Report meeting Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over de resultaten van het Biorapport 2021 en de toekomst van de biologische landbouw
Report
De heer De Roo heeft het woord.
Voorzitter, minister, eind 2021 bedroeg de totale bio-oppervlakte in Vlaanderen 9823 hectare, aldus cijfers van Statbel die het Departement Landbouw en Visserij bundelde in het biorapport. 2427 hectare is areaal in omschakeling, 7395 hectare is volledig biologisch. Het bioareaal maakt hiermee 1,6 procent uit van het totale Vlaamse landbouwareaal, dat 624.727 hectare groot is volgens de landbouwtelling van 2020.
De Europese Commissie heeft in haar farm-to-forkstrategie de doelstelling om 25 procent van het Europese areaal tegen 2030 te exploiteren als biologisch. BioForum, Boerenbond en het Algemeen Boerensyndicaat (ABS) stellen dat deze algemene doelstelling geen rekening houdt met de specifieke omstandigheden en eigenheid van de landbouwsector in de individuele lidstaten. Ze werkten daarom een gezamenlijk actieplan uit waarin ze vijf maatregelen voorstellen.
Een van die maatregelen is dat men het bioareaal laat groeien tot 5 procent, dat is 30.000 hectare in 2030. Een geforceerde groei tot 25 procent zou verstorend werken op de prijsvorming en het bedrijfsrendement. Een andere maatregel is een groei in het volume bioconsumptie naar 5 procent van de totale consumptie.
Minister, hebt u kennisgenomen van het actieplan van BioForum, Boerenbond en het ABS?
Wat is uw visie op de ambities van de Europese farm-to-forkstrategie?
Hoe wilt u de consumptie van biologische producten beïnvloeden en welke ambities hebt u daarbij?
Wat is de stand van zaken van het nieuw strategisch plan bio 2023-2027?
De heer Coel heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal niet alle cijfers uit mijn inleiding herhalen. U hebt ze kunnen lezen en de collega is er ook al kort op ingaan.
Samengevat zien we in het Biorapport 2021 dat de biologische landbouw traag maar gestaag zijn groeipad verderzet. Het is weliswaar een bescheiden groei waarbij er wat verschillen zijn naargelang de provincies, maar algemeen gaat het lichtjes vooruit.
Het is vooral de vraagzijde die belangrijk is om de groei te bestendigen. In die zin is het enigszins hoopgevend dat gezinnen met een kwetsbare sociaaleconomische achtergrond hun bio-aandeel de voorbije zes jaar hebben verdubbeld en een inhaalbeweging inzetten. Dat geeft enigszins aan dat de democratisering van bio zich doorzet, we zijn stilaan af van het idee dat dit te duur is en enkel voor de happy few.
In de marge van de voorstelling van deze cijfers maakten Boerenbond, het ABS en BioForum van de gelegenheid gebruik om hun gezamenlijke visie op het volgende strategisch plan bio uiteen te zetten. De collega heeft de vijf doelstellingen al toegelicht, ik zal ze hier niet herhalen. Al die maatregelen samen zouden volgens de partners meer op maat van Vlaanderen zijn en moeten ervoor zorgen dat de primaire sector niet zal lijden onder een te geforceerde groei van de bioproductie.
Minister, hoe evalueert u deze cijfers? Waar zitten we volgens u goed en waar moeten we een tandje bij steken of eventueel beleidsmatig bijsturen?
We hebben het in het verleden in deze commissie al vaak gehad over de zin en onzin van het concrete Europese streefcijfer van 25 procent. Uw voorgangster toonde ambitie voor de biolandbouw maar heeft zich nooit willen vastpinnen op dat streefcijfer. Hoe staat u daartegenover? Hoe staat u ten opzichte van de vijf concrete doelstellingen van de landbouwpartners als alternatieve benadering?
Minister Brouns heeft het woord.
Collega’s De Roo en Coel, wat duidelijk naar voren komt uit het rapport is dat bio op alle gebieden blijft groeien, zowel op het vlak van biolandbouw als in de bioketen en bij de consument. De afgelopen jaren is samen met de sector hard gewerkt aan goede structuren voor de biolandbouw. Ik denk bijvoorbeeld aan adviesverlening in ‘Bio zoekt Boer’ en ‘Bio zoekt Keten’, een verhoogde inzet op praktijkonderzoek bio, en een mooie biocampagne naar de consument van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) met een informatieve website https://allesoverbio.be/.
