Report meeting Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Vraag om uitleg over het Kopenhagenplan en de provinciale fietsfondsen
Report
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Bex heeft het woord.
Voorzitter, mocht dit thema onder de minister van Mobiliteit ressorteren, dan hadden we de agenda van deze commissie alvast wat kunnen verlichten, maar ik ben blij dat ik hier eens te gast mag zijn.
In het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht werd het Kopenhagenplan gelanceerd, met 150 miljoen euro, waarvan 126 miljoen euro Europese relancemiddelen. Die zouden in samenwerking met de lokale besturen moeten leiden tot een investering van 450 miljoen euro infrastructuur. Het is een plan dat wij toejuichen. De fiets is superbelangrijk en we moeten de fietsinfrastructuur zo snel mogelijk op een hoog peil brengen in heel Vlaanderen.
Over het succes van het Kopenhagenplan hebben we u verschillende vragen gesteld. De laatste keer dat ik u ondervroeg, hebt u gezegd dat u de lokale besturen bevraagd had en dat in totaal 118 lokale besturen de intentie hadden om mee te doen, en dat er al 57 besturen effectief waren aangemeld. We hebben u consequent gevraagd om het plan op tijd bij te sturen, want de deadline voor dossiers is 30 september 2022. Om op de Europese middelen aanspraak te kunnen maken, moeten de fietspaden er eind 2025 liggen. Op 14 juni antwoordde u nog, ik parafraseer: ‘Voor mij is het daarom cruciaal om continuïteit en zekerheid te garanderen over de beschikbaarheid van een trekkingsrecht voor elk lokaal bestuur tot de uiterste datum waarop indiening mogelijk is. Dat is eind september van dit jaar.’ U zou het pas na september kunnen evalueren.
De Vlaamse Regering besliste vervolgens op 8 juli toch dat lokale besturen die hun trekkingsrecht overschrijden, een bijkomende subsidie kunnen aanvragen die de helft van het eigen aandeel in de fietsinvestering bedraagt. Ze moeten 1 euro opleggen voor 1 euro in plaats van 2 euro voor 1 euro. Deze extra subsidie bedraagt maximaal 15 miljoen euro, toch wel een groot bedrag. Zowel de gemeentebesturen als hun gemeentelijke verzelfstandigde agentschappen en havenbedrijven kunnen die subsidie aanvragen. De deadline werd verlengd tot 15 oktober 2022. De subsidie wordt verdeeld in volgorde van de datum van aanmelding door de lokale besturen.
Op 15 juli besliste de Vlaamse Regering ook om 45 miljoen euro uit het Kopenhagenfonds gelijk te verdelen over de vijf provincies. De provincies kunnen hiermee 50 procent financieren van projecten voor fietssnelwegen. Deze subsidie kan niet gecombineerd worden met de bestaande subsidie voor fietssnelwegen via het Fietsfonds. De provincies krijgen tot 15 november 2022 om projecten aan te melden. Ook deze projecten moeten in 2025 klaar zijn.
Minister, ik was enigszins verbaasd toen ik tijdens de vakantie van dit nieuws op de hoogte raakte. Ik vind het wel bijzonder dat u in het parlement telkens zegt dat wat u deze zomer gedaan hebt, eigenlijk onmogelijk was of zeker niet aan te raden. Aan de andere kant ben ik blij dat u goed naar mij en anderen hebt geluisterd om een bepaald standpunt te herzien.
Kunt u een update geven van de reacties op het Kopenhagenplan? Zijn er uitschieters? Welke drie steden of gemeenten hebben momenteel gecombineerd, voor het eerste en tweede luik, het hoogste bedrag aangevraagd? Hoe hoog zijn deze bedragen?
Hoe verklaart u dat u de toewijzingsregels in de maand juli wijzigde, terwijl u in het parlement beweerde dat u dit onmogelijk voor eind september kon doen?
Kunnen alle provincies volgens u op vier maanden tijd fietssnelwegprojecten ter waarde van elk 9 miljoen euro indienen, en die ook tegen 2025 afronden?
Wat zult u doen indien er op 15 oktober respectievelijk 15 november onvoldoende projecten ingediend zouden zijn door de gemeenten voor 105 miljoen euro en door de provincies voor 45 miljoen euro? Wat zult u doen als dit niet wordt gehaald?
