Report meeting Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over de uitgevoerde praktijktesten om discriminatie op de huurmarkt in kaart te brengen
Vraag om uitleg over het onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel met betrekking tot discriminatie op de private huurmarkt
Vraag om uitleg over de bestemming van niet-ingevulde plaatsen voor Oekraïners
Report
– Een aantal sprekers nemen mogelijk deel via videoconferentie.
De heer Veys heeft het woord.
Ik heb twee vragen ingediend: de ene focust op de zelfregulering door de immobiliënsector en de andere op de nieuwe studie van professor Pieter-Paul Verhaeghe van de Vrije Universiteit Brussel (VUB).
Het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars (BIV), het officiële tucht- en controleorgaan van alle vastgoedmakelaars in België dat niet minder dan 10.950 vastgoedmakelaars telt, publiceerde onlangs zijn jaarverslag. Uit het gedeelte Tucht en dienst Opsporing blijkt dat er 1500 tuchtdossiers tegen vastgoedmakelaars geopend zijn geweest in 2021: 1013 aan Nederlandstalige en 487 aan Franstalige kant. Daarvan werden er 1085 geseponeerd; 183 keer leidden die dossiers tot een zware sanctie en 32 vastgoedmakelaars mogen het beroep zelfs nooit meer uitoefenen.
De vastgestelde wanpraktijken zijn divers: van vastgoedmakelaars die de voorschotten van hun klanten gebruikten om lonen uit te betalen tot het opschrijven van fictieve namen op aankoopbeloftes en compromissen om een commissie op te strijken.
Daarnaast blijken er ook heel wat nepmakelaars actief te zijn. Het gaat om mensen die zonder de verplichte erkenning zelfstandig aan de slag zijn in de vastgoedsector. Het BIV spoort de nepmakelaars op met twee voltijdse privédetectives, die zich kunnen voordoen als kandidaat-koper. Ze doen zich dus voor als iemand anders. Dat zijn een soort praktijktesten voor makelaars. Dat is toch belangrijk voor de discussie die straks volgt. De privédetectives kunnen als kandidaat-koper een vastgoedkantoor binnenwandelen of een huisbezoek aanvragen. Op die manier werden er vorig jaar 408 dossiers tegen nepmakelaars geopend en werd er zeventien keer overgegaan tot een gerechtelijke veroordeling. Aan veroordeelden wordt meestal een dwangsom van 5000 euro per inbreuk per dag opgelegd.
Het is kortom duidelijk dat het BIV al een aantal acties onderneemt om een professioneel en betrouwbaar imago op te bouwen. Dat is terecht. Op het vlak van consumentenbescherming zijn er dan ook al belangrijke stappen gezet om een aantal cowboypraktijken uit de sector te bannen. De Vooruitfractie vindt dat het allerbelangrijkste.
Tegelijk hebben we de indruk dat een aantal hardnekkige wantoestanden vandaag nog te veel onder de radar blijft. In deze commissie hebben we het al talloze keren gehad over de discriminatie op de huisvestingsmarkt. Om discriminatie van kandidaat-kopers en -huurders tegen te gaan, is ook de medewerking van de vastgoedmakelaars essentieel. Pas als vastgoedmakelaars consequent de wet naleven en verkopers en verhuurders op een goede manier bijstaan om hen bewust te maken van hun denkpatroon en hen te overtuigen om een keuze te maken op basis van objectieve criteria, kunnen er op dat vlak stappen vooruitgezet worden. Eenzelfde doortastende aanpak van discriminatie op de huisvestingsmarkt is dan ook essentieel voor de geloofwaardigheid en het imago van de sector. Het is dan ook jammer dat het optreden tegen discriminatie nauwelijks aandacht krijgt in het jaarverslag van het BIV. We zien niet op welke basis de seponeringen zijn gebeurd en over welk thema de klachten gingen.
Ik heb de volgende vragen voor u, minister. Vindt u dat het BIV al voldoende aandacht besteedt aan discriminatie op de huisvestingsmarkt en er voldoende doortastend tegen optreedt?
Welke mogelijkheden ziet u voor het BIV om discriminatie op de vastgoedmarkt strenger aan te pakken? Op welke manier kunt u het BIV daarin aanmoedigen of ondersteunen? Zult u daartoe zelf bijkomend initiatieven nemen en extra budget vrijmaken? Wat zijn uw plannen?
Meer dan twee derde van de tuchtdossiers wordt geseponeerd. Over welke dossiers gaat het en waarom worden bepaalde dossiers geseponeerd? Dat lijkt me essentieel om de werking van de zelfregulering goed te kunnen evalueren.
Hoeveel bewijzen van brede discriminatie hebt u nog nodig om in te zien dat praktijktesten de enige oplossing zijn om discriminatie in Vlaanderen echt aan te pakken?
Die vraag sluit aan bij mijn tweede vraag naar aanleiding van de publicatie van de studie van professor Pieter-Paul Verhaeghe van de VUB vorige week. Daaruit blijkt dat discriminatie op basis van afkomst nog altijd een probleem is. Het onderzoek was beperkt tot de Antwerpse huurmarkt, maar de resultaten zijn in overeenstemming met de resultaten in de andere landsdelen. De verklaring voor de locatiegebonden discriminatie ligt volgens de sociologen deels bij de inschattingen van de makelaars. Zij gaan er vaak van uit dat witte kandidaat-huurders liefst in wijken leven met buurtbewoners die op etnisch vlak op hen lijken. Dat blijkt uit de wetenschappelijke hypotheses die zijn getoetst in een kwantitatief onderzoek. Bovendien laten verhuurders zich vaak leiden door vooroordelen omdat ze weinig informatie over de kandidaten hebben. Die handelswijze is echter niet onschuldig omdat die op langere termijn residentiële segregatie in de hand kan werken.
