Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de kostprijs van de KOALA-taaltest
Report
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik wil het graag hebben over de KOALA-testen, minister. Sinds vorig jaar zijn scholen verplicht om bij alle kleuters van de derde kleuterklas een taalscreening af te nemen. Dat gebeurt in alle scholen met hetzelfde instrument, ondertussen de KOALA-test gedoopt, dat in opdracht van de overheid ontwikkeld is door het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KU Leuven.
Op basis van die taalscreening kan de school vaststellen dat een kleuter voor Nederlands groen, oranje of rood scoort als het over de taalvaardigheid Nederlands gaat. Er kan worden beslist om kleuters een taalintegratietraject te laten volgen doorheen de derde kleuterklas. De klassenraad kan aan het einde van de kleuterklas ook van mening zijn dat het kind moet blijven zitten. We vinden dat een totaal waanzinnig idee, maar ouders kunnen nog altijd beslissen dat hun kind mee overgaat naar het eerste leerjaar, maar dan moeten de kinderen een verplicht taalintegratietraject volgen.
Ik herhaal nog eens dat we absoluut niet tegen het screenen van kleuters op hun kennis van het Nederlands zijn. Meten is weten. We zijn ook niet tegen taalintegratietrajecten als die op een goede manier gebeuren. Het is heel belangrijk om in te zetten op een goede kennis van het Nederlands omdat dat bepalend is voor de verdere schoolcarrière.
We hebben op zich dus geen probleem met de KOALA-test, maar we stellen ons toch een aantal kritische vragen, zeker toen we de berichtgeving in de voorbije weken lazen. Blijkbaar is de digitale versie van de KOALA-test betalend. Scholen hebben de keuze om de kleuters de test te laten afleggen op papier of digitaal. De overheid heeft de digitale versie van die test niet zelf ontwikkeld maar uitbesteed. Dat betekent concreet dat scholen 5,99 euro betalen per kleuter. In een reactie zei de minister dat door de concurrentie meer partners de test zullen ontwikkelen en dat dat de prijs zal drukken. We hebben gezien wat dat betekent voor de markt van de schoolboeken. Hoe je het ook draait of keert, er zit een winstlogica achter en dat betekent in de praktijk vaak dat het net duurder wordt in plaats van goedkoper. Ik ben niet tegen de marktlogica, maar wel tegen het feit dat ouders hogere facturen moeten betalen. Ik ben er dus niet gerust op.
Er is natuurlijk nog de papieren versie. Scholen kunnen ervoor kiezen om daarmee te werken, maar die is tijdsintensief. Een directeur getuigde daarover in de krant: “Kiezen we voor papier, dan moeten die testen manueel verbeterd worden. Vorig jaar is een van mijn zorgleerkrachten daar drie weken fulltime mee bezig geweest: printen, afnemen en verwerken.” Dat is heel veel tijd. Die tijd zou beter worden ingezet om die kleuters te helpen om hun Nederlands te verbeteren.
De minister ziet geen probleem. De taalscreening is volgens hem zo ontworpen dat er geen uitgebreide analyses, geen plannen en geen rapportering nodig zijn. Dat staat in contrast met de echo’s vanop het terrein. Ook de onderwijsinspectie deed in het voorjaar een aantal bel- en dialoogrondes over die taalscreenings en taalintegratietrajecten. Ze heeft daar recent een rapport over gepubliceerd waarin het derde punt staat waarover we ons vragen stellen. Scholen vragen zich af of die test overal en voor alle kleuters relevant is. Ze vragen of het mogelijk is om een onderscheid tussen de scholen te maken en of scholen zelf kunnen kiezen bij welke kleuter de taalscreening relevant kan zijn. Ze hebben het ook over de grote tijdsinvestering.
In het rapport staat dat de afname van de test eveneens voldoende mensen en middelen vraagt, ook in scholen met weinig, zes, lestijden. Ik krijg die feedback ook van een aantal leerkrachten. Ze zijn niet tegen het idee van tests, maar dan moeten ze het personeel en de middelen hebben om dat goed te doen. Bovendien weten ze heel vaak op voorhand wat er uit die tests zal komen. Ze kennen die kinderen en weten of ze al dan niet een taalachterstand hebben. Ik vind het belangrijk dat de testen fijnmazig genoeg zijn om er nadien goed mee aan de slag te kunnen gaan. Bovendien mogen scholen zelf beslissen hoe ze de taalintegratietrajecten invullen en welke maatregelen ze daarin zetten, maar de vraag is hoe we er zeker van zijn dat dat op een goede manier gebeurt. Ik heb dan ook de volgende vragen.
Hoe verantwoordt u dat een verplichte screening extra beslag legt op de werkingsmiddelen zonder dat scholen daarvoor specifiek extra middelen krijgen?
Erkent u dat het afnemen van een papieren versie tijdsintensiever is dan de digitale versie?
Zult u de digitale versie alsnog gratis ter beschikking stellen van de scholen?