Er is op de verschillende terreinen een heel goede samenwerking tussen de verschillende stakeholders. Het zal er de komende jaren op aankomen om de vraag naar bioproducten hoog te houden. Dit kan, samen met een goed verdienmodel voor bio, meer landbouwers overtuigen om te schakelen naar bio.
Voor mij is de ambitie zoals opgenomen in de farm-to-forkstrategie een duidelijk signaal van de Europese Commissie dat ze gelooft in bio. Ze wil dat de lidstaten zich mee scharen achter die verhoogde inspanning, maar het is, voor de duidelijkheid, de bedoeling dat elke lidstaat zijn eigen ambitie lanceert die afgestemd is op de lokale context.
Ik ben dan ook blij te zien dat de gehele biosector zich heeft verenigd om samen dit ambitieuze voorstel te brengen. Dat toont opnieuw hoe fantastisch er wordt samengewerkt in de sector. We zullen binnen het nieuwe strategisch plan bio ook een streefcijfer voor bio vooropstellen. Ik ben blij met de insteek van de sector ter zake.
Wat mij heel erg bevalt, is dat er niet alleen op landbouwareaal wordt gefocust, maar ook op de vraag naar bio. Daarbij worden verschillende aspecten van de vraag belicht, zoals thuisverbruik en overheidscatering. Willen we dat onze Vlaamse land- en tuinbouwers iets hebben aan een bioambitie, dan is het uitermate belangrijk dat de verdere groei van de biolandbouw gepaard zal gaan met een groei van de vraag naar lokale bio.
Daarnaast is er in het voorstel een balans in plantaardige en in dierlijke productie. Wat de indicator van het aantal bedrijven betreft, wordt ook rekening gehouden met onze sterkte in Vlaanderen. We hebben namelijk veel biobedrijven die onder de vorm van zelfplukboerderijen of andere CSA-vormen (community-supported agriculture) werken. Zij spelen een belangrijke rol in de verbinding van de consumenten met de landbouw en zullen de groei van de biovraag vooruithelpen. In een pure areaalambitie zou dit stuk onvoldoende worden belicht.
We mogen, om die bio-ambities te verwezenlijken, niet alleen kijken naar de landbouwers. Dat is wat ik bedoel met een duurzame groei. Een groei in biolandbouw zonder groei en vraag, is een ramp voor onze landbouwers. Het zal dus van belang zijn om ook te blijven werken aan de vraag naar bio. Dat komt ook steeds naar voren tijdens de consultatieronde bij de landbouwers in het kader van het nieuwe strategisch plan bio.
VLAM timmert consequent verder aan de weg om de consument warm te maken voor bio. Dat blijft een heel belangrijke uitdaging, zeker in de huidige geopolitieke context met de stijgende prijzen. Het doel is de vraag naar biovoeding te verruimen en de aankopen te intensifiëren. Het promotiebudget in 2022 bedraagt 1,141 miljoen euro. Er lopen parallel twee campagnes, gefinancierd met Europese middelen, namelijk een generieke campagne met televisiespots en korte video’s, en een online campagne met bannering, video’s en artikels in de online pers. Er is kortom heel wat communicatiemateriaal om het extra onder de aandacht te brengen en te wijzen op het belang.
Dit jaar werd een heel nieuw promotiedossier ingediend bij Europa. Wanneer dat wordt goedgekeurd, wat we uiteraard allemaal hopen, dan kan het huidige VLAM alle inspanningen verderzetten. Daarnaast werd er ook een contentplatform uitgewerkt dat de uitvalsbasis is voor alle info over bio, ook feitelijk en inhoudelijk. Deze informatie wordt via diverse kanalen online verder verspreid naar de consument. De vijf troeven van bio vormen de rode draad in de campagne: het is goed voor het milieu, vriendelijk voor dieren, het is 100 procent toekomst, gezond genieten en lekker puur.
Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan de evaluatie van het huidige strategisch plan Biologische Landbouw. De verschillende expertgroepen hebben alle output van de consultatieronden met verschillende workshops verwerkt en voorstellen opgemaakt. Die hebben ze net overgemaakt aan de strategische stuurgroep bio en mijn administratie, die daarmee aan de slag zal gaan. Er zal natuurlijk ook nog een budgettaire haalbaarheidstoets moeten gebeuren voor de nieuwe acties. In de loop van het najaar volgt een draft waarop door alle partnerorganisaties feedback kan worden gegeven. De lancering zelf zal voor het begin van 2023 zijn.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Er is geloof in bio. Dat kan worden gesteld zowel vanuit uw antwoord als vanuit uzelf. Het geldt ook voor de sector zelf en de consument. Collega Coel heeft ook aangehaald dat biologisch ook steeds democratischer wordt. Maar het is vandaag niet voor iedereen weggelegd. Dat komt omdat de prijsvorming, het verdienmodel en de technieken vandaag anders zijn dan andere producten die je kunt vinden. Ik heb ook zeker oor naar de oproep vanuit de biosector, om erop te letten om heel Vlaanderen te gaan overladen met een zeer ambitieuze doelstelling, die zodanig ingrijpt op onze prijsvorming en op ons verdienmodel dat het niet meer rendabel en haalbaar wordt voor de sector.
Ik vind het goed, minister, dat u ambitieus bent maar dat u zich niet vastpint op die algemene ambitie van de Europese Commissie, zodat we onze eigen ambitie kunnen lanceren. Ik kijk dan ook uit naar uw nieuw strategisch plan bio.
Zonder consumenten is er geen markt, natuurlijk. Maar zonder producenten is er ook geen aanbod. Naast hetgeen ze nu hebben gelanceerd, lijkt het me ook zeer belangrijk dat u ook met de sector zelf in dialoog gaat en in discussie bent. Daarom heb ik een bijkomende vraag, minister: bent u in contact met de biosector om hun ambities maar ook hun bezorgdheden te aanhoren?
De heer Coel heeft het woord.
Ook op mijn beurt dank aan de minister voor het uitgebreide antwoord. Ik denk dat we de doelstellingen op zich allemaal delen. Ik heb toch nog een aantal bezorgdheden.
We krijgen signalen uit de sector dat landbouwers die recent of in de voorbije jaren de switch hebben gemaakt naar bio, nu wel wat in een lock-in terecht zijn gekomen – gegeven het stikstofakkoord dat eraan komt en de doelstellingen die daar zijn in opgenomen rond bio, met weliswaar een beperkte uitzondering. Ze hebben die switch gedaan. De generieke maatregelen die de conventionele landbouwers moeten doen, kunnen zij niet doen door de keuze die ze in het verleden hebben gemaakt voor bio. Ze hebben daar ook een aantal investeringen voor gedaan. Dat heeft als risico dat we van de beperkte groep biolandbouwers die we nu hebben, een deel dreigen te verliezen. Het zou toch wel een nefast gevolg zijn van wat we nu aan het uitwerken zijn. Ik vraag om daar toch ook naar te durven kijken en om ten volle de systeemswitch – afstappen van externe stikstofinput en echt circulair te gaan werken – mee te nemen in de beoordeling van hoe impactvol zij nog zijn op hun omgeving.
Vorige week hebben we in het kader van de begroting hier met het programmadecreet een korte uitwisseling gehad die niet helemaal duidelijk was, denk ik. Ik heb me verder geïnformeerd. We hebben alleszins een aantal artikelen gestemd die erop neer kwamen dat we de vormingscentra binnen de landbouw gaan hervormen. We gaan het kader schetsen op een andere manier dan in het verleden. De erkende vormingscentra verliezen hun erkenning. Het nieuw kader zal via een delegatie aan de Vlaamse Regering toelaten dat meerdere partners op dat terrein actief worden. Maar er is al een partner zeer actief in die biosector, zijnde Landwijzer. Zij leiden heel wat nieuwe instromers in de landbouw op en doen dat ook zeer goed.
