ambulancedienst. We kunnen hier nu een debat houden of dat al dan niet hun taak is, maar in de keten die daar gebeurt, is dat een logische stap.
Het zijn ook vaak mensen die geen beroep kunnen doen op andere mensen om voor dat vervoer in te staan. Plus, als je bijvoorbeeld van een dialyse komt, is er nog kans op nabloedingen die toch wel heftig kunnen zijn. Dan wil je niet dat zo iemand gewoon in een taxi zit of door andere mensen wordt afgehaald. Minister, dit om maar aan te geven dat dat een belangrijk segment is: het niet-dringend liggend ziekenvervoer, wat een volledig Vlaamse bevoegdheid is.
In 2018 werd dat decreet geactualiseerd en dat werd ook aangenomen in het Vlaams Parlement. Het decreet bracht enkele wijzigingen aan in het oorspronkelijke decreet van 2004 en legde de diensten die dit uitvoeren enkele nieuwe zaken op zoals een vergunningsplicht. Wat de vergunningsplicht betreft, collega’s, het is, voor alle duidelijkheid, een goede zaak om ook kwaliteitsvol vervoer te voorzien.
Sommige diensten doen tot 50.000 ritten per jaar. Er zijn ook een aantal kleinere spelers. Maar in elk geval heb je dat vervoer op alle plaatsen in Vlaanderen nodig, van de verre Westhoek – waar collega Vaneeckhout ooit een boekje geschreven heeft over het belang van de daar toch ietwat geïsoleerde dorpen – tot in centra en steden. Als ik kijk bij mij in het Waasland, dan gaat dat over mensen die naar universitaire ziekenhuizen gebracht moeten worden in het kader van kankerbehandelingen. Dat is naar Gent, naar Antwerpen, naar Leuven. Dat vervoer is belangrijk, zeker in het licht dat we vandaag veel meer chronische patiënten krijgen. Waar vroeger iemand in het ziekenhuis bleef, hebben we daar de kosten voor de ziekteverzekering … Minister, ik weet dat de bonus voor het federale niveau is als de mensen niet permanent in het ziekenhuis blijven. Het niet-dringend liggend ziekenvervoer heeft er een belangrijke rol in te spelen dat we kunnen zorgen dat mensen ambulant worden.
Voor het zomerreces hebben we in de media en in het parlement – ik heb er ook vragen over gesteld – al de nodige aandacht besteed aan deze sector. De duurzaamheidsdagen die de sector inlaste, moesten wijzen op de precaire situatie waarin de diensten moeten werken. De vergoedingen die vanuit de mutualiteiten worden verstrekt, liggen te laag om het voor hen leefbaar te houden inzake dienstverlening.
Het niet-dringend of kritisch ziekenvervoer is en blijft een belangrijke schakel. Zoals ik zonet al zei, is dat voor sommige mensen de toegangspoort tot de nodige diensten. Ook een professionele begeleiding is nodig tijdens het vervoer. Dat staat als een paal boven water. Dat hebben we ook zelf mogen ondervinden.
In 2018 voerde Möbius een studie uit naar de kostprijs van het niet-dringend liggend ziekenvervoer. Daarvoor gingen ze uit van de ‘as is’-situatie, zoals het was. Intussen kennen die diensten ook stijgende kosten door brandstof-, energie- en loonkosten wegens de inflatie. Belgambu heeft een zeer goede studie gedaan die ook bezorgd werd aan de mutualiteiten, waar ze oplijsten waar de grote stijgingen zitten. Een simpel voorbeeld: de aankoop van een uitgeruste ziekenwagen kost 18.000 euro meer per ziekenwagen. De loonkost is meer dan 24 procent gestegen. De brandstofkost is meer dan 20 procent gestegen. Dat zijn gewoon naakte cijfers. Daar zit niet te veel discussie op. Dat zijn gewoon vaststellingen.
