Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, het project Kind en Taal in Limburg heeft te maken met Welzijn maar zeker en vast ook met Onderwijs. Begin dit schooljaar werd bericht dat Kind en Taal noodgedwongen moet stoppen omdat er niet langer Europese middelen voor worden vrijgemaakt. De provincie Limburg heeft blijkbaar ook onvoldoende middelen om het project verder te zetten. Het project bood gezinsondersteuning en taaltraining voor kwetsbare gezinnen en werd via het SALK-plan (Strategisch Actieplan voor Limburg in het Kwadraat) gefinancierd. Kind en Taal werd na de sluiting van Ford Genk opgestart in dertien Limburgse steden en gemeenten waar de kansarmoede en de taalachterstand bij kinderen het grootst was.
Uit talrijke cijfers is gebleken dat Kind en Taal – in tegenstelling tot andere projecten die in Limburg ooit op dat vlak gebeurd zijn – toch het nodige succes kende. De stopzetting is een stevige aderlating voor Limburg. Uit een eerder rapport van de provincie Limburg over de onderwijssituatie blijkt dat onze provincie in vergelijking met de rest van Vlaanderen nog steeds op heel wat vlakken een achterstand heeft: minder aso-leerlingen, minder doorstroming naar het hoger onderwijs; een hoog aantal schoolverlaters; een toenemend aantal gezinnen waar de thuistaal niet het Nederlands is enzovoort. Daarenboven tonen de PISA-resultaten (Programme for International Student Assessment) jaar na jaar aan dat de etnische kloof in ons onderwijs aan het vergroten is. Kansarme leerlingen en leerlingen die thuis geen Nederlands spreken, scoren aanzienlijk slechter.
Door de stopzetting van Kind en Taal worden veel kwetsbare gezinnen in de steek gelaten. Daarbovenop verliezen 65 medewerkers hun baan. Dat een organisatie die als doel heeft de onderwijskansen van Limburgse kinderen te verbeteren zonder overleg wordt stopgezet, is een brug te ver. Dat is ook de reactie van de betrokken gemeentebesturen. In deze tijden zou maximaal ingezet moeten worden op hefbomen voor onderwijskwaliteit, zeker voor kinderen uit kwetsbare gezinnen. De ondersteuning van Kind en Taal nam hen bij de hand en werkte samen met kinderen en ouders aan het creëren van gelijke kansen. In plaats van hen verder te helpen in hun ontwikkeling, laat men hen nu gewoon los.
Cijfers van de betrokken gemeenten tonen aan dat Kind en Taal de afgelopen jaren een onmiskenbare rol heeft gespeeld in het bestrijden van kinderarmoede en in het wegwerken van leerachterstand.
Minister, was u op de hoogte dat Kind en Taal zou worden stopgezet? Of bent u even goed verrast als de gemeentebesturen?
Zult u onderzoeken of dit project op een andere manier, eventueel in aangepaste vorm, kan worden voortgezet?
Zult u bekijken of er cofinancieringsmiddelen kunnen worden vrijgemaakt?
Zult u met de provincie Limburg in overleg gaan om te bekijken of dit project gered kan worden door het bijvoorbeeld onder te brengen in SALK-turbo en in financiële middelen te voorzien?
Hoe staat u tegenover het ontslag van 65 medewerkers? Is daar eventueel een oplossing voor te vinden in andere structuren?
In hoeverre kunnen deze 65 medewerkers in een andere organisatie worden ingezet?
Minister Weyts heeft het woord.
Het dossier is bij mijn Departement Onderwijs bekend in het kader van de brede opvolging van SALK. Tijdens de periode 2014-2019 was het beleidsdomein Onderwijs en Vorming betrokken in SALK, onder meer via de subsidiëring van de T2-campus in Genk.
Het dossier Kind en Taal werd provinciaal aangestuurd en was en is een dossier van het beleidsdomein Welzijn gefinancierd met Europese middelen. De aansturing en evaluatie van de projecten betoelaagd met provinciaal beheerde middelen komt echter aan de provincie Limburg toe. Ik was dus niet op de hoogte dat Kind en Taal zou worden stopgezet. Mijn diensten zijn ook niet betrokken bij SALKturbo.