Welke lessen trekt u uit uw ervaringen met het Kopenhagenplan? Was het een goed idee om dit plan niet te laten uitrollen door de administratie Mobiliteit? Hebben alle gemeenten op dezelfde manier de kans gehad om in volle vakantieperiode gebruik te maken van het extra aanbod van de Vlaamse overheid? Zullen alle Europese middelen van het Kopenhagenplan besteed geraken?
De heer Warnez heeft het woord.
De heer Bex heeft de context zeer goed geschetst. Ik zal dat niet herhalen. De bottomline is dat, hoewel er geld voorzien is, de uitvoering van het Kopenhagenplan geen onverdeeld succes is. De subsidies blijven onderbenut.
De ervaring leert – en dat is ook logisch – dat de lokale besturen alleen maar fietsprojecten indienen bij het Kopenhagenfonds als het niet lukt bij het provinciaal fietsfonds. Daar knelt nu ook net het schoentje. Hierdoor lopen de ‘Vlaamse’ projecten niet zoals gehoopt, en de provinciale projecten lopen te goed, waardoor er te weinig middelen beschikbaar zijn in het provinciaal fietsfonds. Het Fietsfonds wordt deels gesubsidieerd door Vlaanderen en deels door de provincies. Daarbij betalen de provincies de aanleg van nieuwe fietspaden bijna volledig en betaalt Vlaanderen later de helft terug.
In de commissie van 18 juli 2022 verklaarde de minister-president dat er twee opties zijn om de problematiek op te lossen. Ofwel wordt het Vlaamse subsidiebedrag verhoogd tot 50 procent – 1 euro voor 1 euro dus –, ofwel gaan we de provincies betrekken en niet alles dubbelop doen. Iets twee keer doen, vind ik nogal gek. Dat laatste geniet mijn voorkeur, minister. De lokale besturen hebben hun projectaanvragen ingediend bij de provincies, al die administratie is al gebeurd, dat werk is gebeurd door de gemeenten, maar het geld is op. We moeten met Vlaanderen écht niet alles zelf doen. Als iets goed loopt, versterk dat dan.
Zoals de heer Bex zei, heeft de Vlaamse Regering bij beslissing van 8 en 15 juli alvast extra incentives voorzien om de lokale besturen maximaal te ondersteunen. Deze incentives bestaan uit een bijkomende subsidie voor dat gedeelte van hun investeringen dat hun trekkingsrecht doet overschrijden. Deze bijkomende subsidie bedraagt de helft van het eigen aandeel in de kostprijs van de investeringsprojecten en is ‘beperkt’ tot maximaal 15 miljoen euro. Tegelijk werd de doelgroep van het Kopenhagenplan uitgebreid naar de autonome gemeentebedrijven en havenbedrijven.
Daarnaast werden de provincies ook ingeschakeld om samen met Vlaanderen te investeren in fietssnelwegen. Een goede beslissing, denk ik. Elke provincie krijgt een trekkingsrecht van 9 miljoen euro.
Minister, hoe kijkt u naar de huidige stand van zaken en het spanningsveld van het Fietsfonds en het Kopenhagenplan?
Ziet u het project Kopenhagenplan al een stuk succesvoller worden nu de scope van het project is uitgebreid een tweetal maand geleden?
Ziet u andere oplossingen om fietsinvesteringen toekomstbestendiger en efficiënter te maken?
Minister Somers heeft het woord.
Bedankt voor de vragen collega’s. Ik denk dat we alle drie dezelfde ambitie voor ogen hebben, namelijk zorgen voor een boost voor onze fietsinfrastructuur. Het moet versneld verbeteren. Er is nog werk aan de winkel, om het voorzichtig uit te drukken. Tegelijk zien we op tal van plaatsen een substantiële verbetering die zich voltrekt.
We moeten de kracht van de lokale besturen gebruiken om de versnelling mogelijk te maken. Als er zich een grote investeringsmogelijkheid voordoet, niet het een of het andere spoor, maar meer sporen tegelijk, dan moet je dat zeker doen. Dit is een eenmalige injectie waarvoor we het kanaal van de lokale besturen hebben gebruikt. Inderdaad, mijnheer Bex, normaal zouden we hier niet over mobiliteitsuitdagingen mogen spreken. Lokale besturen hebben een heel brede verantwoordelijkheid, ook voor Mobiliteit. Als minister van Binnenlands Bestuur, men zegt het wel eens al lachend, ben je minister van alles. Ik hoor dat graag, natuurlijk, maar ik moet me proberen te beheersen. We hebben nu de gelegenheid gebruikt om de versnelling mogelijk te maken.