In die studie werd ook uitgegaan van de kostprijs van een rit, dus het effectief onderweg zijn met de patiënt. Tijdens mijn dag heb ik ook vastgesteld dat er heel veel gewacht wordt. Er wordt ook in de file gestaan naar een patiënt. Dan ben je niet aan het rijden met een patiënt. Maar op dat moment moeten de lonen en de brandstof wel betaald worden.
De studie vormde toen een basis voor de onderhandeling met de ziekenfondsen voor een nieuwe tariefovereenkomst. Deze onderhandelingen zitten ondertussen reeds een tijdje muurvast. Mijn vraag dateert van 14 september. Er is ondertussen wel wat vooruitgang, maar we zijn er nog niet volledig. Het decreet van 2018 voorzag in artikel 9: “De Vlaamse Regering kan de minimale en maximale tarieven evenals de toegepaste criteria voor de berekening van de tarieven die de diensten voor niet-dringend liggend ziekenvervoer aan de patiënt mogen vragen, bepalen.”
Intussen zijn een aantal diensten op het punt gekomen dat ze werkelijk denken aan stoppen, gewoon door economische leefbaarheid, omdat het niet lukt. Dat heeft niet enkel impact op de diensten, maar ook op de patiënten die daar gebruik van maken én afhankelijk van zijn voor hun gezondheid.
Minister, hebt u recent nog gesprekken gevoerd met de vertegenwoordigers van de diensten niet-dringend liggend ziekenvervoer, onder andere Belgambu? Zo ja, welke conclusies kunt u hieruit trekken?
Ziet u het wenselijk om artikel 9 van dit decreet toe te passen, namelijk het invoeren van het minimumtarief? Ik weet dat u zult zeggen dat dat onderhandelingen zijn tussen de diensten en de mutualiteiten, dat u daar niet rechtstreeks tussen zit. Dat is juist, als u dat al zou zeggen, maar natuurlijk als ze niet komen en het niet meer economisch leefbaar is, dan hebt u wel een taak om artikel 9 te activeren. Bent u van plan om dat dan te doen?
Zult u erop toezien dat die diensten betaalbaar blijven voor de patiënt en dat de diensten rendabel blijven?
Wordt er met de mutualiteiten en Mutas overleg gepleegd over de precaire situatie waarin de diensten zich bevinden? Met andere woorden: pleegt u met hen ook rechtstreeks overleg?
De commissie niet-dringend liggend ziekenvervoer valideerde een update van de Möbiusstudie, rekening houdend met de loonindexeringen en inflatie en de bijkomende kosten, waarvan ik er daarnet een aantal gegeven heb. Hebt u van die studie al kennis genomen?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, mijn excuses omdat ik hier binnengestormd kom, maar ik zat nog in een andere commissie. Ik zal de hele probleemstelling dus niet herhalen – dat zal mijn voorganger ongetwijfeld gedaan hebben. Een gedeelte heb ik nog gehoord. Het is inderdaad een oud zeer en ik heb daar al een aantal vragen over gesteld, oorspronkelijk nog gericht aan minister Beke. Voor het reces heb ik ook minister Crevits hierover ondervraagd. Zij had het toen over gesprekken die op dat moment bezig waren met alle betrokken partijen om te proberen tot een oplossing te komen waarbij ook de mutualiteiten een inspanning zouden doen. Maar op het terrein blijft de nervositeit bestaan, zoals de vorige spreker goed geschetst heeft. Daarom vond ook Vooruit het nuttig om daarover een nieuwe vraag te stellen en vooral ook omdat er acties zijn.
Ik heb dus de volgende vragen.
Wat is de huidige stand van zaken van het garanderen van de tariefzekerheid voor de patiënten voor niet-dringend vervoer, zoals in het regeerakkoord staat?
Zult u een vast tarief voor al het niet-dringend ziekenvervoer, dus ook het patiëntenvervoer tussen ziekenhuizen, invoeren? Op welke manier zult u het niet-dringend vervoer tussen ziekenhuizen betaalbaar maken?
Hoe reageert u op de spontane actiedagen van de privéambulanciers, waarover daarnet uitgebreid gesproken werd? Welke oplossing ziet u eventueel?
