Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de conceptnota over de mogelijkheden voor onderwijspersoneel om na een langdurige ziekte deeltijds of progressief het werk te hervatten
Report
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, we vertellen elkaar niets nieuws als we stellen dat de arbeidsmarkt in brand staat, dat de regering wil inzetten op de activering van langdurig zieken en dat dat een topprioriteit is. En dat betekent uiteraard dat we onze regelgeving moeten screenen en dat we ervoor moeten zorgen dat er in die regelgeving geen enkele belemmering staat zodat iemand die deeltijds aan de slag wil en kan, dat ook kan doen tijdens of na een langdurige ziekte.
Dat er vandaag in ons onderwijsregelgeving nog steeds belemmeringen zijn, is ook geen geheim. Dat volgde ook al uit de conceptnota die door onze fractie werd ingediend. Collega Vandromme zal ingaan op het stuk leerplichtonderwijs. Maar ook in het hoger onderwijs zijn er alvast belemmeringen te vinden. Er is een gebrek aan een regeling voor vastbenoemd onderwijzend personeel in het hoger onderwijs wanneer er sprake is van verminderde prestaties om medische redenen.
In de antwoorden op mijn schriftelijke vragen van september en december vorig jaar hebt u die problematiek bevestigd, minister. U hebt toen aangegeven dat u een werkgroep wilde samenstellen met de vakorganisaties, personeelsdirecteurs, uw kabinet en de administratie. Die werkgroep zal nagaan welke maatregelen er kunnen worden voorgesteld om de re-integratie van langdurig zieke personeelsleden, onder andere in de hogescholen, te bevorderen. Minister, ik begrijp heel zeker dat je voor zulke regelingen – dat zijn technische zaken – niet over één nacht ijs kunt gaan, maar de tijd dringt natuurlijk wel een beetje.
Mijn vraag is heel concreet en ingegeven door de vraag van een gedreven studiebegeleidster die de diagnose MS kreeg. Ze zal waarschijnlijk nooit meer voltijds werken, maar de hogeschool in kwestie wil haar eigenlijk wel nog steeds een deeltijdse opdracht geven en ze wil dat zelf ook heel graag doen. Maar jammer genoeg zijn er nu wettelijke redenen om dat niet te gaan doen. Ons hoger onderwijs en ons onderwijs in het algemeen heeft zoveel handen te kort, en dan is dit uiteraard een absurde situatie.
Minister, ik heb hierover twee eenvoudige vragen. Hebt u al gelijkaardige signalen gekregen van personeelsleden in het hoger onderwijs die tijdens een langdurige ziekte graag deeltijds aan de slag willen?
Hebt u zicht op een mogelijke oplossing voor het probleem om langdurig zieken de mogelijkheid te geven in ons hoger onderwijs deeltijds aan de slag te kunnen? Zo ja, binnen welke termijn? Zo neen, welke drempels ziet u en hoe kunnen we die wegwerken?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, de mogelijkheden voor personeelsleden in het onderwijs, maar ook ruimer, om na een langdurige ziekte deeltijds of progressief het werk te hervatten, zijn dezer dagen al langer hot. Iets meer dan een jaar geleden diende ik samen met een aantal collega’s een conceptnota in over de mogelijkheden voor het onderwijspersoneel om na langdurige ziekte deeltijds en progressief het werk te hervatten.
Zoals de collega het aanhaalde, is de regelgeving niet eenvoudig maar vrij ingewikkeld en laat ze ook heel weinig flexibiliteit toe om het werk te hervatten. Nochtans is een gedeeltelijke werkhervatting een belangrijke manier om personen vanuit ziekte weer te integreren in de arbeidsmarkt. Zeker in het kader van het lerarentekort moeten we daar echt werk van maken.
