Report meeting Commissie voor Onderwijs
Report
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister, de uitdagingen waar ons onderwijs voor staat, zijn groot. Zo is er het lerarentekort dat altijd opnieuw terugkomt, er is de toename aan zorgnoden en er is het capaciteitsprobleem in het buitengewoon onderwijs. Veel van deze zorgen komen bovendien samen in het buitengewoon onderwijs. Elke dag staan vele duizenden leerkrachten met zeer veel energie voor de klas in ons buitengewoon onderwijs. Dat is echter niet altijd evident. Het buitengewoon onderwijs is voor veel leerkrachten, zeker voor pas afgestudeerden, niet altijd een omgeving waarmee ze vertrouwd zijn.
In het kader van het lerarentekort wordt er vaak verwezen naar de praktijkschok: pas afgestudeerde leerkrachten die plots de realiteit van de klasvloer toch anders ervaren dan ze zich het hadden voorgesteld en velen die daardoor afhaken. Er bestaat geen aparte opleiding voor studenten richting het buitengewoon onderwijs. Wel is er de bachelor-na-bachelor (banaba) Buitengewoon Onderwijs, die verschillende hogescholen aanbieden. Om de praktijkschok in het buitengewoon onderwijs te voorkomen en de aantrekkelijkheid van een job als leerkracht buitengewoon onderwijs te versterken, moeten we misschien de lerarenopleiding rond het buitengewoon onderwijs durven te versterken.
Deze insteken kreeg ik door een gesprek te voeren met een vijftiental directeurs en personeelsleden die in het buitengewoon onderwijs werken. Ze gaven dit mee als heel belangrijke insteken.
Minister, bent u van mening dat de huidige lerarenopleiding voldoende aandacht besteedt aan het buitengewoon onderwijs? Zo ja, op welke manier? Zo nee, wat kan er volgens u beter?
Ziet u potentieel in het structureel inbedden van voorbereiding op het buitengewoon onderwijs in de lerarenopleiding, bijvoorbeeld door een stage in het buitengewoon onderwijs een verplicht onderdeel maken?
Zijn er vandaag voldoende stageplaatsen voor studenten lerarenopleiding in het buitengewoon onderwijs?
Ziet u potentieel in het versterken van het bestaande banaba-aanbod Buitengewoon Onderwijs om extra mensen aan te trekken voor het buitengewoon onderwijs? Welke acties kan de Vlaamse Regering nemen om het aanbod lerarenopleiding voor het buitengewoon onderwijs te versterken?
Zijn er verschillen in uitval tussen het gewoon en het buitengewoon onderwijs onder startende leerkrachten en tussen leerkrachten buitengewoon onderwijs met en zonder banaba Buitengewoon Onderwijs?
Minister Weyts heeft het woord.
Net als voor leraren in het gewoon onderwijs verloopt de professionele ontwikkeling van leraren in het buitengewoon onderwijs volgens een professioneel continuüm. Dit start bij de lerarenopleiding en zet zich verder via aanvangsbegeleiding, en daarna continue professionalisering.
De lerarenopleidingen hebben de opdracht om studenten voor te bereiden op een job als leraar, zowel in het gewoon onderwijs als in het buitengewoon onderwijs. Het lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften maakt integraal deel uit van de basiscompetenties waar alle lerarenopleidingen aan werken.
Hoe lerarenopleidingen dit precies vormgeven in hun curriculum en op welke manier zij de stages organiseren, behoort tot de autonomie van de instellingen. Wel is er een bezorgdheid, ook uit het veld. Daarom loopt er een dialoog met de lerarenopleiding. Van de niet-bindende toelatingsproef maken we een starttoets met een concreet recht op remediëring voor de betrokken student. Ik stel vast, op basis van de verkenning van het terrein, dat lerarenopleidingen heel divers zijn. Maar wat de inhoud van de lerarenopleiding betreft, moet er aandacht zijn voor de diversiteit en de klas in Vlaanderen anno 2022, met een diverse samenstelling maar ook met specifieke problematieken. Er moet dus niet enkel aandacht zijn voor diversiteit, maar ook voor versterking van leerkrachten in spe op het vlak van basiszorg en verhoogde zorg.