Er zijn nog veertien dagen dat besturen dossiers kunnen indienen. Ik kan u alleen maar een voorlopige stand van zaken geven. Binnen veertien dagen à drie weken – geef de administratie nog een week extra om te verwerken – kunnen we u een juiste stand van zaken geven.
Op dit moment – en dat is een keer goed nieuws – zijn er al 113 besturen, een pak meer dan bij vorige bevraging, die samen 473 projecten hebben aangemeld, goed voor 523 kilometer aan fietspaden. De aangevraagde subsidie voor de reeds aangemelde projecten bedraagt bijna 72 miljoen euro – 71.683.782 euro – momenteel goed voor een totale investering van 190 miljoen euro. Daarnaast staan er in het digitaal aanmeldingsloket, de eerste stap die gemeenten zetten, nog 160 projecten klaar om ingediend te worden. Dit maakt dat momenteel 153 gemeenten, of meer dan de helft van de gemeenten, deelnemen aan het Kopenhagenplan.
Op een moment dat de openbare financiën van de lokale besturen onder druk staan, moeten zij scherpe keuzes maken. Op het moment dat we het plan lanceerden, en we wisten dat de meerjarenplannen al gemaakt waren en de gemeenten hun keuzes al gemaakt hadden, vind ik dit een opvallend goede prestatie. U zult het met mij eens zijn: als meer dan de helft van de gemeenten zegt dat ze boven op de plannen die ze hadden, extra gaan investeren in fietspaden, of misschien door de herschikking van plannen, voor een behoorlijk bedrag, dan zitten we op het goede spoor.
Maar dit kan uiteraard nog oplopen, aangezien de deadline op 15 oktober ligt. Ik vermoed dat het nog een beetje gaat stijgen.
Details per gemeente van de kostprijzen en aangevraagde subsidies kan ik op dit moment nog niet geven, aangezien de aangemelde projecten een mix van reeds gegunde en nog te gunnen projecten zijn. Bij de aanmeldingen geven 39 gemeenten aan dat zij hun trekkingsrecht zullen overschrijden: 7 gemeenten met 300 procent of meer, 8 gemeenten met tussen de 200 en 300 procent, 24 gemeenten tussen de 100 en 200 procent. Een aantal gemeenten doen dus enorme inspanningen op het gebied van fietsinfrastructuurinvesteringen. De drie gemeenten met de hoogst aangevraagde subsidie zijn momenteel – onder voorbehoud – Antwerpen, Leuven en Kortrijk, de grootstad Antwerpen en twee centrumsteden.
U hebt me inderdaad bevraagd, mijnheer Bex, over het aanpassen van de regels, en ik probeer altijd goed te luisteren naar wijze tussenkomsten. Ik hou daar natuurlijk altijd rekening mee. Op 14 juni 2022, toen dit topic besproken werd hier in de commissie, was de mogelijke uitbreiding van het Kopenhagenplan inderdaad nog geen beslissing. Ik heb niet gezegd dat het onmogelijk was om bij te sturen, wel heb ik geduid dat ik de verschillende mogelijkheden aan het bekijken was, en dat er inderdaad een probleem was of een risico zou kunnen zijn.
Ik heb gezegd dat we de regels zouden aanpassen, waardoor we tegenover sommige gemeenten ons oorspronkelijk engagement niet meer konden nakomen. Andere gemeenten zouden een te groot aandeel van middelen naar zich toe trekken. Initieel leek 30 september het moment om eventuele bijsturingen uit te voeren, omdat ik voorzichtig wou zijn met dat engagement, maar we hebben er samen met de administratie voor gekozen om dit toch vroeger te doen. Mijn administratie heeft daarom alles op alles gezet om tegen 8 juli bijsturingen voor te bereiden, en daarop hebben we binnen de regering beslist om dat ook te doen.