Zult u samen met de mutualiteiten en de privéambulanciers aan tafel gaan zitten of doet u dat al, om tot een oplossing te komen waarbij de betaalbaarheid voor de patiënten een belangrijke voorwaarde blijft?
Minister Dalle heeft het woord.
Het niet-dringend liggend ziekenvervoer is inderdaad een dossier dat hier al herhaaldelijk aan bod is gekomen. Ik wil nog even het kader in herinnering brengen. De financiering van dat niet-dringend liggend ziekenvervoer gebeurt vanuit de aanvullende ziekteverzekering. De tarieven daarvoor worden bepaald door de mutualiteiten in onderhandeling met de vervoerders; wij zijn dus niet betrokken bij die onderhandelingen. Finaal worden deze tarieven vastgelegd in een tweejaarlijkse openbare aanbesteding uitgeschreven door Mutas, de centrale die voor de leden van de mutualiteiten het niet-dringend liggend ziekenvervoer organiseert. De huidige aanbesteding loopt tot het einde van dit jaar. Mutas heeft eind september van dit jaar een nieuwe aanbesteding uitgeschreven voor de periode 2023-2024. Tarifering en kostprijsbepaling rond het niet-dringend liggend ziekenvervoer is dan ook een regelmatig terugkerend topic binnen de sector, en ook in deze commissie.
We zijn dus geen betrokken partij in die onderhandeling, al hebben we in het verleden natuurlijk wel een faciliterende rol opgenomen. Zo heeft de Vlaamse Regering in 2018 een studie over de kosten gefinancierd. Die studie had tot doel een objectieve meting van de kosten van het vervoer uit te voeren. Bij de uitwerking van die kostenstudie werden de vervoerders en de mutualiteiten sterk betrokken. De resultaten van de studie werden ook gevalideerd in de onafhankelijke commissie van het niet-dringend liggend ziekenvervoer. In die commissie zijn zowel de vervoerders, de mutualiteiten als de patiëntvertegenwoordigers betrokken. De studie heeft er ook effectief toe geleid dat de tarieven in de openbare aanbesteding werden opgetrokken.
Op 27 januari 2020 heeft minister Beke opnieuw een advies gevraagd aan de commissie niet-dringend liggend ziekenvervoer over de tariefbepaling voor dit type vervoer. In mei van dit jaar leverde de commissie een – verdeeld – advies af. Ik kom daar dadelijk graag nog even op terug.
Naar aanleiding van dat advies en de signalen die minister Crevits ontving uit de sector, heeft ze zowel de vertegenwoordigers van de ziekenwagendiensten als die van de verzekeringsinstellingen gesproken eind juni, net voor de zomer. Er werd toen een duidelijk afsprakenkader gemaakt over de stappen die in het najaar zouden worden ondernomen.
Een eerste stap is dat minister Crevits contact opgenomen heeft met collega Peeters, bevoegd voor Mobiliteit, met de vraag om de taxi- en busstroken ook ter beschikking te stellen van ziekenwagendiensten voor niet-dringend patiëntenvervoer. Collega Peeters bevestigt dat dit momenteel onderzocht wordt. Dit zou kunnen helpen om de efficiëntie te vergroten.
Minister Crevits heeft ook de federale minister van Financiën gevraagd om het gebruik van professionele diesel door ziekenwagendiensten te willen onderzoeken. Met die twee maatregelen zou de druk op de kostprijs verlaagd kunnen worden.
Na het overleg van minister Crevits net voor de zomer is er permanent contact tussen het kabinet en de actoren. Maandelijks vindt ook de onafhankelijke commissie niet-dringend liggend ziekenvervoer plaats, waar ook ons kabinet vertegenwoordigd is.
