Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de plannen van de Brusselse minister van Onderwijs Sven Gatz om leerkrachten naar Brussel te lokken met een premie
Report
Goedemorgen allemaal, goedemorgen minister, goedemorgen collega’s, welkom in de commissie Onderwijs. Het is vandaag de Dag tegen Kanker. Helaas kennen we heel wat mensen die vechten tegen deze ziekte. Sommigen hebben ook zelf de ziekte ondergaan. In onze commissie is dat ons commissielid Roosmarijn. Roosmarijn, als je kijkt: hou de moed erin, vecht en wij duimen voor jou.
Het is vandaag ook YOUCA Action Day. Er zitten heel wat jongeren in onze zaal. Het is de zestiende keer. Zij gaan een dagje meewerken in een bedrijf, een organisatie of voor de overheid. Het loon dat ze verdienen gaat naar een goed doel. Proficiat en welkom ook hier in de commissie.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, op initiatief van collegelid Sven Gatz bevoegd voor Onderwijs en Scholenbouw in Brussel, lanceerde de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) een projectoproep om initiatieven rond meertaligheid in de Vlaamse scholen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te stimuleren. De projectoproep is gericht op kortlopende projecten die een opstap zouden kunnen zijn naar meer structurele acties rond meertaligheid en intensere samenwerkingen. Scholen die bij de realisatie van een project samenwerken met anderstalige scholen in Brussel, kunnen rekenen op extra ondersteuning.
Volgens collegelid Sven Gatz, tevens Brussels minister van Meertaligheid, is de inzet op meertaligheid – Nederlands, Frans en Engels – in combinatie met de thuistalen van de leerlingen essentieel om Brusselse kinderen en jongeren optimale kansen te geven om hun toekomst op te bouwen.
Het is inderdaad zo dat een sterke kennis van het Nederlands, Frans en Engels een enorme troef is, zeker in onze hoofdstad Brussel. Maar die meertaligheid mag natuurlijk geen afbreuk doen aan het niveau van de instructietaal, het Nederlands. In het Vlaams onderwijs in Brussel, waar een groeiend aantal leerlingen thuis geen Nederlands spreekt, is een goede kennis van het Nederlands bij uitstek van essentieel belang. Dat is toch wel een groot vraagteken aangaande de voorstellen van de VGC.
In uw beleidsnota wijst u dan ook terecht op het belang van een goede kennis van de instructietaal, het Nederlands, om tot leren te komen. Ik citeer: “Het Nederlands is en blijft de onderwijstaal en dus is een goede kennis van het Nederlands niet alleen essentieel, maar ook een cruciale voorwaarde om tot leren te komen. Nederlands is de sleutel voor sterke onderwijsprestaties, voor een volwaardige integratie, maar ook om tot een goede communicatie in de klas te komen.”
Minister, hoe staat u tegenover de projectoproep om initiatieven rond meertaligheid in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel te stimuleren?
In welke mate valt deze oproep te rijmen met de beleidskeuzes van de Vlaamse Gemeenschap inzake onderwijs? Wat is uw visie?
Werd u over de oproep op voorhand in kennis gesteld door collegelid Sven Gatz? Zo niet, bent u nadien hierover in gesprek gegaan? En zo niet, zult u een dergelijk initiatief nemen?
De heer Laeremans heeft het woord.
Goedemorgen iedereen, ook de mensen van YOUCA. Mijn vraag is natuurlijk van een andere orde. Het gaat over de Brusselpremie die de Brusselse Onderwijsminister wil gebruiken en niet over wat mevrouw Tavernier daarnet te berde gebracht heeft. Dat is even waardevol, maar het is wel iets anders natuurlijk.
Op 1 september kondigde collegelid Sven Gatz uit Brussel, bevoegd voor Onderwijs in de VGC, aan dat er vanuit de Brusselse gremia extra geld gepompt zou worden in het aanpakken van het lerarentekort in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Zijinstromers zouden worden aangemoedigd om de sprong naar de klas te wagen door een vergoeding te voorzien voor de lerarenopleiding die ze zouden volgen. Daarnaast wil hij ook de Vlaamse lerarenbonus uitbreiden. Zijinstromers die al lesgeven en tegelijk een stukje lerarenopleiding volgen, worden voltijds betaald, maar worden door het systeem van de lerarenbonus enkele uren per week vrijgesteld voor de opleiding. Momenteel geeft die bonus een vrijstelling van maximaal drie uur per week. Dat zou voor Brussel opgetrokken worden tot zes uur.
