Report meeting Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het beperkte gebruik van laptops op school
Vraag om uitleg over de gratis laptops die in de kast blijven liggen
Vraag om uitleg over het beperkte gebruik van laptops in de klas en de ICT-bijscholing van leerkrachten
Report
De heer Danen heeft het woord.
De laptop blijkt een jaar na de uitrol voor veel leerlingen nog geen dagelijkse kost te zijn. Dat bleek althans uit een beperkte bevraging – dat moeten we wel toegeven – van Waddist en De Ambrassade. Dat is, voor alle duidelijkheid, niet zo’n onverwacht nieuws. Scholen hebben nog de tijd om hun scholieren van laptops te voorzien, de tweede schijf voor het secundair onderwijs moet immers nog uitbetaald worden.
Meer opvallend is echter wel dat de helft van de leerlingen die wel over een laptop beschikken, die niet dagelijks gebruiken. Dat zijn trouwens ook signalen die tot bij mij komen: dat leerlingen en ouders soms klagen over het gegeven dat zij weliswaar een laptop hebben, maar dat die heel beperkt gebruikt wordt. Ik krijg natuurlijk ook signalen – maar dat zijn er dan wat minder in aantal – over plaatsen waar die laptop wel heel goed gebruikt wordt. En laat ons aannemen dat dat in de meerderheid van de gevallen zo is.
Nochtans zet u in op vier speerpunten om de Digisprong te ondersteunen. Een: een toekomstgerichte en veilige ICT-infrastructuur voor alle scholen van het leerplichtonderwijs. Twee: een sterk ondersteunend en doeltreffend ICT-schoolbeleid. Drie: ICT-competente leerkrachten en lerarenopleiders en aangepaste digitale leermiddelen. En vier: een kennis- en adviescentrum Digisprong ten dienste van het onderwijsveld. Helaas zijn de meeste acties binnen speerpunt drie nog niet operationeel. De vraag rijst of op die manier de kar niet voor het paard gespannen wordt. Zo waarschuwden tal van experts al langer voor ongewenste neveneffecten. Gewoon laptops binnenbrengen in het onderwijs, zonder eerst de leerkrachten op te leiden en leermiddelen te laten ontwikkelen, is de omgekeerde wereld.
Vandaar heb ik een aantal vragen voor u. Hoe wilt u het effectieve laptopgebruik opkrikken? Hoe wilt u een bredere visie inzake digitalisering ingang laten vinden in ons onderwijs? Wat kunnen we verwachten van het kennis- en adviescentrum Digisprong?
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Ik vind dat de heer Danen al een goede inleiding heeft gegeven, dus ik ga meteen over naar de vragen.
Het vertrekpunt van een langetermijnbeleid op het vlak van digitalisering is een ICT-beleidsplan. Uit de cijfers van de lerarenbarometer blijkt dat slechts 52 procent van de deelnemende scholen een duidelijke ICT-visie heeft. Dat is niet genoeg. Hoe kunt u scholen nog meer stimuleren om werk te maken van zo’n ICT-beleidsplan?
De barometer toont ook aan dat er een kloof bestaat tussen verschillende scholen. Hoe kunt u die kloof verkleinen?
Welke maatregelen kunt u nemen om de implementatie van ICT-toestellen in de klaspraktijk verder te stimuleren?
Op welke manier zult u het gebruik van die ICT-toestellen op de klasvloer monitoren?
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij de collega’s. Ik denk dat collega Danen inderdaad al een goede inleiding heeft gegeven, en collega Grosemans heeft al aangevuld.
In een notendop: we weten dat de visienota Digisprong gebaseerd is op drie speerpunten. In theorie zijn dat zeer sterke speerpunten, maar als we er de verschillende krantenartikels van vorige week op nalezen, lijken die in de praktijk helaas verre van realiteit. Misschien komen die kritieken inderdaad wat te vroeg. De Digisprong is nog volop in uitrol, aangezien hiervoor twee schooljaren werden voorzien. Maar het is niet slecht om al een balans op te maken.