De sector is globaal genomen tevreden over de afspraken die met minister Crevits gemaakt werden eind juni. De voortgang en uitvoering van die afspraken worden natuurlijk bekeken. We stellen wel vast dat er nog steeds groot ongenoegen is aan de kant van de ziekenwagendiensten richting de aanbesteding van Mutas. De ziekenwagendiensten gaven aan dat de huidige tarieven ontoereikend zijn, daar waar de mutualiteiten stellen dat de bestaande middelen in de aanvullende ziekteverzekering hun limiet hebben bereikt. De gesprekken over de aanpassing van de lopende aanbesteding liepen in september dan ook vast, met spontane actiedagen tot gevolg – dat hebben we gezien.
Deze spontane actiedagen waren gericht tegen Mutas en de mutualiteiten met als doel het verkrijgen van tariefaanpassingen. Ik heb begrip voor de noodkreet van de ziekenwagendiensten, dat spreekt voor zich. Maar de manier waarop men een aanpassing vraagt is niet oké. Ritten van en naar zorginstellingen weigeren waardoor patiënten niet op hun afspraak in een zorgvoorziening raken, daar kan ik niet akkoord mee gaan. Gezondheidszorg is niet te vergelijken met veel andere sectoren, waar men de productieband stillegt als drukkingsmiddel. Stakingsacties in de gezondheidszorg kunnen levensbedreigende situaties veroorzaken en dat is onaanvaardbaar.
Blijvende dialoog tussen verzekeringsinstellingen en de sector tot men tot een akkoord komt, is de enige weg vooruit en de enige oplossing. Samen met mijn kabinet, probeerde minister Crevits daarom de betrokken actoren rond de onderhandelingstafel te houden. Zowel tijdens de duurzaamheidsdagen van de ziekenwagendiensten dit voorjaar, deze zomer als recent bij de spontane acties is dat alvast gelukt. Op die momenten hebben we de partijen aan de onderhandelingstafel kunnen brengen en werden acties snel stopgezet.
Er waren ook vragen over de tariefzekerheid. Het creëren van tariefzekerheid voor de patiënt voor niet-dringend patiëntenvervoer is onderdeel van het regeerakkoord. Minister Beke heeft daarom al in het begin van deze legislatuur de onafhankelijke commissie niet-dringend liggend ziekenvervoer om een advies gevraagd over de tarieven voor het niet-dringend liggend ziekenvervoer. Pas dit voorjaar werd een update van de kostenstudie voor het niet-dringend ziekenvervoer ontvangen. Het betreft een verdeeld advies. Verzekeringsinstellingen gaan niet met alle parameters die door de ziekenwagendiensten ter actualisatie werden voorgelegd akkoord.
De update gaat niet enkel over loonindexering en gestegen brandstofprijzen. Er is bijvoorbeeld ook geen akkoord over het aantal ritten dat een ziekenwagen jaarlijks doet. Dit is nochtans een belangrijke parameter om de verdeling van de kosten op een goede manier te bepalen. Om te komen tot een valide kostenraming zal mijn administratie op vraag van de mutualiteiten en de vertegenwoordigers van de sector, een bevraging van de ziekenwagendiensten doen naar het aantal ritten per ziekenwagen per jaar. Dit is de derde maatregel die eind juni 2022 werd afgesproken.
Omdat in de update ook bijkomende parameters zijn toegevoegd, waarover ook geen onderling akkoord is, heb ik beslist om de update te laten valideren door de Inspectie van Financiën.
Via deze maatregelen wil ik komen tot een valide en onderbouwde kostprijs van het niet-dringend patiëntenvervoer. Ik hoop dat dit, net zoals in 2019, een correcte basis kan zijn voor het bepalen van de tarieven door de verzekeringsinstellingen, voor het realiseren van de tariefzekerheid voor de patiënt en zo nodig voor het invoeren van de minimum- en maximumtarieven. En daarmee kom ik bij de vraag over artikel 9 van het decreet van collega Daniëls.
