Report meeting Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Vraag om uitleg over het samenwerkingsakkoord voor buitenlandse investeringen
Vraag om uitleg over het samenwerkingsakkoord van de Federale Regering en de deelstaatregeringen voor de ontwikkeling van een screeningsmechanisme voor buitenlandse investeringen
Report
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, minister-president, het Vlaams regeerakkoord voorziet de invoering van een screenings- en blokkeringsmechanisme voor buitenlandse investeringen in strategische sectoren die economisch en maatschappelijk van belang zijn.
We hebben er in de commissie al een aantal keren over gesproken. Omdat er enerzijds economische bevoegdheden van de deelstaten mee zijn gemoeid en anderzijds ook de federale bevoegdheid inzake nationale veiligheid en openbare orde, werd ervoor gekozen om te streven naar een interfederaal mechanisme via een samenwerkingsakkoord.
Uit uw eerdere toelichting in de commissie bleek dat dat niet zo makkelijk was en dat er wat moeilijkheden moesten worden weggewerkt. Daardoor hielden de onderhandelingen relatief lang aan. Op 1 juni werd op het Overlegcomité een akkoord gevonden over een interfederaal screeningsmechanisme. Dit is een goede zaak, er is in de commissie vaak naar gevraagd. Bovendien maakt de huidige geopolitieke context een doordachte screening van buitenlandse investeringen echt wel nodig.
Minister-president, kunt u het akkoord toelichten? Hoe zal het er uitzien? Welke zijn de modaliteiten? Wat zal het toepassingsgebied zijn? Zal dit zowel voor brownfields, investeringen in bestaande bedrijven, als voor greenfields, volledig nieuwe investeringen, gelden? Hoe zal de procedure concreet verlopen? Alles wat u daarover kunt vertellen, is zeker welkom.
Is er reeds een zicht op de inwerkingtreding van het screeningsmechanisme? Vanaf wanneer zal dit gelden?
Op welke manier moeten de laatste knelpunten nog worden weggewerkt? Welke oplossing werd gevonden voor de resterende knelpunten?
Op 2 april 2021 legde de Vlaamse Regering de principes vast waaraan een interfederaal mechanisme dient te voldoen. Denkt u dat het huidige akkoord in voldoende mate overeenstemt of moet er in de toekomst nog aan worden gewerkt? Alvast bedankt voor uw antwoorden.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister-president, we hebben het er al regelmatig over gehad. Ik ben blij dat er een akkoord is over dit thema dat door de oorlog in Oekraïne actueler is geworden.
Vroeger ging het vooral over bedrijven uit China – daarover gaat het nog altijd –, maar ook de Russen spelen nu een rol. Uit andere cijfers die ik bij u heb opgevraagd, heb ik kunnen vaststellen dat de aanwezigheid van Chinese en Russische investeerders het afgelopen jaar is toegenomen. Het is dus een goede zaak dat het screeningsmechanisme er nu komt. Vroeger had je enkel een alles-of-nietsachterafmogelijkheid. Ik weet niet hoe het systeem nu exact in elkaar zal zitten.
Uit onze vorige gesprekken weet ik wel dat het een belangrijk punt was dat Vlaanderen voor investeringen die over Vlaanderen zelf gaan, het laatste woord zou hebben. Het is mijn meest concrete vraag wat het nieuwe akkoord voor deze screeningsregeling betreft. Dat is in het kort mijn vraag samengevat zodat ik niet drie keer hetzelfde moet zeggen.
De heer Muyters heeft het woord.
Ook mijn vraag gaat in dezelfde richting. Het is een open deur om te zeggen dat buitenlandse investeringen heel belangrijk zijn voor onze economie en onze welvaart. Door onze open kenniseconomie zijn onze kennis, innovatie en technologie ook vaak gegeerd bij buitenlandse investeerders. Dat zijn de goede punten. We zijn natuurlijk niet blind voor het feit dat we vooral in strategische sectoren de touwtjes zelf in handen moeten kunnen houden.