Volgens de onderzoekers van de VUB kunnen de resultaten van bewustmakende tests ingezet worden om verhuurders of makelaars duidelijk te maken dat de bestaande vormingen nodig zijn. De onderzoekers vinden ook dat er een juridische stok achter de deur moet zijn voor wie keer op keer discrimineert. In een reactie op het onderzoek stelde u echter dat u vindt dat de overheid een verkeerd signaal uitzendt wanneer ze de eigen burgers in de val probeert te lokken met leugens. Praktijktesten leiden volgens u niet tot gedragsveranderingen. Nochtans toont de wetenschap keer op keer aan dat er nog te vaak wordt gediscrimineerd in Vlaanderen en dat praktijktesten daarop een gunstig effect hebben. Ik heb de volgende vragen voor u, minister.
Bent u het ermee eens dat het een probleem is dat etnische minderheidsgroepen het structureel moeilijker hebben op de huurmarkt en dat er bijgevolg sprake is van discriminatie?
Bent u het ermee eens dat het een probleem zou zijn als etnische minderheden geen woning kunnen huren in een buurt waar weinig andere etnische minderheden wonen?
Gaat u ermee akkoord dat praktijktesten, zoals hier uitgevoerd in Antwerpen, die problematiek op een wetenschappelijke manier in kaart brengen? Zo niet, kent u andere methoden om dat te doen?
Waarom blijft u weigeren om praktijktesten op de huurmarkt op grote schaal te ontwikkelen om discriminatie tegen te gaan?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Minister, collega’s, ik zal de inleiding van collega Veys niet herhalen, maar ik wil nog zeggen dat mijn fractie – en ik denk elke fractie in deze commissie – elke vorm van discriminatie verwerpelijk vindt. Er moet wel goed worden nagedacht over welke maatregelen we nemen. Die moeten effectief zijn en meer doen dan alleen het probleem ontwijken. U hebt al verschillende maatregelen genomen, zoals de Cleeapplicatie en de meldpunten. Die zijn nu operationeel en ik verwacht daar veel meer van dan van eventuele praktijktesten.
Ik heb een heel concrete vraag voor u, minister: hoe evalueert u de studie en hoe kunnen we werk maken van een laagdrempelige private huurmarkt?
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, collega’s, het feit dat er verschillende vragen over discriminatie zijn, betekent dat er toch een en ander aan de hand is op de huurmarkt. Mijn collega Groothedde had een vraag om uitleg ingediend en ik ben blij dat collega Veys de problematiek al heeft geschetst. De vragen zijn een beetje gelijklopend en ik hoop dat we daar een antwoord op krijgen.
Mijn focus ligt in de eerste plaats op de discriminatie van vluchtelingen. Minister, u weet dat de Brusselse arbeidsrechtbank het Federaal Agentschap voor de Opvang van Asielzoekers (Fedasil) veroordeelt omdat het opvangrecht van reguliere asielzoekers zou worden geschonden. Volgens Vluchtelingenwerk Vlaanderen zouden er in Brussel dagelijks 40 tot 70 asielzoekers op straat blijven staan zonder opvang. Dat staat in schril contrast met de meer dan 11.000 beschikbare plaatsen in Vlaanderen.
De som lijkt simpel: in Brussel zijn er asielzoekers die op straat staan, in Vlaanderen staan er plaatsen leeg. We hebben dat vorige week ook in een reportage van Het Journaal duidelijk kunnen zien. De mannen die staan te wachten, moeten buiten slapen.
We beseffen dat de realiteit niet zo eenvoudig is, maar een tijdelijke oplossing voor de asielzoekers die vandaag gewoon op straat komen te staan, zou volgens ons toch mogelijk moeten zijn, als de wil er is om pragmatisch en menselijk te zijn.
Minister, de lege opvangplaatsen niet openstellen voor asielzoekers is een politieke keuze. Hoe verantwoordt u die? Is het geen optie om een percentage van de leegstaande opvangplaatsen in te zetten voor de tijdelijke opvang van asielzoekers? Ik heb gisteren naar mijn eigen gemeente verwezen. Die heeft ook een collectieve opvang, maar die staat momenteel leeg omdat we nog geen Oekraïners hebben gevonden om daar te komen wonen. We hebben heel wat plaatsen te bieden in Lubbeek.
Bovendien blijkt er ook een probleem met de uitstroom uit opvangcentra van Fedasil. De reden is dat erkende vluchtelingen maar moeilijk een plek vinden op de overbevraagde Vlaamse huurmarkt. Dat heeft zowel te maken met een tekort aan geschikte en betaalbare huurwoningen als met de discriminatie op de Vlaamse huurmarkt die onlangs nogmaals in de media aan bod kwam. Minister, dat is uw bevoegdheid en verantwoordelijkheid. Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat er meer betaalbare huurwoningen bijkomen?
Welke bijkomende maatregelen neemt u om de discriminatie op de huurmarkt tegen te gaan, nu net de zoveelste studie opnieuw bevestigt dat er een groot discriminatieprobleem is en dat praktijktesten hier een deel van het antwoord op kunnen zijn?
Iedereen is vanochtend wakker geworden met de verslaggeving over het rapport van Unia waarin de hardnekkige discriminatie op de woonmarkt naar voren werd geschoven. Uit dat rapport blijkt dat 45,8 procent van de geopende dossiers daarover gaat. We worden elke dag met de neus op de feiten gedrukt. Hoe zult u dat aanpakken, minister?
Minister Diependaele heeft het woord.
Collega’s, aangezien er veel vragen zijn die overlappen, zal ik zoveel mogelijk gebundeld proberen te antwoorden.
