Report meeting Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Report
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, collega’s, bedankt dat ik hier vandaag aanwezig mag zijn in jullie commissie. Het heeft eventjes geduurd, wegens de drukke agenda.
Uit cijfers van de zorgcentra na seksueel geweld (ZSG’s) blijkt dat het afgelopen jaar zich een recordaantal slachtoffers heeft gemeld. Het zou gaan om 193 slachtoffers per maand, waarvan een op de drie slachtoffers minderjarig is. Daarnaast zou het bij 65 procent van de meldingen gaan om een verkrachting.
Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, zegt dat de stijging vooral te wijten is aan het feit dat er steeds meer zorgcentra openen en dat de bekendheid van dergelijke centra dan groter wordt. We zouden dergelijke stijgingen dan kunnen beschouwen als een positief fenomeen. De Vlaamse coördinator van de hulplijn 1712 treedt bij door te stellen dat ze slachtoffers die bellen naar 1712, consequent doorwijzen naar de zorgcentra.
Een trend die echter wel zorgwekkend is, minister, is het aandeel minderjarigen, dat jaar na jaar stijgt. Dit vraagt dan ook extra aandacht, aangezien de impact van seksueel geweld bij deze groep nog groter is. Deze stijging is moeilijker te verklaren. Een piste die moeilijk uitgesloten kan worden, is dat er meer seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden tijdens het uitgaansleven, sinds het uitgaansleven opnieuw opgestart is.
Vandaar dus ook mijn vragen voor u, minister. Hoe evalueert u de stijgende trend dat er meer minderjarigen slachtoffer worden van seksueel geweld? Ziet u deze stijging ook terug in de cijfers van de hulplijnen die onder uw bevoegdheid vallen?
In het actieplan ter bestrijding van seksueel geweld wordt er geschreven dat alle bestaande diensten met een eerstelijnsaanbod voor slachtoffers van seksueel geweld, zoals het centrum algemeen welzijnswerk (CAW) en de vertrouwenscentra kindermishandeling, inzetten op de bekendmaking van hun op elkaar afgestemd aanbod bij potentiële slachtoffers. Op deze manier wil men dat het duidelijk is waar en wanneer men daarvoor terechtkan. Hierbij zou bijzondere aandacht worden geschonken aan het bereiken van minderjarigen. Hoe staat het momenteel met deze bekendmaking?
Acht u de preventieve acties, geformuleerd in het Vlaams actieplan ter bestrijding van seksueel geweld, voldoende om een succesvolle preventieve aanpak te verzekeren? En mijn laatste vraag, minister: welke initiatieven neemt u nog, desnoods in samenspraak met uw collega-ministers, om de zorg voor minderjarige slachtoffers te optimaliseren?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u, collega, voor de vraag. Vorige week bij de actuele vragen hadden we het ook al eventjes over al die stijgingen. Maar uw vraag is natuurlijk heel specifiek.
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen enerzijds het aantal oproepen over seksueel geweld bij hulplijnen, het aantal meldingen bij de politie, het aantal dossiers die geopend worden bij de hulpverlening en het aantal slachtoffers dat een beroep doet op een zorgcentrum na seksueel geweld enerzijds en anderzijds de incidentie of prevalentie van seksueel geweld.
Op zich is er geen indicatie dat de incidentie of prevalentie van seksueel geweld bij minderjarigen toegenomen is. We weten wel dat de prevalentie van seksueel geweld bij kinderen en jongeren sowieso heel hoog is.
Uit de Sexpert-studie, een studie naar seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) in Vlaanderen, weten we dat een op de zes minderjarigen seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft meegemaakt voor de leeftijd van 18 jaar. Een op de zes, dat zijn wat mij betreft spectaculaire cijfers, in negatieve zin. Het gaat over ernstige vormen van seksueel geweld zoals gedwongen worden om naakt te zijn, gedwongen worden om naar seksuele beelden te kijken, gedwongen worden tot masturbatie, gedwongen worden om orale seks uit te voeren of toe te staan en pogingen tot of zelfs verkrachting.
Ook de UN-MENAMAIS-studie over seksueel geweld in België bevestigt dat 64 procent van de Belgen seksueel geweld heeft meegemaakt in de loop van hun leven. 64 procent, dat gaat dan over de hele groep.