Hoe kijkt u naar de taalintegratietrajecten? Op welke manier wordt er gegarandeerd dat die op een kwalitatieve manier gebeuren?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik heb een YOUCA-studente bij mij die de vraag gelukkig ook al op papier heeft meegebracht. Zij zal dus nu de vraag stellen over de taakbelasting voor scholen door de verplichte KOALA-screening.
Vanaf 10 oktober moet elke school in de derde kleuterklas opnieuw de verplichte KOALA-test afnemen. Vorig jaar kon dat enkel nog op papier. De minister beloofde dat dit schooljaar ook een digitale afname mogelijk zou zijn. In onze schriftelijke vraag ‘Taalscreening laatste kleuterklas - Digitale tool’ van 25 mei 2022 uitten we al onze vrees dat de verplichte KOALA-test extra werk en extra kosten voor de scholenteams zou betekenen. Enerzijds zou een digitale manier van testen de taakbelasting beperken ten opzichte van een testafname op papier, omdat de verwerking niet manueel moet gebeuren. Anderzijds werd gevreesd voor extra kosten voor de software en ook voor de compatibiliteit met andere schoolsoftware. Want als de software niet compatibel is, genereert dit toch ook aanzienlijk bijkomend werk. Trouwens, ook op papier komen er extra kosten. De test is namelijk in kleur en dat betekent dus extra printkosten.
Samengevat: als er voor deze verplichte taaltest geen gratis software wordt voorzien die compatibel is met reeds bestaande schoolsoftware, komen er extra kosten en eventueel extra werklast bij voor de scholen. Daar is geen weg omheen.
In zijn antwoord op bovengenoemde vraag van voor de zomer, maar ook in recente reacties in de pers, geeft de minister aan dat de overheid zelf geen centraal pakket ter beschikking zal stellen. De ontwikkeling wordt overgelaten aan educatieve uitgeverijen en softwareontwikkelaars. Daarmee steekt de minister zich weg achter de vrijemarktwerking en het feit dat software ontwikkelen geen kerntaak van onderwijs is. Dat nu de prijs van de enige softwareaanbieder 6 euro per kleuter bedraagt, is dus het probleem van de school.
Kortom, door deze manier van werken wordt de factuur doorgeschoven naar scholen, die hun werkingsmiddelen zullen moeten aanspreken als ze de test digitaal willen afnemen. Ook de belasting voor de leerkrachten is hoog. Dit alles wordt scholen gepresenteerd in een tijd van acuut lerarentekort en onvoorstelbare energiekosten. Dit komt binnen het onderwijsveld zeer cynisch over.
Daarom heb ik deze vragen voor u, minister.
Wat zult u hieraan doen?
Hoe reageert u op de klachten van scholen en koepels, die het niet aanvaardbaar vinden dat de factuur voor deze verplichte toets doorgeschoven wordt naar scholen?
Hoe zult u scholen ondersteunen die het budget niet hebben om de digitale test aan te kopen en die evenmin voldoende personeel ter beschikking hebben om de papieren versie te verwerken?
Waarom hebt u er niet voor gekozen om een centraal systeem aan te bieden? Kerntaak of niet, het zou de scholen veel geholpen hebben.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben wat betreft die KOALA-testen in eerste instantie vooral heel blij dat ze er zijn en dat we, niettegenstaande de weerstand die er aanvankelijk bestond, toch de beslissing hebben genomen om in de derde kleuterklas effectief over te gaan tot de invoering van taalscreening in de periode die nu loopt en waarbij vervolgens, op basis van de resultaten, ook intensief gewerkt kan worden zodat die kinderen waarbij er een achterstand op het vlak van de kennis van het Nederlands werd vastgesteld, intensief kunnen worden bijgespijkerd en ze uiteindelijk in het eerste leerjaar met enige kans op succes kunnen starten, namelijk met een afdoende kennis van het Nederlands. Dat is een verhaal van gelijke kansen.
Uiteraard brengt de afname van de KOALA-test inspanningen met zich mee, dat is evident. Er is altijd ergens een inspanning die je moet doen om iets te kunnen bereiken. Ik heb vorig jaar zelf gezien hoe men daarmee aan de slag gegaan is. Dat was een feest voor het oog, moet ik zeggen, waarbij de kinderen zelf heel enthousiast participeerden. Ook oefeningen op papier werden met een groepje kleuters gerealiseerd. Dat daar tijd in kruipt, is waar, maar dit is, wat mij betreft, cruciaal bij het begin van de leerplicht. Dat is dus geen overbodige taakbelasting, het is een kerntaak. Een kerntaak waarvoor we ook middelen voorzien, in het kader van de werkingsmiddelen.
Daarenboven hebben we – als ik even terugblik – voor het kleuteronderwijs niet bepaald de vinger op de knip gehouden. Integendeel, we zijn in 2020 al gestart met een extra periodiek terugkerende financiële injectie van 71 miljoen euro. Die komt er jaarlijks bij. Daarbovenop deden we een extra investering van 23 miljoen voor extra zorgcoördinatoren en was er nog eens 23 miljoen euro voor een extra aanbod aan kinderverzorgers, wat 535 extra kinderverzorgers in het kleuteronderwijs opleverde en ervoor zorgde dat kleuteronderwijzers zich zelf veel meer kunnen concentreren op hun kerntaak, namelijk lesgeven. En specifiek voor de taalintegratietrajecten en de KOALA-testen hebben we nog eens 12 miljoen euro voorzien. 71, 2 maal 23 en 12, dat is, mijnheer Daniëls? 129 miljoen euro, dank u wel! (Gelach)
129 miljoen extra impuls.