Dat was de aanleiding voor de Interfederale Screeningcommissie en het bijbehorende samenwerkingsakkoord. Een objectieve screening is mijns inziens nuttig en nodig, maar zal verre van evident zijn. Het zal erop aankomen om de juiste mensen in te schakelen, die het juiste evenwicht kunnen bewaren tussen voldoende screening en toch het nodige vertrouwen geven aan hen die willen investeren in onze economie. We mogen die mensen niet afschrikken.
Minister-president, hoewel het hele land een open economie kent, verschilt de Vlaamse kenniseconomie toch van de andere deelstaten. Komt dit ook tot uiting in het akkoord? Hoe hebt u kunnen wegen op dit akkoord?
Wat is volgens u in dit akkoord het belangrijkste voor onze Vlaamse economie?
Wie zal deze controle op zich nemen? Hoe zal de commissie worden samengesteld, rekening houdend met het belang van de juiste mensen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Bedankt, collega’s, voor uw vragen. Ik zal er enkele gegroepeerd beantwoorden, namelijk de eerste en de tweede vraag van de heer Vande Reyde en de heer Van Rompuy, en de derde vraag van de heer Muyters.
U weet uiteraard dat Vlaanderen belang hecht aan zijn open economie. Internationalisering is onze economische levensader. Dit betekent echter niet dat de Vlaamse Regering blind is voor mogelijke risico’s. Daarom nam Vlaanderen constructief deel aan de interfederale gesprekken over de oprichting van een Belgisch screeningsmechanisme.
Op 1 juni werd het resultaat van deze gesprekken aan het Overlegcomité voorgelegd. Het comité keurde het ontwerp van samenwerkingsakkoord goed met twee wijzigingen. Dit ontwerp kan nu voor advies aan de Raad van State worden toegezonden. Met de principiële goedkeuring door het Overlegcomité is een belangrijke horde genomen, maar het proces is niet ten einde.
Op basis van het advies van de Raad van State en bijkomende consultaties met de veiligheidsinstanties zal de tekst door de betrokken interfederale werkgroep worden gefinaliseerd. Dit hoopt men af te ronden in oktober van dit jaar. Een tweede lezing door het Overlegcomité zou eind dit jaar moeten zijn afgerond. Daarna voorziet men drie maanden voor de parlementaire instemmingsprocedures. Tot eind juni 2023 wil men dan inzetten op outreach naar bedrijven, ambassades enzovoort en op praktische instrumenten, zoals richtsnoeren. Op 1 juli volgend jaar zou het mechanisme uiteindelijk van start moeten gaan.
Dit dossier geeft gevolg aan de EU-screeningsverordening. Deze verordening verplicht lidstaten niet om een mechanisme in te stellen, maar de Europese Commissie voerde de laatste tijd de druk wel op. We zien dat ook heel wat van onze Europese buurlanden een screeningmechanisme op poten hebben gezet. Ook belangrijke handelspartners, zoals de Verenigde Staten, spoorden ons aan om een dergelijk mechanisme te creëren. Zoals gezegd, is de Vlaamse Regering hier voorstander van, daarom staat dit ook in het regeerakkoord.
Het samenwerkingsakkoord beoogt dus de totstandkoming van een mechanisme voor de screening van buitenlandse directe investeringen. We willen zo onze nationale veiligheid, de openbare orde en onze strategische belangen vrijwaren bij directe buitenlandse investeringen in bestaande bedrijven.
De sectoren in kwestie zijn gelinkt aan vitale structuren, essentiële technologieën en grondstoffen, kritieke inputs, gevoelige informatie en persoonsgegevens, private veiligheid, media, biotechnologie – dat is een van de wijzigingen die op het einde nog is doorgevoerd –, defensie, energie, cyberveiligheid, elektronische communicatie en digitale infrastructuren.
