Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Het Vlaams agentschap Zorg en Gezondheid heeft woonzorgcentrum Rodenbach in Denderleeuw onder verhoogd toezicht geplaatst wegens, onder meer, tekortkomingen op het vlak van infrastructuur. Het Nieuwsblad heeft daarover bericht op 24 mei 2022. Volgens het agentschap zijn de kamers vooral kleiner dan wat wettelijk verplicht is. Daarnaast zijn ook de trappenhallen niet genoeg beveiligd en dat soort zaken.
Vandaag staat woonzorgcentrum Rodenbach in Denderleeuw, samen met zestien andere Vlaamse woonzorgcentra, onder verhoogd toezicht. Wanneer een woonzorgcentrum onder verhoogd toezicht wordt geplaatst, krijgt het minstens twee keer per jaar inspectiebezoek. Een woonzorgcentrum komt pas op die lijst wanneer er tekorten zijn die blijven aanslepen of onvoldoende worden aangepakt. Het is dan ook meestal een laatste waarschuwing. Wanneer er geen verbetering komt, kan de erkenning geschorst of ingetrokken worden.
De verantwoordelijken van de groep waar Rodenbach toe behoort, zeggen dat dit reeds enige tijd niet in orde is. Het gaat vooral om een verouderd gebouw, de infrastructuur dus. Hierover is al jaren contact met het agentschap.
Dit brengt mij tot enkele vragen.
Er zijn normen die men moet respecteren en waarop wordt geïnspecteerd. Hoe gaat het agentschap om met gebouwen die niet voldoen aan de normen wanneer de uitbater nog niet de nodige aanpassingen heeft laten uitvoeren? Hebt u weet van gelijkaardige aanslepende infrastructuurproblemen bij andere oudere gebouwen van woonzorgcentra? Werden deze infrastructuurproblemen bij de erkenning niet vastgesteld? Of werden de normen intussen strenger ten opzichte van vroeger? Op welke manier kunt u ervoor zorgen dat deze minpunten sneller worden aangepakt? Welke rol ziet u voor de lokale besturen en private partners om deze problematiek mee aan te pakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u, collega, voor de vraag. Ik wil in eerste instantie duidelijk maken dat zowel ikzelf als het agentschap Zorg en Gezondheid begrijpen dat aanpassingen aan infrastructuur soms moeilijker uit te voeren zijn dan aanpassingen in de werking. Ik geef een zeer eenvoudig voorbeeld: het is bijzonder moeilijk om de oppervlakte van kamers aan te passen, veel moeilijker toch dan procedures aan te passen. Want de oppervlakte van een kamer krijg je niet zomaar uitgerekt. Inkrimpen is gemakkelijker dan uitrekken, in elk geval. Daarom trachten wij altijd voldoende tijd te laten tussen de afkondiging van nieuwe infrastructurele erkenningsvoorwaarden en het moment waarop een voorziening aan die voorwaarden moet voldoen.
Het woonzorgcentrum Rodenbach is erkend sinds 1 november 1993. Zij voldoen op dit ogenblik niet op het vlak van infrastructuur en ook niet aan een aantal erkenningsvoorwaarden die vervat zitten in bijlage 12 van het stambesluit van 2009. De normen zijn dus gekend sinds 2009, toen het stambesluit verscheen. Voor deze specifieke erkenningsvoorwaarden was er bovendien al een overgangsmaatregel ingeschreven tot 1 januari 2019.
Dus, collega’s, samengevat: we zijn tien jaar na de afkondiging van deze norm. Dat lijkt mij toch een termijn die voldoende tijd biedt om aanpassingen te kunnen uitvoeren, of minstens zeer concrete plannen te hebben die al ver gevorderd zijn.