Elke leerling vanaf het vijfde leerjaar een laptop is het uitgangspunt. Hiervoor werden heel wat middelen vrijgemaakt: 385 miljoen euro. We zien dat uit de bevraging van De Ambrassade blijkt dat slechts de helft van de leerlingen die over een laptop beschikt, die effectief dagelijks in de les gebruikt.
U hebt ook bekendgemaakt, minister, dat de Vlaamse overheid nog 15 miljoen euro extra vrijmaakt voor een extra bijscholingsbudget en dat er zo’n 4,6 miljoen euro naar de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s) gaat zodat ze voldoende kwalitatieve ICT-opleidingen specifiek voor leerkrachten kunnen voorzien. Opleiding is uiteraard goed en het is goed dat hiervoor ook veel middelen vrijgemaakt worden. Maar we lezen in Het Nieuwsblad bijvoorbeeld de oproep van Koen Vandenhoudt, voorzitter van de Vlaamse ICT-coördinatoren Liga (Vicli), om de bijscholingen van leerkrachten inzake ICT te verplichten, omdat hij vreest dat anders niet iedereen mee te krijgen zal zijn op de Digisprongsneltrein.
Vandaar, minister, heb ik volgende vragen.
Wat zijn uw bevindingen over de resultaten van het onderzoek van Waddist waaruit blijkt dat slechts de helft van de leerlingen die over een laptop beschikt, die ook dagelijks gebruikt in de klas?
Een duidelijke visie op ICT creëren binnen de school lijkt niet evident te zijn. Op welke manier zult u de scholen hierin ondersteunen?
Koen Vandenhoudt, voorzitter van Vicli, pleit voor een verplichting van leraren tot het volgen van nascholingen inzake ICT. Hoe staat u daartegenover?
Tijdens de commissievergadering van 9 juni gaf u aan dat u zou navragen vanaf wanneer scholen en leerkrachten een beroep kunnen doen op het specifieke ICT-opleidingsaanbod van de CVO’s. Hebt u hier ondertussen al zicht op gekregen?
Ons onderwijs maakte een versnelde Digisprong onder impuls van de coronacrisis. Hoe ziet u dit digitale verhaal op lange termijn?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, we hebben van in het begin gezegd dat we het een goede zaak vinden dat er extra wordt geïnvesteerd in de digitalisering van het onderwijs – ik denk dat het ook nodig was – en dat er in de Digisprong zeker kansen liggen. Maar na een jaar kunnen we ons toch stevige vragen stellen over de manier waarop die Digisprong wordt uitgerold en komen er steeds meer signalen dat de operatie met haken en ogen aan elkaar hangt.
De cijfers zijn genoemd. Het zijn natuurlijk maar indicaties: zeven op de tien leerlingen die volgens de Waddistapp de gratis laptops niet dagelijks zouden gebruiken. Er zijn er ook die zeggen dat ze er nog geen hebben ontvangen. Het komt toch overeen met de verhalen die ik ook hoor als ik op het terrein kom. Mensen zeggen dat ze wel laptops hebben gekregen, maar dat ze vaak ongebruikt in de kast blijven liggen.
Experten hebben hiervoor in het begin al gewaarschuwd toen de Digisprong werd aangekondigd. Ze zeiden dat directeurs en leerkrachten eigenlijk niet waren voorbereid, en dat ook nog niet zijn op dit ogenblik, op zo'n tsunami van grafische laptops. Ze zijn ook niet voldoende opgeleid om ze te gebruiken, waardoor die toestellen niet goed en niet genoeg zouden worden gebruikt. Ze stelden zich trouwens toen ook al grote vragen bij die eenmalige massa-investering in nieuwe grafische laptops voor elk kind. Ze vroegen zich af of het wel de juiste keuze was om al die middelen te investeren.
Minister, het zijn natuurlijk eenmalige investeringen. Ik hoor op het terrein heel wat vragen over wat er nadien moet gebeuren. Er is wel 10 procent recurrent budget voorzien, maar dat zal niet volstaan om op dezelfde manier te blijven werken en de belofte van een gratis laptop voor elk kind in het vijfde leerjaar verder te zetten. De vraag is ook of het de goede keuze was. Hoe kijkt u daarnaar? Hoe wilt u dat beleid verder vormgeven?