Dan uw tweede onderdeel. De cijfers van de hulplijnen tonen een stijging van de meldingen van seksueel geweld. Voor 1712 is er een stijging van 7402 meldingen in 2019 naar 11.312 in 2021. Voor nupraatikerover.be is er een stijging van 344 meldingen in 2019 naar 613 in 2021. Dat is bijna een verdubbeling. Er is wel zéér sterk ingezet op de bekendheid van deze kanalen.
Het ging er ook vorige week al over in de plenaire. Die stijging kan ofwel zijn dat het verborgene minder verborgen is, maar het kan ook zijn dat er meer geweld is. Het is het ene of het andere. Maar we vermoeden dat het ook te maken heeft met de veel grotere bekendheid van de hulplijnen, wat dan weer een goede zaak is, maar het blijft natuurlijk erg. Daarom heb ik u ook de gewone studies getoond waaruit blijkt dat het zeer ernstig is, en het zou kunnen dat er nu wat meer boven de oppervlakte aan het komen is.
Ik wil daarmee ook benadrukken dat seksueel geweld enorm veel verschijningsvormen heeft. Zowel minderjarigen als meerderjarigen maken seksueel geweld mee. Het gebeurt intra- en ook extrafamiliaal. Het kan over hands-off- en hands-on-geweld gaan. Over al die mogelijke verschijningsvormen krijgen de hulplijnen en het hulpverleningsaanbod hulpvragen. We zien ook dat slachtoffers pas jaren later hun verhaal naar buiten brengen. Ze nemen daarvoor vaak contact op met een anonieme hulplijn. Steeds vaker komen volwassenen praten over wat ze hebben meegemaakt in de kindertijd. Het hulpaanbod is enorm veel laagdrempeliger geworden en ik hoop dat het op die manier ook bespreekbaarder wordt.
1712 lanceert deze zomer een nieuwe website met informatie over seksueel geweld en andere vormen van geweld, waarbij zowel minderjarige als meerderjarige slachtoffers, plegers en andere betrokkenen bij seksueel geweld het aanbod krijgen om met de hulplijn contact op te nemen.
Nupraatikerover.be plant in de zomer een campagne met influencers om het hulpaanbod bij de doelgroep bekend te maken. Ook in het najaar zal er een campagne ontwikkeld worden gebaseerd op verhalen van jongeren die mishandeling, verwaarlozing en seksueel geweld hebben meegemaakt. De afgelopen maanden hebben we geïnvesteerd in een betere vindbaarheid via Google en die campagne wordt maandelijks geëvalueerd en bijgesteld waar nodig. Nupraatikerover blijft de hele zomer beschikbaar.
In het actieplan staan heel wat preventiemethodieken. Ik geef er enkele mee: Relationele en Seksuele Vorming, het Vlaggensysteem voor kinderen/jongeren en voor volwassenen, Grenswijs.be, Onder 4 Ogen en bewustzijnscampagnes als ‘Is ‘t oké? Niet zeker, check het!’ en #WijGRijpenIn. Dat zijn kwalitatieve en onderbouwde preventiemethodieken die het opzetten van een beleid rond seksualiteit, relaties en integriteit promoten. Jammer genoeg vertrekt een preventiebeleid nog te vaak vanuit een case, een voorval van grensoverschrijdend gedrag. Je merkt dat we daarop nog volop moeten investeren.
Het Vlaamse actieplan wordt door de hele Vlaamse Regering gedragen. We maken dit jaar nog een tussentijdse evaluatie en zullen het actieplan eventueel bijsturen. Indien uit die evaluatie blijkt dat er bijkomende acties nodig zijn, zal ik niet aarzelen om die te nemen. U mag me daarvoor altijd alle mogelijke suggesties aanreiken. We zullen die dankbaar meenemen.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitgebreide antwoord, minister. Seksueel geweld kan bij niemand worden toegestaan. Dat lijkt een evidentie, maar dergelijk geweld is helaas een dagelijkse realiteit, zoals u aanhaalde. We zien dat heel veel minderjarigen ten prooi vallen aan seksuele roofdieren want in mijn ogen is een dader niet meer of niet minder dan dat. Dat is ronduit schrijnend.
De acties die al werden opgezet, zijn goed, maar het kan altijd beter zoals u zelf ook zegt, minister. De preventie van seksueel geweld en de correcte opvang van minderjarige slachtoffers is een zaak. Aan de andere kant is het ook enorm belangrijk om te kijken naar de dader. We weten dat er een groot ‘dark number’ is over seksueel geweld en dat daardoor niet alle daders geïdentificeerd worden. Het is cruciaal dat ze een gepaste straf krijgen en indien mogelijk ook in dadertherapie gaan.