Na overleg met mijn collega Peeters bleek het opnemen van de provincies voor het realiseren van fietssnelwegen in het Kopenhagenplan de beste optie om op korte termijn de provincies de nodige zekerheid te geven over de extra middelen die zij vroegen. De provincies zaten met een nood. Eigenlijk hadden ze een beslissing genomen waarvoor geen financiële dekking was. (Opmerkingen)
Het gaat niet over enthousiasme. Als ik beslissingen neem, zorg ik ervoor dat ik weet hoe ik ze financier. Men heeft daar ver gesprongen. Op zich is dat goed. Maar er was geen financiële dekking voor. Men is bij de Vlaamse overheid komen aankloppen met de opmerking dat als ze dat voluntaristisch beleid rond fietsinfrastructuur willen doorvoeren, ze ootmoedig moesten toegeven dat er geen financiële dekking was, en: ‘Wilt u ons alstublieft helpen?’ Ik moet dat niet doen met mijn buurman. Als ik thuis investeringen doe, moet ik niet aan mijn buurman vragen: ‘Ik heb wat overinvesteringen gedaan, kunt u mij alstublieft helpen?’ Maar gelet op het maatschappelijke belang ervan, en ondanks het feit dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn eigen engagementen en verplichtingen, hebben we gezegd dat het fietssnelwegenplan dusdanig belangrijk is dat we het Kopenhagenfonds, dat als initieel doel heeft niet zozeer om de gemeenten te helpen, maar om fietspaden uit te rollen en fietsinfrastructuur te versterken, meenemen en provincies daar gebruik van laten maken. Op die manier kunnen we extra middelen voor fietssnelwegen klaarzetten, nog dit jaar.
Ik denk dat alle gemeenten op eenzelfde manier de kans hebben gekregen. Dat zie je ook aan de sterke toename van het aangevraagde subsidiebudget, van 46 miljoen euro in juni naar 72 miljoen euro nu. Dat is toch een opvallende stijging. Men heeft daar gebruik van gemaakt. Bovendien hoeven projecten in deze fase nog niet gegund of besproken te zijn in de projectstuurgroep, dat kan in een latere fase. Dat biedt besturen de nodige flexibiliteit. Men kan zich in een vroege fase van beslissing of uitwerking van het dossier al aanmelden. Besturen kunnen nog tot 15 oktober hun projecten aanmelden, en dan hebben we uitsluitsel over de totaliteit van de aangevraagde subsidie. Vandaag zijn alle gemeenten volop bezig met hun begroting en meerjarenplanning. Dat is het moment dat zulke keuzes worden gemaakt: gaan we ja dan nee meer inzetten op fietsinfrastructuur?
Wat de vraag van de provincies betreft, kan ik u meegeven – mijnheer Warnez, u moet begrijpen dat dit ook naar u gericht is, ik zie u hier niet, u volgt digitaal, mijn excuses dat ik u te weinig vermeld – dat ambtelijk overleg met de provincies heeft uitgewezen dat de deadline van 15 november 2022 perfect haalbaar is voor hen.
Ik zie geen spanningsveld tussen het Fietsfonds en het Kopenhagenplan: het Kopenhagenplan is tijdelijk, eenmalig, en aanvullend op het Fietsfonds. Ook het Kopenhagenplan staat voor kwalitatieve fietsinfrastructuur, waarbij het fietsvademecum richtinggevend is. Dankzij de middelen uit dit fonds worden er boven op het mechanisme van het Fietsfonds kilometers bijkomende kwalitatieve fietspaden gerealiseerd, en daar moeten we allemaal blij om zijn.
Initieel was het Europese aandeel in de 150 miljoen euro van dit fonds 126 miljoen euro van het relanceplan. Uiteindelijk heeft Europa een kleiner bedrag toegewezen aan Vlaanderen en werd dit herleid tot 96 miljoen euro. De 150 miljoen euro blijft, maar het geld komt voor 54 miljoen euro van de Vlaamse belastingbetaler en voor 96 miljoen euro van de Europese belastingbetaler. Eind september zaten we op 72 miljoen euro plus 45 miljoen euro of 117 miljoen euro van de 150 miljoen euro. Daarmee is de besteding van de Europese middelen in principe afgedekt. Nogmaals, ik reken erop – er zijn nog 153 projecten hangende – dat we heel dicht bij de 150 miljoen euro komen, wat onze ambitie was.
Na respectievelijk 15 oktober en 15 november kunnen er respectievelijk geen aanmeldingen meer gebeuren vanuit de gemeenten en de provincies, en stopt de aanmeldingsprocedure voor het Kopenhagenplan. Indien er middelen over zijn, zullen we binnen de regering bekijken hoe die verder ingezet zullen worden.