In 2019, dus tien jaar later, was duidelijk dat de voorziening nog niet voldeed aan de erkenningsvoorwaarden. Aanvankelijk waren er plannen om een vervangingsnieuwbouw te realiseren. Door een overname werd het project herbekeken en was een vervangingsnieuwbouw op korte termijn geen mogelijkheid meer. Hierdoor zijn er afwijkingen verleend voor twee jaar, tot eind 2021, op voorwaarde dat de voorziening nadien concrete vervangingsnieuwbouwplannen kon voorleggen en ze in het huidige gebouw investeringen uitvoerden om de woonkwaliteit te verhogen.
Eind vorig jaar was er een nieuw overleg tussen de voorziening en het agentschap. Op dat moment bleek dat de voorziening een nieuwe piste voor ogen had, maar die was absoluut nog niet concreet. Er konden verder geen alternatieven geformuleerd worden. Er is wel werk gemaakt om de woonkwaliteit in het huidige gebouw te verhogen, waardoor het agentschap de afwijkingen nog één keer verlengd heeft tot eind 2022.
Op dit moment, collega’s, is het duidelijk dat de plannen die de voorziening heeft, niet snel gerealiseerd zullen worden. De plannen zijn nog onzeker, en ik vrees dat, als ze kunnen worden uitgevoerd, de realisatie nog vier à vijf jaar zal duren. Doordat de infrastructuur bovendien verouderd is – u hebt het zelf gezegd, collega Geerinckx – en niet aangepast is aan de hedendaagse normen en noden van het doelpubliek, nemen de infrastructurele tekorten enkel toe.
Het niet voldoen aan infrastructurele voorwaarden is bovendien niet de enige reden om de voorziening aan te manen. Er zijn daarnaast ook tekorten in de dienstverlening en de zorg. Een aantal van die tekorten kwamen reeds in eerdere verslagen naar boven. De voorziening werd al eens aangemaand in 2019. De tekorten die er toen waren, werden deels geremedieerd, maar ondertussen komen heel wat van deze tekorten terug voor. Het agentschap heeft daarop de voorziening aangemaand en wacht de ontvangst van verdere toelichting over het remediërings- en actieplan af.
Er zijn nog andere voorzieningen die een verouderde infrastructuur hebben. Op de lijst van verhoogd toezicht staan bijvoorbeeld ook de woonzorgcentra Ter Hulst 1 en het Bormanshof in Hoeselt, die beiden over een sterk verouderde infrastructuur beschikken. Die voorzieningen zullen evenwel eind 2023 vervangen worden door een nieuwbouw, waarvoor de werken begin dit jaar opgestart zijn. Ook die voorzieningen hebben in het licht van de realisatie van een vervangende infrastructuur tijdelijke afwijkingen verkregen op de infrastructurele erkenningsvoorwaarden. Op zich kunnen we daar in bepaalde omstandigheden dus mee leven, maar niet als we voelen dat het eigenlijk niet zal lukken.
Wij informeren als overheid de voorzieningen ruim op voorhand over wijzigingen in de erkenningsvoorwaarden en wijzigingen aan de infrastructuurnormen. In het geval van het woonzorgcentrum Residentie Rodenbach zijn de normen afgekondigd tien jaar voordat ze effectief in werking zijn getreden. Eind 2018 werden trouwens alle woonzorgcentra door de toenmalige minister in kennis gesteld van de nakende inwerkingtreding op 1 januari 2019. Ik denk dat het dus toch wel aan de voorzieningen is om tijdig actie te ondernemen. Voorzieningen kunnen trouwens ook het infrastructuurforfait aanvragen bij de realisatie van een vervangingsnieuwbouw. Zo verlichten we als overheid de infrastructuurkost die wordt aangerekend aan de bewoners.
Het is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om te voldoen aan de vigerende infrastructuurnormen. Het lijkt me een grote evidentie dat zowel lokale besturen als private sociale ondernemers hun rol vervullen in het verwezenlijken van betaalbare en kwalitatieve woonzorgcentra. Wat het patrimonium betreft, is het belangrijk dat er middelen worden geïnvesteerd in herconditionering en dat er middelen worden opgebouwd voor toekomstige infrastructuurwerken. Ik zie wel dat veel lokale besturen echt wel vooruitziend zijn om er samen voor te zorgen dat er vermeden wordt dat woonzorgcentra niet voldoen aan verwachtingen van toekomstige generaties.