Met een dergelijke screening willen we een risicoanalyse kunnen maken, gekoppeld aan eventuele maatregelen, wanneer investeerders van buiten de EU zeggenschap verwerven in onze ondernemingen. Vanaf een investeringsdrempel van 25 procent of 10 procent van de stemrechten, naargelang de betreffende sector, wordt er gescreend.
Belangrijk is ook dat het screeningsmechanisme enkel van toepassing is nadat een vooronderzoek de noodzaak van een volledige screening heeft aangetoond.
Via het screeningsmechanisme worden de nationale veiligheid en openbare orde enerzijds en de strategische belangen anderzijds gescreend op een drietal potentiële risico’s. Bijsturende maatregelen worden slechts genomen wanneer niet-geremedieerde risico’s zijn geïdentificeerd. De investering wordt uiteindelijk pas geblokkeerd wanneer er echt geen andere oplossing is.
U informeerde ook naar de samenstelling. De Interfederale Screeningscommissie omvat negen leden. Dit zijn vertegenwoordigers van de FOD Financiën, Binnenlandse Zaken en Buitenlandse Zaken, de Vlaamse, Waalse en Brusselse Gewesten en de Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschappen.
De bevoegde overheden voeren afzonderlijk hun onderzoeken, zijn daarbij gebonden door de grenzen van hun eigen bevoegdheden en leggen elk hun eigen advies voor aan hun bevoegde minister of ministers. Deze nemen elk afzonderlijk een voorlopige beslissing over de toelaatbaarheid en delen die met het secretariaat van de Interfederale Screeningscommissie. Vervolgens volgt een gecombineerde eindbeslissing.
De eindbeslissing kan leiden tot het toelaten van de directe buitenlandse investering, al dan niet met bijsturende maatregelen, of tot het niet toelaten van de investering.
Het systeem is op dit ogenblik niet van toepassing op greenfields of overheidsopdrachten, maar er wordt momenteel bekeken onder welke modaliteiten we ook hier een controlerende functie kunnen voorzien. Voorlopig gaat het dus enkel over brownfields.
De heer Vande Reyde vroeg op welke manier de laatste knelpunten werden weggewerkt en welke oplossing hiervoor werd gevonden.
Laat mij starten met ook de vroegere historiek te schetsen. We zijn dit verhaal gestart met een initiatief van exclusief federale wetgeving die op een heel aantal punten bovendien onze open, internationaal gerichte economie zou kunnen impacteren. De afgelopen maanden hebben hier intense onderhandelingen over plaatsgevonden die er uiteindelijk toe geleid hebben dat aan het Overlegcomité een voorstel kon worden voorgelegd van een interfederaal screeningmechanisme, en dus niet langer een federaal systeem, waar ook reeds in belangrijke mate aan onze verzuchtingen was tegemoetgekomen.
Finaal waren er in die laatste rechte lijn naar dit compromis nog een viertal resterende knelpunten die ik graag met u overloop.
Ten eerste, het toepassingsgebied gekoppeld aan de drempel vanaf wanneer investeringen worden gescreend. Vanuit Vlaanderen wensten we een exhaustieve lijst gefocust op de meest gevoelige sectoren, met een algemene drempel van 25 procent van de stemrechten. De andere overheden in België wilden een brede, niet-exhaustieve lijst met een lagere drempel voor heel gevoelige sectoren. Sommigen wensten een lage drempel van 10 tot 15 procent van de stemrechten voor alle sectoren. Uiteindelijk zijn we gekomen tot een politiek compromis bestaande uit een niet-exhaustieve lijst, een standaarddrempel van 25 procent, een lagere drempel voor een zeer beperkte lijst van gevoelige sectoren, zoals defensie en telecommunicatie, en voor een beperkt aantal bedrijven, namelijk bedrijven met meer dan 100 miljoen euro omzet, waar de grens op 10 procent zou worden gelegd.