Verder legt collegelid Gatz ook het idee van een Brusselpremie op tafel: een financiële bonus voor leerkrachten die in Nederlandstalige scholen in Brussel willen komen lesgeven, naar analogie met de Brusselpremie bij de politie. Hij wil dat de Vlaamse Regering die zou invoeren en hij heeft u dan ook gevraagd om dit te realiseren. Volgens hem heeft de Vlaamse Regering daartoe de middelen, doordat er de afgelopen jaren geld is uitgespaard aan lonen door het lerarentekort. We vernamen dat hij hieromtrent al overleg heeft gepleegd met uw kabinet, maar dat de onderhandelingen moeizaam verlopen.
Inzake een Brusselpremie of andere vormen van financiële voordelen voor leraren die een onderscheid maken tussen potentiële werknemers in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en potentiële werknemers in het Vlaamse Gewest, heeft onze fractie al vaker tegenkantingen gemaakt. Want het risico is immers groot dat de vijver niet groter wordt, maar dat de poel aan aspirant-leerkrachten in de Vlaamse Rand – zelfs tot in de Denderstreek, want dat is met de trein niet ver – wordt leeggevist en het lerarentekort in die regio’s dan erger wordt. Op dit ogenblik is in Halle-Vilvoorde de spanningsindicator volgens de VDAB-statistieken voor een leraar basisonderwijs nu 0,65. In het arrondissement Aalst is die zelfs maar 0,53. Als collegelid Gatz met zijn financiële bonussen lerarenprofielen uit de Rand weghaalt, dan zullen er binnenkort mogelijk tientallen extra klassen in de Vlaamse Rand zonder leraar zitten. Minister, u hebt onze reserves daarover al meermaals beaamd, zowel in de commissie als in de media; u spreekt daar over een waterbedeffect.
Minister, hoe evalueert u de plannen van collegelid Gatz inzake het volledig vergoeden van de opleiding van potentiële zijinstromers, alsook zijn plannen om de Vlaamse lerarenbonus te verdubbelen? In hoeverre is dit onderdeel van de plannen van collegelid Gatz al concreet?
Minister, uw mening inzake een specifieke Brusselpremie is zoals gezegd gekend. Maar in hoeverre wordt uw standpunt volledig gedeeld door alle ministers van de Vlaamse Regering?
Wat zijn de resultaten van het overleg inzake die specifieke Brusselpremie? Hebt u collegelid Sven Gatz van mening kunnen doen veranderen? Indien niet, houdt u dan het been stijf op dat vlak en zal het idee dus naar de prullenbak verwezen worden?
Indien collegelid Gatz toch soloslim zou spelen en een Brusselpremie of andere financiële voordelen zou willen invoeren tegen de zin van de Vlaamse Regering, in hoeverre kunnen zij dat juridisch?
Indien men dit eigenhandig zou doorvoeren, dan is er volgens ons toch sprake van een belangenconflict. Zult u van dat belangenconflict gebruikmaken indien het zover zou komen?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat het Brusselse onderwijs, en het Nederlandstalige onderwijs in Brussel, kampt met heel wat uitdagingen. Daarom ook dat wij fors investeren in het Nederlandstalige onderwijs in Brussel.
Ik was niet op de hoogte van de oproep rond meertaligheid die gelanceerd werd. Ik ben het ook niet bepaald eens als het gaat om het project ‘thuistaal als steiger voor het Nederlands in de klas’. Die ratio kan ik niet zo goed volgen. Ik vond dat een moeilijk te doorgronden logica. Ik vind het ook geen goed idee om projectoproepen uit te sturen die de indruk wekken dat het een goede zaak is om van de basisafspraken af te wijken, namelijk dat er één verbindend element is in ons Vlaams onderwijs in Brussel. In de veelheid van culturele achtergronden, sociaaleconomische achtergronden, is er één sterk bindmiddel, één ‘maïzena’, en dat is Nederlands. Het lijkt me niet zinvol om daar enige onduidelijkheid rond te creëren. Ik denk dat we nood hebben aan duidelijke boodschappen, eenduidige boodschappen. Daarnaast is het ook evident dat zo’n project moet plaatsvinden binnen de krijtlijnen die de taalregelgeving toelaat. Uiteraard is meertaligheid een realiteit, maar in de klas is de taal van de Vlaamse gemeenschap, het Nederlands, de instructietaal. Dat betekent dus Nederlands, punt.