Ik begin bij de vragen over het onderzoek van de VUB. Het onderzoek gaat dieper in op de factoren die spelen bij etnische discriminatie op de private huurmarkt. In het bijzonder hebben de onderzoekers gekeken naar de samenhang tussen etnische discriminatie door de makelaar en de bevolkings- en socio-economische samenstelling van de buurt waarin de huurwoning is gelegen. Uit het onderzoek blijkt, in het algemeen, dat er meer sprake is van etnische discriminatie als in een buurt minder bewoners van etnische afkomst wonen. Het omslagpunt zou op ongeveer 30 procent liggen. De verklaring voor deze discriminatie zou volgens de onderzoekers deels bij de makelaars liggen, die er vaak van uitgaan dat kandidaat-huurders liefst in wijken leven met buurtbewoners die op etnisch vlak op hen lijken. Daarnaast zouden verhuurders vaak weinig informatie hebben over de kandidaat-huurders en zich laten leiden door vooroordelen.
Een andere recente studie van dezelfde onderzoekers, maar dan uitgevoerd op de huurwoningmarkt van Antwerpen in april dit jaar, was er voornamelijk op gericht om na te gaan hoe de cijfers zijn gewijzigd sinds de nulmeting in 2020. Uit de resultaten bleek dat de etnische discriminatiegraad gezakt is van 17 procent in 2019-2020 naar 10 procent in 2021. Er worden door de onderzoekers verschillende redenen aangehaald voor de daling in het percentage.
Een eerste belangrijke reden, en dat zagen we in Gent ook, is louter het effect van de aankondiging van een nieuwe reeks testen. Men gaat het gedrag als het ware aanpassen aan de testen.
Vervolgens wordt er gewezen op het gegeven dat het thema van huurdiscriminatie de voorbije twee jaar ook frequent in de media is gekomen, onder meer door studies in andere steden en de daarmee gepaard gaande beleidsacties.
Daarnaast wijzen de onderzoekers ook op de rol van de belangenvereniging van makelaars, de Confederatie van Immobiliënberoepen Vlaanderen (CIB), dat vaak communiceert over het thema met concrete aanbevelingen, en de inzet op diversiteitstrainingen voor makelaars.
De onderzoekers geven aan dat dit alles samen tot een veranderde cultuur heeft geleid, waarbij makelaars zich meer bewust worden van hun soms onbewuste vooroordelen en misschien ook minder worden geconfronteerd met discriminerende vragen van hun klanten.
Ik denk dat er in deze commissie geen discussie over bestaat of er al dan niet sprake is van discriminatie op de huurwoningmarkt, noch over het feit dat dat onaanvaardbaar is en het moet worden aangepakt. Wel is er duidelijk een verschil van mening over de wijze waarop dit probleem het best wordt aangepakt. Ik blijf overwegend negatief over praktijktesten: ze zeggen enkel iets over de eerste fase van het verhuurproces, namelijk of iemand al dan niet werd uitgenodigd voor een bezichtiging. Van het verdere verloop van het verhuurproces, namelijk of iemand al dan niet een huurcontract heeft gekregen, weten we echter niets. Minstens even interessant is om te weten waarom een verhuurder niet verder contact heeft opgenomen met een potentiële huurder, maar dergelijke kwalitatieve data kunnen niet worden verkregen via praktijktesten.
De studie die een paar maanden of jaren geleden ook is gebeurd met betrekking tot de meerwaarde van praktijktesten heeft er ook op gewezen dat het voornamelijk gaat om een sensibiliserend effect.
Laat het ook duidelijk zijn, de meeste verhuurders zijn geen mensen met tientallen huurwoningen. Het zijn vaak mensen die één huis of appartement verhuren en die mensen kunnen we met praktijktesten niet eens vatten.
We zien ook dat verhuurders hun gedrag gaan aanpassen om de praktijktesten te omzeilen: ze nodigen een potentiële huurder pro forma uit, om hem dan in een latere fase geen huurcontract aan te bieden. Is dat dan wat we willen bereiken? Daar mikken wij met ons beleid in elk geval niet op. Wat ik wil is een langdurige gedragswijziging in de hoofden van mensen en geen kortstondige tik op de vingers, geen flitspaaleffect.
Daarom blijf ik voorstander van een antidiscriminatiebeleid dat wordt gedragen door de volledige sector. Omdat de sector zelf geen voorstander is van praktijktesten, is gekozen om in te zetten op zelfregulering van de sector, via het informeren en sensibiliseren van de leden en burgers. Hiertoe werd tijdens de vorige legislatuur het actieplan Vlaams antidiscriminatiebeleid op de private huurmarkt afgekondigd. Dat actieplan focust in hoofdzaak op een langdurige gedragsverandering en kent daarbij een belangrijke rol toe aan de lokale besturen en de belangenorganisaties.
Van de betrokken koepelorganisaties, de Verenigde Eigenaars, Eigenaarsbond en CIB Vlaanderen, wordt verwacht dat zij de nodige inspanningen leveren om hun leden te informeren, te sensibiliseren en te empoweren. Hun engagementen zijn opgenomen in een convenant dat in mei 2019 werd ondertekend. Het feit dat we gekozen hebben voor zelfregulering is ook in geen geval een vrijgeleide, maar we geven de sector, die daarvoor het best geplaatst is, hier net de verantwoordelijkheid om de engagementen om te zetten in daadkracht. En dat doen ze ook.
Ik zal een kort overzicht geven van de stand van zaken van de verschillende lopende initiatieven.
Uit de periodieke bevragingen blijkt dat de koepelorganisaties de aangegane engagementen opvolgen. De koepelorganisaties informeren hun leden over het geldende regelgevend kader – zowel individueel als collectief –, stellen modeldocumenten ter beschikking in overeenstemming met de geldende regelgeving en verdelen de brochure van Wonen-Vlaanderen ‘Discriminatie op de huurmarkt’.