Uiteraard brengt de afname van de KOALA kosten met zich mee. Dat heb ik gezegd. Laten we het ook niet dramatiseren, alstublieft. Het gaat hem over twintig bladzijden per leerling. We stellen ook vast dat de factuur natuurlijk varieert. Heel concreet: sommige scholen printen telkens alles in kleur af voor elke leerling. Dat is inderdaad iets duurder. Andere scholen zorgen voor exemplaren die herbruikbaar zijn voor meerdere kinderen en zelfs voor meerdere jaren. Ik heb toepassingen gezien waarbij men werkt met kleurplaten die gelamineerd zijn en waarop de kleuters met uitwisbare inkt werken. Sommigen werken met blokjes die je op het juiste antwoord legt. De creativiteit is grenzeloos.
Wat betreft de digitale afname heeft mijn administratie al in oktober 2021 alle KOALA-materialen ter beschikking gesteld van negen softwareleveranciers en uitgeverijen die interesse hadden laten blijken en die zeiden: we willen daarmee aan de slag gaan. Het lijkt me evident dat we in eerste instantie proberen om de vrije markt te laten werken in plaats van direct als overheid in hun plaats te gaan treden en te zeggen: nee, wij zullen het doen. In sommige gevallen, zeker wanneer je ‘proven technology’ gebruikt, zal het aanbod dat wordt geformuleerd vanuit de vrije markt kwalitatief beter zijn dan wanneer wij het van overheidswege opnieuw zouden gaan doen.
Het klopt dat voor dit schooljaar slechts één firma de digitale afname van de KOALA effectief gerealiseerd heeft. Zes andere firma’s kozen ervoor om het enkel mogelijk te maken de resultaten van de KOALA-test ook in het eigen softwarepakket te integreren. Dat is op zich natuurlijk ook een meerwaarde. Ik bekijk of er voor de volgende afname nog andere spelers op de markt hun interesse zullen laten blijken. Ik ga niet de fout maken en zeggen: die 6 euro, wij zullen die factuur betalen. Daardoor zal de factuur enkel toenemen, denk ik. Dat lijkt mij niet de te bewandelen weg. We zullen kijken of er zich nog andere marktspelers zullen aandienen, wat natuurlijk ook een neerwaarts effect zal hebben op de prijs, en of we daar anders zelf in zullen moeten tussenkomen, als de marktwerking niet optimaal is. Maar dat geeft ons nog wel wat tijd voor een volgende afname.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Als je zoiets invoert en oplegt vanuit Vlaanderen, dan is het toch logisch dat je er ook voor zorgt dat de software voorzien wordt en dat je er als overheid voor zorgt dat uw scholen die software ter beschikking hebben. Dat is hier voor mij nu toch echt een marktwerking. En ik ben hier ook niet de communist van dienst, nooit. Maar in dezen heeft het toch geen enkele zin om te gaan zeggen dat we dit nu eens gaan doorschuiven naar de scholen, want het zou nog kunnen dat de verschillende softwareontwikkelaars … Dit argument houdt voor mij absoluut geen steek. Ik vind dat dit hier echt wel een opdracht zou moeten zijn geweest van Vlaanderen, om ervoor te zorgen dat die software ter beschikking was en is, in de toekomst, voor de scholen.
Dat lijkt u misschien niet zoveel, 6 euro per kind, maar dat is het wel. En je hebt het dan over extra werkingsmiddelen en je telt dan zo een aantal zaken op, zoals de zorg die erbij komt. Maar zoals je weet, werken die werkingsmiddelen in onderwijs met één enveloppe. Dat zijn niet-gekleurde middelen. Je weet hoeveel kosten erbij komen op het vlak van energie en dergelijke, en dan komen er nog zulke dingen bij in die niet-gekleurde enveloppe. Dan zijn dat gewoon extra kosten die daarbovenop komen en de rekening is negatief voor een school. Dan zijn al die extra euro’s te veel om ervoor te zorgen dat je nog goed kunt werken – nog los van de extra werkdruk in tijden van lerarentekort, en de problemen die er nog bovenop komen.
Dus als je zoiets invoert en je wilt daar draagvlak voor, dan denk ik dat het de rol en de taak van de overheid is om faciliterend en ondersteunend te werken, en niet om de werklast en de factuur door te schuiven naar de scholen. Wat u daar ook van zegt, wij blijven dat met onze fractie een absoluut foute keuze vinden en wij hopen dat u hier nog op terugkomt.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Ik denk dat heel veel mensen in het veld het met mij eens zullen zijn dat er wel inspanningen gebeuren, maar dat het nu ook weer niet zo is dat onze kleuterscholen op een vetpot aan werkingsmiddelen zitten, waarmee ze zich heel veel extra kosten kunnen permitteren. Zoals ik het hoor, worden die extra uren voor kinderverzorgsters bijvoorbeeld wel ingevuld, maar in een aantal gevallen zijn het dan de kinderverzorgsters die voor de klas moeten gaan staan omdat ze geen kleuteronderwijzers vinden. Om nu te doen alsof het probleem in het kleuteronderwijs opgelost is en we daar mensen en middelen te veel hebben, dat klopt absoluut niet.