Het spreekt voor zich dat een sterke en rijke thuistaal het talige cognitieve vermogen van leerlingen stimuleert en dat dit in de meeste gevallen een positieve invloed kan uitoefenen, ook op het vlotter verwerven van bijkomende, nieuwe talen. Dit is iets helemaal anders dan ervan uitgaan dat thuistalen van de leerlingen daarom ook in de klas ingezet dienen te worden. Ik zie geen wetenschappelijke evidentie voor het pleidooi om thuistaal ook in de klas te gebruiken als zogenaamde ‘steiger naar het Nederlands’. Ik zie het niet. Ik zie de connectie, het verband niet.
Belangrijk is net dat anderstalige kinderen zowel op school als in hun vrije tijd zoveel mogelijk in aanraking komen met het Nederlands. Ik draai het dus om. Enerzijds meer Nederlands in de klas, maar ook meer Nederlands buiten de klas. Daarvoor is wel evidentie. Kijk naar de resultaten, alleen al, van de PISA-onderzoeken (Programme for International Student Assessment), PISA-onderzoeken die aantonen dat kinderen van allochtone afkomst verhoudingsgewijs minder goed scoren. Dat is niet uniek voor Vlaanderen, dat is altijd zo, in alle OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling). Maar bij kinderen van allochtone afkomst met een andere thuistaal dan Nederlands, maar die ook in contact komen met het Nederlands, waar dus naast de thuistaal ook Nederlands wordt gesproken, wordt de kloof voor de helft gedicht.
Dus de boodschap is vrij eenvoudig: als je het als ouder goed voorhebt met de toekomst van uw kinderen – en dat hebben we toch allemaal – zorg er dan voor dat de poort naar het Nederlands niet wordt gesloten om half vier, bij het sluiten van de schoolpoort. Zorg ervoor dat men in connectie blijft met het Nederlands, ook na half vier. In kleuterscholen is dat zelfs een heel eenvoudige boodschap, die we proberen mee te geven aan ouders. Dat is gewoon één woordje: Ketnet. Zorg ervoor dat je kinderen ook na half vier in contact komen met Nederlands, en daarvoor is bijvoorbeeld Ketnet een prima middel. Moeilijker moet het niet zijn. Veel inspanningen vergt het niet. Dat is gewoon een praktische tip die we meegeven.
We moeten in de klas helemaal voor sterk Nederlands gaan, en zo net de toekomstkansen van kinderen maximaal aanblazen. Dit betekent maximaal inzetten op het Nederlands. Daarnaast begrijp ik dat men ook wil inzetten op een sterke taalverwerving van het Frans en het Engels, naast het Nederlands, omdat dit de kansen van jongeren in Brussel verhoogt. Dat onderschrijf ik volledig. Reden te meer om daar niet al die verschillende thuistalen bovenop te gaan gooien. Het is al moeilijk genoeg om ervoor te zorgen dat kinderen in Brussel, en daarbuiten in ons Vlaams onderwijs, afdoende Nederlands kennen, en daarbovenop, als het kan, ook nog eens Frans, Engels en Duits. Maar daarbovenop ook nog eens de diverse thuistalen onderwijzen, dan ziet men door het bos echt de bomen niet meer, hoor.
Ik stel wel vast dat uit het meest recente peilingsonderzoek van 2018 bij VDAB blijkt dat de meest vereiste of gevraagde tweede taal voor Nederlandstaligen in vacatures nog altijd het Frans is. Het komt nog vóór het Engels.