Voor biotechnologie hebben we er vanuit Vlaanderen over gewaakt dat een extra drempel inzake de omzet werd ingevoerd om de openheid niet onnodig te fnuiken, aangezien kleine, snelgroeiende bedrijven in deze sectoren meer dan elders nood hebben aan buitenlands geld voor hun groei en verdere ontwikkeling. Daar was er de vraag om geen omzetbeperking te doen. Wij hadden 50 miljoen euro voorgesteld en het is uiteindelijk 25 miljoen euro geworden. Er zijn in Vlaanderen niet zoveel biotechbedrijven die een omzet hebben groter dan 25 miljoen euro. Het leek ons dus speelbaar.
Een tweede knelpunt betrof de toepassing van het screeningsmechanisme op instellingen onder gewestelijke voogdij. Hiermee hebben we finaal ingestemd. We zullen er extra over waken dat ieder binnen zijn bevoegdheden blijft, wat deel uitmaakt van het akkoord.
Een derde knelpunt ging over de samenstelling van de Interfederale Screeningscommissie en de overheden die bij een specifieke case betrokken konden worden. Eerder werd in verband hiermee reeds een oplossing gevonden voor het vetorecht. Belangrijk is dat ieder binnen zijn bevoegdheden handelt en dat men via het samenwerkingsakkoord geen afstand van bevoegdheden kan doen. Bij wijze van spreken: als het gaat over een investering waarvoor Vlaanderen bevoegd is in Vlaanderen, kan Wallonië niet ... Men kan soms in een concurrentiële situatie komen waar een bedrijf kiest tussen een investering in Wallonië of een investering in Vlaanderen. Als het bedrijf uiteindelijk kiest voor Wallonië, kan Vlaanderen niet worden betrokken en omgekeerd.
De toewijzing van de opbrengst van de boetes betrof een vierde discussiepunt: deze gaat voor de helft naar de schatkist en voor de helft naar de betrokken deelstatelijke overheid.
Hoe evalueren we het huidige voorstel in het licht van de nota van 2 april 2021?
Ik meen dat met dit samenwerkingsakkoord aan onze principes is voldaan. Uiteraard had het voor ons op sommige punten nog beter gekund, maar in besprekingen met zoveel bevoegde partijen moeten compromissen worden gesloten om vooruit te kunnen gaan. Als we kijken waar we – met het exclusief federale wetsvoorstel – vandaan komen denk ik dat Vlaanderen duidelijk de toon heeft kunnen zetten. We worden volwaardig betrokken bij het mechanisme. Wat de scope betreft, doorstaan we de test met ons omringende landen. Ook wat de doorlooptijd betreft, zijn we competitief. We hebben de kortste deadlines in vergelijking met de buurlanden.
De tekst is er bovendien sterk op vooruitgegaan in vergelijking met de eerste paar versies die we van het federale niveau kregen en heel wat van onze bezorgdheden werden beantwoord. Er werd voor gezorgd dat andere regio’s geen investering in Vlaanderen kunnen blokkeren indien wij er geen problemen mee hebben. De algemene drempel van 25 procent is effectief een algemene drempel, en niet de bijna-uitzondering zoals in eerdere versies. De samenstelling van het comité werd beperkt, met twee vertegenwoordigers voor Vlaanderen, wat het geheel werkbaarder moet maken.
Dan de twee eerste vragen van de heer Muyters. Ik heb bij het beantwoorden van voorgaande vragen al verschillende keren laten blijken waar we vanuit Vlaanderen gewogen hebben. Dit alles hebben we gedaan met het oog op het evenwicht tussen het remediëren van risico’s voor de openbare orde en veiligheid en strategische belangen enerzijds en het behoud van onze aantrekkelijkheid voor buitenlandse investeringen anderzijds.