Hoe men het ook draait of keert, het feit dat u nu extra geld aanrekent en dat men daar, in het geval van de digitale test, middelen moet tegenoverzetten of het personeel krijgt het niet allemaal gebolwerkt, gaat ten koste van waar het eigenlijk over moet gaan en dat is inzetten op het versterken van het Nederlands van kinderen. Dat zegt de inspectie ook duidelijk in haar rapport. Die schrijft: “Als de test voor alle kleuters wordt afgenomen, vraagt dit een grote tijdsinvestering die ten koste gaat van het remediëren van andere noden”.
Het gaat erom dat ik het gewoon ook niet begrijp. Ik snap niet waarom jullie, als je dan toch de opdracht uitschrijft om het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KU Leuven de test te laten ontwikkelen, hen niet meteen ook een digitale versie laat ontwikkelen. Jullie zijn een meerderheid die de mond vol heeft van het verlagen van de planlast, maar jullie zijn die op dit moment gewoon aan het verhogen, terwijl dat dus niet nodig zou zijn. U zegt: wij vertrouwen de marktwerking en dat gaat zeker een neerwaarts effect hebben op de prijs, als er op een dag misschien ooit eens meer aanbieders bij komen. Maar ik zeg het nogmaals: in de boekenmarkt zijn er meer commerciële aanbieders en we zien dat de facturen voor de boeken alleen maar hoger worden. Dus nogmaals, minister, u stelt middelen ter beschikking. Wel, investeer die dan op een slimme manier en geef gewoon één – liefst universitaire – partner de mogelijkheid om een digitale versie te ontwikkelen. Bent u toch niet bereid dat te doen?
Dan heb ik nog een laatste vraag, want daar heb ik ook niet echt een antwoord op gekregen. Een van de punten die het rapport van de onderwijsinspectie ook maakt, is dat scholen een langetermijnvisie voor taalondersteunende initiatieven en taalintegratietrajecten vragen. Ik heb niet echt een antwoord gekregen op de vraag hoe u daarmee aan de slag gaat. Is het de bedoeling dat er vanuit de overheid toch nog veel meer een soort ondersteunende visie komt, zodat scholen ook veel beter weten wat er nu van hen verwacht wordt? Want nu heb ik het gevoel dat er sommige scholen zijn die heel goed weten hoe ze aan taalondersteuning moeten doen en andere niet, waar kinderen dan al dan niet van profiteren. En dat kan, wat mij betreft, echt niet de bedoeling zijn.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Dit is een dossier dat collega Vandromme normaal opvolgt en ik zal deze namiddag proberen om die dossiers voor haar te behartigen op de best mogelijke manier.
Minister, onze fractie vindt screening een goede maatregel, maar we betreuren wel dat de scholen nu voor extra kosten komen te staan voor de afname van die screening. Neemt men die screening af op papier, dan moeten ze kleurenkopieën voorzien voor alle kleuters. De meeste scholen doen het toch op die manier. Doen ze de screening digitaal, dan moeten ze daarvoor een commerciële speler aanspreken die de tool vanzelfsprekend niet gratis ter beschikking stelt. Ook de onderwijsinspectie heeft met een tachtigtal scholen gesproken over hun ervaringen met de KOALA-test en daaruit bleek dat de scholen dat toch als zeer arbeids- en tijdsintensief evalueerden.
Vandaar onze vraag, minister, of het misschien niet beter was geweest om na een jaar proefdraaien toch een grondige inhoudelijke evaluatie te doen van het verloop van die KOALA-testen. Er is een steekproef geweest om de resultaten van de screening te bekijken, maar een echt grondige inhoudelijke evaluatie is er niet geweest. Is het misschien iets wat u in de nabije toekomst zou willen doen, zodanig dat we hieruit toch een aantal lessen kunnen trekken?
Er zijn immers toch een aantal vragen die we ons zouden moeten stellen: in hoeverre is de screening ook effectief een meerwaarde voor de kleuters waarover we spreken? In hoeverre weten de kleuteronderwijzers ook effectief iets extra over die taalontwikkeling? Want ik denk dat we in dezen zeker ook de rol van de kleuteronderwijzers en het vertrouwen in hen niet uit het oog mogen verliezen. Uiteraard zijn zij het wel die een goed zicht hebben op hun klasje en de kleuters. In heel wat verhalen komt naar boven dat heel veel kleuteronderwijzers, wat betreft de resultaten die op de testen behaald worden, al op voorhand kunnen zeggen welke kleutertjes het daar moeilijk mee zouden hebben en welke goed zouden scoren op die testen. Een vraag die zich dan wat opdringt, is of die screening wel voor alle kleuters nodig is. Kunnen we daarin gaan differentiëren? Die vraag zou ik toch wel aan u willen richten.