Bij de herwerking van het decreet was het de uitdrukkelijke vraag van de sector om artikel 9 van het decreet niet uit te voeren. Er werd afgesproken om de bepaling van de tarieven over te laten aan de onderhandeling tussen de ziekenwagendiensten en Mutas naar aanleiding van de tweejaarlijkse aanbesteding. Artikel 9 voorziet immers in de mogelijkheid om zowel minimumtarieven als maximumtarieven per rit te bepalen. De ziekenwagendiensten vragen vandaag wel om minimumtarieven op te leggen. Ze willen via deze weg verzekeringsinstellingen dwingen tot het betalen van bepaalde tarieven. De vraag is of minimumtarieven op zich de financiële impasse bij de ziekenwagendiensten zullen oplossen. In het regeerakkoord is voorzien dat we de patiënt tariefzekerheid willen bieden. Als het invoeren van minimum- en maximumtarieven hierbij kan helpen, zullen we dat zeker doen.
De laatste vraag gaat over het vervoer tussen de ziekenhuizen. Het zogenaamde interhospitaalvervoer is een bijzondere vorm van patiëntenvervoer. Door de federale hervorming van het ziekenhuislandschap met de creatie van ziekenhuisnetwerken zal dit type vervoer in de toekomst toenemen. Op dit moment buigt een interfederale administratieve werkgroep zich over deze problematiek. Daarbij is onderscheid tussen tijdkritisch en niet-tijdkritisch vervoer nodig.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord. Ten grondslag ligt er iets wat wij als de N-VA-fractie onder de aandacht willen brengen. Dit zijn commerciële diensten. Ik merk dat men verwacht dat die dat gratis doen, maar dat gaat niet. We hebben er alle belang bij dat die diensten overeind blijven. De manier van actievoeren is volgens u levensgevaarlijk. Ik heb het nog eens nagevraagd, dat klopt niet. Het ging over mensen die ontslagen werden uit het ziekenhuis en die naar huis moesten worden gebracht, het ging niet over mensen die naar dialyse moesten. De actie was ethisch correct. Als die diensten overkop gaan, failliet gaan, krijgen we wel mensen met kritische gezondheidsklachten die niet in het ziekenhuis geraken. Dan hebben we het wel over. Dan ligt het opnieuw op uw tafel. Dat is één.
Twee, de onderhandelingen met Mutas lopen niet van een leien dakje. Ik vind de analyse van Belgambu goed gemaakt, namelijk een rationele analyse met feiten en een bijsturing van de Möbiusstudie. Dat is toch iets, wanneer u of minister Crevits opnieuw in overleg gaat met Mutas, waar we moeten op wijzen. Het is niet om megawinsten te draineren, maar wel om te zorgen voor nieuwe ziekenwagens, voor een goede manier van werken, voor voldoende personeel. Het volgende is dat we wel ziekenwagens hebben, maar geen mensen om ermee te rijden. Dan zitten we weer met hetzelfde probleem.
Uw voorstellen om taxi- en busstroken te gebruiken, die toen gestart zijn, lijken mij een goede zaak. De professionele diesel, als dat erdoor komt, lijkt ook een goede zaak, de ‘rode mazout’ zoals de volksmond het noemt.
De loonkost mag u niet onderschatten, minister. Bij een patiënt in liggend vervoer, een dialysepatiënt, is er iemand die rijdt en iemand die bij de patiënt blijft. Dat zijn twee mensen. De loonkost weegt dus wel. Sommigen opperen dat één persoon voldoende zou zijn, maar een dialysepatiënt op weg naar huis kan een aderlijke bloeding doen. Dat gaat dus niet, men kan niet én de ziekenwagen besturen én achter zich een ader dichtknijpen. Sorry dat ik zo plastisch ben. Dat is wel de realiteit.