Uiteraard vind ik het ook belangrijk dat alle kinderen, ongeacht hun afkomst of het opleidingsniveau van hun ouders, al op heel jonge leeftijd de beste kansen krijgen om taal, denkvaardigheden en sociaal-emotionele competenties te ontwikkelen. Daarom heb ik net de maatregel ingevoerd dat in het gewoon onderwijs elke vijfjarige, bij het begin van de leerplicht dus, gescreend wordt op taalvaardigheid. Beheersing van de onderwijstaal is cruciaal voor schoolsucces. Met deze KOALA-screening kunnen we tijdig detecteren welke leerlingen een taalachterstand hebben en is er in de derde kleuterklas nog een jaar lang de tijd om de betrokken kinderen te kunnen bijspijkeren.
De investering via deze taalintegratiemiddelen – 12 miljoen euro op jaarbasis – worden bovendien kwalitatief gemonitord via ESF-middelen (Europees Sociaal Fonds). Daarnaast maak ik met de collega’s van Cultuur en Welzijn werk van een ambitieus, overkoepelend beleid, namelijk het Leesoffensief, waar een van de onderwijsacties er net uit bestaat om die jonge kinderen taalvaardiger te maken. Veertig scholen kunnen gratis deelnemen aan een pilootproject met de focus op interactief lezen en voorlezen. Dat pilootproject wordt gecoördineerd door Iedereen leest, wordt wetenschappelijk opgevolgd en zal resulteren in een toolbox die Vlaanderenbreed kan worden ingezet.
Graag verwijs ik tot slot naar de recente beslissing rond de eindtermen. Het viel tegen dat we die moesten herwerken, maar we hebben van de nood een deugd gemaakt en aangegeven dat we in eerste instantie, als we moeten kiezen tussen diverse sleutelcompetenties, uit zestien competenties blijven kiezen voor competentie twee, drie en zes: Nederlands, andere talen, en wiskunde-wetenschappen. Dat is een duidelijk engagement, en wijst op de prioriteit die we geven aan het Nederlands.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Uw antwoord is duidelijk. Er worden vanuit Onderwijs geen specifieke middelen uitgetrokken om het project verder te zetten. Dat is natuurlijk een heel spijtige zaak. Cijfers hebben immers aangetoond dat het project succesvol was tegenover andere projecten die in het verleden werden geprobeerd.
Over de cijfers in Limburg heb ik ongeveer een jaar geleden een specifieke vraag gesteld. In het onderwijs zal deze doelgroep zeker en vast niet schitteren, integendeel. In die zin is het natuurlijk spijtig dat de inspanningen van de voorbije jaren op dat vlak in het kader van het SALK verloren dreigen te gaan.
Ik zal dezelfde vraag stellen in de commissie Welzijn, in de hoop dat er toch enige middelen worden gevonden om het project in een aangepaste of afgeslankte versie voort te zetten, als het mogelijk is met de gemeenten en de provincie die meer of nieuwe inspanningen doen. Vlaanderen moet ook op dat vlak – de cijfers in Limburg zijn echt niet goed – bijkomende inspanningen doen.
De heer Danen heeft het woord.
Ook wij vinden het jammer dat Kind en Taal moet stoppen. Het werkte heel goed. In Onderwijs worden heel veel projecten opgezet; sommige werken goed, andere wat minder. Dit werkte fantastisch goed, vooral omdat het actief was in Limburgse gemeenten met een grote ongekwalificeerde uitstroom. Als we die willen verminderen, moeten we heel jong beginnen, daar zijn we het over eens.
Kind en Taal zette niet alleen in op kinderen om Nederlands te leren, maar om hele gezinnen te betrekken. Ze brachten de onderwijstaal tot in de huiskamer. Ik heb de vorige vraag goed beluisterd, ik had wel willen tussenkomen, maar we kunnen niet overal op tussenkomen. Als we Nederlands als thuis- of als onderwijstaal belangrijk vinden, en ik heb begrepen dat dit bij de meesten van ons het geval is, dan moeten we toch dit soort projecten omarmen? Als we echt willen dat onze ouders beter kunnen communiceren met de scholen, is dit een belangrijk instrument.
Ze boden ook gezinscoaches aan met taallabo’s. Dat werkte fantastisch goed in de voormalige mijngemeenten en in andere gemeenten die heel hard getroffen werden door de sluiting van Ford.
