Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Laeremans heeft het woord.
Het grote aantal anderstalige leerlingen in de Vlaamse Rand neemt jaar na jaar toe. Dat leidt ook daar tot een grote taalachterstand. Statistieken tonen dat in het basisonderwijs nu al 51,4 procent van de leerlingen in de Vlaamse Rand aantikt op de indicator ‘thuistaal niet-Nederlands’. Tien jaar geleden was dat 37 procent. Het stijgt dus met meer dan 1 procent per jaar.
Uit de Koala-taalscreening waar we een steekproef van gezien hebben, bleek dat in de Vlaamse Rand 22 procent van de kleuters geen groene score haalde. Op het colloquium ‘Stand van de Rand’ van 3 september werd nog een ander symptomatisch cijfer meegedeeld: 46 procent van de leerlingen eerste graad secundair haalt in de Diataaltoetsen het niveau van het vierde leerjaar niet. Die zitten dus op het vlak van Nederlands twee jaar achter. Doordat er steeds meer vooral Franstalige, maar ook anderstalige leerlingen zijn die vooral Frans spreken, ontstaan er wrijvingen tussen onderwijspersoneelsleden en de anderstalige ouders van die leerlingen. Want een steeds groter aandeel van hen begrijpt niet eens onze taal, laat staan dat ze die zouden spreken.
Nochtans is de taalwetgeving inzake onderwijs zeer duidelijk: de taal in het Nederlandstalige onderwijs is het Nederlands. In de praktijk is er in veel scholen in de communicatie met anderstalige ouders een gedoogbeleid inzake deze regelgeving. De redenering hierachter is dat het voor de praktische verstaanbaarheid en de situatie van het kind beter is om de boodschap toch ook in het Frans, Engels of een andere taal mee te geven dan vast te houden aan het Nederlands. Een jaar geleden gaf de website van Klasse een aantal richtlijnen en praktische tips, maar men zegde er wel bij dat men in eerste instantie altijd moet trachten in het Nederlands te communiceren en dat schriftelijke mededelingen bijvoorbeeld nooit automatisch in een vreemde taal mogen worden verleend, alsook dat men niet mag werken met eentalig anderstalige documenten.
In sommige scholen is die gedoogpraktijk totaal aan het doorslaan. De druk op de leerkrachten wordt steeds groter om ouders ter wille te zijn en om dan maar Frans te spreken. We krijgen zelfs meldingen van leerkrachten die consequent Nederlands blijven spreken, maar hierop worden aangesproken door de directie, die zelfs dreigt om hogerop te gaan tegen de leerkrachten als die niet zouden bijdraaien. Bepaalde ouders vinden dat een leerkracht die tegen hen Nederlands blijft spreken, blijk geeft van agressie, zelfs van racisme. Nochtans is de wet zeer duidelijk en kan in mijn ogen geen enkele leraar verplicht worden om in zijn gesprekken met de ouders een andere taal te gebruiken dan het Nederlands, ook niet in Nederlandstalige scholen in de faciliteitengemeenten. Meer nog, dat blijkt ook naar de letter van de wet niet toegestaan. Uitzonderingen inzake de naleving van een wet uit praktische overwegingen heffen de wet ook niet op. Bovendien, als je in de faciliteitengemeenten in het Frans gediend wilt worden, kun je nog altijd naar een Franstalige lagere school trekken.
Minister, hoe evalueert u het feit dat leerkrachten onder druk worden gezet om Frans te spreken tegen sommige ouders en zelfs dreigen gesanctioneerd te worden als zij dat niet doen? Welk verweer kunnen die leerkrachten inbrengen?
Hoe evalueert u het feit dat sommige directies jaar na jaar Frans blijven spreken tegen sommige ouders, ook al wonen die al jaren in Vlaanderen?
In hoeverre hebben individuele directies, schoolbesturen, onderwijskoepels en -netten interpretatierecht inzake de taalwetgeving en kunnen zij daar naar believen soepeler mee omspringen? Als dat zo is, hoever kan dat dan? Wat is de juridische basis en waarde van de uitzonderingen op de taalwetgeving die in de praktijk gebeuren bij communicatie met anderstalige ouders?