Vindt u het ook niet opportuun om cijfers bij te houden over de vraag of die laptops wel degelijk gebruikt worden in de klas? Ik stel mij toch steeds meer de vraag of een gratis laptop voor elk kind in elke richting wel de juiste optie is.
Erkent u – collega Danen verwees er ook al naar – dat de kar wat voor het paard is gespannen en dat er eerder nood is aan een visie en een beleid op maat van de school voor die laptops gewoon gratis worden uitgedeeld? Welke stappen zult u zetten om ervoor te zorgen dat ze in ieder geval toch beter worden gebruikt?
Hoe staat het met de opleiding voor leerkrachten? Het is een cruciaal onderdeel voor het gebruik van de laptops in de klas. Zijn er cijfers van wie de opleiding al heeft gevolgd? Ik sluit me aan bij de vraag of het toch geen piste is om na te denken om leerkrachten te verplichten.
Minister Weyts heeft het woord.
Vooreerst wil ik toch iets opmerken over de concrete aanleiding van deze vragen, een zogenaamd onderzoek. Het gaat in wezen over een vragenlijst in een app, waarop amper 250 leerlingen uit enkel het secundair onderwijs antwoordden. Dus, gewag maken van een onderzoek? Ik wil wel, maar er zijn 1,2 miljoen leerlingen. U doet hier grootse uitspraken op basis van 250 antwoorden. (Opmerkingen. Gelach)
Bovendien is er een aanwendingskalender uitgewerkt. In het begin was de kritiek: ‘U overvalt de scholen met een digitale revolutie en corona is bezig. Men is bezig met de strijd voor onderwijskwaliteit. Lerarentekort. Nu komt u daar met een groot plan dat voor de scholen – voor sommige ook effectief – een grote revolutie betekent.’ En nu is de kritiek: ‘Ja maar, het gaat te traag.’
We hebben er bewust voor gekozen om scholen vertrouwen te geven, om autonomie en flexibiliteit toe te laten. Herinner u de discussie die we hebben gevoerd rond de groep van de zogenaamde frontrunners, die zeiden: ‘Leg ons alstublieft niet op welke bedragen we aan welke ICT-toestellen moeten besteden. Geef ons wat vertrouwen, ruimte, flexibiliteit.’ Ze hebben toch heel positief, zeg maar enthousiast, gereageerd op de manier waarop wij de Digisprong uitrollen, net vanwege die flexibiliteit, die maatwerk toelaat.
De uitrol van de Digisprong is in volle gang. De vormingsportfolio wordt volop uitgerold – ik kom hier dadelijk op terug – evenals een tweede schijf van middelen voor het secundair onderwijs. Er was afgesproken om de middelen in twee schijven uit te betalen, ook vanuit het argument om de markt niet te oververhitten. Nu wordt dus de tweede schijf voor het secundair onderwijs toegekend, ongeveer 113 miljoen euro aan extra middelen voor de scholen. Het zou maar straf zijn als het hele schoolbeleid al op punt staat wanneer er nog een tweede schijf aan middelen nog moet volgen.
Trouwens, in het schooljaar 2023-2024 komt er een grondige evaluatie via onder meer een nieuw vierde MICTIVO-onderzoek, de zogenaamde Monitor ICT-integratie in het Vlaams Onderwijs. We zullen dan een grondig en volledig zicht krijgen. Tegen dan moet het wel op punt staan, hoewel de aanwendingskalender loopt tot en met dat schooljaar.
Ik ben het wel eens met de vraagstellers dat alles begint met een degelijke visie op ICT-beleid. We hebben ook altijd gezegd: eerst het paard en dan de kar. Start daar dus mee. Ook op dat vlak verschaffen we de nodige ondersteuning aan de scholen die daar nood aan hebben, wat voor verschillende scholen helemaal niet het geval is.
Net daarom heb ik ook de ICT-coördinatie op school versterkt, met recurrent 22 miljoen euro. We hebben ook het ambt ingevoerd in het secundair onderwijs; dat bestond daar nog niet.