Ziet u het zitten om naar die volgende aanbesteding mee te begeleiden? Om de ratio in de tarieven voorop te houden? Om zowel de leefbaarheid van de diensten – we hebben ze nodig – als de betaalbaarheid voor de patiënt overeind te houden? Dat zijn de cruciale elementen. We moeten het dringend vervoer opsplitsen in het patiënten- en het personenvervoer. Het onafhankelijk criterium ligt daar nog ter tafel. Daar moet nog eens naar worden gekeken. Wie kan welke rol spelen? Bent u daartoe bereid?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteindelijk moet ik wel zeggen dat het misschien wel logisch is dat het in dezelfde richting gaat als de antwoorden die minister Crevits in deze commissie eens gegeven heeft. De overheid – in dit geval u – stopt zich wat weg achter de onderhandelingen tussen de aanbieders en de ziekenfondsen. Collega Daniëls heeft gewezen op artikel 9. U zegt dat u niet gaat tussenkomen voor minimum- of maximumtarieven. Aan de andere kant zijn er een stappenplan en een afsprakenkader. De richting is wel duidelijk.
Vandaar onze vraag of er gezien de stijgende energie- en andere kosten, vanuit de regering – zoals dat ook in andere situaties gebeurt – eventueel middelen zijn of worden ingeschreven in de begroting 2023 om wat te oliën of te smeren tussen de twee onderhandelende partijen zodat er ook vanuit de overheid iets komt. We hebben dat al eens gesuggereerd en we denken dat het goed zou zijn dat de Vlaamse overheid in dezen iets actiever zou optreden. Kan dat gepaard gaan met enige financiering?
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Ik heb daarover op 31 mei een vraag gesteld aan minister Crevits. Toen werd ook, zoals de heer Daniëls daarnet al zei, verwezen naar het probleem waar men vandaag op botst: dat de politie vaak ziekenwagens aan de kant zet om te controleren of de patiënt liggend dan wel zittend wordt vervoerd. Minister Crevits antwoordde dat daarbij een onderscheid zou moeten worden gemaakt, dat de regelgeving over het bezoldigd personenvervoer zou moeten worden aangepast, en dat het wettelijke kader in overleg met de sector zou worden aangepast. Minister, is er al zicht op de timing van de aanpassing van de regelgeving? Is daarover al overleg gepleegd met de sector?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, deze vraag volgt op het debat van de voorbije zomer. Ik had toen begrepen dat minister Crevits op hoop leeft en dat er misschien een aantal elementen zijn die maken dat we dichter bij een akkoord staan, zowel op korte als op langere termijn. Maar de antwoorden maken mij toch wel wat bezorgd. Ik sluit mij aan bij mijn collega’s met de uitdrukkelijke vraag om hier niet te passief op toe te kijken. U moet niet wachten tot het probleem zich fundamenteel stelt. Ik weet niet of er geld moet zijn om dat tot een akkoord te duwen, of dat er andere opties zijn. Ik dring er toch op aan om hier versneld werk van te maken en om niet enkel te vertrouwen op de onderhandelingsmodus van de belangrijkste actoren, namelijk diegenen die het vervoer uitvoeren en de mutualiteiten.
Collega Daniëls zei dat het een private dienstverlening is. Maar het is ook een basisdienstverlening, waarvan ik vind dat we er echt niet mee mogen spelen, om er dan op het einde van de rit bekaaid aan toe te zijn. Ik begrijp dat mijn collega’s dat ook vinden.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik besef zeer goed dat we nog niet op alles antwoorden hebben. We moeten voortwerken en bekijken op welke manier we de onderhandelingen opnieuw op het goede spoor kunnen zetten.
Collega Daniëls, het gaat bij bepaalde types van vervoer inderdaad niet over vrijwilligers. Voor het zittend vervoer wordt wel de mogelijkheid geboden om met vrijwilligers te werken. Hier zijn het inderdaad twee ambulanciers. Dat is dus een stevige loonkost.
De centrale oefening waarmee wij nu bezig zijn, is de analyse die we laten doen door de Inspectie Financiën van de update van de vorige studie, om een echt objectieve basis te leggen voor die onderhandelingen. Op die manier willen wij bijdragen tot een objectivering van het debat tussen de partijen over de tarieven.