In hoeverre wordt de communicatie van scholen en het onderwijspersoneel jegens ouders ook gecontroleerd door de Vaste Commissie voor Taaltoezicht (VCT)?
Minister, hebt u van de VCT of van andere inspecties gelijkaardige klachten of signalen ontvangen van gevallen waarbij leraren, al dan niet met dwang, worden aangezet om een andere taal te spreken? Indien dat zo zou zijn, hoe worden dergelijke overtredingen door hen aangepakt?
Minister, wordt het niet eens tijd om de puntjes op de i te zetten en een eenduidige instructie te geven aan alle scholen in de Vlaamse Rand, maar bij uitbreiding ook in heel Vlaanderen, inzake taalgebruik tegenover anderstaligen?
Minister Weyts heeft het woord.
Erkende scholen vallen onder het toepassingsgebied van de bestuurstaalwet en die is duidelijk. Ook mijn lijn is in dezen duidelijk: de taal die scholen moeten gebruiken in hun correspondentie met ouders, is het Nederlands.
Zijn er daar wettelijk mogelijke uitzonderingen op voorzien? Eigenlijk wel. Daarvoor hebben we dan ook de adviespraktijk van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, die daar eigenlijk vier cumulatieve voorwaarden aan verbindt. Eén: het gebruik van de vreemde taal gebeurt uitzonderlijk, of als overgangsmaatregel, en in beperkte gevallen, dus zeker niet systematisch. Twee: het gebruik van een vreemde taal wordt verantwoord door een bijzonder doel, bijvoorbeeld op het vlak van veiligheid of gezondheid. Herinner u ook de discussie in verband met coronacommunicatie. Drie: de anderstalige tekst is bestemd voor een specifiek doelpubliek. Vier: de vreemde taal wordt gebruikt naast de voorgeschreven taal, dus het Nederlands, en de anderstalige tekst bevat niet meer, of andere informatie, dan de originele boodschap. Het is dus eigenlijk gewoon een vertaling.
Bovendien is een goede kennis van het Nederlands belangrijk voor de emancipatie van mensen en voor de maatschappelijke cohesie. In het Vlaams Gewest is de bestuurstaal verplicht het Nederlands.
Ik onderschrijf een strikte lezing van de regelgeving, en ik spreek scholen hier ook op aan. Ik had enkele weken geleden daaromtrent nog een incident in Kalmthout, waarbij er een communicatie was vanuit de school naar de ouders. Ik denk dat die viertalig was. Ik heb onmiddellijk laten weten dat ik niet twijfelde aan hun nobele intenties, maar dat dit fout is. Dit is gewoonweg fout, juridisch, wettelijk, maar het is ook vanuit een pedagogisch oogpunt een totaal verkeerde boodschap die zij geven. Ik kom erop terug.
Diezelfde mening heb ik natuurlijk ook als het gaat over mijn eigen Vlaamse Rand, en de scholen in de Vlaamse Rand. Er is een grote groep van Franstaligen die voor een Nederlandstalige school kiest, vanwege de kwaliteit, of omdat ze willen dat hun kind zowel Frans als Nederlands kent. Die leerlingen zijn zeker welkom, zeker wanneer dat een keuze is voor integratie in de Vlaamse Gemeenschap. Dat is positief. Maar daar hoort een belangrijke kanttekening bij: het is niet voldoende om je kinderen aan de schoolpoort achter te laten, en er dan van uit te gaan dat het nu aan het kind en de leerkrachten is. Ook de ouders moeten het Nederlands natuurlijk machtig te zijn. Het is niet alleen een kwestie van een soort carrièrekeuze te maken voor het kind, omdat het goed is dat het in het kader van meerdere talen wordt opgevoed. Het is ook een keuze die de ouders heel bewust en duidelijk moeten maken, namelijk ook een keuze voor de Vlaamse Gemeenschap. Dat is onlosmakelijk verbonden met de goede intenties die men dan toch heeft op het vlak van de toekomst van de eigen kinderen. Als geen van beide ouders het Nederlands machtig is, dan kan je het schoolwerk van de kinderen niet opvolgen, dan is er geen connectie met de school. Internationale onderzoeken tonen keer op keer aan hoe belangrijk ouderbetrokkenheid is, maar die kan je toch niet bereiken als de ouders de onderwijstaal zelf niet machtig zijn? Als je als ouder niet eens de schoolrapporten en de commentaren kunt begrijpen, laat staan dat je kunt communiceren met de leerkrachten, hoe kun je dan betrokken zijn op de werkzaamheden van de school, en op de evolutie van je eigen kind? Dan komen je ouderlijke plichten, je ouderlijke verantwoordelijkheden, in het gedrang.