Het is bekend dat er voor minderjarige daders van seksueel grensoverschrijdend gedrag niet in elke regio een passend of voldoende gespecialiseerd hulpaanbod is. Voormalig minister Beke gaf ongeveer een jaar geleden aan dat het hulpverleningsaanbod onderzocht wordt en dat het Ambulant Forensisch Aanmeldingsteam (AMFORA) onderzoekt op welke manier het een gecoördineerde instroom voor minderjarige plegers kan blijven organiseren evenals een groepsaanbod voor minderjarigen. Is er al zicht op die lacunes van het hulpverleningsaanbod voor minderjarige plegers? Welke optimalisaties worden er doorgevoerd?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, seksueel geweld en seksuele handelingen zonder toestemming zijn vanzelfsprekend verwerpelijk. Daar moet krachtdadig tegen opgetreden worden. Er moet voldoende hulpverlening zijn voor wie dat meemaakt. Het is ook nodig dat er wordt gewerkt aan preventie. Het is goed dat de Vlaamse Regering een actieplan heeft. Ik heb daarover al meerdere vragen gesteld, ook aan de coördinerende minister in de commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie.
Seksueel geweld gebeurt op heel veel manieren, op veel plekken, in veel contexten en op veel leeftijden. Het staat vast dat het een enorme impact heeft op de slachtoffers en dat die dat vaak jaren meedragen. Zoals de minister heeft gezegd, durven ze er pas veel jaren later mee naar buiten komen of hulp zoeken. Ik denk dat het ook belangrijk is om meer zicht te krijgen op contexten waarin seksueel geweld gebeurt. Dat is op elke plek en in elke omgeving onaanvaardbaar, maar als we meer zicht krijgen op de contexten waarin het vaak gebeurt, dan kun je daar gemakkelijker preventief tegen optreden. Ik maak heel graag de link met alcohol en drugs. In de recente verstrenging van het strafrecht staat de toestemming veel centraler. Iemand die geïntoxiceerd is, kan nu eenmaal geen wettige toestemming geven. Ik zal daarover verdere vragen stellen, minister. Het zou goed zijn dat er verder wordt gekeken in welke contexten seksueel geweld vooral voorkomt zodat er ter zake preventief beleid kan worden gevoerd.
U had het over campagnes in de zomer. Kan er daarin meegenomen worden dat er een wettige toestemming is vereist en dat die onmogelijk kan worden gegeven door iemand die geïntoxiceerd is?
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
We weten inderdaad dat er een lang aanslepend probleem is. Dat is dat België, en ook de Vlaamse Gemeenschap, een enorm probleem heeft als het gaat over het dark number van seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar ook van seksuele misdrijven. Er wordt in dit verband vaak over de cijfers in Zweden gepraat. Zij hebben een gigantisch aantal verkrachtingen, terwijl dat in realiteit mogelijk te wijten is aan het feit dat mensen veel vaker aangifte doen. Ik vraag me af of u enig zicht hebt in hoeverre deze stijging van cijfers te wijten is aan het verkleinen van dat dark number, want als we het hebben over de schattingen van wie aangifte doet bij ons, dan gaat het over ‘single-digit numbers’.
Ten tweede, wat de preventieve aanpak betreft, weten we dat het grootste deel van het seksueel grensoverschrijdend gedrag zich voordoet in de directe omgeving: binnen het gezin, bij vertrouwenspersonen, zelfs binnen school en vrije tijd en dergelijke. Daar vraag ik me af of er niet heel veel preventief werk zou kunnen worden gedaan, via goede seksuele opvoeding op school, die ook daarop ingaat, zodat jonge mensen leren om hun seksualiteit op een respectvolle manier te verkennen, met respect voor zichzelf en voor de ander. Gaat u daar nog verdere stappen ondernemen? Want daar lijkt me toch een grote kans te liggen om heel veel leed te vermijden, ook omdat de meeste plegers niet de bedoeling hebben om een misdaad te plegen.
Minister Crevits heeft het woord.
Bedankt voor de aanvullingen, collega’s. Uw suggestie, collega Schryvers, over de zomercampagnes, nemen we zeker mee. Het moet voldoende laagdrempelig geformuleerd worden, uiteraard. U hebt zeker een punt dat het belangrijk is om dat ook mee te nemen.