Vooral de informatieverstrekking op collectieve basis neemt een belangrijke plaats in. Zo nemen voor private verhuurders de Verenigde Eigenaars deel aan vormingsmomenten, vaak georganiseerd door lokale overheden. Op die manier worden veel private verhuurders tegelijk bereikt en correct geïnformeerd. Ten aanzien van de vastgoedmakelaars organiseert CIB vormingen. Zo werden in 2021 9 extra sessies uitgerold met in totaal 236 aanwezigen. Deze vormingen worden trouwens georganiseerd in samenwerking met Unia en de VUB. Bijkomend werd in 2021 een webinar-on-demand aangeboden, zodat vastgoedmakelaars zich tijd- en plaatsonafhankelijk kunnen bijscholen over dit thema. CIB biedt op haar website ook alle relevante informatie aan inzake antidiscriminatie. Belangrijk is dat de vormingsmomenten voor private verhuurders en de website van CIB niet beperkt zijn voor de eigen leden, maar beschikbaar zijn voor alle private verhuurders en vastgoedmakelaars, zodat ruimer dan enkel de eigen leden wordt gesensibiliseerd.
Daarnaast werd de Cleetool ontwikkeld en ter beschikking gesteld door CIB. De digitale applicatie is gericht op het objectiveren en uniformiseren van het verhuurproces om discriminatie op de huurmarkt in te dijken. Ik hoop persoonlijk dat die ook verder wordt uitgewerkt, zodat je echt enkel op basis van objectieve criteria een juiste afweging kunt maken.
In het kader van de IGS-projecten (intergemeentelijk samenwerkingsverband) lokaal woonbeleid zijn de meldpunten voor problematische situaties op het vlak van wonen operationeel sinds 2021. Bij deze meldpunten kunnen minstens meldingen van discriminatie op de private huurmarkt gedaan worden. Deze activiteit is verplicht voor de 255 deelnemende IGS-gemeenten. In totaal zijn over alle meldpunten heen 541 meldingen geregistreerd van een problematische woonsituatie in 2021. Daarvan gingen er 314 over discriminatie op de private huurmarkt en 227 over andere problematische situaties.
Dan wat de rol van het BIV betreft. Ik wil er toch op wijzen dat dit een onafhankelijke instelling is die onder voogdij van de federale minister van Middenstand staat. Het BIV controleert de toegang tot het beroep van vastgoedmakelaar, het spoort de onwettige beroepsuitoefenaars op en het waakt over de naleving van de deontologie. Naast de controle- en tuchtopdrachten ondersteunt het BIV de vastgoedmakelaars onder andere via een vormingsaanbod en een juridische helpdesk. Het BIV neemt verschillende initiatieven om het thema discriminatie onder de aandacht te brengen van de makelaars: onder meer via een basisopleiding ‘Antidiscriminatie. De wet en de dagelijkse praktijk van de vastgoedmakelaar’, het ter beschikking stellen van een informatiebrochure en een antidiscriminatieclausule.
Daarnaast ziet het BIV toe op de naleving van de deontologische verplichtingen van vastgoedmakelaars. Indien een vastgoedmakelaar zich schuldig maakt aan discriminatie, begaat deze een deontologische fout. Het slachtoffer van de discriminatie kan hiervoor een klacht indienen, waardoor een tuchtprocedure kan worden opgestart. Ik heb geen zicht op de aard en inhoud van de tuchtdossiers die door het BIV worden geseponeerd. Ik weet wel dat in 77 procent van de dossiers, de betrokken vastgoedmakelaar zich diende te verantwoorden voor de Uitvoerende Kamer. De tuchtprocedures bij het BIV tegen discriminerende vastgoedmakelaars nemen toe, evenals het aantal opgelegde tuchtsancties. Merk op dat hier een verschil zit met de resultaten van de praktijktesten. Dit toont aan dat het inzetten op de bestaande instrumenten effectief loont. Het BIV gaat daarnaast ook sensibiliserend te werk. Zo werden in 2021 24 vormingssessies georganiseerd waar in totaal 550 vastgoedmakelaars aan deelnamen.
Het BIV neemt dus verschillende initiatieven om discriminatie op de woningmarkt tegen te gaan, in overeenstemming met en in uitvoering van haar opdrachten. Ik zie niet direct in welke bijkomende initiatieven genomen zouden kunnen worden, noch ben ik in de positie om deze instantie bijkomende taken op te leggen.
Ten slotte was er nog een vraag over de bestemming van niet-ingevulde plaatsen voor Oekraïners.
Vlaanderen heeft zich geëngageerd om 30.000 opvangplaatsen voor ontheemde Oekraïners te voorzien. Deze plaatsen worden voorbehouden om de constante instroom op te vangen. Evenzeer dienen deze plaatsen een antwoord te bieden op de vraag naar herhuisvesting. Meerdere particuliere gastgezinnen geven immers aan dat een blijvende opvang moeilijk ligt, hetgeen we voorspeld hadden.
Het reserveren van de plaatsen voor andere asielzoekers is daarom enerzijds niet mogelijk, maar anderzijds ook niet wenselijk. De reguliere opvang van asielzoekers is en blijft een federale bevoegdheid. Daar hebben wij vanuit Vlaanderen geen enkel engagement in op te nemen.