Ik verwijs trouwens ook graag naar de communicatie van experten van Vicli, de Vlaamse ICT-coördinatoren Liga. Bij de start van dit schooljaar communiceerde Vicli dat ze tevreden zijn met de omvang van de maatregelen en de snelheid waarmee de Vlaamse Regering erkenning en meer ondersteuning geeft aan de ICT-coördinatoren in het Vlaamse onderwijs. Ze stelden ook dat de erkenning en bijkomende ondersteuning voor ICT-coördinatoren een mijlpaal zijn in de geschiedenis van ICT in het Vlaamse onderwijs. Scholen en vooral ICT-coördinatoren zijn dankbaar voor de extra middelen en kunnen zo hun pedagogisch project verder uitwerken en optimaliseren, zeggen ze. Zoals jullie weten, hebben we trouwens bij de erkenning van anciënniteit voor zijinstromers ICT-coördinator meegenomen bij de knelpuntvakken.
Wat professionalisering betreft, zijn we momenteel bezig aan een set van maatregelen voor leerkrachten, schoolleiders en ICT-coördinatoren. Dankzij het Relancedecreet, dat gisteren is goedgekeurd, kunnen we ook extra middelen uittrekken voor nascholing betreffende ICT-professionalisering, namelijk 21 miljoen euro. De bedoeling is dat deze middelen nog voor het einde van dit jaar aan de scholen uitbetaald worden. Aan de hand van een tool van het kenniscentrum Digisprong kunnen scholen de competenties van hun leerkrachten in kaart brengen en een gericht professionaliseringsplan opstellen. Ik zou dus niet zomaar uitgaan van een verplichting. Sommige leerkrachten zijn wel degelijk goed geschoold. Daarom kennen we voor de vorming inzake ICT-professionalisering een vast bedrag toe per leerkracht. Maar we zeggen niet dat dat een individueel trekkingsrecht is. De scholen mogen die middelen besteden volgens eigen inzichten. De ene leerkracht zal wel wat meer ICT-scholing nodig hebben dan de andere. Een leerkracht lichamelijke opvoeding heeft dat misschien wat minder nodig. Daar geven we vertrouwen en autonomie en laten we ruimte aan de scholen. Op die manier wil ik ervoor zorgen dat leerkrachten en leerkrachtenteams versterkt worden in hun ICT-competenties. Ik zal ook op korte termijn een overheidsopdracht lanceren voor de bootcamps, waarvoor we 1 miljoen euro voorzien. Die ICT-bootcamps bieden een basisopleiding aan op het vlak van digitale leermiddelen.
Wat de vraag betreft over het specifieke ICT-opleidingsaanbod van de CVO’s kan ik meegeven dat CVO’s via het kenniscentrum Digisprong de kans krijgen om hun aanbod prioritair in de opleidingsdatabank voor ICT-opleidingen op te nemen. De scholen krijgen toegang via de reflectietool Digisnap, zodat zij op dat aanbod kunnen intekenen. We werken dus zowel op de vraagzijde als op de aanbodzijde. Voor het ingeven van hun aanbod in de ICT-opleidingsdatabank van Digisnap kregen de CVO’s ondersteuning vanuit het kenniscentrum. Ook volgend schooljaar zal nog worden ingezet op het optimaliseren van het aanbod van de CVO’s. CVO’s met onderwijsbevoegdheid op het vlak van ICT ontvangen extra relancemiddelen, namelijk 4,6 miljoen euro, om een Digisprongcoördinator aan te stellen voor twee schooljaren. Ook dat is dus een stevige budgettaire impuls om ervoor te zorgen dat er wel degelijk een kwalitatief hoogstaand aanbod is op het vlak van ICT-professionalisering.
Wat de vraag naar structurele ICT-investeringen betreft: daar heb ik eerder al op geantwoord. We doen een grote investering van bijna anderhalf miljard euro. Kan ik de volgende regering al binden? Neen. Enerzijds is er natuurlijk het politieke gegeven dat het balletje naar beneden rolt en niet naar boven. Ik denk dat er, politiek, ‘no way back’ is inzake die digitalisering. Maar om ons daarvan te verzekeren en om wat meer te ‘secureren’ dat ook een volgende Vlaamse Regering daar werk van maakt, hebben we een Digisprongfonds opgericht, waarin we recurrente middelen onderbrengen. Zo heeft een volgende minister van Onderwijs al een zekere ‘fonds de caisse’, een fonds waarmee hij budgettair aan de slag kan om de Digisprongoefening die we gemaakt hebben, in een volgende regering te herhalen.