Wat de Brusselpremie betreft, heb ik me al uitgesproken. Voor zover het effect zou hebben, daarover bestaat discussie – ik herinner me dat voor Vlaamse ambtenaren ook zo’n Brusselpremie is ingevoerd, bij gebrek aan succes werd dat stopgezet. Aan de andere kant heeft de Brusselpremie voor politieagenten een waterbedeffect. De tekorten in de Vlaamse Rand worden namelijk groter. Het is maar een paar kilometer verschil om meer te gaan verdienen. Daarbovenop is het politiewerk in Brussel van een iets andere aard en misschien aantrekkelijker, meer actiegericht, voor jongere politieagenten. De inspanningen die men destijds gedaan heeft voor Vlaamse ambtenaren bleken in elk geval vruchteloos. Als het in het kader van het Vlaamse onderwijs effect zou hebben, zou men vooral onderwijzers wegtrekken die elders actief zijn. Wat hebben we dan gewonnen? Eigenlijk niets. We proberen daarom in te zetten in heel Vlaanderen op het lerarentekort, inclusief in onze hoofdstad, in Brussel.
Collegelid Gatz heeft me gecontacteerd over het lerarentekort in Brussel. De ideeën zijn soms tegenstrijdig, maar de sfeer is constructief. We hebben daar meerdere pistes besproken en overwogen.
Met de huidige Vlaamse regelgeving en de proeftuinen rollen we in de praktijk verschillende nieuwe mogelijkheden uit. Er zijn meerdere Brusselse projecten ingediend en die bieden heel wat ruimte om in de praktijk te gaan toepassen. Ze bieden bovendien voldoende ruimte om een degelijk personeelsbeleid uit te rollen naar eigen inzicht, en ook nieuwe pistes die een positieve impact kunnen hebben op het wervingsbeleid. Dit lijkt me de beste manier om vooruit te geraken: de stellingenoorlog wat overstijgen. Stoppen met kibbelen en van start gaan. Bewijs het in de proeftuinen. Zo kan men abstractie maken van beperkende regelgeving en zijn eigen ding doen. Men kan een vernieuwend personeels- en organisatiebeleid in concreto toetsen. Dat is wat nu kan gebeuren. Tegen eind deze maand moeten we voor de proeftuinen goedkeuring krijgen van de Vlaamse Regering.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer duidelijke antwoorden en standpunten. Eerst en vooral wil ik benadrukken dat het beheersen van meerdere talen zeker een grote troef is, zeker in een meertalige context als Brussel. Laat daar geen twijfel over bestaan. Het is ook zo dat Vlaamse scholen in Brussel al vanaf het eerste leerjaar Frans kunnen geven, in de rest van Vlaanderen is dat vanaf het derde leerjaar.
De kennis van Frans en Engels is belangrijk, zeker voor later. Dat is een goede zaak. Maar laat het ons hierbij houden. Inzetten op meertaligheid mag geen afbreuk doen aan de kennis van het Nederlands, de onderwijstaal. Het is nog altijd een van de twee officiële talen in onze hoofdstad, in Brussel. U hebt het al zo vaak herhaald, minister: Nederlands vormt de fundering waarop alle andere vormen van leren steunen. Nederlands is het vak dat alle andere vakken mogelijk maakt. Dat is zeker zo belangrijk in Brussel gezien het aantal leerlingen dat thuis geen Nederlands spreekt, alsmaar toeneemt.
U verwees er zelf naar, minister, de resultaten van PISA en van het Progress in International Reading Literacy Study (PIRLS) zeggen ons dat leerlingen minder leesvaardig zijn als ze thuis geen Nederlands spreken. Het is daarom in het belang van die leerlingen dat de focus in de eerste plaats ligt op het Nederlands. Alleen zo kunnen we onze Brusselse ketjes optimale leerkansen bieden om uiteindelijk een volwaardig lid van onze samenleving te kunnen worden. Tegelijk zorgen we voor een sterke onderwijskwaliteit.
Ik heb het er dan ook bijzonder moeilijk mee, net als u, minister, dat collegelid Gatz, in tijden waarin de kennis van het Nederlands zo sterk achteruitgaat, dat we zakken op internationale rankings, hij dergelijke projectoproepen uitrolt. De Vlaamse Regering maakt daarentegen duidelijke keuzes om onze onderwijskwaliteit weer op te krikken en wil de focus opnieuw op het Nederlands leggen. We zetten daar sterk sterk op in.