De biosector is ook bij uitstek een deelsector waar nog heel wat nieuwe instroom is. In de andere deelsectoren van de landbouw zie je vooral vertrekkers, maar in de bio zie je nog nieuwe mensen toestromen. Dat moeten we toejuichen. Dan is het natuurlijk goed, als nieuwe mensen willen instappen, dat we hen ook een kwalitatief vormingsaanbod kunnen geven. Vandaar mijn vraag of u bij de delegatie die de Vlaamse Regering nu zal krijgen, voldoende aandacht wilt hebben om die opleiding voor de nieuwe instromers in bio zo kwalitatief mogelijk te kunnen blijven aanbieden.
Tot slot, de collega heeft het ook benadrukt, kunnen we als overheid een belangrijke rol spelen in het stimuleren van de vraag. Wij kopen als overheid op verschillende niveaus heel wat voeding aan. We kunnen ook keuzes maken in het type voeding dat we aankopen. Ik heb daar, op suggestie van uw voorganger minister Crevits, een schriftelijke vraag over gesteld aan minister Jambon, die bevoegd is voor het Facilitair Management. Uit die cijfers blijkt dat het aandeel aangekochte bioproducten in totaal aantal gekochte voeding stijgt, maar in absolute cijfers zien we dat niet echt omdat de hoeveelheid aangekochte voeding fors gedaald is door corona. Er zijn minder medewerkers die van de catering gebruik hebben gemaakt. Het totaalvolume is gedaald, het aandeel is gestegen, in absolute cijfers is het ongeveer stabiel.
Het zou natuurlijk goed zijn dat we die push kunnen blijven geven op Vlaams niveau, maar dat er ook initiatieven komen om lokale besturen daarbij te betrekken. Er zijn heel wat initiatieven mogelijk bij scholen, bij lokale rusthuizen en OCMW-instellingen die voeding aanbieden. Zult u in uw strategisch plan bio een aantal initiatieven nemen om de overheidspartners in te schakelen om die vraag te stimuleren?
De heer Sintobin heeft het woord.
Misschien richt ik me eerst naar collega Coel: u zegt dat de afname van bio democratischer is geworden en dat de prijs steeds minder een rol speelt. Iedereen kijkt altijd vreemd op wanneer ik zeg dat ons gezin ook afnemer is van bioproducten, maar ik kan u verzekeren dat de prijs van de bioproducten voor veel consumenten wel degelijk een rol speelt, zeker in de huidige periode en wanneer men ziet dat producten in bepaalde supermarkten aan knalprijzen worden aangeboden. Helaas zijn de bioproducten niet voor iedereen weggelegd, collega Coel. (Opmerking van Arnout Coel)
Dat zijn cijfers van 2021. De cijfers van 2022, nu er een oorlog bezig is en er een hoge inflatie is, zullen wel enigszins anders zijn, denk ik. Ik vind het wel spijtig, maar ik wil het u gewoon meegeven.
Het is wel positief dat heel wat supermarkten, ook naast de echte biomarkten, de bioproducten speciaal in de kijker zetten. Ze richten aparte afdelingen in, waar uitsluitend bioproducten in de kijker staan, waardoor de consument ook beter ziet welke bioproducten er worden verkocht. U hebt daar geen invloed op, maar u kunt de andere supermarkten allemaal oproepen om dat ook te doen.
Ik ben toch een beetje bezorgd door de huidige situatie en ik ben benieuwd naar de cijfers van volgend jaar. Het zou inderdaad goed zijn dat de bioproducten steeds toegankelijker worden voor iedereen.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Niemand heeft ooit gezegd dat elke lidstaat die 25 procent moest halen, voor alle duidelijkheid. We hebben het er hier heel vaak over gehad en toen was al duidelijk dat het een Europese ambitie is, die aanpasbaar is, en dat elke lidstaat zelf moet kijken wat mogelijk is.
Er wordt hier een bepaalde logica gehanteerd, waarbij een sector zegt – dat is de achterliggende motivatie – dat ze eigenlijk niet in de situatie willen terechtkomen van de gangbare boer. Dat betekent dat ze op een markt komen waar ze eigenlijk geen deftige prijs meer krijgen voor hun product en in dezelfde lock-in terechtkomen als de gangbare boer, waarbij ze hun producten aan een prijs moeten verkopen waarmee ze niet meer uit de kosten komen.