Door de sectoren binnen het toepassingsgebied zo goed mogelijk te bepalen, kunnen we focussen op de echte potentiële risico’s en viseren we niet het gros van de positieve buitenlandse investeringen, die meerwaarde creëren en bijdragen aan onze productiviteit en innovatie.
Zoals gezegd, het feit dat er één geïntegreerd systeem komt, met redelijke termijnen, werd ook door het Vlaamse bedrijfsleven sterk bepleit. Ik denk ook dat we dit systeem de tijd moeten geven om eruit te leren, en ook de samenwerking met het bedrijfsleven moeten verderzetten.
We willen op geen enkele wijze een rem zetten op onze open, Vlaamse economie die in grote mate afhangt van buitenlandse investeringen. Voor ons moet het screeningmechanisme enkel de instrumenten bieden om – in uitzonderlijke omstandigheden waar onze nationale veiligheid of strategische belangen in het gedrang komen – aan de noodrem te kunnen trekken in concrete investeringsdossiers. De geopolitieke ontwikkelingen de afgelopen maanden hebben nogmaals pijnlijk duidelijk gemaakt dat we in dezen niet naïef kunnen zijn.
Ik denk dat ik hiermee uitgebreid op de vragen heb geantwoord.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Dit is zeker en vast klaar en helder. Ik moet zeggen dat ik in het begin van dit proces – en we spreken dan over het begin van de legislatuur – redelijk sceptisch was over de voornemens voor een screeningsmechanisme omdat ik ergens vreesde dat het misschien te gratuit zou worden gebruikt om bepaalde investeerders te blokkeren die eigenlijk niets te maken hebben met veiligheidsbelangen maar eerder met andere zaken. Ik moet zeggen dat ik persoonlijk voortschrijdend inzicht heb gekregen in de noodzaak ervan. De geopolitieke ontwikkelingen van de laatste maanden zijn daar zeker niet vreemd aan. Wij vinden het goed dat er eindelijk een akkoord is bereikt.
Ik heb nog slechts twee bijkomende vragen, want de uitleg was heel helder. Wat u zei over de exclusieve bevoegdheden die behouden blijven als een investering in hetzij Vlaanderen, hetzij Wallonië gebeurt, is op zich een goed onderscheid. Er zijn natuurlijk ook vaak investeringen of zaken die niet zo makkelijk toe te wijzen zijn. Bijvoorbeeld een nieuwe netwerkoperator die zich ontplooit en die een dekking heeft die verdergaat dan Vlaanderen. Wie is er dan uiteindelijk bevoegd om het screeningsmechanisme te hanteren? Ik kan me inbeelden dat veel van die zaken de dekking van een regio overstijgen. Ik vroeg me af hoe het mechanisme dan zal worden gehanteerd.
Ik begrijp dat het in eerste instantie over brownfields gaat. Het lijkt evident om op termijn ook te kijken of greenfields onder dezelfde regeling zouden worden gevat. Ik weet niet of er al een aanzet is gegeven dan wel of er nog bepaalde belemmeringen zijn. Het is alvast iets om in de toekomst over na te denken.
Een laatste suggestie: het is voor investeerders die aan een duidelijk screeningsmechanisme worden onderworpen, wel nodig dat het niet te lang duurt. De termijnen moeten beperkt zijn en het moet worden afgerond binnen een redelijke termijn, anders creëren we een soort van extra halte die misschien tot in de eeuwigheid kan duren. Ik wil de suggestie doen om de rechtszekerheid binnen een redelijke termijn te bieden.
De heer Van Rompuy heeft het woord.
Minister-president, dank u wel. Ik denk dat u op een correcte manier de Vlaamse belangen hebt verdedigd en gekomen bent tot een akkoord waarbij Vlaanderen in de feiten alle bevoegdheden houdt die het had en de controle houdt over investeringen die binnen zijn actieterrein vallen. Ik sta achter wat u onderhandeld hebt.
Ik heb nog enkele detailvragen. Buitenlandse investeringen: is dat in de betekenis van niet-Belgisch of in de betekenis van niet-Europees?