Mevrouw Geerinckx heeft het woord.
Dank u voor uw antwoorden. Ik denk dat er inderdaad voldoende tijd tussen de twee stappen zat, maar dat het altijd opvolging blijft vereisen om architecturale en infrastructurele ingrepen te doen, want dat neemt inderdaad zijn tijd in beslag.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, toen ik de vraag van collega Geerinckx las, moest ik terugdenken aan een vraag die ik onlangs gesteld heb over de tien recent erkende woonzorgcentra. Ik heb ook de inspectieverslagen van die woonzorgcentra opgevraagd en eentje daarvan is mij bijgebleven. Het gaat om een woonzorgcentrum uit Brugge dat in 2001 een zorgcentrum was voor hulpbehoevende zusters, in 2019 een nieuwe vleugel heeft bijgebouwd en sedert 1 april 2021 erkend is voor veertig woongelegenheden.
Toen ik dat inspectieverslag las, zag ik dat de minimale netto vloeroppervlakte voor een eenpersoonskamer niet gerespecteerd was, maar dat er door het agentschap wel een afwijking werd toegestaan. De kamers beschikten ook niet over een aparte sanitaire cel. Ook dat werd toegestaan. De hoogte van de raamdorpels van de bewonerskamers liet geen ongehinderd zicht op de buitenwereld toe. Dat werd ook toegestaan. Ik vond ook de opmerking terug dat de gemeenschappelijke eet- en leefruimten niet zodanig ingericht zijn dat alle bewoners van een leefgroep comfortabel kunnen zitten. De voorziening voor ouderen is niet volledig rolstoeltoegankelijk. De zonnewering werd niet overal waar nodig geïnstalleerd. Men had ook geen zicht op de buitenwereld. In de individuele sanitaire cellen waren niet overal voldoende handgrepen voor het toilet. In de badkamers en gemeenschappelijke toiletten werden niet overal voldoende handgrepen naast het toilet voorzien. Niet overal in de gemeenschappelijke ruimtes was er een oproepsysteem. En in de gemeenschappelijke sanitaire ruimtes was er ook geen oproepsysteem.
Minister, dat is een woonzorgcentrum dat pas erkend is, in 2021. Het was mij na dat verslag al niet duidelijk wat de aanbeveling of de samenvatting van het inspectieverslag was. Maar het kan toch niet dat met dergelijke normen heel recent nog een nieuw woonzorgcentrum een erkenning krijgt? Graag had ik uw reflectie daarover gehoord.
Het gaat over een heel particulier onderwerp.
Je leest hier anoniem een inspectieverslag voor. Mijn verstand is breed, maar …
Ik heb uw antwoord gehoord. Ik begrijp dat je de ruimtes niet groter kunt maken, maar het is toch belangrijk dat je fundamentele zaken, zoals iets niet rolstoeltoegankelijk maken, meeneemt naar de inspectie en geen erkenning geeft.
Dat klopt, maar de minister kan in het algemeen antwoorden, maar niet over een particulier geval. We schrikken allemaal wat als we horen wat u allemaal zegt, maar …
Het beste zou zijn dat u me signaleert waarover het gaat en dat ik aan de inspectie of aan de erkenningsdienst uitleg vraag.
Ik kan een opmerking maken. Het zou me heel sterk verbazen dat het om een nieuwbouw gaat. Als het gaat om een bestaande voorziening die wordt ingericht voor een bepaald doel, dan zullen er daarvoor misschien redenen zijn. Ik weet het niet. Ik kan daar nu niet op antwoorden, maar het spreekt voor zich dat ik dat wil bekijken.
Ik zal u het inspectieverslag bezorgen.
U zegt gewoon publiek waarover het gaat of u mailt het me door. Ik kan dergelijke zaken niet out of the blue zeggen.
Het gaat over Huize Vogelzang in Brugge.
De vraag om uitleg is afgehandeld.