Dat willen ze vermijden en dus willen ze een andere benadering. Men legt zichzelf een soort groeipad of een zeker ambitie op, waarmee men streeft naar een soort evenwicht tussen aanbod en vraag. Ik hoor hier heel veel enthousiasme voor dat soort benadering en ik ben er zelf ook voorstander van.
Nu vraag ik me wel het volgende af. In de gangbare landbouw wordt een totaal andere benadering gevolgd. Altijd als wij pleiten voor een visie over waar we met de landbouw en de veehouderij naartoe willen, wordt mij door de collega’s gezegd dat een boer een ondernemer is, die zijn eigen beslissingen neemt. Wij moeten niet zeggen hoe een sector moet evolueren, elke boer is een ondernemer en maakt zijn eigen keuzes. Dat is natuurlijk een totaal andere logica, waarbij we dan inderdaad zien dat sectoren in moeilijkheden komen. De varkenssector is misschien het voorbeeld, die zelf heeft gezegd dat ze zo diep in de miserie zitten en hopen dat ze door een afbouw een betere prijsvorming zouden kunnen krijgen voor hun varkensvlees. Dat is toch vooral wat er vanuit het Algemeen Boerensyndicaat (ABS) gekomen is.
Minister, ziet u mogelijkheden om ook met de rest van de landbouwgemeenschap zo’n debat aan te gaan? Om te zien of we een landbouwbeleid kunnen ontwikkelen waarbinnen we het aanbod en de vraag beter op elkaar kunnen afstemmen, zodat we ook onze boeren minder vastzetten in die lock-in, de overinvesteringen en de moeilijke financiële situatie waarin ze nu zitten? Zo kunnen we hun ook economisch een soort duurzamere omgeving aanbieden, waarin ze hun ondernemerschap kunnen ontwikkelen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Ik wil kort even tussenkomen. Ik denk dat het inderdaad heel belangrijk is dat we aandacht hebben voor de vraagzijde, zoals de collega’s ook hebben gezegd. Ik ga er ook van uit dat daar zeker en vast voldoende aandacht voor zal zijn tijdens de rondetafel die u rond het hele gebeuren zult organiseren in Limburg, niet in Roeselare.
Ik heb een bemerking over het tegenvoorstel – laat ik het zo noemen – van de landbouworganisaties en van Bioforum, namelijk x-aantal keer 5 procent in plaats van 25 procent areaal, voor wat Europa betreft. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik het een positief voorstel vind en ik hoop dat het wordt gerealiseerd, dan zijn we al een hele stap verder.
Ik wil echter toch een bedenking maken, om terug te komen op wat collega Steenwegen daarstraks zei: in het andere debat over stikstof moeten we de landbouwers inderdaad niets wijsmaken, maar ik denk dat we dat hier ook niet moeten doen. Wie het landbouwbeleid een beetje volgt, ziet dat meer en meer naar Europa wordt verplaatst. En uiteraard moeten er ook in het kader van de Green Deal bepaalde doelstellingen worden gehaald. Ik vind dat een goede zaak, maar sommige collega’s vinden het waarschijnlijk een minder goede zaak.
Dus ik herhaal: als we die 5 procenten allemaal samen halen, is dat een goede zaak. We moeten echter realistisch zijn en mogen de landbouwsector, landbouwers en landbouworganisaties ook niets wijsmaken. Europa zal meer en meer doelstellingen formuleren – en dat is een goede zaak volgens mij – en zal het de lidstaten ook meer en meer ‘opleggen’ om die doelstellingen te halen. In die zin zou ik dus zeggen: alle hens aan dek om de voorwaarden die Europa meer en meer stelt toch te proberen halen. Dat kan onze landbouw op termijn alleen maar ten goede komen. Een andere richting uitgaan, zou volgens mij net het tegenovergestelde effect hebben.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik denk dat hier al verschillende keren is aangestipt dat de toekomst van de sector een verduurzaming is van de hele sector. Biolandbouw kan een bepaalde vorm van verduurzaming zijn en wordt inderdaad ook gestimuleerd. Het is heel duidelijk dat de 25 procent vanuit Europa niet wordt gevraagd op staatniveau. Dat is hier ook al verschillende keren gesteld, hoewel ik soms de indruk heb dat men het naar de buitenwereld wel zo wil laten uitschijnen.
