Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik ben blij dat we het nog eens over het deeltijds kunstonderwijs (dko) kunnen hebben. Verschillende collega’s hebben hier in het verleden al mee benadrukt hoe belangrijk het deeltijds kunstonderwijs is omdat het gewoon essentieel is dat we buiten het regulier onderwijs kinderen ook alle kansen geven om hun creatieve talenten op alle mogelijke manieren te ontdekken en te ontwikkelen.
In 2018 is de sector grondig hervormd via een decreetswijziging. Dat betekent dat er sinds 2018 eigenlijk geen programmatiestop meer is in het deeltijds kunstonderwijs. In ruil daarvoor werd een solidariteitspact, zoals dat dan heet, in het leven geroepen met de bedoeling om de impact van nieuw aanbod op de begroting te temperen.
Dit systeem zorgt er concreet voor dat bij de oprichting van een nieuwe academie, nieuw structuuronderdeel of domein, de meerkosten evenredig in mindering worden gebracht bij alle andere academies zonder nieuwe oprichtingen. Concreet betekent dit dat de oprichting van een nieuw domein, onderwijsbevoegdheid of structuuronderdeel op die manier amper doorweegt op de onderwijsbegroting.
Minister, als ik uw beleidsbrief lees, bent u het met alle leden van de commissie eens dat het deeltijds onderwijs belangrijk is en eigenlijk nog moet worden versterkt. U hebt daar – en dat mag ook gezegd worden – ook extra middelen voor uitgetrokken. In die zin verbaast het me dat me intussen berichten bereiken uit het veld waaruit blijkt dat programmatieaanvragen voor nieuwe onderwijsbevoegdheden voor een nieuw domein stelselmatig worden afgekeurd. Wanneer het gaat over aanvragen voor domeinen, worden die zelfs allemaal afgekeurd. Het waren er drie, maar ze zijn alle drie afgekeurd.
Wanneer een academie een nieuw domein wenst aan te vragen, wordt hiervoor eerst advies ingewonnen van de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) en van een commissie samengesteld vanuit het departement, het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) en de onderwijsinspectie. Op basis van deze adviezen neemt u een beslissing over het al dan niet toekennen van een domein, een structuuronderdeel of de oprichting van een nieuwe academie. Maar het is helemaal niet duidelijk op basis van welke criteria u die beslissing neemt.
Minister, hoe verklaart u dat elke nieuwe domeinaanvraag voor het schooljaar 2021-2022 werd afgekeurd? Welke criteria hanteert u bij het nemen van de beslissing om een programmatieaanvraag al dan niet te gunnen? Klopt het dat aanvragen worden geweigerd ondanks positieve adviezen vanuit de Vlor en de adviescommissie en, zo ja, kunt u uitleggen waarom u die adviezen naast u neerlegt? Kunt u verklaren waarom u nieuwe domeinaanvragen weigert op plaatsen waar dat domein ondervertegenwoordigd is en de juiste infrastructuur aanwezig is?
Minister Weyts heeft het woord.
Bij de beslissing over programmaties worden geen inhoudelijke maar enkel administratieve criteria gehanteerd. De aanvraag moet tijdig worden ingediend bij AGODI. Een structuuronderdeel kan enkel worden opgericht wanneer het domein waartoe dit structuuronderdeel behoort, al bestaat binnen de academie.
De aanvraag tot programmatie van een nieuw domein gaat gepaard met de aanvraag tot programmatie van minstens de eerste en tweede graad. Een academie moet voor al haar domeinen en structuuronderdelen op 1 februari van het schooljaar voor de programmatie van het nieuwe domein of structuuronderdeel de rationalisatienormen bereiken.
Een domein en structuuronderdeel kan enkel ingericht worden wanneer de academie over de nodige onderwijsbevoegdheid beschikt, en dat is misschien waar u naar vraagt, meer bepaald het toekennen van de onderwijsbevoegdheden binnen het dko.
Voor ik als minister een beslissing neem, is er het advies van de Vlor en de ambtelijke adviescommissie. Voor aanvragen van Brusselse academies formuleert ook het Samenwerkingsforum deeltijds kunstonderwijs Brussel mee een advies.
Ik heb heel wat aanvragen gehonoreerd voor volgend schooljaar. Zo gaf ik goedkeuring voor 27 onderwijsbevoegdheden en voor 13 academies.
Wat de aanvragen voor de domeinen betreft, ontving AGODI voor het schooljaar 2022-2023 vier aanvragen voor het domein dans en één aanvraag voor het domein beeldende en audiovisuele kunsten. De aanvraag voor het domein beeldende en audiovisuele kunsten werd zowel door de Vlor als de ambtelijke adviescommissie negatief beoordeeld.
De aanvragen voor het domein dans werden wel positief beoordeeld. Deze adviezen houden rekening met een aantal criteria. Zo moet de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid aansluiten bij de visie van het schoolbestuur over vernieuwing en verbreding van het aanbod, is er een indicatie dat er een potentieel aan leerlingen bestaat voor de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid, en beschikt de academie over de nodige infrastructuur en expertise voor de organisatie van de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid.