Ik wil ook even wijzen op een zekere verwarring. Gisteren nog maar hebben we in de plenaire de vraag gekregen of we wel voldoende bufferplaatsen hebben voor de uitstroom van de PlekVrij-actie. Hebben we er wel voldoende? Er zijn signalen vanuit een paar lokale besturen dat zij vrezen dat dat niet het geval is, wij denken dat we die wel nog hebben. We moeten natuurlijk bekijken of we dat op lange termijn kunnen aanhouden. Gisteren hebben we geantwoord dat we er morgen eventueel nog initiatieven voor zouden nemen, enerzijds. Anderzijds is er dan een oproep: gebruik die plaatsen voor anderen.
Eerst en vooral denk ik dat we die plaatsen, puur praktisch, nodig hebben voor de opvang van Oekraïners, onder andere voor de uitstroom uit PlekVrij. Ten tweede is het opvangen van niet-Oekraïners niet onze bevoegdheid. En ten derde, voor mij is dat ook een no-go. We gaan die plaatsen niet gebruiken voor andere asielaanvragen. Dat heeft alles te maken met het feit dat we een beetje een stilzwijgende overeenkomst hebben met onze Vlaamse samenleving. Daarbij nemen we onze rol op voor de opvang van Oekraïense vluchtelingen, omdat de solidariteit in onze samenleving daarvoor bijzonder groot is. Dat kadert ook in de opvang in eigen regio, waar de Vlaming ook achter staat, zo blijkt uit die solidariteit. We gaan die stilzwijgende overeenkomst met onze Vlaamse samenleving niet verbreken door dat uit te breiden naar anderen dan Oekraïense vluchtelingen. Dat is voor mij inderdaad een heel duidelijke lijn.
De heer Veys heeft het woord.
U weet dat wij een andere mening hebben. Ik heb toch het gevoel dat u wat hardnekkig bent en zich verzet tegen die praktijktesten. Ik vind dat vooral vreemd, omdat de conclusie dat praktijktesten de beste maatregel zijn, er een was van een expertengroep die was aangeduid door de Vlaamse Regering. Dat was in de periode dat er wat onenigheid was in de plenaire vergadering bij onze resolutie om praktijktesten in te voeren. Ik heb dat toch gelezen als conclusie van die expertengroep.
Nochtans gebeuren die testen ook in heel veel steden en gemeenten, zoals bij ons in Kortrijk, met een coalitie van Vooruit, Open Vld en N-VA. Ik heb de indruk dat de lokale N-VA bij ons dan toch iets meer naar de feiten kijkt, en naar hoe het op het terrein loopt. Ook in Antwerpen zien we dat het kan, waar uw partij en die van mij overigens samen besturen. Het was ook in die optiek dat ik het u vroeg. U zegt dat het geen effect heeft, maar u citeerde zelf de verlaging van de discriminatiegraad. We hebben dat ook gezien in Gent, waar het van 26 procent naar 14 procent is gegaan, in de periode 2015-2017.
Ik stel vast dat de Open Vld-fractie noch via Zoom, noch hier aanwezig is, maar wat ik ook heb gezien – en dat vind ik dan nog wat vreemder – is dat minister Somers op de dag dat dit onderzoek verscheen, zei dat correspondentietesten wel degelijk hun nut bewijzen. Hij verwees naar de daling van de discriminatiegraad in zowel Gent als Antwerpen. Ik zou u dus graag willen vragen: is dit uw persoonlijk standpunt of is dit het standpunt van de regering? Kunt u daar wat klare wijn schenken?
Nu, in ieder geval: met Vooruit volgen wij de wetenschap. Discriminatie op de woonmarkt moeten we niet tolereren, dat is verwerpelijk, zoals collega Sminate zegt. Ik apprecieer ook dat ze dat zegt. Ik denk dat bijna alle fracties discriminatie effectief verwerpelijk vinden, maar we moeten het ook aanpakken.
Ik heb nog enkele bijkomende vragen, op basis van wat u daarnet toelichtte.
Wat betreft de meldpunten: er zijn 70 IGS, in 255 gemeenten. Zijn er dan 255 meldpunten of is er maar eentje per samenwerkingsverband? Als we de hervorming van de woonmaatschappijen doen ten bate van kandidaat-huurders, van mensen die moeilijkheden ervaren op de private huurmarkt, en u er dan voor pleit dat het goed is dat ze zich in iedere gemeente kunnen inschrijven, kan dat dan bij uitbreiding ook voor de meldpunten? Het lijkt me toch het minimum minimorum om daar ook een lage drempel te voorzien.
U gaf ook de cijfers bij de meldpunten: er zijn 541 meldingen geregistreerd, waarvan 314 over discriminatie en 227 over andere problematische situaties. Hoeveel van die meldingen zijn doorgegeven aan Unia voor verdere behandeling? Hebt u daar ook cijfers over? Dat vroeg ik me nog af.
Wat betreft de infosessies voor de Verenigde Eigenaars: u haalt aan dat dat een beetje een lacune is in de praktijktesten zoals die op vandaag worden uitgevoerd, want ze richten zich hoofdzakelijk op makelaars. Hebt u cijfers van het bereik van de Verenigde Eigenaars? Hoeveel particuliere verhuurders bereiken zij met die infosessies? Ik denk dat dat wel een interessante vraag zou kunnen zijn, omdat daar zeker nog heel wat werk kan worden verricht.
Tot slot, wat betreft de tool Clee: u zegt dat die objectiveert en het uniformiseren van het verhuurproces zou tegengaan. De tool wordt meer en meer gebruikt binnen de sector. Ik vraag me het volgende af. U zegt dat die tool kan worden gebruikt om discriminatie tegen te gaan, maar we zien natuurlijk dat het hier in hoofdzaak gaat om discriminatie op basis van etnische afkomst, dan is het de naam die een gevolg heeft. Ik ben onlangs – het is al een paar maanden of een jaar geleden – eens gaan kijken naar die tool, maar daar kon ik de naam zien van de kandidaat-huurders. Dan vat ik niet goed hoe die tool discriminatie kan tegengaan. Als de naam daar effectief zichtbaar is, wat is dan het nut van die toepassing? Kunt u dat nog wat verduidelijken?