Ik denk dat we hier alleszins het correcte debat moeten voeren en ik wil u, minister, er ook wel hartelijk voor danken dat u in uw actieplan heel duidelijk inzet op vooruitgang in aantal hectaren biolandbouw, maar dat u ook wel heel duidelijk oog hebt voor de afstemming tussen de vraag en de productie. Dat is ook uitdrukkelijk naar voren gebracht vanuit de sector, maar ik denk – rekening houdend met alle debatten die we hier zelf in de commissie gehad hebben – dat dat ons toch niet vreemd in de oren mag klinken. Als we zelf heel duidelijk stellen dat biolandbouw een meerwaardeproductie zou moeten kunnen creëren als sector, dan weten we ook dat we oog moeten hebben voor het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod. Elke landbouwer is inderdaad ondernemer, en dat is net ook het ondernemersstandpunt, denk ik. Elke landbouwer produceert datgene waar er ook vraag naar is. Wie iets produceert waar geen vraag naar is, raakt immers niet van die producten af.
Ik ben het ermee eens dat onze bioproducten zo toegankelijk mogelijk moeten zijn voor iedereen, dat het aanbod er moet zijn en dat er promotie voor kan zijn. Als we dan echter gaan stellen dat de prijs de drempel is voor toegankelijkheid, krijg ik er toch een beetje een bevreemdend gevoel bij. Het is toch de bedoeling dat de sector, als die effectief een meerwaardecreatie probeert te realiseren, daar ook de vergoeding voor krijgt? Of willen we toch weer opnieuw de laagste prijs voor elk product in de winkelrekken? We hebben hier al heel wat debatten gehad over het feit dat onze voedingsproducten eigenlijk te goedkoop zijn. Ik weet dat het een ongelofelijk evenwicht is dat we moeten zoeken, want iedereen moet voedsel wel kunnen blijven betalen. Als we nu echter het punt gaan maken dat de bioproducten te duur zijn en dat dat de drempel is waardoor ze niet worden vermarkt, dan stel ik mij de vraag hoe we landbouwers nog effectief in een meerwaardeproductie, -vergoeding en -verdienmodel kunnen laten werken. Volgens mij kan dat niet de bedoeling zijn en moeten we hun inspanningen ook respecteren, zodat zij ook in dat model effectief een goede en duurzame praktijk verder kunnen uitbouwen.
Minister Brouns heeft het woord.
Dank u voor al uw bijkomende vragen die het belang ervan op dit ogenblik goed beschrijven. Ik had gisteren het genoegen om met de mensen van Bioforum in overleg te gaan en ik heb ook goed geluisterd naar hun zorgen. Ik denk dat we goed met de realiteit van de sector rekening moeten houden. Ik denk alvast dat dat, zeker op lange termijn, een belangrijk element is in de verdere verduurzaming van de landbouw. Ik zie een belangrijke rol voor hen weggelegd.
Wat de ambities betreft, die 25 procent die hier in het verleden al vaker aan bod is gekomen: zij spreken over vijf maal vijf. Maar dat is dan 5 procent aandeel op het areaal in de dierlijke sectoren voor de verschillende bedrijven, 5 procent voor de consumptie, en voor de overheidscatering. Als je dat vergelijkt met vandaag, dan gaat dat over een groei van ongeveer 250 procent.
Ik heb recent ook een bezoek gebracht aan een heel mooi biologisch landbouwbedrijf in het mooie West-Vlaanderen. Daar werden ze inderdaad ook geconfronteerd met de staltechniek die vandaag niet erkend is. Ik denk dat we erop moeten letten dat de technieken met reducerend effect die in die biologische sector gebruikt worden, ook wel degelijk worden meegenomen. Dat spreekt voor zich. Collega Coel, ik denk inderdaad dat het goed is om met Landwijzer in overleg te gaan en goed te luisteren naar de zorgen die daar leven.
Wat het facilitair beheer betreft om die overheidscatering op Vlaams niveau, binnen onze Vlaamse bevoegdheden en administraties, ingang te laten vinden, vind ik het goed dat u aan de mouw zult trekken van onze minister-president, die daarvoor bevoegd is. Dan kan de introductie in zoveel mogelijk overheidskeukens versneld gebeuren. Ik kan ook nog verwijzen, collega Sintobin, naar de strategische stuurgroep bio, waar de retail mee aan tafel schuift. Ik denk dat dat belangrijk is in het prijzendebat en natuurlijk ook heel fundamenteel in heel het stikstofdebat waar we mee geconfronteerd worden. U raakt daar inderdaad de grote uitdaging aan, net als collega Steenwegen.