Tot slot heb ik er altijd over gewaakt dat Digisprong veel meer is dan enkel een verhaal van hardware, van laptops. We hebben dat opgezet als een coherent totaalconcept, met niet alleen extra middelen voor de scholen, maar ook extra inhoudelijke ondersteuning. We voorzien de scholen al sinds het begin van deze operatie van heel veel informatie en begeleiding. Zelfs dan kan niet voorkomen worden dat er zich problemen voordoen in bepaalde scholen. Maar ik stel vast dat men in de scholen goed aan de slag is gegaan met deze Digisprong, dat dat echt een kwalitatieve verbetering is en dat men zich terdege, goed ondersteund weet.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoord. Iedereen weet dat het natuurlijk niet van vandaag op morgen volledig totaal fantastisch operationeel kan zijn. Maar de vraag is: zijn de randvoorwaarden goed gezet? Daar kunnen we natuurlijk over van mening verschillen. Ik denk dat het van belang is dat we bijkomend blijvend inzetten op de nascholing van leerkrachten. Natuurlijk hoeven we niet iedereen te verplichten. Natuurlijk zou het goed zijn dat scholen de middelen wat concentreren om bepaalde leerkrachten wat diepgaandere en wat grotere cursussen te laten volgen.
Volgens onze fractie is het ook van belang – en dat zeggen experten ook wel – om in scholen te werken met een aantal ambassadeurs, experten, voorlopers, mensen die daar echt in verder willen gaan en die de anderen kunnen meeslepen. Het zal in veel zaken zo zijn dat je mensen hebt die vooroplopen, en mensen die de kat uit de boom kijken. Op zich is daar niets mis mee. Maar het is wel van belang dat de middelen, die wij nu investeren in ICT, optimaal gebruikt worden. Daarvoor is wel een structurele verankering nodig van die bijscholingsmiddelen. Daarvoor is het ook van belang dat we lerende netwerken maken.
Ik weet niet of u geantwoord hebt op de vraag wat we kunnen verwachten van het kennis- en adviescentrum. Ik denk dat dat kennis- en adviescentrum een heel belangrijke factor kan zijn, waar scholen en leerkrachten een beroep op kunnen doen als zij tegen een paar dingen oplopen, en dat ze daar effectief op een goede en aanklampende manier geholpen kunnen worden. Ik weet niet of u het kennis- en adviescentrum op die manier wilt invullen, maar ik denk dat dat een invulling is die we daaraan kunnen geven. Ik maak even een zijsprong naar hogescholen en universiteiten. Zij zijn natuurlijk al heel lang met ICT, digitalisering en laptops bezig. Zij hebben er ook langer over gedaan om die ondersteuning van het laptopgebeuren of het ICT-gebeuren op punt te stellen. Vandaag kunnen we volgens mij wel stellen dat dat op punt staat. Volgens mij kunnen we ook wel leren van de hogescholen en de universiteiten hoe we die ondersteuning kunnen aanpakken in het secundair onderwijs. Natuurlijk kunnen we niet in iedere school een uitgebreid ondersteuningscentrum opzetten. Dat weet ik ook wel. Maar dat kennis- en adviescentrum zou die rol allicht kunnen spelen. Ik had graag van u gehoord hoe u dat ziet.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoorden. Ik heb goed naar de Vooruitfractie en naar de Groenfractie geluisterd. Minister, u hebt eerst voor die laptops gezorgd. Dat was een enorm werk tijdens corona om ervoor te zorgen dat die leerlingen zo snel mogelijk vooruit konden. Groen en Vooruit zeggen nu dat het de omgekeerde wereld is, dat we de kar voor het paard spannen, dat het met haken en ogen aaneenhangt. Ze vragen waar de professionalisering blijft, waar de vormingen van de leerkrachten blijven, waar de ICT-beleidsplannen blijven, en zo verder. Als u, minister, eerst had ingezet op de professionalisering, op de vorming, op de ICT-beleidsplannen, dan hadden Groen en Vooruit hier vandaag gezegd dat het de omgekeerde wereld is, dat we de kar voor het paard spannen, dat het met haken en ogen aaneenhangt … (Gelach)
‘Zonder laptops! Waar blijven die laptops? We hebben laptops nodig, minister!’ Dat is het spel van de oppositie, maar het is toch ook niet helemaal fraai. Uiteraard vertrekt zo’n investering vanuit de laptops, vanuit de ICT-toestellen, en scholen – en daar heeft de minister ook op gewezen – kiezen zelf – dat is hun vrijheid, dat vinden we belangrijk – voor welke toestellen ze gaan, en vooral ook op welk tempo.