Op 27 mei en 3 juni 2021 hielden we ook hoorzittingen over deze conceptnota. Een van de conclusies was toen dat er eerst en vooral binnen de bestaande regelgeving zou moeten worden gekeken wat de mogelijkheden tot flexibilisering zijn. Men vond het ook efficiënter om deze materie in een werkgroep, al dan niet binnen de schoot van het sectorcomité, verder te laten onderzoeken.
We zijn een jaar verder, en het blijft het stil rond deze werkgroep. Minister, we hoorden u al een paar keer opperen dat de regelgeving omtrent de re-integratie van langdurig zieke leerkrachten en onderwijspersoneel in het algemeen soepeler zou moeten kunnen. Maar we kijken uit naar wat beweging op dat vlak.
Minister, ging de werkgroep die zich zou buigen over deze thematiek ondertussen al van start? Wie maakt deel uit van die werkgroep? Welke mogelijke aanpassingen liggen er al op tafel? Wanneer mogen we concrete voorstellen verwachten?
Voorziet u via andere initiatieven al eerder een aanpassing aan de regelgeving? Ziet u hieromtrent ook quick wins?
Minister Weyts heeft het woord.
In 2020 heb ik het initiatief genomen om in de schoot van het Vlaams Onderhandelingscomité voor het Hoger Onderwijs een werkgroep ziekte en re-integratie hogescholen op te richten. Deze werkgroep bestaat uit afgevaardigden van de hogescholen, de universiteiten en de representatieve vakorganisaties en werd mee opgevolgd door mijn kabinet en administratie.
Wat is daaruit gekomen? Afspraken die onmiddellijk zijn verwerkt in de cao hoger onderwijs rond drie clusters. Ten eerste: de mogelijkheden voor verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte worden uitgebreid. Dit was voor het personeel van de hogescholen nog beperkter dan voor het personeel in het niet-hoger onderwijs. Ten tweede krijgen de hogescholen samen een bedrag van 3 miljoen euro voor het ondersteunen van initiatieven met het oog op interne en externe mobiliteit in het kader van re-integratie en de preventie van langdurige afwezigheid wegens ziekte. Ten derde krijgt iedere hogeschool bijkomende middelen voor het tewerkstellen van een re-integratiecoach. Een re-integratiecoach moet samen met de betrokken actoren proberen een ziek personeelslid zo vlug mogelijk te re-integreren op de werkvloer. Hiervoor voorzie ik recurrent zo’n 700.000 euro voor de hogescholen.
De afspraken hebben een re-integratietraject voor ogen waarbij het de bedoeling is dat het betrokken personeelslid op termijn weer de oorspronkelijke opdracht opneemt, in dezelfde omvang indien mogelijk.
Ook voor de universiteiten is er een werkgroep ziekte en re-integratie opgericht, met een gelijkaardige samenstelling als de werkgroep voor de hogescholen. Omdat de universiteiten een andere vertrekbasis hadden, waarbij ze reeds meer autonomie hadden dan de hogescholen met betrekking tot de regeling inzake ziekte, krijgen zij in totaal recurrent ruim 1,7 miljoen euro voor het uitwerken en versterken van initiatieven met betrekking tot re-integratie van personeelsleden. Deze middelen hebben specifiek tot doel om in overleg met de sociale partners een beleid op maat voor het zieke personeelslid uit te werken, verdere expertise op te bouwen en in samenwerking met de belanghebbenden het beleid geregeld te evalueren en waar nodig bij te sturen.
Voor het hoger onderwijs hebben we hier dus grote stappen vooruit gezet, en daar zijn zowel de sociale partners als ikzelf tevreden over. Maar daar stopt het niet mee. We gaan nog verder bekijken of er al dan niet hierbovenop nog bijkomende aanpassingen nodig zijn aan de ziekteregeling. Daarvoor hebben we vier experten, twee voor de hogescholen en twee voor de universiteiten, gevraagd, die op basis van hun bestaande expertise gaan bekijken welke randvoorwaarden er nodig zijn voor een verbetering van de bestaande regelgeving en/of processen. Het is immers geen simpel vraagstuk. Er is ook een verwevenheid van verschillende wetgevingen: federale, Vlaamse, Vlaams personeelsstatuut (VPS) of onderwijsregelgeving. Daarnaast is in vele gevallen maatwerk nodig, vertrekkende van de situatie van een individueel personeelslid.