De heer De Gucht heeft het woord.
Wij weten vanuit Ierland, misschien zelfs Schotland, dat meten weten is. En op dat vlak zijn wij er voorstander van om op een goede manier te testen wat de kennis is. Langs de andere kant, ik ben een liberaal en helemaal mee in het verhaal van vrijemarktwerking. Maar tenzij ik mij vergis, is vrijemarktwerking meerdere spelers. Als je één speler hebt, zit je niet noodzakelijk in een vrijemarktwerking, waardoor de prijs natuurlijk omhooggaat. Het is misschien toch wel te bekijken in welke mate er gekeken kan worden naar al dan niet een openbare aanbesteding, om een goede digitale versie voor elke school naar voren te brengen. Want op het moment dat je het aanbiedt aan scholen, met de redenering dat zij daarop vrij kunnen intekenen – als het een digitale test is –, en je hebt één aanbieder, dan kun je je afvragen: kun je elke leerling op dezelfde manier bereiken?
Daarnaast heb je de vraag wat we precies meten. Dat is toch niet onbelangrijk. We meten op welke manier er vooruitgang is wat betreft taalintegratie, maar we meten eigenlijk niet wat daar daarna uit voortkomt en in welke mate er geremedieerd wordt. Aangezien een school vrij beslist op welke manier zij daarna dat taalintegratietraject invult, weet je eigenlijk niet waar dat naartoe gaat. Dus het is misschien toch niet onzinnig om na te denken over de volgende fase waarbinnen je meet in welke mate je vooruitgang kent, een beetje in vergelijking met de testen die we gisteren hebben besproken in de plenaire vergadering. Je moet altijd kijken in welke mate je ook vooruitgang maakt.
Ten slotte, minister, vraag ik om ook open te staan voor het volgende. We hebben nog niet zo heel lang geleden een discussie gevoerd, tijdens de regeringsvorming, om naar 5 jaar te gaan voor de leerplicht – niet de schoolplicht, want dat bestaat bij ons niet. Maar misschien moeten we er toch wel echt ernstig over nadenken om die leerplicht naar 2,5 jaar te brengen. Ik weet dat ik daarmee in herhaling val, maar de heer Daniëls vergeeft mij dat, want hij valt ook af en toe eens in herhaling. Ik vind dat die 2,5 interessant is om echt eens te bekijken, want als we diegenen willen bereiken die we vandaag niet bereiken, dan gaat het over die leerplicht naar 2,5 brengen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik denk dat het goed nieuws is dat we aan de tweede editie van die verplichte taalscreening zijn toegekomen. Voor onze fractie is dat een heel belangrijke maatregel, waar we dus uiteraard zeer tevreden mee zijn. Want het is inderdaad absoluut noodzakelijk om de taalachterstand zo vroeg mogelijk te detecteren. Hoe vroeger je met dingen kunt beginnen, dingen kunt beginnen aanleren en zaken verbeteren, hoe beter. De minister erkent dat duidelijk, want nu gaan er extra financiële middelen naar die kleuterscholen. Er werd een berekening gemaakt, het gaat over een slordige 129 miljoen euro. Dat is dus superpositief.
Collega Yalçin verwees naar de bevraging over die eerste KOALA-testafname die gedaan werd door de onderwijsinspectie bij ongeveer tachtig directeurs. Wat daar gezegd wordt, en dat is toch heel belangrijk om te weten, is dat het effect eigenlijk wel wordt bereikt, want de taalscreening geeft impulsen aan het taalbeleid, de kwaliteitsontwikkeling en het taalonderwijs in de meerderheid van de scholen. Dus laat ons toch wel onthouden dat het doel met deze test enigszins bereikt wordt.
Is alles perfect? Nee, uiteraard niet. We zijn nog maar aan het tweede jaar. Zo vragen scholen – en dat is hier al gezegd geweest – met veel taalsterkere leerlingen of zij over een moeilijkere test zouden kunnen beschikken. Ook wat de taalintegratietrajecten zelf betreft, geven de scholen aan dat ze nood hebben aan ondersteuning bij het opzetten van de trajecten, want in de praktijk zijn de bouwstenen voor effectieve taaltrajecten voor velen blijkbaar nog onbekend terrein. En ook vragen scholen om een verderzetting van de opgezette trajecten in het lager onderwijs.
Ik heb voor u, minister, dan ook de volgende vragen.
Hoe staat u tegenover de vraag van taalsterkere scholen om die test moeilijker te maken? Collega Yalçin haalde dat ook al aan. Ik denk dat zo’n test bij iedereen, bij elke kleuter, afgenomen moet worden. Ik denk niet dat we kunnen zeggen dat het bij bepaalde kleuters niet nodig is. Die test moet bij iedereen afgenomen worden, maar misschien kan de test nog iets sterker gemaakt worden om sommige leerlingen uit te dagen?