Minister, intussen wordt dit plan verder uitgerold. U hebt de acties opgesomd. En gisteren hebben we uiteraard nog een decreet goedgekeurd, met relancemaatregelen, met nog extra investeringen in die ICT-bijscholing. Ik ben ervan overtuigd dat, als we die doelstellingen structureel verankeren, we dat zeker zullen halen.
Ik had nog een extra vraag over het kenniscentrum, maar ik ga het daarbij houden, want die vraag is ook al gesteld door collega Danen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Collega’s, ik vind dat je altijd eerlijk aan politiek moet doen. En ik vind de opmerking van mevrouw Grosemans eigenlijk deels terecht. (Opmerkingen)
Serieus. Ik vind het een goede opmerking. Tijdens corona waren er inderdaad heel wat kinderen die nood hadden aan een laptop. In die zin begrijp ik dat toen, gezien het afstandsonderwijs, de keuze is gemaakt om in te zetten op het aankopen en voorzien van die laptops.
Tegelijkertijd blijf ik wel vinden dat heel die belofte van een gratis laptop voor elk kind misschien toch wat ondoordacht was en vooral goed klonk. Want als ik nu de verhalen op het terrein hoor, zijn er ook heel veel ouders en leerkrachten die zeggen dat niet elk kind nood heeft aan een gratis laptop, ofwel omdat er al een laptop was ofwel omdat ze die gewoon minder nodig hebben in de les.
En dus wil ik een genuanceerd verhaal brengen. Ik denk inderdaad dat hardware maar stap één is. Dat erkent u zelf ook, minister, dus daarover zijn we het eens. De volgende stap is ervoor zorgen dat die computers goed worden gebruikt. We kunnen allemaal niet ontkennen dat daar echt nog werk aan de winkel is. Want de digitalisering gaat natuurlijk vooral over hoe je die digitale middelen – en niet alleen de hardware, maar ook de software – integreert in je lessen en hoe je daarover een pedagogische visie ontwikkelt, zodat er bijvoorbeeld kan worden gedifferentieerd met programma’s die daartoe in staat zijn of zodat je digitale filmpjes enzovoort ook echt gebruikt in de les in plaats van gewoon laptops in de klas te hebben staan.
Opleiding is daar inderdaad een cruciaal onderdeel van. Minister, ik ben blij te horen dat er daar ondertussen ook een aantal versnellingen hoger wordt geschakeld. Dat was ook wel nodig, met die extra middelen voor professionalisering. In die zin zullen we dat vooral verder opvolgen. Er moet nu worden gemonitord of scholen inderdaad voldoende weten wat de mogelijkheden zijn en hoe dat budget wordt ingezet. En dat is iets waar we de komende twee jaar ongetwijfeld de vinger aan de pols zullen houden.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik mag de collega’s en uzelf bijtreden: het is inderdaad geen gemakkelijk traject geweest. Er moest snel worden gehandeld. Men heeft op het veld een enorme beweging gedaan om onze leerlingen inderdaad op de best mogelijke manier te voorzien van een laptop of van digitaal materiaal.