Tot slot, nog een opmerking. U wijst erop dat het puur om een uitnodiging pro forma gaat, dat de verhuurders de mensen enkel pro forma uitnodigen, om ze dan toch te weigeren. We zien echter dat ‘onbekend is onbemind’ een belangrijk argument is waarom discriminatie nog steeds te veel realiteit is. Ik wil dus gewoon even een kanttekening maken: een uitnodiging pro forma kan ook wel leiden tot een eerste contact. Dan kan men zien: ‘Mijn eerste gevoelens bij die andere familienaam zijn misschien niet correct. Het zijn ook maar gewone mensen, die werken en een betaalbare woning willen zoeken.’ In die zin denk ik dat het dus wel waardevol kan zijn.
Dat zijn voorlopig mijn bijkomende vragen.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega’s, wat kan ik nog toevoegen na zo’n uitgebreid en overtuigend antwoord? Ik zit volledig op dezelfde golflengte als de – gelukkig maar - hardnekkige minister. Sommigen verwachten hier blijkbaar dat praktijktesten een mirakeloplossing zouden zijn, maar ik heb al vaak gezegd dat ik daar niet in geloof. Het geeft ons geen enkele informatie over de beweegredenen van eventuele discriminatie. Je kunt daar dan ook heel moeilijk je beleid op afstemmen.
Ik geloof veel meer in de voorbeelden die de minister heeft gegeven, zoals de meldpunten, de zelfregulering en de bewustmaking van de sector. Die zullen veel meer nut hebben. Het is logisch dat de resultaten van de genomen maatregelen niet onmiddellijk zichtbaar zullen zijn. Daar is nu eenmaal wat tijd voor nodig. Dit discussiepunt zal zeker nog terugkomen. Op dit moment heb ik geen bijkomende vragen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Collega’s, minister, de vaststelling is dat er meer kan voor Oekraïense vluchtelingen dan voor vluchtelingen van een andere nationaliteit en dat het hart van de Vlamingen ook groter is voor Oekraïense vluchtelingen. We vinden dat spijtig. Voor Oekraïense vluchtelingen wordt er in opvang voorzien, wat natuurlijk nodig is. Maar andere vluchtelingen worden nog te vaak aan hun lot overgelaten. U zegt dat dat de verantwoordelijkheid van de federale overheid is. Vlaanderen is verantwoordelijk voor de Oekraïners. Daar hebben die mensen weinig of geen boodschap aan. Menselijk zie je dat een groep op straat moet slapen, terwijl er daarnaast bedden leeg staan. Je zou tijdelijk in samenwerking met de federale overheid naar een oplossing kunnen zoeken.
Anderzijds zijn er ook nieuwe voorrangsregels in de sociale huur. Dat zal ertoe leiden dat andere erkende vluchtelingen het nog moeilijker zullen hebben om een woning te vinden door de strenge eisen van de lokale binding. In de toekomst zal het krappe lage segment van de huurmarkt nog competitiever worden. Hoe wilt u dat in goede banen leiden? Op welke manier zult u ervoor zorgen dat dat niet uitmondt in meer discriminatie op de private huurmarkt en tussen de verschillende segmenten? Hoe gaat u om met die schaarste?
Op welke manier verzoent u de verstrengde regels van de lokale binding met die problematiek?
De heer D’haeseleer heeft het woord.
Hier zijn we weer. Met de regelmaat van de klok wordt er een blik politicologen, sociologen en andere wetenschappers opengetrokken en op ons losgelaten met de boodschap dat de Vlaming, in dit geval de Vlaamse verhuurder, discrimineert en dat de discriminatie groter zou zijn in de witte buurten. Dat is genoeg om de meeste partijen moord en brand te laten schreeuwen en te eisen dat er opnieuw praktijktesten worden ingevoerd.
Collega’s, voor ons is het duidelijk. We zijn absoluut tegen praktijktesten. Dat is de puurste vorm van uitlokking en dat is verboden door het strafrecht. Als er in mijn stad een huis te huur komt te staan, dan hangt het bordje ‘Te huur’ meestal niet al te lang op de gevel. Binnen de kortste keren is dat pand verhuurd. Bij het afsluiten van zo’n overeenkomst maakt de eigenaar voor zichzelf de afweging wie de beste huurder zou zijn. Ik denk dat dat nog altijd de essentie zou moeten zijn van het eigendomsrecht. We zijn van mening dat een eigenaar het absolute recht heeft om zelf te beslissen aan wie hij verhuurt. Dat heeft absoluut niets met discriminatie te maken. De verhuurder kiest gewoon voor het beste profiel. Er zijn nooit twee identieke profielen. Er zijn verschillen op het vlak van inkomen, van gedrag, van taal en cultuur enzovoort. Op basis van die algemene afwegingen zal de verhuurder beslissen. Dat is de essentie. Misschien moeten we in plaats van naar al die professoren ook eens luisteren naar de ervaringen van mensen die, zoals al is gezegd, vaak een woning of een appartement verhuren in plaats van hen te stigmatiseren als racistisch of discriminerend. De voorbeelden zijn legio, collega’s. Ik krijg regelmatig voorbeelden in mijn mailbox van huurders die het pand verwaarloosd achterlaten, die huurachterstallen opbouwen, die zorgen voor overlast enzovoort. We moeten daar niet blind voor zijn. Vreemdelingen hebben daar binnen de groep van huurders een buitenproportioneel aandeel in. Dat is geen racisme, maar realiteit.