We werken op twee fronten. Met vorming en professionalisering, onder andere via de pedagogische begeleidingsdiensten, proberen we ervoor te zorgen dat bestaande leerkrachten worden versterkt op het vlak van verhoogde zorg en basiszorg. Ook de nieuwe instromers, de leraren in spe, moeten ook op dat vlak sterker en weerbaarder zijn om met dergelijke profielen en problematieken in de klas aan de slag te kunnen gaan.
De organisatie van de stages valt onder de autonomie van de instellingen. Ik ontving nog geen signalen dat er tekorten zouden zijn. Navraag bij het stageregistratiesysteem www.lerarenstage.be leert dat ook zij nog geen signalen kregen dat er te weinig stageplaatsen zouden zijn.
Voor de verdere uitdieping rond lesgeven in het buitengewoon onderwijs en rond specifieke onderwijsbehoeften worden studenten veelal doorverwezen naar de banaba Buitengewoon Onderwijs of de banaba Zorgverbreding en Remediërend Leren. Ze staan bekend als degelijke opleidingen. Personeelsleden in ons onderwijs met een diploma van zo’n banaba hebben bovendien recht op een niet-verworven salarisschaal. Ze krijgen iets bij omdat ze zich versterkt en geprofessionaliseerd hebben. Zo stimuleren we dat wel.
Daarnaast heb ik verschillende pilootprojecten in de lerarenopleidingen van start laten gaan om te zorgen voor een versterking van de lesinhoud. In een van de pilootprojecten zitten de banaba’s Buitengewoon Onderwijs en Zorgverbreding en Remediërend Leren trouwens mee aan het roer.
Daarnaast heb ik in mijn beleidsnota aangegeven dat ik gerichte maatregelen zou nemen om de kwaliteit van de lerarenopleidingen verder te versterken. Ik heb geduid wat de doelstelling is.
Ik wil de trajecten voor zijinstromers verder onder de aandacht brengen. Mensen uit de zorgsector bijvoorbeeld kunnen potentieel een grote meerwaarde betekenen in ons buitengewoon onderwijs. Als deze profielen de overstap willen maken – en dan zitten we opnieuw in het debat over de concurrentieslag en het elkaar vliegen afvangen met de zorgsector, maar we zijn nu eenmaal concurrenten in diverse beleidsdomeinen –, dan kunnen zij in veel gevallen terecht in een verkort traject als zij over een bachelordiploma beschikken.
Er zijn ook heel wat flexibele trajecten die via avond- of afstandsonderwijs aangeboden worden. Ook de communicatiecampagne die we gelanceerd hebben, zal helpen om deze trajecten bekend te maken.
Tot slot is er ook de prioritaire nascholing die focust op wiskunde in de eerste graad van de B-stroom. Die staat ook open voor het buitengewoon onderwijs en kan dus ook leiden tot een versterking in het buitengewoon onderwijs.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Dank u wel voor uw uitgebreide en interessante toelichting. Het is inderdaad zo dat we, als we een sterk buitengewoon onderwijs willen, sterke leerkrachten nodig hebben. Ik heb dat ook gemerkt tijdens ons werkbezoek, waarbij ik bijzonder onder de indruk was. In de gesprekken tijdens onze rondgang kreeg ik dikwijls de opmerking dat het begint met de lerarenopleiding. Het is dus heel belangrijk om ervoor te zorgen dat die specialisatie er is in de lerarenopleiding, zodat leerkrachten zich kunnen specialiseren in het buitengewoon onderwijs en zich kunnen voorbereiden op het werken met kinderen met zware zorgnoden, want zij verdienen uiteraard de nodige ondersteuning van sterke leerkrachten.
Ik heb nog twee bijkomende vragen. Is het de bedoeling om die banaba op een of andere manier uit te breiden en extra te versterken? Of zit dat nu al goed?