Wat die praktijkgids betreft: kunt u er iets aan doen om die nog bekender te maken?
En hoe staat u ten opzichte van de opvolging van die taalintegratietrajecten in het lager onderwijs?
Met betrekking tot de digitale afname is het niet zo dat scholen verplicht zijn om die testen digitaal af te nemen. Ze kunnen ze inderdaad ook op papier laten afnemen. Er wordt dan door sommige collega’s gewezen op die planlast. Ik wil nogmaals wijzen op het budget – ik denk dat het over een 12 miljoen euro gaat – dat uitgetrokken werd voor het aannemen van extra zorgcoördinatoren die de leerkrachten bijstaan bij het afnemen van die testen. Het is niet dat de leerkrachten, de kleuteronderwijzers er helemaal alleen voor staan. Ze worden daarin toch bijgestaan.
De heer Laeremans heeft het woord.
Men is me hier eigenlijk het gras voor de voeten aan het wegmaaien want ik had een vraag om uitleg ingediend over dat rapport van de onderwijsinspectie en er zijn nu dus al verschillende vragen van gesteld. Dus we zullen zien wat er nog van overblijft. (Opmerkingen) (Gelach)
Ja, we zullen zien of de minister antwoordt op de verschillende vragen van collega Tavernier. Ik heb er ook een stuk of vijf, maar ik zal het eerst hebben over de huidige testen en de initiële vraagstelling.
U weet dat we zeker voor die proeven zijn, maar dat scholen daarvoor moeten betalen? Het is natuurlijk niet zo veel, die 6 euro, maar het is allemaal niet zo veel en het zijn vele kleintjes die één grote maken. Ik hoor toch verschillende collega’s, ook uit uw meerderheid, zeggen dat dat toch eens herbekeken moet worden en dat men dat van overheidswege zou moeten aanbieden. Dat is ook maar normaal: als jullie die proef opleggen – en voor mij is dat zeker terecht –, dan moet de overheid ook de kosten daarvoor dragen. U zegt dat jullie de vrije markt laten spelen. Dat kan perfect. U kunt bijvoorbeeld toch met driejarige periodes werken, zodat u dat na drie jaar weer openstelt voor andere bedrijven om daar een digitale versie van te maken? Ik hoop dat dat voor volgend jaar zeker kan.
Ten tweede, we hebben nog altijd weinig zicht op de remediëringstrajecten. Mevrouw Goeman heeft daar ook een vraag over gesteld. Wat wordt er nu met die resultaten gedaan? Op welke manier worden die kinderen dan bijgespijkerd? Want de ene school gaat dat heel anders doen dan de andere. Dat is natuurlijk ook weer de vrijheid van onderwijs. Maar aan de andere kant heeft dat het risico dat sommige scholen dat veel beter gaan doen en andere veel minder goed. Daar moeten we toch eens, en het moet echt wel onderzocht worden, de einddoelen of minimumdoelen bekijken. Voor de kleuterklas is dat misschien wat overdreven, maar iets in die zin.
Een derde punt is de bekendmaking van de cijfers van dit jaar. Vorig jaar hebt u dat met een steekproef gedaan, maar ik vond die nogal beperkt; dat was op basis van een aantal scholen die dat vrijwillig deden. Als we in de gaten willen houden wat dat oplevert, dan is daar toch wel een wat uitgebreidere steekproef nodig, denk ik. Hoe gaat u dat doen? Gaat u dat op dezelfde wijze bekendmaken als bij de eerste editie?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik ga in op wat collega’s De Gucht en Laeremans zeiden over remediëring en voortgang. Ik had onlangs een gesprek met een school waar veel anderstalige leerlingen in een klas zitten. We hadden het over de KOALA-test en het waardevol gegeven van het afnemen. Zij vonden dit zeker een mooie meerwaarde. Eigenlijk waren zij ook wel tevreden met de test op zich, ook al is die arbeidsintensief. Maar los daarvan is het resultaat soms ook belangrijk.
Zij hadden via hun koepel gevraagd of de KOALA-test ook gebruikt mocht worden om een hertesting te doen op het einde van het schooljaar, nadat ze inderdaad het taalbad en dergelijke toegepast hadden op de leerlingen die hiervoor in aanmerking kwamen. Men gaf natuurlijk aan dat het eigenlijk niet de bedoeling is dat KOALA ook gezien wordt als een hertest. Ik begrijp dat gegeven vanwege de officiële resultaten, maar ik heb geïnsinueerd dat voor eigen gebruik en informele resultaten een herafname op het einde van het schooljaar voor hen natuurlijk wel waardevol kan zijn om te zien in welke mate hun inspanningen resultaat gehad hebben. Ik vroeg me gewoon af in welke mate zij de hertestingsresultaten mogen interpreteren – niet om officieel te hebben, maar informeel is dat toch heel waardevolle informatie. Misschien moeten we dat met de ontwikkelaars eens bekijken?
De heer Daniëls heeft het woord.