Specifiek voor de secundaire scholen in de Vlaamse Rand heb ik aan vzw ‘de Rand’ de opdracht gegeven om, samen met de scholen, acties te ontwikkelen. Ik snap natuurlijk, u weet dat ook, mijnheer Laeremans, dat het bij ons in de Vlaamse Rand gemakkelijker gezegd dan gedaan is, zeker voor die leerkrachten. Het is een duidelijke lijn die we trekken. Dat is gemakkelijk. Maar leerkrachten zijn soms ook bezorgd voor bepaalde boodschappen die ze willen meegeven aan de ouders, omdat ze bezorgd zijn voor de betrokken leerling. Als ze dan vaststellen dat ze op een muur lopen als ze dat in het Nederlands doen, dan komen sommigen natuurlijk in de verleiding om zich dan maar aan te passen, en dan toch in een andere taal te communiceren. Met als gevolg dat er dan in hoofde van betrokken ouders een verwachting wordt gecreëerd, dat dat dan altijd wel zo zal zijn. In het begin vraagt men dan misschien of die mondelinge communicatie in het Frans of in een andere taal kan zijn, en dan pas je later misschien ook je schriftelijke communicatie aan. Je geeft een vinger, en men pakt een arm.
We proberen heel concreet onze secundaire scholen in de Vlaamse Rand bij te staan. We proberen zoveel mogelijk acties te ontwikkelen die de ouderbetrokkenheid verhogen. Ik denk aan lessen Nederlands voor de ouders, maar ook aan laagdrempeligere initiatieven die ouders bewuster maken van de rol die zij hebben in het leerproces en de opvoeding van hun kinderen. Dat vind ik nog altijd de meest treffende boodschap, nog los van alle taalkundige, of communautaire, of ook politieke aspecten. Gewoon de boodschap dat, als je wilt fungeren als een goede ouder, een verantwoordelijke ouder die het beste voorheeft met de toekomst van zijn of haar kind, je ook Nederlands leert. Dan zorg je ervoor dat je de evolutie van het kind kunt gadeslaan, en dus kunt communiceren in het Nederlands met de school. Dat is ouderlijke verantwoordelijkheid. Ik heb de uitvoering van die opdracht ook toegelicht op het colloquium ‘Stand van de Rand’, waar u ook aanwezig was. Sinds dit schooljaar is de ondersteuning van vzw ‘de Rand’ actief op het terrein. Indien bepaalde werkwijzen effectief de ouderbetrokkenheid blijken te verhogen, dan gaan we dat natuurlijk niet enkel verspreiden in de Vlaamse Rand, maar ook daarbuiten.
Concreet kunnen de scholen bijvoorbeeld in hun schoolreglement opnemen dat ouders een engagementsverklaring dienen te ondertekenen, als zou blijken dat hun kinderen het Nederlands onvoldoende beheersen, waarbij de ouders zich engageren om hun kinderen in te schrijven voor Nederlandstalige naschoolse activiteiten. Tijdens die activiteiten komen de kinderen dan meer met het Nederlands in contact. Zo verhogen we de ouderbetrokkenheid, maar creëren we vooral meer oefenkansen voor de jongeren wier kennis van het Nederlands nog niet optimaal is. Daar proberen we er dus zo concreet en pragmatisch mogelijk voor te zorgen dat de technieken, de maatregelen, acties, die werken, maximaal uitgerold worden.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister. U hebt de uitzonderingen opgesomd, en ik kan daarmee leven, maar het moet wel duidelijk zijn dat dit geen afdwingbaar recht is van de kant van de ouders. Zoals u daarnet zei, zijn er veel ouders die denken, omdat ze een keer in het Frans werden geholpen, dat dit heel de schoolcarrière zo moet gaan. Het moet duidelijk zijn dat dit geen afdwingbaar recht is, en we moeten daar inderdaad op onze strepen staan.