Minister, u zegt vandaag ook opnieuw dat u al inzet op bewustmaking en zelfregulering. Dat is allemaal goed en wel, maar dat is toch meer praat om uw kiezers tevreden te houden want achter uw rug is uw collega-minister Bart Somers bezig te leuren met zijn praktijktesten bij steden en gemeenten. Hij smijt daar ook nog een pak centen tegenaan. Dat doet hij blijkbaar met succes want in bepaalde steden gebeuren die praktijktesten. Collega Veys heeft het daarnet al aangehaald. In de stad van de grote N-VA-leider, Antwerpen, staat dat zelfs ingeschreven in het bestuursakkoord dat hij samen met de socialisten heeft gesloten. Misschien moet de N-VA die voortdurend op twee benen danst, toch eens duidelijkheid scheppen.
Vlaams Belang weigert in ieder geval de verhuurder te culpabiliseren en weg te zetten als een racist. We eisen respect voor het eigendomsrecht en de contractvrijheid. Als Jean-Pierre zijn woning op basis van objectieve criteria of ervaringen uit het verleden of wat dan ook liever wil verhuren aan Jan of Piet in plaats van aan Mohammed of Fatima, dan moeten we dat aanvaarden en blij zijn dat er nog mensen zijn die woningen willen verhuren en er op die manier voor zorgen dat mensen die geen woning kunnen kopen of bouwen, toch nog zelfstandig kunnen wonen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor alle tussenkomsten.
Mijnheer Veys en anderen, en laat dat ook een breuk zijn met de laatste spreker: ik ben blij dat u wel erkent dat we discriminatie en racisme in het algemeen allemaal verwerpelijk vinden. Laat dat duidelijk zijn. We hebben het hier over een discussie over een instrument, niet over de doelstelling op zich. Dat wil ik wel eens duidelijk gezegd hebben, want daar mag niet aan getwijfeld worden.
U verwees op een bepaald moment zelf naar de expertengroep. In dat verslag stond ook zeer duidelijk dat de meerwaarde van praktijktesten vooral liggen in het sensibiliserende karakter. En dat spreek ik niet eens tegen. De laatste jaren is dat ook in die zin voornamelijk naar boven gekomen. Maar voor mij is daar inderdaad nog altijd het feit dat praktijktesten door een overheid georganiseerd worden. Dat is ook belangrijk: dat het door een overheid georganiseerd is, is problematisch.
Moet ik mij daar nu aan storen dat er lokale besturen zijn die daar andere keuzes in maken? Neen, helemaal niet. En dat hoeft ook helemaal niet. Als je dat telkens in vraag gaat stellen, dat er niet in elke gemeente of stad in Vlaanderen hetzelfde beleid gevoerd wordt, en het dan nog eens gaat vergelijken met de Vlaamse overheid, dan moet je de lokale autonomie volledig in vraag stellen. Iedereen maakt daar zijn eigen keuzes in. Ik heb u ons standpunt meegegeven.
Wat is nu het voornaamste? En daar zit de discussie. Daar zit volgens mij ook het antwoord op de vraag waarom ik praktijktesten als instrument niet overtuigend vind. U geeft dat zelf aan. U hebt zelf de cijfers gegeven van in Gent, waarbij we van 26 naar 10 zakken. Dus volgens de praktijktesten is het beter. Hoe komt het dan dat het aantal meldingen stijgt? Ik heb het rapport van Unia nog niet bekeken. Ik heb er vanmorgen op de radio voor het eerst naar horen verwijzen, maar die spreken ook over een stijging, als ik mij niet vergis. Hoe komt het dan dat uit praktijktesten blijkt dat er een zeer forse daling in zit? Dat is exact mijn punt.
Dat blijkt ook uit de reportage die ooit gemaakt is door Pano of Terzake. Men gaat zich organiseren op die test. Men gaat zich gaan gedragen om niet te falen op die test. Maar daarmee heb je nog geen enkel probleem van discriminatie opgelost. Daarmee heb je er nog voor niemand effectief gezorgd dat er een contract met een Vlaming van vreemde oorsprong wordt afgesloten. Je hebt het probleem dus niet opgelost. En dat is nu exact wat blijkt uit de cijfers die u zelf naar voren schuift en beaamt. Daar zit ook mijn grote frustratie. Dat klinkt goed. Ik snap dat ook wel. En het sensibiliserende effect spreek ik niet eens tegen. Maar je hebt het probleem niet opgelost.
Het is wel degelijk per gemeente dat er zo’n meldpunt is. We hebben dat even nagevraagd. Wat er doorgegeven is aan Unia, dat weet ik niet uit het hoofd. Mijn excuses, maar dat kan ik niet nagaan. De cijfers van het bereik van particuliere verhuurders weet ik ook niet. Dat zult u eens moeten navragen.
Waarom denk ik dat dat Cleesysteem beter is? En in alle eerlijkheid mag dat voor mij nog een stap verder gaan dan wat het nu is. Wat is uiteindelijk je bedoeling? Je moet uitgaan van wat een huurder en een verhuurder willen. Een huurder wil een woning op zijn of haar maat en naar zijn of haar budget. Wat wil een verhuurder? Die wil dat zijn eigendom onderhouden wordt, dat hij inkomenszekerheid heeft, dat de prijs betaald wordt, eventueel dat er niet in gerookt wordt en weet ik veel wat nog allemaal, iemand die proper is en dergelijke meer. Je moet dus zorgen dat die verhuurder objectief verleid wordt om aan te geven dat er een lijst is van mensen die een bepaald inkomen hebben en die het dus kunnen betalen, die ook de waarborg kunnen betalen, ook al heb je daar ook een systeem via het OCMW, die niet rookt en weet ik veel wat nog allemaal. En ik zou inderdaad liever hebben dat de naam nog verborgen blijft. Dat is ook wat wij gevraagd hadden. Als je die een ontmoeting kunt laten hebben, dan kom je veel verder dan met de praktijktesten. En dan heb je je eerste stap naar het effectief uit de weg gaan van het probleem. Want hier ga je dan effectief mensen hebben die elkaar benaderen op die objectieve redenen waarvoor ze elkaar zouden moeten benaderen, waarbij je de verhuurder, die ook een eigenbelang heeft, en er is nu eenmaal nog altijd contractvrijheid, kunt aangeven: ‘Waarom zou je afwijzen op basis van een achternaam? Deze verhuurder voldoet helemaal aan het profiel dat u zoekt. Dan kun je daar toch beter mee in zee gaan, in uw eigen belang?’
