Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Digitalisering biedt kansen om de onderwijskwaliteit te verhogen: zwakkere leerlingen kunnen beter begeleid worden en sterkere leerlingen meer uitgedaagd. Een stijgend gebruik van digitale communicatiemiddelen buiten de werkuren kan echter ook een bron van stress zijn en zelfs leiden tot burn-outs. Er zijn daarom goede afspraken nodig om misverstanden rond digitale bereikbaarheid te vermijden.
Op 30 maart 2018 publiceerde het Staatsblad de federale wet van 26 maart 2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie. Deze wet bevat elementen met betrekking tot de preventie van burn-outs en het overleg in het comité voor preventie en bescherming op het werk over deconnectie van digitale communicatiemiddelen. Deze wet is van toepassing op werknemers en werkgevers uit de privésector. Sinds 2 februari 2022 is de wet met het recht op deconnectie ook van toepassing op federale ambtenaren.
Op 20 december 2021 werd een ministeriële omzendbrief aangenomen met een toelichting bij het recht op deconnectie en een stappenplan rond deconnectie voor alle federale personeelsleden. Het federale niveau kiest voor vrij dwingende afspraken, een reglementaire verankering, afgebakende definities en strikte bepalingen. Er is ook een bijlage met negen bladzijden aan arbeidstijdelementen met verduidelijkingen, opmerkingen en reglementen.
Minister, u bereikte op Vlaams niveau met de sociale partners een ontwerpakkoord over het gebruik van digitale communicatiemiddelen op school. Aan de hand van een afsprakenkader kunnen scholen zelf lokaal afspraken maken op maat van de school en in overleg met leerkrachten, leerlingen en ouders.
Minister, ik heb in dit kader de volgende vraag.
Kunt u de commissie verduidelijken waarom u voor een ander beleid kiest en de afspraken rond digitale communicatiemiddelen niet decretaal vastlegt?
Minister Weyts heeft het woord.
Zoals u weet, is de digitale ‘remontada’ van ons onderwijs een absolute prioriteit voor mij. Dat gaat dan niet louter over de meer dan een half miljard euro aan investeringen in hardware, dat gaat ook over een heel gamma aan maatregelen zoals de professionalisering van leerkrachten en de opleiding daartoe en het inzetten van het volwassenenonderwijs in het formuleren van een goed aanbod om met digitale leermiddelen aan de slag te kunnen. Het gaat ook over het reglementair kader en de digitalisering van interactie met de overheid. Ook deze maatregel kadert in mijn engagement om van die digitalisering van ons onderwijs een succes te maken.
Vorige maand heb ik met de sociale partners een ontwerpakkoord bereikt over het gebruik van digitale communicatiemiddelen door personeelsleden, leerlingen en ouders. Het is wel belangrijk dat die drietrapsraket daarin zit. In het kader van de cao hadden we trouwens afgesproken dat we tot zo’n kader zouden komen. We willen vooral een ruim kader bieden waarbinnen de onderwijsinstellingen zelf lokaal concrete afspraken kunnen maken over hoe en wanneer personeelsleden en leerlingen digitaal bereikbaar zijn en wanneer ze dat niet zijn. We gaan hierbij uit van een win-win, we gaan namelijk uit van de veronderstelling dat die digitale hulpmiddelen dienen om leerkrachten, directies, ouders en leerlingen te ontlasten en niet te belasten. We bieden een kader om daarover op het terrein concrete afspraken te maken en met elkaar te spreken. Want vandaag is de realiteit soms wel wat anders. Men klaagt erover. Ik ga dus absoluut niet uit van een absoluut recht op deconnectie. Ik denk dat vele leerkrachten er ook geen vragende partij voor zijn om na half vier geen mails meer te kunnen ontvangen, van wie dan ook. Er moeten gewoon correcte afspraken gemaakt worden om ervoor te zorgen dat die digitale middelen worden ingezet om eenieder te ontlasten.
We gaan niets verplichten. We hebben nu wel een kader dat richting geeft aan de afspraken rond bereikbaarheid maar het is aan de onderwijsinstellingen zelf en hun onderhandelingscomités om de afspraken lokaal te verankeren en op te nemen in hun arbeids- en schoolreglement. Je moet gewoon die afspraken duidelijk formuleren in de betrokken reglementen. Iedere school werkt anders; er is geen ‘one size fits all’. Het afsprakenkader schrijft wel voor waarover er minstens afspraken gemaakt moeten worden: het beheersbaar houden van de berichtenstroom; de timing van het versturen van berichten; de timing van het lezen en beantwoorden van berichten; het gebruik van sociale media binnen een professionele context en communicatie en bereikbaarheid in geval van overmacht, ziekte, vakantie, noodsituaties of deeltijds werken.