U zegt dat het goed zou zijn mochten ouders een engagement aangaan en er eventueel een engagementsverklaring van de ouders in het schoolreglement zou komen, maar dat is voor ons nog altijd niet dwingend genoeg. Wij vinden dat, zodra je je kind naar het Nederlandstalige onderwijs stuurt, je verplicht zou moeten zijn om binnen het jaar minstens een basiscursus Nederlands te volgen. Dat is tot hiertoe niet het geval. Natuurlijk begint men op het vlak van inburgering te verstrengen en komt men nu ook in Brussel met verplichte inburgering, maar in de Vlaamse Rand zijn er enorm veel mensen die helemaal geen Nederlands kennen. Daarom zou een verplichte cursus Nederlands echt wel nodig zijn om te kunnen horen wat de directies en leerkrachten over hun kinderen te vertellen hebben, en om een brief in het Nederlands te kunnen lezen.
Dat we daaraan meewerken, en dat we via de Vlaamse Rand ons best doen – zoals bij de voetbaltrainingen – om hen te helpen en op weg te zetten, dat vind ik wel een goed idee. Maar, minister, hoe staat u tegenover zo’n verplichting?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Voor onze fractie is het ook heel duidelijk: de bestuurstaal en onderwijstaal is het Nederlands. Dat geldt voor het onderwijspersoneel, maar dat geldt ook voor de ouders. Ik denk inderdaad dat we van de ouders toch wel mogen verwachten dat, als ze hun kinderen naar het Vlaamse onderwijs sturen, ze over een elementaire basiskennis van het Nederlands beschikken. Dat lijkt me helemaal niet te veel gevraagd. Het is het minste wat we kunnen vragen, het lijkt me een evidentie. Je wil toch het beste voor je kind. Dan wil je toch verstaan wat je kind doet op school, en wat er vereist wordt, denk ik. Het is in het belang van de schoolprestaties van je kinderen, dus lijkt het mij een evidentie.
Zoals u aangaf is ouderbetrokkenheid belangrijk. Het kan een verschil maken voor het onderwijstraject dat je kind loopt. Ouderbetrokkenheid is dus belangrijk, maar u neemt toch nog extra maatregelen en u doet extra inspanningen. Ik verwijs naar de drie miljoen euro – dacht ik toch –, een grote som geld die u uit het Vlaams Rampenfonds hebt vrijgemaakt en waarmee de secundaire scholen in de Rand ondersteund kunnen worden, zodat de ouders taalcursussen Nederlands kunnen volgen. Leerkrachten worden daarbij ook wegwijs gemaakt over hoe ze het best communiceren met anderstalige ouders. Ze kunnen daarvoor bijscholingen volgen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor de vragen. De kwestie lijkt eenvoudig, want de onderwijstaalwet en de bestuurstaalwet zijn helder en dwingend, maar op het terrein is het natuurlijk wel wat ingewikkelder. Ik wil eventjes ingaan op de ouderbetrokkenheid. We hebben inderdaad al in heel veel studies gezien, onder andere in Ierland maar ook in andere situaties, dat de betrokkenheid van ouders heel vaak een belangrijke factor is. Het is belangrijk om het presteren op school van onze leerlingen te begeleiden en om te kijken hoe we hen kunnen versterken. Taal is dan belangrijk, maar dat geldt ook voor het digitale. Het feit dat ouders niet meekunnen met wat er allemaal online verschijnt, zorgt ervoor dat er een grotere kloof is. Net degenen die versterkt willen worden, kunnen dat niet.
Vandaar mijn heel concrete vraag, minister: hoe kunnen we dat nog versterken? Bent u bereid om ook daarop in te zetten, vooral vertrekkende vanuit de lokale verankering? Ik denk dat er heel mooie voorbeelden zijn van hoe je als lokaal bestuur scholen kunt ondersteunen om ouders te helpen de taal machtig te worden, door bijvoorbeeld in te zetten op huiswerkklassen waar ouders ook op aansluiten. Op die manier merk je hoe je je leerling voor een stuk kunt begeleiden. We hebben ook een Makkelijk Lezen Plein (MLP), waar er boeken zijn voor zowel ouders als voor kinderen, die samen naar de bibliotheek gaan. Er zijn zoveel mooie projecten, en ik denk dat het belangrijk is dat we die ook vanuit Onderwijs ondersteunen. Ik hoor graag hoe u dat ziet.