Het is natuurlijk ook belangrijk dat we daar een duurzaam verhaal van maken, minister. Ik denk dat we het daar allemaal eens over kunnen zijn. Met die 385 miljoen euro hebben we enorme investeringen gedaan. De vraag die ik van veel scholen krijg, is: ‘Wat als het moment aanbreekt dat die laptops niet meer bruikbaar zullen zijn? Kunnen we dan weer naar de overheid kijken?’ U hebt er daarnet in uw antwoord al heel kort op ingespeeld dat er een fonds met recurrente middelen wordt gemaakt. Dat kan een antwoord zijn op de vragen die scholen hebben. Wat u daar aanhaalt – als ik dat tenminste juist heb geïnterpreteerd, minister – lijkt mij dan ook wel belangrijk, want die duurzaamheid is toch belangrijk.
We verwachten professionalisering van onze leerkrachten, er gaan inderdaad middelen naar CVO’s om in opleidingen te voorzien. Ik denk dat we allemaal, met het hele onderwijsveld, te winnen hebben als dit traject op de best mogelijke manier wordt uitgebouwd. Dat we daar soms wat ongeduldig in zijn, ook vanuit het veld, is misschien ook normaal.
Ik wil gewoon nog eens de nadruk leggen op die duurzaamheid en van u nog eens de bevestiging vragen dat een school, wanneer een laptop niet meer bruikbaar is, verder een beroep kan doen op dit traject.
Minister Weyts heeft het woord.
Op de vraag of de randvoorwaarden goed gezet zijn, is mijn antwoord: ja. Ik denk dat dit een heel solide investeringsplan is, en een goede aanpak.
Voor alle duidelijkheid, mevrouw Goeman: u zegt hier dat ik over gratis laptops voor elke leerling sprak, maar dat ‘gratis’ hebt u eraan toegevoegd. Ik sprak over laptops voor elke leerling. Het was sterker dan uzelf, ongetwijfeld. Laptops voor elke leerling en voor iedereen gelijk in een klas. Dat is belangrijk. Ik vind het ook vreemd dat u dat, vanuit uw perspectief, niet aanhaalt als een sterke troef. Het is belangrijk dat je er in een klas voor zorgt dat kinderen en jongeren dezelfde ICT-toestellen hebben en gebruiken. Ook daar is er vrijheid en autonomie gegeven aan de scholen, met daaraan gekoppeld de boodschap dat ze eerst een ICT-beleidsplan en -visie moeten uitwerken: hoe pas ik die digitale leermiddelen in in mijn pedagogisch project.
Twee, er is voor gezorgd dat de ICT-coördinatoren de lead nemen. We hebben daarvoor een ambt gecreëerd, we hebben daarvoor ook extra middelen voorzien: 22 miljoen euro die er periodiek terugkerend bij komen. Dat zijn de mensen die op het terrein de lead nemen en die voor ondersteuning terechtkunnen bij het Digisprongkenniscentrum. Dat is de correcte werkwijze. De ICT-coördinator is het aanspreekpunt op het terrein voor de scholen.
We hebben ook een inkanteling van Klasse in Digisprong gerealiseerd, 25 vte’s. Hun taakstelling is wel vrij ruim. Ze doen aan beleidsondersteuning en beleidsevaluatie, ontwikkelen tools, advies en richtlijnen in het kader van digitaal onderwijs en ondersteunen en informeren schoolteams. Maar opnieuw, de ICT-coördinator neemt in eerste instantie lokaal op het terrein de lead. Die 25 vte’s beheren ook de portaalsite KlasCement, werken samen binnen internationale organisaties, verspreiden inhoud, trekken lessen uit relevant onderzoek en voeren, zoals reeds gezegd, onderzoek en evaluatie uit in het kader van de Digisprong.
Daarop volgt nog eens een professionalisering, zowel aan vraagzijde als aan aanbodzijde. Zo zijn er extra middelen voor de scholen om het mogelijk te maken dat de leerkrachten kunnen worden bijgeschoold. Dat is niet verplicht, maar de mogelijkheid wordt geboden. Ook daar geven we wat vertrouwen en autonomie aan de scholen. Ook het volwassenenonderwijs bieden we trouwens de mogelijkheid om de middelen die we toekennen te gebruiken tot 2026. Want ook daar kan men niet zomaar met een vingerknip een heel ruim aanbod voor velen realiseren. Ook daar geven we vertrouwen en wat autonomie om er geleidelijk aan voor te zorgen dat er wel degelijk zulk een ICT-vormingsaanbod kan worden ingericht.