Ik heb nog een mooi voorbeeld. Ik heb gisteren ook mogen aanschuiven bij de brancheorganisatie Power.be, op dit moment natuurlijk een sector die met de allergrootste uitdagingen wordt geconfronteerd. Ook daar hebben ze opgeroepen om hen te ondersteunen maar daar moet ook de sector met elkaar in gesprek gaan om te komen tot een goede samenwerking. Dat moet ook binnen die keten alvast de ambitie zijn. Het komt ook aan bod op de voedseltop die vooralsnog zal plaatsvinden in Roeselare, collega Vandenhove. En de verbinding tussen producent en consument zal een van de belangrijkste doelstellingen zijn die daar naar voren worden geschoven. Tot daar nog een aantal bijkomende antwoorden.
De heer De Roo heeft het woord.
Dank u voor de extra vragen en de extra antwoorden. Ik wilde nog twee dingen meegeven. Ik hoop dat we vooral ook in het kader van de overheidscatering, collega Coel, biologisch naar voren schuiven maar ook duurzaamheid als een breder begrip proberen te zien. Ik herinner mij dat we een aantal jaren geleden in mijn eigen stad erop stonden dat er biologische schoolmaaltijden moesten komen. Toen kwamen ze dagelijks vanuit Limburg met een camionnetje om ze volledig biologisch af te leveren. Dan kun je je ook wel vragen stellen of, met het transport dat erbij kwam, het effectief zoveel duurzamer was op het einde van de rit.
Ik wil ook zeggen, collega Steenwegen, dat ik uw analyse niet helemaal volg. Enerzijds gaat het over een sector in groei, anderzijds omschrijft u het als een gangbare situatie waarbij ze niets meer verdienen met de prijs van bepaalde producten. Met dat laatste ga ik niet akkoord. Ik denk dat heel wat ondernemers zich, wat dat betreft, kunnen organiseren. Ik onthoud vooral uit deze vraag dat u ambitieus bent op het vlak van bio, minister, en ik kijk ook uit naar de vervolgstappen. (Opmerkingen van Ludwig Vandenhove)
De heer Coel heeft het woord.
Dank u, minister, voor de bijkomende toelichting. Misschien ten eerste nog ter verduidelijking, ik heb nergens willen zeggen dat de prijs voor bioproducten naar beneden moet. Ik heb alleen willen signaleren dat in het rapport blijkt dat een bredere groep van consumenten de weg vindt naar bio en ik denk dat dat op zich positief is. In de huidige context, van 2022, zullen we zien of die tendens zich inderdaad verderzet. Het zijn voor iedereen uitdagende tijden, wat de stijgende voedselprijzen betreft.
Ten tweede wil ik u, minister, bedanken omdat u aangeeft in overleg te zullen gaan met Landwijzer. Ik denk dat zij van grote meerwaarde zijn, zeker in deze deelsector van onze landbouw. We moeten ervoor zorgen dat ze hun werk kunnen verderzetten. Ik zal verder niet nalaten om aan de mouw van onze minister-president te trekken om in het Facilitair Bedrijf alvast die weg verder te gaan. En ik dank u ook, collega De Roo, voor de suggestie om dat wat breder te definiëren en zeker ook duurzaamheid mee te nemen.
Maar ik roep u toch ook op, minister Brouns, om in uw strategisch plan een aantal accenten te leggen rond het stimuleren van die overheidsvraag. Het is niet alleen het Vlaams niveau dat daar initiatieven toe kan nemen, ik denk dat wij vanuit dat strategisch plan ook een aantal accenten kunnen leggen richting andere overheden die daar een rol hebben te spelen. Er zijn heel wat mooie samenwerkingsverbanden mogelijk, ook op lokaal niveau, tussen lokale boeren – dan is het transportvraagstuk ook meteen opgelost – en overheidsinstellingen. Dus maak daar zeker werk van.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.