Minister, ik zou echt willen oproepen om dit soort projecten nog een kans te geven. Het kan toch niet dat wat werkt, wordt opgegeven en in dingen die helemaal niet goed werken wordt, soms tegen beter weten in, geld gestoken. Een oproep om het project te omarmen. Ik zal dezelfde vraag laten stellen in de provincieraad van Limburg. Natuurlijk zijn zij betrokken bij dit probleem.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
We spreken niet altijd dezelfde taal aan de andere kant van Vlaanderen, maar ik zal mijn best doen om het Limburgse project te ondersteunen.
Minister, programma’s waarvan we met evidencebased en getoetste zekerheid kunnen zeggen dat ze werken, stopzetten, is wel heel jammer. We hadden het net over ouderbetrokkenheid. Kind en Taal is een schoolvoorbeeld voor de betrokkenheid van ouders bij de school; betrek hen bij het onderwijs en stimuleer hen om betrokken te zijn. Het is belangrijk om die positiviteit te benadrukken. Wij drukken onze spijt uit dat het moet stoppen, al was het maar, minister – u hebt me daarin gelijk gegeven in het verleden – omdat het er op het terrein voor ouders, kinderen en leerkrachten eigenlijk niet toe doet, vanwaar de middelen komen, zolang ze maar ondersteund worden. Ik hoop dat er ergens een voortzetting kan zijn van dit project.
Minister, ik begin met een mea culpa want deze vraag hoort eigenlijk thuis in de commissie Welzijn. Het is een welzijnsverhaal, geen onderwijsverhaal. Toch ben ik blij dat ze hier op de agenda staat, daarmee kan ik mijn appreciatie uitspreken voor het project Kind en Taal, ooit gestart door Jo Vandeurzen in Genk vanuit Welzijn. Het is een heel sterk initiatief dat heel goed werkt. Zoals collega Danen zei, het brengt het Nederlands naar de gezinnen, ondersteunt hen en kan op die manier een hefboom zijn tegen kinderarmoede. Alle steun vanuit onze fractie voor het project.
Het is natuurlijk jammer dat er vanuit Welzijn geen structurele financiering was voorzien. Men heeft altijd gerekend op subsidies. Dat biedt wat onzekerheid en kan op een gegeven moment fout lopen.
Het klopt niet dat er geen overleg en communicatie was met de lokale besturen. Er is al overleg geweest in 2020. Ze werden op de hoogte gebracht van het feit dat de subsidie zou stoppen.
Er is ook nog hoopvol nieuws: ik heb vernomen dat er gesprekken lopen met drie potentiële overnemers om dit project te redden vanuit Welzijn. Onze fractie hoopt in ieder geval dat men erin zal slagen om dit project te redden en misschien zelfs uit te rollen binnen alle Huizen van het Kind.
Minister Weyts heeft het woord.
Er werd terecht opgemerkt dat dit project tot in de Limburgse huiskamers reikt. De bevoegdheden stoppen ergens natuurlijk, mijn actieradius is beperkt, zeker als het gaat over huiskamers, waar dan ook. Het dossier is in goede en deskundige handen van de minister van Welzijn en van de Limburgse deputatie. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat tot een goed einde wordt gebracht.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, Limburgse huiskamers, ja, maar u hebt ook connecties met Limburg. We moeten er echt alles aan doen om te proberen dat project te redden. In de eerste plaats zullen we de vraag effectief in de commissie Welzijn stellen.
Voorzitter, u brengt wat positief nieuws, maar ik hoor daar andere geluiden over. Ik denk dat we aan één zeel moeten trekken en dat project op de een of andere manier voortzetten. Voor mij is het nog maar eens de bevestiging – ik heb in een vorig leven nogal wat te maken gehad met reconversie in Limburg – dat veel van die projecten, dat is het dramatische ervan, goed werken, maar dat ze niet structureel worden ingebed. Het risico is dat op een bepaald moment zelfs goedlopende projecten moeten worden stopgezet omdat Europese subsidies wegvallen, omdat de cofinanciering wegvalt.
Vandaar de oproep van alle collega’s en van de voorzitter om ‘met de klak rond te gaan’ op alle niveaus in dit land, en misschien nog hoger, Europees, om te zien of we het project kunnen voortzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.