Collega Blancquaert, naast de diensten die u genoemd hebt, bieden ook de diensten voor herstelgericht en constructieve afhandeling – dat zijn de zogenaamde HCA-diensten – leerprojecten aan die zich richten tot minderjarige plegers van geweld-, vermogens-, drugs- en/of seksuele delicten en die erkennen in de fout gegaan te zijn. Het gaat specifiek om delicten bij minderjarigen tussen de 12 en 18 jaar. Dit is dus misschien aanvullend voor u belangrijk om te weten.
In het kader van het nieuwe jeugddelinquentierecht dat eraan komt, zal het zeker zaak zijn om het mobiele aanbod verder uit te breiden, gelet op de mogelijkheden die de jeugdrechter zal hebben voor alternatieve straffen. We nemen dat ook zeker mee in het geheel.
Collega Groothedde, ik denk dat u ook diegene was die vorige week in de plenaire over dat dark number begon toen de vraag gesteld werd. Ik heb bij de eerste paragrafen van mijn antwoord net gewezen op studies die de globale cijfers meegeven, omdat het een beetje mijn zorg is dat we nu nog totaal niet zitten waar we moeten zitten. We kunnen niet weten wat onder de waterlijn zit. We hebben studies waarvan ik van mijn stoel val. 64 procent van de Belgen hebben seksueel geweld meegemaakt in de loop van hun leven. 64 procent: ik vind dat zelf heel veel. Als je dat afzet tegenover de meldingen, dan is er nog een heel grote gap. Ik wil gewoon die 64 procent naar beneden, dat is eigenlijk mijn grootste doel.
Wat preventie betreft, zal ik straks nog een woordje zeggen over seksuele opvoeding op school. Mijn groot probleem is dat mensen daar jaren mee blijven rondlopen. Mocht het zijn dat geweldpleging direct aan de oppervlakte zou komen, dan kun je er snel op handelen, maar sommige mensen spreken nu over dingen van tien, twintig, dertig jaar geleden. Vandaar dat ik de campagnes die nu lopen, zo belangrijk vind. Laat ons erover spreken. Weet dat het niet normaal is. Meld het. Je kunt het ook anoniem doen. We moeten mensen aanzetten om erover te spreken. Want als iets niet bespreekbaar is, blijft het ook in het verborgene. Dat hebben we ook al heel vaak meegemaakt.
Wat het onderwijs betreft, had ik ook weer een milde glimlach. Dat doet me ook denken aan mijn jaren op Onderwijs, toen we ook heel veel vragen hebben beantwoord over seksuele opvoeding op school. Ik vind dat we ter zake al een enorme weg hebben afgelegd als ik bedenk hoe u zelf seksuele opvoeding hebt gekregen. Ik ben nog een pak ouder. Bij mij was het nog helemaal anders: de ooievaar kwam er nog net niet aan te pas. (Opmerkingen van Celia Groothedde)
Er zijn natuurlijk de eindtermen. Scholen hebben heel veel vrijheid wat dat betreft. Ik heb in het verleden ook vragen gekregen over bepaalde pakketten die werden aangeboden en die niet zo ideaal waren. Er is dus een weg te gaan, maar er wordt ook vaak goed werk gedaan. Op het gevaar af mij nu op gevaarlijk terrein te begeven, ik stel bijvoorbeeld vast dat bij de onthaalmoeder waar mijn kleindochter naartoe gaat aan de kindjes al wordt geleerd om ‘stop’ en ‘neen’ te zeggen, dus om mondig te zijn. Ik vind het een heel goede evolutie dat dit gebeurt. Zelfs vóór ze seksuele opvoeding krijgen, wordt al aan kinderen geleerd dat ze ‘neen’ moeten durven te zeggen als er grenzen worden overschreden, zeker bij alle zaken die hun integriteit aantasten.
We gaan dus verder aan de slag.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, opnieuw veel dank voor uw antwoord. Ik denk dat we allemaal duidelijk zijn wat dergelijk geweld en alles daaromtrent betreft. Ik moet wel eerlijk zeggen dat ik collega Groothedde niet meteen volg wat die seksuele opvoeding op school betreft. Dat is in de eerste plaats de taak van de ouders. Natuurlijk is dergelijke opvoeding noodzakelijk op de schoolbanken, maar als we de scholen aan alle leerlingen en adolescenten moeten laten aanleren dat ‘neen’ neen is, en dat ‘stop’ stop is, dan denk ik eerlijk gezegd dat we gedoemd zijn als we dat nog aan een 14-jarige moeten aanleren. Minister, u vindt in ons alvast een partner om die 64 procent naar beneden te halen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.