Het Kopenhagenplan is een eenmalig initiatief in het kader van het relanceplan Vlaamse Veerkracht. Het biedt een antwoord op de nood om bijkomend te investeren en een boost te geven. Het valt me op dat sommige steden en gemeenten zwaar investeren in fietsinfrastructuur, en dat triggert de andere. Een meerderheid wil niet onderdoen, voelt zich geïnspireerd, of de oppositie wijst op de vorderingen van de buurgemeenten. Dat helpt om investeringen te doen in fietsinfrastructuur. Bovendien neemt het gebruik van de fiets stelselmatig toe. De infrastructuur beantwoordt aan een heel reële nood.
De heer Bex heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Het bevat zeker positieve elementen, maar ik ga vandaag nog niet helemaal mee in uw verhaal dat dit een volledig succes is.
De oorspronkelijk bedoeling was – en dit is uitvoerig gecommuniceerd door deze Vlaamse Regering – om 450 miljoen euro aan fietsinvesteringen te genereren. Dat zal niet lukken. Voor de provincie-investeringen zal er maar 1 euro bij komen in plaats van 2. Dat is al 45 miljoen euro minder. Voor de lokale besturen zal een aanzienlijk deel van die 105 miljoen euro in de tweede schijf vallen, waar ook maar 1 euro bovenop komt in plaats van 2 euro. Kunt u daarover nog wat verduidelijking geven? Hoe schat u die verhouding in? Wat zal de eerste fase zijn waarin 2 euro wordt opgelegd? Wat zal de tweede fase zijn waarin 2 euro wordt opgelegd? Dat is belangrijk om de inschatting te kunnen maken van de totale impact van dit Kopenhagenplan.
Bij het begin van het plan werden twee probleempunten aangekaart vanuit de lokale besturen. Eén: ‘Wij hebben het geld niet om 2 euro extra op te leggen boven elke euro.’ Dat blijkt bewaarheid te worden en u moet het systeem daaraan aanpassen. Twee: bij een aantal besturen is er een capaciteitsprobleem om nieuwe plannen te genereren, zeker op zo’n korte tijd. Dat is voor een stuk de realiteit. Een aantal lokale besturen hebben plannen die al in de schuif lagen en die ze volledig gingen betalen in dit plan ondergebracht. Dat kunnen we hen moeilijk kwalijk nemen, dat impliceert strikt genomen geen extra fietsinfrastructuur. Sommige lokale besturen zeggen dat dit hun petje te boven gaat en dat ze er geen gebruik van kunnen maken. In dat opzicht ben ik benieuwd naar de uiteindelijke cijfers. Ik ben gerust geduldig genoeg om daar tot eind oktober op te wachten.
De manier waarop nu gewerkt is, is geen voorbeeld om dingen in de toekomst aan te pakken. Minister, u hebt in volle zomer een regeling aangepast en extra mogelijkheden gecreëerd. Wie al klaar zat met een overschot aan projecten, heeft daar gebruik van gemaakt. Er zijn misschien ook gemeenten die op een bepaald moment dachten: ‘Hadden we dat geweten, we hadden meer gedaan.’ Dat is, denk ik, niet zo eerlijk ten aanzien van die besturen. Daar wou ik ook graag uw reactie op.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, ik denk dat we allemaal dezelfde ambitie hebben: zo veel mogelijk fietspaden zo snel mogelijk realiseren in Vlaanderen. We zijn er allemaal van overtuigd dat de lokale besturen de eerste besturen zijn en het best geplaatst om projecten te kiezen.
Als ik het goed begrepen heb, is, met tien dagen voor de deadline van indiening, minder dan de helft van de 150 miljoen euro effectief toegewezen. Nog een aantal projecten of miljoenen euro’s kunnen worden toegewezen. Ik durf te gokken dat er nog wel geld zal over zijn. Ik zou er toch opnieuw voor willen pleiten om dat geld te geven aan projecten uit het Fietsfonds. Daar zijn inderdaad wachtlijsten. Dat vind ik zeker niet erg, maar er zijn twee redenen om in dat Fietsfonds extra te investeren. In de eerste plaats is dat vanuit het principe dat we heel veel respect moeten hebben voor onze gemeenten, die het afgelopen jaar overbevraagd zijn volgens mij. Er zijn heel wat subsidieprojecten geweest. Ze zijn overbevraagd om subsidieaanvragen in te dienen. Her en der hoor je dat ze heel veel moeten indienen, nog een projectje hier en daar. Het is niet het moment om nog veel paperassen te vragen aan de lokale besturen. Ze hebben dat eigenlijk al voor de projecten in het Fietsfonds gedaan. Als we die projecten steunen, is dat werk gesteund en is dat de meest efficiënte manier.