Wat de zijinstroom vanuit de zorgsector betreft – wat ik iets heel interessants vind – hebt u gelijk wanneer u zegt dat het ‘vliegen afvangen’ is van elkaar. Zit u samen met uw collega-minister die bevoegd is voor de zorg om te bekijken hoe er misschien gezamenlijk een globaal plan gemaakt kan worden? Want het is iets dat langs twee kanten werkt. Er zijn mensen die vanuit het onderwijs naar de zorgsector kunnen gaan, maar ook omgekeerd. Als daar een samenwerking mogelijk is, lijkt me dat met die zijinstroom vanuit de zorgsector naar het buitengewoon onderwijs toch wel een mooie winsituatie kan worden behaald.
Ten slotte heb ik nog een open vraag. Ik denk dat we echt moeten blijven kijken naar de lerarenopleiding om mensen ook daar te motiveren, want zoals collega Krekels me terecht zei: op het moment dat je voor die banaba kiest, is het echt wel een keuze om in het buitengewoon onderwijs te gaan werken. Het zijn mensen die daar echt wel aan de slag willen gaan en er, eenmaal ze daar zitten, ook nooit meer weg willen gaan. Dat merk je ook wel: eenmaal ze daar lesgeven, willen die mensen daar nooit meer weg, hebben ze daar hun hart verloren en zien ze het niet meer zitten om naar het gewoon onderwijs te gaan.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor de vraag. Het is fijn om te horen dat het bezoek aan het buitengewoon onderwijs in Poperinge, voor diegenen die mee konden gaan, een mooi bezoek was. Collega Grosemans, ik zal u eens uitnodigen voor een apart bezoek. De mensen die daar aanwezig waren, waren ook zeer enthousiast. Ik denk dat het belangrijk is dat we de nodige aandacht hebben voor dat buitengewoon onderwijs. Ik hoor ook dat je eigenlijk iets speciaals moet hebben om les te geven in dat buitengewoon onderwijs, vooral veel veerkracht en doorzettingsvermogen.
In het kader van het lerarentekort denk ik dat het sowieso goed is om banaba’s of andere opleidingen te voorzien. Ik denk dat dat belangrijk is. Ik denk ook, minister, dat het belangrijk is om er bij de verloning rekening mee te houden dat iemand zich verder gespecialiseerd heeft. De ene banaba krijgt namelijk wel wat extra loon, de andere niet. Ik denk dus dat dat iets is dat we kunnen meenemen. In elk geval denk ik dat het belangrijk is om te onderzoeken in hoeverre het kunnen volgen van opleidingen of het zich kunnen specialiseren een impact heeft op de retentie van leerkrachten, om die vlakke loopbaan te doorbreken. Ik denk dat dat heel belangrijk is.
Ik heb nog een laatste punt. Binnenkort gaan we op bezoek bij psychologisch consulenten. Ik heb toevallig een aantal van die mensen gesproken. Dat was zeer interessant, omdat de instroom in die opleiding ongelooflijk groot is. In die opleiding zitten ook heel veel linken met het onderwijs. Die mensen volgen stage in scholen. De directeurs en besturen vinden dat allemaal wel interessant, maar om hen dan aan te werven, is de drempel wat te hoog omdat ze geen pedagogisch diploma hebben. Ik denk dus, minister, dat we eens moeten bekijken wat de mogelijkheden zijn. Ik sta in elk geval achter de oproep om te blijven professionaliseren en op te leiden, en ik hoop dat dit ook een luik wordt in het nieuwe Leersteundecreet.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, ik wil me graag aansluiten bij de vraag, omdat het belangrijk is. We vinden het buitengewoon onderwijs een volwaardige vorm van onderwijs, naast het gewoon onderwijs. We moeten dus zien dat we daar ook goede leerkrachten kunnen aantrekken.