Vorige week gingen we met de commissie op werkbezoek naar Ierland en daar was het eigenlijk niet anders. Men hamert daar op kennis, kennis en kennis, en nog eens kennis van de onderwijstaal als basis van de onderwijskwaliteit. Dat is elders zo en dat is hier niet anders.
Ik ben blij, minister, dat u die mening deelt. De VGC – en minister Gatz voorop – zou daarin een partner moeten zijn en zou complementair en aanvullend onderwijsbeleid moeten voeren. Onderwijs is nog altijd een gemeenschapsbevoegdheid waarvan de grote lijnen in dit parlement worden getrokken en niet in de Lombardstraat 61.
Ik stel vast dat collegelid Gatz het niet kan nalaten om zijn eigen agenda door te duwen, zo ook wat betreft thuistalen in de klas. Nochtans is er geen sluitend onderzoek dat aantoont dat dat een positief effect heeft op de kwaliteit van ons onderwijs. Ik stel me hier dus sterke vragen bij. Ik hoor dat u van deze oproep niet op de hoogte was, minister. Daar sta ik van te kijken. Ik zou dan ook willen oproepen om toch te proberen met collegelid Gatz het gesprek te blijven aangaan en te wijzen op de richting die Vlaanderen met het onderwijs wil gaan en de rol die de VGC, zijnde een ondergeschikte rol, moet spelen.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister. Bij het eerste deel, de vragen van collega Tavernier, sluit ik mij er zeker bij aan dat wij nood hebben aan een eenduidige boodschap: dat wij Nederlands moeten gebruiken in de klas, en liefst ook zoveel mogelijk buiten de klas. Alleen dat kan de leerlingen helpen. Het inzetten op de thuistaal vinden wij absoluut een verkeerde manier van doen. Dat leidt nergens toe. Maar, minister, u moet weten dat deze ideeën vanuit linkse kant niet enkel in Brussel aan het groeien zijn. Ik lees dat men er ook in Gent volop op wil inzetten om de thuistaal een plek te geven. Ik vind dat dit contraproductief werkt voor ons onderwijs, zeker bij de mensen die van oorsprong niet Nederlandstalig zijn.
Wat mijn eigen vragen betreft: u herhaalt hier dat het een waterbedeffect zou sorteren wanneer men extra leerkrachten naar Brussel trekt. Die gaan dan uiteraard weg uit de Rand, zoals bij de politie. Dat zou zeker geen winst zijn voor het Vlaamse onderwijs. Het is dus inderdaad beter om maatregelen te nemen voor het lerarentekort die gelden voor heel Vlaanderen. Ik hoop dat die proeftuinen, die ook in Brussel worden ingezet, wat zoden aan de dijk zullen zetten.
Vragen vier en vijf hebt u niet beantwoord. Mogen zij dat doen? Is die Brusselpremie juridisch denkbaar? Zou u in dat geval een belangenconflict gebruiken? Dat heb ik niet gehoord. En of de rest van de Vlaamse Regering op dezelfde golflengte zit, dat is mij ook niet duidelijk. Uiteindelijk is Sven Gatz bij de liberalen en het is mij niet duidelijk of de Vlaamse Regering uw standpunt echt volledig deelt. Dat zou misschien toch ook eens gecommuniceerd mogen worden.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik sluit eigenlijk aan in naam van collega Yalçin die ergens onderweg in panne staat. Ze gebruikt al haar taalmogelijkheden die ze machtig is om haar auto weer aan de praat te krijgen … (Opmerkingen. Gelach)
… maar helaas, zelfs met haar affectieve thuistaal lukt het haar niet.
Ik neem graag even het woord in haar plaats. Minister, we gaan er natuurlijk van uit dat het Nederlands als instructietaal de te volgen weg is en dat we daarvan niet mogen afwijken. We volgen u daarin. Maar de openheid naar de thuistaal moet toch mogelijk zijn. Zeker in een meertalige context zoals Brussel, en trouwens ook in de rest van Vlaanderen, moet de thuistaal niet meer als ‘iets vies’ gezien worden.