Gaat het enkel over nieuwe investeringen? Ik vermoed dat aandeelhouderschappen met 25 procent van de stemrechten in bestaande investeringen niet plots aan een onderzoek worden onderworpen. Het gaat dus enkel over nieuwe investeringen, als ik het goed zie.
Gebeuren er telkens vooronderzoeken als er een investering gebeurt die binnen het toepassingsgebied valt of is er de mogelijkheid om een vooronderzoek te doen?
Welke zijn exact de drie risico's die worden gescreend? Gaat het over openbare veiligheid, het economisch-strategisch belang? Welke zijn de risico’s exact?
Ik begrijp dat het ook van toepassing is op ondernemingen die vallen onder gewestelijke voogdij. Ik geef een voorbeeld: intercommunales vallen onder gewestelijke voogdij, maar vielen niet onder de vroegere of huidige regeling. De energiesector is een van de aanleidingen voor deze regeling geweest, namelijk de net-niet-overname of investering van een Chinese state grid in Eandis. Ik vermoed dat dit nu wel onder de screening zal vallen.
Ik zie dat de voorzitter mij het woord wil afnemen. Ik zal hierbij afsluiten, voorzitter. Is dat galant van mij?
Zo ernstig hoeft u het ook weer niet uit te drukken. Ik maakte een zeer discreet signaal om te zeggen dat we proberen ons aan de tijd te houden.
De heer Muyters heeft het woord.
Minister-president, ik sluit mij aan bij de woorden van lof over de onderhandelingen die zijn gevoerd. Ik denk dat de Vlaamse accenten duidelijk aanwezig zijn.
Waar ik misschien het meest positief over ben, is het feit dat u zei dat de doorlooptijd beperkt is, dat de deadlines kort zijn en dat we zeer concurrentieel zijn. Ik dacht dat u zelfs sprak over de kortste deadlines. Ik denk dat het belangrijk is want mensen die willen investeren en die ‘proper’ zijn, als ik het zo mag zeggen, moeten we zo snel mogelijk laten investeren.
Bedankt voor uw antwoord. Ik heb geen bijkomende vragen.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, het gaat over de hoofdzetel. De regio waar de beslissingen worden genomen, is ‘in charge’, natuurlijk altijd samen met het federale niveau.
Het is de bedoeling om de regeling later uit te breiden naar de greenfields, zoals ik al in mijn antwoord zei. Het moet ergens starten. Ik verwijs een beetje naar wat de heer Van Rompuy zei: als er nieuwe investeringen worden gepland, zou men het kunnen bekijken, maar het is niet echt de bedoeling om ze allemaal opnieuw door de mangel te halen. Voorlopig starten we dus met brownfields en later kan het worden uitgebreid.
Mijnheer Van Rompuy, het gaat wel degelijk over alle niet-Belgische bedrijven. Ik zal eerst beginnen met te zeggen welke de drie risico’s zijn: openbare veiligheid, nationale veiligheid en strategische belangen van de regio’s. Dat zijn de drie elementen. Ik kan me moeilijk inbeelden dat Europese lidstaten op die drie criteria aanleiding gaan geven tot een screening. In theorie kan het, in de praktijk zal het zich zeer zelden voordoen. De inschatting van de specialisten was dat er een tot twee dergelijke dossiers per jaar zouden zijn.
Er is een mogelijkheid tot vooronderzoek wanneer er voldoende aanleiding is. Het bedrijf zelf kan het ook vragen: we hebben een strategische investering, moeten we heel de procedure doorlopen of niet?
Gewestelijke voogdij was een van de laatste knelpunten, zoals ik daarstraks heb gezegd. We zijn er toch mee akkoord gegaan om bedrijven onder gewestelijke voogdij ook mee in de lijst op te nemen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik heb geen bijkomende vragen. Het was heel helder.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.