Het zorgt er ook voor dat de burger heel snel, op korte termijn, die fietspaden zal krijgen, want de wachtlijsten zijn er. De projecten staan klaar om uit de startblokken te schieten. Dat is toch wat we allemaal heel graag willen: snel heel veel fietspaden.
Minister, alle middelen die vrijkomen voor nieuwe fietsinfrastructuur zijn positief. Op die manier bekijken we dit zeer positief. De afstemming die ondertussen gebeurd is – want enerzijds was er toch wat onduidelijkheid, vond ik ook – tussen het Kopenhagenplan en andere fietsinfrastructuur, vind ik ook positief.
Mijnheer Bex, u haalde het probleem van de capaciteit aan. Ik ervaar – en dat is niet uw verantwoordelijkheid – op het terrein dat de limieten almaar verlegd worden, ook inzake de fietsinfrastructuur. Er moeten steeds bredere fietspaden komen, maar we moeten ook ruimte hebben voor andere voorzieningen. Dat maakt soms dat het niet zo evident is om naar nieuwe fietsinfrastructuur te gaan, dat er plannen moeten worden aangepast, dat er onteigeningen moeten gebeuren. Dat zijn obstakels die het voor gemeenten niet altijd mogelijk maken om onmiddellijk in te stappen. Er zijn soms technische problemen die een instap niet altijd eenvoudig maken. Ik dacht dat ook het Kopenhagenplan conform het fietsvademecum moet werken, en dat maakt het soms moeilijk.
Minister Somers heeft het woord.
Dat laatste is inderdaad juist. Het zou ook raar zijn, mochten we nu fietspaden gaan financieren die niet volgens onze eigen normen worden gerealiseerd. U weet dat een beargumenteerde afwijking altijd kan, in bepaalde specifieke gevallen, door ruimtelijke onmogelijkheid. Het fietsvademecum is alleszins de inspiratiebron en het uitgangspunt.
Ik zou willen oproepen om niet in een soort pessimistische of negatieve attitude te vervallen. Ik bedoel daarmee het volgende. We hebben met dit plan 150 miljoen euro extra vrijgemaakt naast de extra middelen die de minister van Mobiliteit vrijmaakt voor fietsinfrastructuur. Dat is een aanbod dat we gedaan hebben naar de lokale besturen. De lokale besturen die daar meer voor willen doen, krijgen meer middelen. We hadden daar inderdaad middelen voor.
We hadden van bij het begin kunnen zeggen dat ze 150 miljoen euro kregen en dat we dat fiftyfifty gingen doen. Dan was onze ambitie maar 300 miljoen euro geweest. Nu hebben we in het bedrag dat we hebben besteed 190 miljoen euro gemobiliseerd met 72 miljoen euro. Dan is de ratio op dit moment 2,64. Voor elke euro die Vlaanderen besteedt, ligt er 2,64 euro van de gemeenten naast. Hadden we vanaf het begin gezegd ‘1 euro voor 2’, dan hadden we 300 miljoen euro gehad. Dan hadden we kunnen zeggen: ‘Fantastisch, we hebben onze doelstelling gehaald, we hebben onze 300 miljoen euro gerealiseerd, onze doelstelling is voor 100 procent gehaald.’ Maar de investering was dan maar 300 miljoen euro. Ik ben liever wat voluntaristischer en wat ambitieuzer. Ik leg liever de lat wat hoger. Ik weet beter dan wie ook hoe moeilijk het is voor lokale besturen om die middelen te vinden. Op die manier hebben we een boost of versterking kunnen doen voor het uitrollen van fietsinfrastructuur.
De projecten die er nu liggen, beslaan 473 dossiers. Die hebben 72 miljoen euro gebruikt van het budget. Er zijn er 160 aangemeld. Als we dat omrekenen en die hebben eenzelfde gemiddelde kostprijs als die 473 – op basis van de aantallen kunnen we daar een beetje van uitgaan, het is een beetje een voorafname – dan gaat dat nog eens 24 miljoen euro zijn. Ik tel 117 plus 24 miljoen euro, dan zitten we aan 141 van de 150. Hadden we onvoorzichtiger geweest en dat vroeger gedaan dan nu, dan waren we in de problemen geraakt en hadden we ons engagement tegenover de gemeenten niet kunnen nakomen. Dan hadden we een soort a-ratoverdeling moeten installeren, dat gebeurt vaak. Ik ben blij dat we al de vragen van de gemeenten gaan kunnen beantwoorden aan het bedrag dat we hadden beloofd.