Wat tot slot de verduurzaming betreft: we steken inderdaad middelen in een Digisprongfonds, zodat de volgende Vlaamse Regering de grote investering in de hardware, die oefening, kan herhalen. Ik denk dus dat het al bij al een vrij sluitend en strak plan is.
De heer Danen heeft het woord.
Dank u wel, minister.
Ik denk dat het een plan is dat voortdurend evaluatie en bijsturing nodig heeft. Het is misschien een idee om een soort praktijkcommissie op te stellen – ik weet dat het woord een beetje een andere connotatie heeft nu – met leerkrachten of ICT-coördinatoren van verschillende scholen, om te kijken, op een informele, meer gemoedelijke manier … (Opmerkingen van minister Weyts)
Sorry, ik had het niet zo begrepen.
Zoals aangekondigd komt er een evaluatie door MICTIVO in het schooljaar 2023-2024.
Oké.
Ik denk dat het een goede zaak is om te evalueren en bij te sturen, en om dan ‘snel op de bal te spelen’, zoals gezegd.
Ik zou willen besluiten met te stellen dat ik denk dat we in scholen ook voorlopers nodig hebben. Naast die ICT-coördinatoren hebben we ook mensen nodig die zeggen: kijk, wij vinden dat zo interessant, wij willen graag voorsprong nemen of we willen graag extra inspanningen doen om ICT-beleid in onze school doorgang te laten vinden. Ik denk dat het goed is om te zoeken naar modellen die tonen hoe dat kan en om die mensen bijvoorbeeld een uur vrij te stellen of er op een andere manier voor te zorgen dat ze ook gehonoreerd worden voor wat ze doen. Ook bij hogescholen en universiteiten heb je een aantal voorlopers op het vlak van ICT, die worden daar wel voor gehonoreerd. Maar ik denk dat we in onze scholen, naast die ICT-coördinatoren, ook ondersteuners nodig hebben die extra werk willen maken van ICT om het hele schoolteam mee te pakken in het ICT-gebeuren van een school.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw antwoord.
Ik onthoud vooral dat alle fracties u steunen om het digitaal onderwijs verder duurzaam te verankeren in Vlaanderen.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik heb er de visienota Digisprong nog even bijgenomen, en daar staat toch heel duidelijk in dat het vijfde leerjaar voortaan een mijlpaal moet worden, omdat elke leerling op dat moment een laptop moet krijgen. Ik weet niet hoe dat zit in uw wereld, maar in mijn wereld is krijgen ‘krijgen’, iets waar je niet voor moet betalen. Goed, ik wil die semantische discussie hier nu niet voeren.
Ik denk dat ik mijn aandachtspunten voor de toekomst heb meegegeven. We vinden het een goede zaak dat er wordt geïnvesteerd in de digitalisering van ons onderwijs, maar ik denk dat er echt werk is om er een succes van te maken, door leerkrachten op te leiden, en ondanks uw antwoord blijven wij ons toch ook vragen stellen bij de toekomst. Het is natuurlijk goed dat er geld in een fonds wordt gestoken om ook voor de volgende regering al een potje aan te leggen. Maar 37,5 miljoen, zelfs drie jaar na elkaar – dan gaan we naar 112 miljoen – is nog altijd maar een derde van wat er nu voorzien is voor heel die digitaliseringsoperatie. Goed, dat is inderdaad een zaak voor de volgende regering, maar ik hoop oprecht dat de digitaliseringoperatie daarmee niet zal stilvallen.
Mevrouw Yalçin heeft het woord.
Dank u wel, minister.
De digitalisering van het onderwijs is natuurlijk een zeer belangrijk item. Voor onze fractie is die duurzaamheid zeer belangrijk. En we hopen dat we op korte termijn een ICT-beleid op onze scholen hebben, waar ook een duidelijke visie is uitgewerkt, zodat het digitaal verhaal in al onze scholen een succesverhaal kan worden.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.