De banaba is genoemd, en zoals ik al zei, is die gericht op de leerlingen, en de leerlingen moeten natuurlijk weten waaraan ze beginnen, zodat ze ook blijven en effectief naar het buitengewoon onderwijs gaan om er te werken. Het is voor een lerarenopleiding nog altijd een uitdaging om aandacht te hebben voor het inclusieve tout court. Ik denk dan aan de brede basiszorg en de verhoogde zorg die we willen versterken. Ook dan moeten leerkrachten aandacht hebben voor bepaalde zaken.
Collega Vandenberghe verwijst naar een stage. Er zijn maar een aantal stagemomenten in de opleiding. Misschien is dan een stage in het buitengewoon en het gewoon onderwijs, ook nog eens in verschillende soorten van onderwijs en diversiteit, wat te veel, maar een kijkstage van bijvoorbeeld een week is misschien ook al een goed begin. Zo kunnen de leerlingen ook zien wat er in het buitengewoon onderwijs gebeurt. De dingen die ze daar zien, kunnen ze later ook meenemen in hun brede basiszorg en hun verhoogde zorg, als ze in het gewoon onderwijs gaan werken. Ze gebruiken er vaak technieken of manieren van lesgeven die ook in het gewoon onderwijs best haalbaar zijn en waar we soms in eerste instantie niet aan denken.
Minister, de commissie-Brinckman heeft aandacht gehad voor dit gegeven. Ze zeggen bijvoorbeeld dat men ook al kan starten met praktijkvoorbeelden van ervaren leerkrachten in de lerarenopleiding te brengen. Leerkrachten buitengewoon onderwijs zouden een uurtje les komen geven om vanuit hun ervaring in het buitengewoon onderwijs te vertellen. Dat kan, ook in het tijdsbestek van de opleiding, al een goede eerste stap zijn.
De vraag heeft bij mij nog een aantal bijkomende vragen opgeworpen, maar bij nader inzien denk ik dat het eerder schriftelijke vragen zijn. Ik ga ze op die manier aan u stellen.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat de banaba’s betreft, denk ik dat het goed zit. Ik krijg daarover geen andere signalen. Je kunt erover discussiëren waarom deze banaba extra wordt verloond en andere niet. Er valt zeker iets voor te zeggen dat deze verloning meer dan terecht is. Het is ook een gedegen opleiding.
Een van de aanbevelingen van de commissie-Brinckman, de Commissie Beter Onderwijs, heeft het over het buitengewoon onderwijs. Er wordt gesuggereerd dat leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs goedepraktijkvoorbeelden over wat werkt en wat niet, kunnen delen. Dat sluit eigenlijk aan bij de functie die we hierover voorzien voor het ‘kenniscentrum’. Ik zie het eerder als een soort ‘klaspraktijkcentrum’, naar analogie met de Education Endowment Foundation in het Verenigd Koninkrijk.
Daarnaast heb ik ook een onderzoeksopdracht gelanceerd die wordt opgenomen door een onderzoeksteam van Thomas More en de KU Leuven. Het gaat over essentiële kenmerken van kwaliteitsvolle leermiddelen en hoe men die praktijkgericht kan vertalen. Het onderzoek is deze maand gestart. De bedoeling is om volgend jaar resultaten op te leveren die ook kunnen worden meegenomen in het klaspraktijkcentrum. De onderzoekers kregen ook de doelstelling mee om een wetenschappelijk onderbouwd en praktisch bruikbaar kwaliteitskader voor leermiddelen te ontwikkelen en te valideren. Ook dat kan worden meegenomen, ook ten voordele van het buitengewoon onderwijs.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
De dag die we hebben beleefd, was inderdaad uniek. Intussen heb ik ook wel een gesprek gehad met een vijftiental mensen die ik had samengebracht.
Ik zal met een heel positieve noot afsluiten: ik heb een onwaarschijnlijk groot respect voor alle mensen die in het buitengewoon onderwijs werken. Het is altijd een roeping, maar voor die mensen nog meer. Voor wat die mensen presteren, heb ik een ongelooflijk groot respect. Ik zou zeggen: petje af, echt waar.
De vraag om uitleg is afgehandeld.