Minister, ik verwijs graag naar het rapport van de commissie Beter Onderwijs, waarin men het er ook letterlijk over heeft dat de thuistaal of thuistalen van leerlingen positief benaderd moeten worden. Dat draagt bij tot hun motivatie via het welbevinden en het positieve zelfbeeld dat daardoor gestimuleerd wordt. In het rapport staat letterlijk dat die openheid naar diverse thuistalen een zeer affectieve functie heeft voor kinderen. Een taal is meer dan louter een communicatiemiddel. Ze maakt ook deel uit van de gelaagde identiteit van het individu en van zijn verbondenheid met een bepaalde groep, zoals het gezin, de familie en vrienden. Vandaar dat we die roep naar de plaats en erkenning van de thuistaal ook moeten erkennen.
Dat was de tussenkomst van mijn collega, en ik heb die graag voor haar gebracht.
Minister Weyts heeft het woord.
Dat laatste wil ik toch tegenspreken, zeker als het gaat over Brussel: hoe groter de diversiteit en het aantal verschillende thuistalen, hoe groter de nood aan één verbindende taal, namelijk het Nederlands. We respecteren dus de thuistaal, maar die dient voor thuis en niet voor in de klas. Elke andere boodschap die daaromtrent wordt gegeven – mijns inziens zonder wetenschappelijke evidentie – zorgt enkel voor verwarring en onduidelijkheid. Ik heb het liefst bij uitstek een sociaal verhaal. Als je wilt dat kinderen gelijke kansen hebben, dan moeten zij zo sterk mogelijk zijn in de kennis van het Nederlands. En als je een achterstand hebt op het vlak van de kennis van het Nederlands, dan zal je nooit gelijke kansen hebben in ons onderwijs. Punt. Dat is een eenduidige boodschap die we, denk ik, met zijn allen naar buiten moeten brengen.
Ik probeer trouwens ook binnen – en hopelijk binnenkort ook samen met – de Taalunie die eenduidige boodschap uit te dragen, dus samen met onze Nederlandse vrienden.
Wat de Brusselpremie betreft, heb ik begrepen dat de boodschap was: ‘wij willen zo’n Brusselpremie invoeren maar de Vlaamse overheid moet die betalen’. Men wacht daar dus op en ik veronderstel dat men dan nog een tijdje kan blijven wachten. Ik denk dat men ook wel weet dat ik geen voorstander ben van die Brusselpremie en toch vraagt men om die in te voeren en of ik die dan ook nog eens kan betalen. Om het in de taal van Molière te zeggen: ‘il ne faut pas pousser bobonne dans les orties’. Je kunt er wat over gaan, maar je kunt er ook serieus over gaan. Ik denk dat men wel weet dat in mijn aanpak die Brusselpremie het levenslicht niet zal zien. Dat zal dan mijn verantwoordelijkheid zijn en ik neem die verantwoordelijkheid heel graag op, omdat ik denk dat die Brusselpremie niets verhelpt aan het lerarentekort in het Vlaamse onderwijs in het algemeen.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Dank u wel, minister. Er is inderdaad wel een verschil tussen het erkennen van het bestaan van thuistalen en het stimuleren ervan. Laten we daarover duidelijk zijn. Ik ben blij, minister, dat u het ermee eens bent dat het Nederlands niet ten koste mag gaan van die meertaligheid, in functie van de toekomst van onze Brusselse ketjes maar ook in functie van onze onderwijskwaliteit.
De heer Laeremans heeft het woord.
Dank u, minister, om heel duidelijk te maken dat u geen Brusselpremie zult betalen. Die lijkt daarmee van de baan. Maar Vlaanderen geeft wel nog altijd heel veel geld aan de VGC en daar wordt vaak een beleid gevoerd – zoals collega Tavernier terecht aanhaalt – waarmee men onder uw duiven schiet. Men voert daar een beleid dat tegenstrijdig is met het Vlaamse en dat betreuren wij ten zeerste. Ik zal bij de volgende vraag om uitleg nog ingaan op de taalaspecten in de Rand.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.