U zegt dat sommige gemeenten misschien sneller zouden zijn ingestapt. U mag niet vergeten dat een gemeente maar van die 1-op-1-euro gebruik kan maken als ze eerst haar contingent van 1-op-2-euro heeft opgebruikt. Voor gemeenten die nog meer doen, gaan we nog meer investeren, want dan hebben ze al zo hun best gedaan dat ze nog meer beloond moeten worden. Dat is toch een logisch systeem?
Is het voor herhaling vatbaar? Als er morgen weer een groot investeringsbudget vrijkomt, ga ik daar opnieuw voor pleiten omdat ik de fietsinfrastructuur belangrijk vind, omdat ik weet dat heel veel gemeenten daar willen op inzetten. Als we op die manier extra geld van die lokale besturen kunnen krijgen: absoluut.
Het beleid dat collega Peeters uitvoert, moet ook het best zo sterk mogelijk zijn. Maar alles wat we kunnen doen – en daar moeten we bondgenoot in zijn – dat de uitrol van fietsinfrastructuur versnelt en verbetert, moeten we met twee handen vastgrijpen. Beeld u in dat er nog twee andere ministers waren die een weg hadden gevonden om middelen te genereren voor fietsinfrastructuur, dan zou u kunnen zeggen: "Zie nu, er zijn nu vier ministers voor fietsinfrastructuur", maar u zou ook heel blij kunnen zijn dat er steeds meer middelen daarop worden ingezet. Ik vind – het parlement, niet alleen de oppositie, moet uiteraard steeds kritisch zijn – dat we geen spijkers op laag water moeten zoeken.
We gaan ver geraken in onze doelstelling. Gaan we 450 miljoen euro kunnen mobiliseren? Neen, dat konden we toen we zegden: 1 euro voor 2 euro. Als ik vanaf het begin in die redenering was gestapt, hadden we maar 300 miljoen euro gerealiseerd. We gaan meer doen dan 300 miljoen euro. We gaan niet aan 450 miljoen euro geraken, dat kan ook al niet meer, we hebben 45 miljoen euro aan de provincies gegeven voor 45 miljoen euro daartegenover. We gaan wel een heel mooie som kunnen realiseren. En vooral, veel belangrijker dan geld, we gaan een heel pak kilometers, tientallen kilometers, extra kwaliteitsvolle degelijke fietsinfrastructuur kunnen realiseren waar jonge en minder jonge mensen van gebruik kunnen maken om op een veilige manier hun bestemming te bereiken met de fiets. Dat is voor mij het allerbelangrijkste.
De heer Bex heeft het woord.
Hadden we dat met vier ministers kunnen doen, het zou nog beter geweest zijn, zegt u. Dit is een initiatief van de Vlaamse Regering en had even goed onder de minister van Mobiliteit kunnen ressorteren. Ik weet niet of u een hoger investeringsbudget hebt gegenereerd, maar u kunt het alleszins beter uitleggen. Dat kan ik u wel zeggen.
Op basis van wat u hebt gezegd, ga ik ervan uit dat er wellicht 100 miljoen euro minder zal worden geïnvesteerd dan de 450 miljoen euro die de Vlaamse Regering had vooropgesteld. Is dat een slechte zaak? Neen, het is een goede zaak dat er zoveel aan fietsinfrastructuur wordt besteed.
Inzake de provincies – ik kon dat punt daarnet niet maken omdat mijn tijd erop zat – is het niet zeker dat elke provincie 10 miljoen euro zal vragen. Als dat wel zo is, des te beter, dan noteer ik dat. Mijn bezorgdheid is, mocht er geld over zijn van die 350 miljoen euro, dat die effectief op een of andere manier – en er zijn zeker nog noden bij minister Peeters – aan fietsinfrastructuur worden besteed en niet naar een andere post worden doorgeschoven. (Opmerkingen van minister Bart Somers)
De heer Warnez heeft het woord.
Ik dank u, minister, voor uw initiatieven en inspanningen. Extra middelen uit het plan zijn zeer goed. Ik zal vooral blij zijn als elke euro resulteert in extra stukjes fietspad.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.