Dit sluit echter niet uit dat ik ook nog andere elementen in overweging kan nemen zoals budgettaire overwegingen. De oprichting van het nieuwe domein zorgt immers voor een verhoogde leerlingeninstroom, wat leidt tot budgettaire meerkosten. De eerste jaren van de oprichting van een domein worden de kosten inderdaad opgevangen in de solidariteitsfactor. Daarna komt de volledige kostprijs van het domein in de open-endfinanciering terecht.
Gegeven het gemilderde groeipad voor het deeltijds kunstonderwijs in de meerjarenbegroting – wel een stijging, maar met een plafond van 1 procent – probeer ik toch ook wel een voorzichtig beleid te voeren en ervoor te zorgen dat het dko niet onnodig budgettair ontspoort waardoor ik vervolgens genoodzaakt zou worden om besparingen op andere domeinen door te voeren. We leggen dus een zekere voorzichtigheid aan de dag.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Het gaat mij inderdaad om de domeinaanvragen dans. Ik herinner u aan de studie van het Rekenhof, dat een doorlichting heeft gemaakt van het nieuwe decretale kader dko, waarin naar voren kwam dat er zeker op het vlak van dans nog een aanbodtekort is in een aantal regio’s. Daar moet dus nog sterker op worden ingezet.
Vandaar verbaasde het mij ook zo sterk dat de aanvragen voor dans allemaal zijn geweigerd. Zeker als we daarbij tellen dat de adviezen van zowel de Vlor als de ambtelijke commissie daarvoor positief waren. Ik vind het natuurlijk logisch dat er wordt gekeken naar het potentieel aan leerlingen en of de infrastructuur aanwezig is.
Dan komen we natuurlijk bij het echte antwoord op mijn vraag, denk ik. Als ik al die puzzelstukken bij elkaar leg, begrijp ik niet goed waarom u alsnog weigert. Als ik echter tussen de lijnen van uw antwoord lees, gaat het uiteindelijk toch vooral om een budgettair gegeven. U zegt: ‘Ik wil voorzichtig zijn, want in eerste instantie is er, vanwege de solidariteitsfactor, misschien geen grote impact op de begroting, maar op termijn wel. En ik werk met een soort aftopping van het groeipad, dus sta ik daar op de rem.’ Dan vind ik wel dat u de eerlijkheid moet hebben om dat zo te benoemen. Het is te zeggen, in het decreet staat nu dat de programmatiestop voor het deeltijds kunstonderwijs is afgeschaft, maar als ik u bezig hoor en alle nieuwe domeinaanvragen worden geweigerd, dan is de programmatiestop de facto opnieuw van kracht. Dan vind ik dat het ook zo gezegd moet worden.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is absoluut niet zo; ik heb net geïllustreerd dat er geen stop is. Er zijn goedkeuringen gebeurd, maar ik zeg wel dat er voorzichtigheid aan de dag moet worden gelegd, en daarover kunnen we discussiëren. Dat het budget maar mag groeien met 1 procent – het is toch wel een groei – maakt dat we niet alles zomaar blind kunnen laten passeren. Dat is de keuze die we moeten maken. Het is een evenwicht.
Regionaal is het dko meestal ook niet de enige aanbieder van dans, gelukkig maar. Ik weet niet wat het aantal dansscholen in uw regio is, maar in de mijne is er wel een serieus aanbod, ik zal het zo zeggen. Dat speelt ongetwijfeld ook mee.
U mag geen gewag maken van een stop, maar ik erken wel dat het verantwoord is om dat met enige voorzichtigheid te benaderen, gelet op de budgettaire beperkingen en om geen besparingen te moeten doorvoeren in andere opleidingen en domeinen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik had ter voorbereiding van deze vraag natuurlijk ook een aantal cijfers opgevraagd, en inderdaad, als ik kijk naar de erkenning van het aantal structuuronderdelen of de onderwijsbevoegdheden in het dko, zie ik dat er een afkeuringspercentage is tussen 30 en 35 procent.
Wat mij heel erg opviel, zijn de domeinen die allemaal worden afgekeurd, waaronder dus dans. En ik zeg het: dat is mijn voornaamste bezorgdheid, ook in het licht van het rapport van het Rekenhof. U zegt wel dat er buiten het dko nog andere mogelijkheden zijn om dansopleidingen te volgen, maar dan kom ik natuurlijk terug op mijn punt dat het dko zich kenmerkt door het feit dat het zo ongelofelijk democratisch is. Daar wordt met zeer betaalbare toegangsprijzen gewerkt, wat natuurlijk niet altijd zo is voor die dansscholen.
Wij vinden het heel erg belangrijk dat de overheid inzet op zo’n betaalbaar aanbod aan dans voor kinderen en jongeren. Ik zou dus willen afronden met een oproep, minister, om toch nog eens te kijken naar de erkenning van de domeinen dans. Ik weet immers dat er een aantal dko’s zijn die die opleiding graag zouden organiseren en daar ook de expertise en infrastructuur voor hebben. Ik vind het een gemiste kans om niet op die kar te springen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.