Minister Weyts heeft het woord.
Er werd verwezen naar Klasse. Voor alle duidelijkheid: de publicatie in Klasse van de hoofdlijnen van de bestuurstaalwet is er net op gericht om ervoor te zorgen dat die taalwetgeving wel degelijk goed wordt nageleefd. Wij hebben als Vlaamse overheid ook alle relevante informatie in verband met de taalwetgeving bijeengebracht op Taalwetwijzer, waar ook een apart luik voorzien is over onderwijs.
Wat de verplichte kennis van het Nederlands bij ouders betreft: daar ben ik natuurlijk een voorstander van. Alleen is het wettelijk instrumentarium daarvoor vandaag te beperkt en staan er wat grondwettelijke rechten in de weg. Zolang er geen verplichting is, denk ik dat we resoluter moeten appelleren aan die ouderlijke verantwoordelijkheid en dus, wars van politieke, communautaire of andere overwegingen, heel duidelijk de boodschap moeten uitdragen dat een ouder die de onderwijstaal van de school waar zijn kind schoolloopt, niet machtig is, eigenlijk niet voldoet aan zijn ouderlijke plichten. Dat is een duidelijke boodschap.
Daarenboven is het ook zo dat we voordelen verbinden aan de keuze voor de Vlaamse Gemeenschap. Dat is de ratio die ten grondslag ligt aan het voorrangsbeleid dat we hebben ingevoerd op het vlak van de inschrijvingen: bij de inschrijvingen voor het secundair onderwijs in de Vlaamse Rand moet in eerste instantie voorrang verleend worden aan diegenen die al vanaf de start van de leerplicht gekozen hebben voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het Nederlandstalige onderwijs.
Ik begrijp wel dat er praktische beslommeringen zijn op het vlak van de klaspraktijk. Wij kunnen namelijk wel straffe verklaringen afleggen en lijnen trekken, ondertussen worden de leerkrachten in de praktijk soms wel geconfronteerd met beperkingen. Vandaar dat we proberen, ook vanuit die pragmatische insteek, zoveel mogelijk goede praktijken die werken op het terrein te verzamelen, te bekijken wat we nog meer kunnen doen via vzw De Rand, en vervolgens ook te zorgen voor een verspreiding van die praktijken in de Vlaamse Rand, maar als het even kan vervolgens ook daarbuiten.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw bijkomende antwoord. U hebt natuurlijk onze steun op een aantal vlakken. Maar de vraag is: in hoeverre worden die wettelijke hindernissen om een verplichting te kunnen opleggen, onderzocht? Het zou goed zijn als we toch vooruitgang boeken op dat vlak, want de situatie op het terrein wordt almaar erger. Mevrouw Vandromme zegt dat het moeilijk is op het terrein. Dat weet ik ook wel. Ik heb ook Franstalige leerlingen en ouders gehad waarmee het moeilijk communiceren was, maar dan werden de middelbare scholieren gewoon als tolk gebruikt en op die manier kon ik dus Nederlands blijven spreken. Maar ik wil mijn collega eraan herinneren dat er destijds een burgemeester in Menen was, Martine Fournier, die eiste dat alle medewerkers van de stad aan het loket enkel Nederlands spraken. We hebben in de Rand ook vaak bordjes gezet met de boodschap dat het Nederlands de voertaal is. Dat is een standvastige houding en ik vind dat dat dus mogelijk moet zijn. We kunnen dat zeker ook eisen voor het onderwijs, of toch aanbevelen voor het onderwijzend personeel.
Ik hoop, minister, dat u toch nog eens de puntjes op de i zet voor de leerkrachten, zodat ze zich gesteund voelen wanneer ze het Nederlands blijven gebruiken. De druk is namelijk groot om toe te geven en toch maar een andere taal te spreken, waardoor in de praktijk vele ouders jarenlang nooit Nederlands leren. We kunnen bij de inschrijving, zolang het niet verplicht is, ouders misschien toch meteen de weg wijzen naar de centra voor volwassenenonderwijs (CVO) waar ze een cursus Nederlands kunnen volgen en hen daar iedere keer op wijzen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.