Op de vraag van mevrouw Vandromme over de conceptnota kan ik u meegeven dat de mogelijke maatregelen met betrekking tot de re-integratie van langdurig afwezige leerkrachten in het niet-hoger onderwijs nog in de ontwerpfase zijn. Mijn administratie werkt momenteel aan een ontwerp van besluit over deze problematiek. Er is wel degelijk goed werk geleverd. Er wordt geprobeerd om de bestaande knelpunten weg te werken en een oplossing te zoeken voor de categorie personeelsleden die uit de boot vallen. Ik kan momenteel nog niet ingaan op de details van het ontwerp. Het zal in het najaar besproken worden met de sociale partners.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw toelichting bij de initiatieven. Het is uiteraard goed dat er via de cao al een aantal drempels weggewerkt zijn. Maar het probleem in Vlaanderen, en in België tout court, is heel vaak dat er in de regelgeving achter elke drempel nog een andere drempel ligt. En ik begrijp dat je altijd eerst de eerste drempel moet wegnemen. Ik heb dus alle begrip daarvoor.
Ik heb een concrete vraag. De drempels om aan de slag te kunnen, worden meestal gevoeld door de betrokkenen personeelsleden zelf. Is er ergens een plaats waar of een manier waarop ze het kunnen melden als ze specifieke problemen hebben of als ze een drempel tegenkomen? Op die manier kan die melding misschien terechtkomen bij de vier experten die u hebt aangesteld – waarvoor opnieuw dank. Hebt u er een zicht op wanneer die experten met een resultaat kunnen komen om de volgende drempels in onze regelgeving weg te werken?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord. Ik las net een bericht dat er een deal is over de korting voor de aanwerving van langdurig werklozen op de hele arbeidsmarkt, waarvan onderwijs natuurlijk een specifiek deel uitmaakt. Ik kijk alvast uit naar wat er besproken werd en wat nu blijkbaar in de ontwerpfase zit. Ik wil u toch vragen daar spoed achter te zetten, minister, al was het maar omdat er – wat collega Warnez al aangaf – op het terrein veel vraag is naar flexibilisering. Ik heb het van heel nabij meegemaakt, bij iemand die jammer genoeg haar verhaal niet meer kan vertellen, hoe frustrerend het is om als collega niet flexibel te kunnen zijn, om niet een aantal uurtjes te kunnen helpen op school, omdat alles gebetonneerd is. Zeker in het kader van het lerarentekort denk ik dat mensen die daar echt voor openstaan en die dat ook fysiek en mentaal aankunnen, een paar uurtjes zouden moeten kunnen bijspringen in de klas of op een school. Ik weet niet of daar op korte termijn toch iets mogelijk is, los dan van wat we structureel doen. We kijken uit naar het najaar, maar eerst volgt nog een mooie zomer.
De heer Danen heeft het woord.
Ik heb hier in het verleden ook al wat vragen over gesteld. Ik denk dat we, zeker voor onze meest kwetsbaren – en dat zijn vaak mensen die ziek zijn, die zelf minder goed voor hun rechten kunnen opkomen omdat ze zich in een situatie bevinden waarvoor ze vaak niet gekozen hebben – echt wel een lans moeten breken. Ik weet dat er vaak wordt gekeken naar praktische bezwaren om de dingen waarnaar de collega’s hier vragen, niet mogelijk te maken. Maar ik denk dat praktische bezwaren hier ondergeschikt zijn aan het recht op werken van iemand die wil werken maar dat wegens omstandigheden niet voltijds kan doen. Ik wil u echt vragen om spoed te zetten achter die initiatieven, opdat de mensen waarover het hier gaat echt nog een rol kunnen spelen in het onderwijs, waar ze vaak al heel veel jaren van hun gezonde leven hebben gegeven. Wel, als ze ziek worden, mag het onderwijs hen ook niet in de steek laten.