Het zal u niet verbazen, maar collega De Gucht heeft me inderdaad getriggerd. Want in deze commissie herhaalt hij eigenlijk twee dingen: leerplicht vanaf 2,5 jaar in een niet-katholieke school. Mijnheer De Gucht, dat zijn de twee zaken die u hier ondertussen al een paar jaar op de agenda probeert te zetten. (Opmerkingen van Jean-Jacques De Gucht)
En dan komt er nog een thema bij: vanaf 2,5 jaar ook een warme maaltijd. Dat zijn inderdaad uw drie thema’s. Deze morgen ging het over andere thema’s, ook boeiend. (Opmerkingen van Hannelore Goeman. Gelach)
Word niet te enthousiast, mevrouw Goeman, want er hangt ook een prijskaartje aan. Dat is dan altijd het stille gedeelte van uw tussenkomst.
Ik wil even ingaan op de leerplicht. Leerplicht of schoolplicht, wat is dan het verschil? Waarover spreken we: een verlaging van de leerplicht of een verlaging van de schoolplicht? Op dit moment hebben we in Vlaanderen, met de decreten die we gemaakt hebben in combinatie met de schooltoelage en de incentive die ouders financieel krijgen als ze hun kinderen naar de kleuterschool sturen, samen met de toegang tot het lager onderwijs, ervoor gezorgd dat men vooral kiest om naar school te gaan. Het is eigenlijk geen leerplichtverlaging.
Want als u de leerplicht verlaagt naar 2,5 jaar, dan bent u nog altijd niet zeker dat ze op school zijn. De redenering die zegt dat kinderen wel op school zullen zitten als we de leerplicht verlagen, is wat kort door de bocht, ook omdat het advies ter zake van de Raad van State ons niet de ruimte geeft om dat te doen. Als er wordt opgeroepen om niet te juridiseren, dan moeten we daar toch enigszins terughoudend over zijn.
Het beleid dat de minister voert, het beleid dat we met deze meerderheid van de N-VA, cd&v en Open Vld voeren om inderdaad die test in te voeren en kwalitatief in te zetten op Nederlands, is dus een zeer goede zaak. Daar moeten we inderdaad op verdergaan om het belang van het Nederlands – daarover gaat het – te benadrukken. Dat debat is deze ochtend gevoerd bij die vragen om uitleg, collega’s. En dat doen wij met deze KOALA-test, zoals ook collega Tavernier aangehaald heeft.
Minister Weyts heeft het woord.
Taalscreening is een uitstekend initiatief, een uitstekende maatregel, niettegenstaande de weerstanden die we ter zake hebben moeten overwinnen. Wat nu gehanteerd wordt, is effectief een instrument dat gezien mag worden. En ja, dat vergt natuurlijk altijd een extra inspanning en dus ook extra kosten. Al zijn die beperkt en toch ook enigszins relatief, als je weet dat we daar de 12 miljoen euro recurrent op jaarbasis voor uitgetrokken hebben en nog eens die 117 miljoen euro extra middelen. Dan kom je aan 129 miljoen euro voor extra middelen en initiatieven voor betrokken onderwijs. Dat relativeert toch enigszins een en ander.
Waarom hebben we het Centrum voor Taal en Onderwijs (CTO) niet de opdracht gegeven om dat te ontwikkelen? Omdat ze dat zelf niet wilden. (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Dat was omdat ze er zelf van uitgingen dat dat niet hun specialisme is, en dat ze dat dus liever niet doen. Schoenmaker blijf bij je leest. Daarom hebben we gekeken naar waar specialismen zitten. Er zijn verschillende marktspelers, dus dan is het toch de logica zelve dat we eerst eens kijken hoe de markt op een en ander reageert in plaats van zelf tussen te komen, om dan uiteindelijk de opdracht te geven aan een entiteit die daar misschien niet om vraagt, die dat liever niet wil? We zullen voor een volgende afname zien hoe de zaken evolueren. Ik denk dat er een goede huisvaderpositie ingenomen is.
De leerkrachten zijn wel degelijk begeleid om resultaten te lezen en te interpreteren. We hebben er net een heel instrumentarium aan toegevoegd en materiaal ter beschikking gesteld. En we bevragen scholen ook over de resultaten. De onderwijsinspectie heeft ter zake ook een rapport opgeleverd. Ik citeer uit hun communicatie: "Scholen met veel kansarmere kinderen ervaren de taalscreening als een sterke stimulans voor hun talenbeleid." Het is niet te geloven dat sommige linkse partijen tegen die maatregelen waren. Maar de onderwijsinspectie … (Opmerkingen van Hannelore Goeman)
Voelt u zich aangesproken? Ik heb net nog de communicatie gevonden van uw collega die gewag maakt van de "taalwoestijn die Weyts uiteindelijk zou gaan realiseren". Dat valt dan toch goed mee. De scholen met veel kansarmere kinderen ervaren taalscreening dus als een sterke stimulans voor hun talenbeleid. De scholen die veel kansrijke en taalsterke leerlingen hebben, vragen of die instrumenten verder verfijnd gaan worden.