De federale wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie is van toepassing op de privésector maar legt eigenlijk verder weinig op. Ik wil ons initiatief dan ook niet op dezelfde leest schoeien als dat voor de federale ambtenaren. De situatie is totaal verschillend. En ook is, zoals ik trachtte te duiden, mijn uitgangspunt totaal anders. Ik ga niet uit van een absoluut recht op deconnectie. Ik ga er wel van uit dat we moeten proberen om deze mogelijkheden ten voordele te gebruiken van ons onderwijs en ook ten voordele van de leerkrachten en directies.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik had onlangs een rondetafelgesprek met een vijftiental ouders, die zelf thema’s mochten aanbrengen rond onderwijs. Daarbij werd dikwijls gekozen voor digitalisering en de daarbij horende connectie en deconnectie. Dat leidde tot heel wat frustratie en zelfs bijna tot ruzie aan tafel. Het rondetafelgesprek liep wat uit de hand. Er waren duidelijk twee kampen: ouders die eigenlijk eisten dat leerkrachten bijna dag en nacht beschikbaar waren – dus ook na acht uur ’s avonds en in het weekend – tegenover ouders die wel meer begrip hadden voor de balans tussen werk en privéleven. Dat deed me wel beseffen dat dat afsprakenkader enorm belangrijk is. Ik denk dat dat een zeer goede zaak is op het vlak van een preventief welzijnsbeleid. Het deed me ook inzien dat het belangrijk is dat het niet wordt opgelegd van bovenaf maar dat er echt een draagvlak wordt gecreëerd op lokaal niveau met de ouders, de leerkrachten, de leerlingen en de directies.
Minister, ik hoop dat, als dat afsprakenkader wordt uitgerold, ook de uitval door overwerk zal verminderen. Ik vind dit dus een zeer sterk initiatief van u. Ik heb geen concrete bijkomende vragen maar had wel graag geweten of u enig idee hebt van hoe dit nu verder zal verlopen. Wanneer worden die onderhandelingen opgestart? Wat is het precieze tijdspad?
De heer Danen heeft het woord.
Dit is een belangrijk thema, dat de komende jaren allicht nog belangrijker zal worden. Ik heb de voorbije tijd ook met heel wat mensen gesproken: leerkrachten, ouders, scholieren en studenten. Zoals collega Grosemans terecht aanhaalt, is dat toch wel vaak een pijnpunt. Bij de opening van een hogeschool dit academiejaar kwam ik een oud-collega van mij tegen. Ze zei me dat ze het onderwijs verlaten had. De voornaamste reden – en dit is uiteraard maar een voorbeeld dat niet veralgemeend kan worden – bleek te zijn dat ze de constante stroom aan berichten en de verplichting van het schoolbestuur om bij wijze van spreken binnen het uur te antwoorden, zo verstikkend vond en niet te combineren met een normaal leven. Ik denk dus dat het goed is dat er afspraken gemaakt worden en ik ben ook benieuwd naar de afspraken die er nu tot stand zullen komen.
Minister, ik begrijp dat u zegt geen te dwingende afspraken te willen maken. Maar ik hoop dat u toch een bepaald kader aanbiedt waarnaar scholen zich het best voegen. Want als gezegd wordt dat scholen lokaal afspraken ‘kunnen’ maken, dan lijkt me dat nogal vrijblijvend. Ik wil toch oproepen om een iets strikter kader te hanteren. Ik hoorde bijvoorbeeld van een directeur dat leerkrachten op zijn school minstens een keer per dag hun mails moeten lezen en beantwoorden. Dat leidt ertoe dat een dringende mail nooit langer dan een dag onbeantwoord blijft. Soms kunnen simpele afspraken tot een goed resultaat leiden. Dat was in die school tot ieders tevredenheid het geval.
Minister, ik wil zelf nog vragen naar de concrete timing van het lopende proces. Hoe kan men ervoor zorgen dat dit ingebed is in een lokaal afsprakenkader? Want niet elke school is gelijk.
Minister Weyts heeft het woord.
U hebt gelijk, mevrouw Vandromme: niet elke school is gelijk. Daarom hebben we het kader vrij ruim gehouden, zonder een mes op de keel te zetten, zonder te vertrekken van een absoluut recht op deconnectie. Ik moet ook wel erkennen dat we daar een beetje over gebakkeleid hebben. Maar we zijn toch tot de overtuiging gekomen dat we ervoor moeten zorgen dat dit een win-win is voor eenieder. Soms gaat het inderdaad over heel pragmatische, heel simpele afspraken. Dat is gewoon duidelijk. We stellen op het terrein vast dat toepassingen als Smartschool de mogelijkheid bieden om altijd nog iets extra’s te vragen of aan te bieden of op te leggen. Want het werkt natuurlijk in twee richtingen. Er zijn leerkrachten die zeggen dat ze ’s avonds nog bestookt worden met allerlei vragen van leerlingen, wat volgens hen dan ook inhoudt dat ze nog taken kunnen geven aan die betrokken leerlingen, ook voor de dag nadien. Dan loopt het natuurlijk helemaal fout. In de praktijk moeten er gewoon goede afspraken zijn. Op 13 september hebben we dat afsprakenkader gecommuniceerd. Het is niet de bedoeling dat we het mes op de keel zetten, maar dat we de mogelijkheid bieden om hier enige tijd mee aan de slag te gaan. Zeker tegen september volgend jaar zou er dan een regeling moeten zijn en moeten de afspraken opgenomen zijn in het arbeidsreglement.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik vind het een bijzonder sterk initiatief. Ik ben heel blij dat u hiermee komt. Ik heb aan den lijve ondervonden dat er echt wel nood is aan zo’n gedragen afsprakenkader om zo te komen tot een gezonde digitale schoolcultuur. Ik ga dit zeker verder opvolgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.