Collega De Rudder, we zijn inderdaad ook een update van de regels aan het bekijken. Daarbij maken we niet langer een onderscheid in de manier waarop een persoon wordt vervoerd, maar wel op basis van de zorgnood tijdens het vervoer. Het is de bedoeling om in de sector te zoeken naar een goede onderbouwing van de zorgnood. Dat vergt nog heel wat werk.
De vraag naar financiering is een complex vraagstuk. Het wordt vanuit de aanvullende ziekteverzekering gefinancierd. Uiteindelijk is er een onderhandeling tussen twee partijen, de mutualiteiten en de verstrekkers, waar wij geen partij in zijn, over een dienstverlening die – als ik het zo mag zeggen – commercieel wordt aangeboden. We moeten opvolgen op welke manier men dat doet. Op dit moment zijn er geen budgettaire middelen voor uitgetrokken om dat te doen. We hopen vooral dat er voor die objectivering opnieuw een akkoord komt.
De nieuwe aanbesteding werd pas gelanceerd. Ook daar willen we bekijken op welke manier we de gesprekken tussen de mutualiteiten en de ziekenwagendiensten kunnen faciliteren. Een ding is zeker: dit wordt vervolgd. Ook van de drie vragen – naar objectivering, ten aanzien van de minister van Mobiliteit en ten aanzien van de federale collega van Financiën – verwachten we resultaten. Hopelijk kan dit leiden tot vooruitgang. Misschien kan dit in de onderhandeling helpen. Want het gaat over het verminderen van de kosten. De vragen voor de twee andere collega’s kunnen daarbij helpen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, de objectivering van de kosten, de update van de vorige studie en de toets aan de realiteit zijn cruciaal. Onder andere het leeg rijden is een onderdeel van het verhaal, maar ook met het wachten, dat daar inherent aan is, moet rekening worden gehouden. Je moet niet alleen kijken naar de kosten als er iemand in de ziekenwagen is, die andere kosten zijn er ook. Daar wil ik vanuit mijn praktijkervaring op wijzen.
U moet zeker ook nog eens op zoek gaan naar een specialist staatshervorming op het kabinet van minister Verlinden. Alles wat ambulant gebeurt, is een minderkost voor de ziekteverzekering. Dat is een goede zaak, maar we moeten er wel voor zorgen dat het ambulant kan blijven gebeuren. Ik denk niet dat we er vragende partij voor zijn dat we personen die een kankerbehandeling hebben nu opnieuw in het ziekenhuis zullen houden omdat we geen vervoer hebben. Of dat we mensen met een dialyse in een ziekenhuis zullen houden. Dat kan toch echt niet de bedoeling zijn. Maar de winsten daarvoor komen niet in uw portefeuille of in die van minister Crevits terecht. Die blijven natuurlijk federaal. Daarover moet worden gesproken.
Op dit moment zit dat in een onderhandeling tussen de vervoerdiensten en de mutualiteiten, waarbij de mutualiteiten zeggen dat dit het maximum is dat zij kunnen geven in een aanvullende verzekering. Minister, als er wordt geobjectiveerd langs de kant van de ambulante diensten, moet er misschien ook wel eens worden uitgekeken naar een objectivering van de mutualiteiten, of ze echt niets méér kunnen geven, of ze daar aan een plafond zitten. Wat voor de ene partij geldt, zou ook voor de andere partij moeten gelden. We rekenen daar op uw rationele tussenkomst.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik blijf ervoor pleiten dat Vlaanderen daarin een actievere rol zou spelen, al dan niet met een financiële tussenkomst. Ambulant vervoer is nu eenmaal een Vlaamse bevoegdheid. In het parlement hoor ik heel vaak dat Vlaanderen betreurt dat het bepaalde bevoegdheden niet heeft. Daar sta ik, voor alle duidelijkheid, niet altijd achter. Maar ik vind wel dat we moeten inzetten op de bevoegdheden die we wél hebben. We moeten niet passief toekijken op wat beide partijen met elkaar bespreken en wat daaruit voortkomt. De Vlaamse overheid zou een veel actievere participatierol moeten spelen, met eventueel een financiële tussenkomst.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.