Ja, natuurlijk, we zijn nu goed begonnen. ‘The proof of the pudding is in the eating’, we zijn een weg ingeslagen en er is ‘no way back’. Dat is een goede zaak. Nu wordt er ook al voor gepleit om verantwoordingsplicht te gaan opleggen aan de scholen, om nog eens de administratieve lasten en plichten te gaan verhogen om ter zake te getuigen, in alle gevallen, bij alle leerlingen, bij alle kinderen, wat ze uiteindelijk daarmee gedaan hebben. Ik denk dat net daarvoor ook de onderwijsinspectie dient, dat dat net de rol is die zij speelt, ook bij de reguliere doorlichting: dat een en ander kan worden nagegaan over hoe men daarmee aan de slag is gegaan.
Scholen ontslaan van de verantwoordelijkheid om de toets af te nemen zou ik niet doen. Ik hoor ook regelmatig dat het voor heel wat leerkrachten soms onverwachte resultaten oplevert. Grotendeels zullen de resultaten beantwoorden aan de verwachtingen ten aanzien van kindjes die men al goed kent, wat niet altijd het geval is, zeker niet als het gaat over grote groepen. En je zit ook in het begin van het schooljaar. Anderzijds is er ook de erkenning dat er soms ongeziene onverwachte resultaten, zowel in negatieve als in positieve zin, naar boven komen.
Dit is dus de eerste keer. We zijn de goede weg ingeslagen. Alles is vatbaar voor verbetering. Dat gaan we ook doen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Even ter rechtzetting, en voor het verslag: de ‘taalwoestijnreactie’, dat was onze reactie op het feit dat u na de afname van de taaltest de kinderen die niet slaagden en het niet goed deden op die test, aparte taalbadklasjes wilde laten volgen. Daarvan hebben wij gezegd dat we dat niet de correcte aanpak vinden. Wij zijn voorstander van een geïntegreerde werking. Ik weet niet hoeveel aparte taalbadklasjes er zijn als resultaat van die KOALA-testen. Als de inspectie verwijst naar ‘taalarmen’ en naar het feit dat men in kwetsbare scholen tevreden is met de test, dan schrijven ze niet dat ze ook zeer tevreden zijn met het feit dat er nu, als resultaat van de KOALA-test, zoveel aparte taalbadklasjes zijn waar de kinderen nu apart Nederlands volgen. Dat is niet eens het geval.
Graag een beetje juist citeren, interpreteren en weergeven van mijn reactie, dat zou fijn zijn.
Maar de vraag ging hier niet over de taalbadklasjes. U zegt over die centen dat het allemaal niet zoveel is, en dat de werkdruk niet zoveel is, maar dat zijn toch wel de signalen die wij ontvangen. Ik denk dat er ook wel positieve reacties zijn op de KOALA-test zelf, inhoudelijk dan, en dat het inderdaad een instrument is of kan zijn om met taal aan de slag te gaan. Maar het komt toch wel weer op de schouders van de scholen en de leerkrachten terecht.
Onze expliciete vraag is om tussen te komen in die kosten voor de scholen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Als ik dit allemaal hoor, dan moet de meerderheid misschien toch nog eens rond de tafel gaan zitten, want voor de verandering rommelt het precies toch wel een beetje over de uitrol van die taaltesten. Waar heel veel duidelijkheid over is, is dat er kamerbreed een consensus is over het feit dat de taalscreenings bij kleuters op zich zeer nuttig kunnen zijn, maar dat er bij meerdere collega’s nog vragen zijn over de manier waarop.
Ik zou dus willen zeggen: minister, luister ook naar uw coalitiepartners. Toon u als een partner van de scholen, niet als iemand die hen extra op kosten jaagt. Ontwikkel die digitale test dus ook gratis. Bied die aan, zoek naar een partner op het terrein die dat kan doen. Dat is gewoon een investering die jaar na jaar blijft renderen, in plaats van dat scholen elk jaar opnieuw commerciële partners moeten betalen voor die testen.
Ten tweede, ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat als je de test afneemt, dat ze dan zo nuttig mogelijk moet zijn om in kaart te brengen waar de kleuters staan. Dus nu we toch in dat vocabulaire zitten, moet u misschien eens nadenken om ze adaptief te maken, collega’s, zodat ze moeilijker wordt naarmate … (Opmerkingen)
Maar nee, op het niveau van kleuters. Je kunt perfect methodologisch nadenken over hoe je – uiteraard op het niveau van kleuters – de test moeilijker maakt naarmate de oefeningen juist worden oplost.
Ten derde: we zijn het er allemaal over eens dat er absoluut moet worden ingezet op de kennis van het Nederlands bij kleuters. Maar er is op het niveau van deze meerderheid echt nog werk om de scholen meer richting te geven over wat een goede visie is, een goede pedagogische aanpak van taalontwikkeling bij kleuters. Zodoende krijgen de scholen ook houvast om hun eigen taalbeleid verder vorm te geven. Er is ook nog werk om te blijven inzetten op opleiding van leerkrachten. Inzetten op het Nederlands, dat klinkt goed, maar ik denk dat er nog veel meer moet gebeuren om daar in de praktijk ook werk van te maken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.