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, ik heb hetzelfde antwoord gekregen op een schriftelijke vraag, omdat ik ook die problematiek van een aantal mensen wat opvolg. Ze blijven me vragen hoe het nu zit, want er wordt van alles beloofd. U hebt nu gezegd dat het voor het najaar zal zijn, dat het in de ontwerpfase zit. Maar zou u kunnen aangeven of die mensen mogen hopen dat ze vanaf januari – want het najaar duurt natuurlijk lang – in een nieuw systeem kunnen terechtkomen? Of is daar nog veel decretaal werk voor nodig en zal dat nog veel langer duren? Ik zou die mensen namelijk toch graag een antwoord kunnen geven.
Minister Weyts heeft het woord.
Er werden enkele zaken aangehaald. Wat het hoger onderwijs betreft, werd gevraagd waar belanghebbenden concreet terechtkunnen met hun melding als ze geconfronteerd worden met bepaalde drempels. Daarvoor dienen net die re-integratiecoaches die zijn toegewezen in het hoger onderwijs. Het lijkt me evident dat dat de eerste weg is die begaan moet worden.
Wat de werkzaamheden van de experten betreft: ik verwacht, al kan ik me daar niet toe verbinden, dat ze in het najaar hun rapport klaar zullen hebben met enkele aanbevelingen.
Wat het leerplichtonderwijs in globo en ook het hoger onderwijs betreft: wat het moeilijk maakt, is inderdaad de complexe regelgeving en het gegeven dat we in Onderwijs ten eerste een politiek draagvlak moeten hebben en meestal niet alleen kunnen werken met besluiten op uitvoerend niveau, maar dat we ook decretaal moeten ingrijpen. Daarenboven heb je niet alleen een politiek draagvlak nodig, maar moet je ook nog eens een consensus bereiken binnen het sociaal onderwijsoverleg. Dat heeft dus wel wat voeten in de aarde. Ik hoop natuurlijk dat we concreet iets kunnen betekenen voor heel wat mensen vanaf volgend kalenderjaar. In eerste instantie is het alleszins mijn bedoeling iets te doen aan dat binaire gegeven. Vandaag kun je, als je terugkeert naar de werkvloer, namelijk enkel werken aan 100 procent ofwel aan 50 procent. Dat lijkt me de eerste concrete versoepeling die we zouden moeten kunnen doorvoeren: dat je al vanaf pakweg 20 procent je activiteit kunt hervatten.
De heer Warnez heeft het woord.
Collega’s, ik voel dat we eigenlijk allemaal in de politiek zitten om te proberen om dit soort dingen in gang te krijgen. We worden allemaal aangesproken, we proberen allemaal om zo aanspreekbaar mogelijk te zijn. Ik begrijp de minister, maar voor ons is het altijd wat schuiven op onze stoel als we zo’n vraag niet onmiddellijk opgelost krijgen. Dus, minister, reik ik een hand uit vanuit de commissie: als we iets kunnen doen waarmee we de spoed van de maatregelen kunnen versnellen, dan doen we dat heel graag.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik sluit me graag aan bij de woorden van collega Warnez. Als je ziek bent, minister, en je wilt gaan werken, dan heb je eigenlijk niets aan de boodschap: ‘We zijn ermee bezig.’ Soms is het voor de mensen echt wel een heel groot verschil als ze van betekenis kunnen zijn op hun school. Ik vind het dus positief om te kunnen landen en ben ook blij dat u bereid bent om te sleutelen aan dat binaire gegeven, want tijdens de hoorzitting was daar aanvankelijk weinig animo voor. Maar de gedachten hebben dus kunnen rijpen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.