Er zijn ondertussen ook zelfs systemen waarbij een vorige verhuurder een soort aanbeveling kan geven. Als je dat meegeeft aan de nieuwe verhuurder, die kan lezen dat de vorige verhuurder daar tevreden over was, maak je eigenlijk aan die verhuurder duidelijk dat hij een dommerik is als hij dan zou discrimineren. Want hij gaat iemand met perfect objectieve redenen om als huurder te aanvaarden, afwijzen. En dat is waar ik naar op zoek ben, een systeem waarbij die elkaar ontmoeten op basis van die objectieve parameters en waarbij afkomst en dergelijke meer niet meer gelden. Daar zit de meerwaarde. En dat heb je niet bij die praktijktesten, zeker niet zoals nu uit de cijfers blijkt.
Dan wil ik het hebben over de Oekraïense vluchtelingen. Ik geloof in elk geval dat de Vlaming iets ziet in de opvang in eigen regio. Vandaar dat de solidariteit zo hoog is. We kunnen het niet maken om nu te zeggen dat de plaatsen die we ontwikkeld hebben ook voor anderen zouden worden opengesteld.
U zegt op een bepaald moment dat Oekraïense vluchtelingen onze bevoegdheid zijn. Dat is eigenlijk niet zo. We doen wat de federale overheid zou moeten doen. Er is maar een reden waarom we die opvang wel doen en dat is omdat ze een bepaald statuut hebben gekregen van de federale overheid waardoor ze rechtstreeks kunnen doorstromen naar de reguliere woonmarkt. Omdat we die woonmarkt niet nog verder onder druk willen laten komen, denken we dat het van belang is om publieke opvangplaatsen te voorzien. Dat is waar we onze rol spelen. En dat is blijkbaar een rol die we veel beter spelen dan in Brussel en Wallonië op dit moment, want daar zit een veel groter probleem dan in Vlaanderen. Wij voldoen nog altijd aan onze belofte die we hebben gedaan om 60 procent van die mensen op te vangen. We gaan dat naar de toekomst proberen te verzekeren. We blijven trouw aan het engagement. Maar het is niet waar dat het zomaar onze bevoegdheid is. Het is en blijft wel degelijk een federale bevoegdheid, maar omdat de federale overheid in gebreke blijft, zorgen wij voor die opvang. We doen dat met de nodige solidariteit. We doen dat graag. Dat is inderdaad ook onze opdracht.
De heer Veys heeft het woord.
Dank, minister, voor de bijkomende antwoorden.
Ik ben blij dat we met bijna alle fracties akkoord zijn dat we die discriminatie verwerpelijk vinden. Ik vond de tussenkomst van de collega over ‘moord en brand schreeuwen’ wat vreemd. Ik heb hier niemand horen schreeuwen. Het is wel duidelijk wie er maatschappelijk een brandje probeert te stoken, eens te meer.
Collega Sminate, we weten te weinig over de beweegredenen van de discriminatie en daarom vindt N-VA dit geen goed instrument. Waarom komt er dan geen onderzoek om die beweegredenen van discriminatie te achterhalen? Kunnen we ons daarvoor niet engageren? Ik wil daar gerust een voorstel tot resolutie voor maken. Het zou zeker interessant zijn.
U gelooft niet in die praktijktesten maar we zien te weinig resultaten van het alternatief van de zelfregulering. Uw partij is al acht jaar verantwoordelijk voor Wonen. Jullie hebben principieel een probleem met praktijktesten. Ik kan daar in komen, maar wat is het alternatief dan? Wij kunnen als Vooruitfractie enkel maar concluderen dat deze regeringsploeg discriminatie minder serieus neemt en allerhande argumenten gebruikt om die testen toch maar niet te hoeven doen.
U gaf bijvoorbeeld aan dat het enkel een sensibiliserend effect heeft. In iedere studie van de VUB wordt herhaald dat een juridische stok achter de deur, zoals die in de vorige legislatuur ook voorzien was in Gent, werkt. Je doet een nulmeting. Dan sensibiliseer je. En wie hardnekkig blijft, kan je dan juridisch verder opvolgen. Maar daarvoor gaan we het wel breed moeten organiseren en zou het handig zijn te weten hoeveel individuele eigenaars worden bereikt, om die cijfers te hebben. Ik zie in uw alternatief weinig resultaten.
U gaf de resultaten van die meldingen. Ik zal een bijkomende schriftelijke vraag stellen om te weten hoeveel daarvan zijn doorgegeven aan Unia. U zegt dat het weinig effect heeft omdat er stijgingen van discriminatie zijn. Als het gaat over de veiligheid van de regenbooggemeenschap, over meldingen van discriminatie, dan komt in alle hoorzittingen ter sprake dat we iets moeten doen aan het ‘dark number’. We bespreken het hier heel vaak in de plenaire vergadering en in de commissie. Het is maar goed dat er meer meldingen zijn, want vroeger was het probleem dat er veel discriminatie was en weinig meldingen. Dus, dat is wel een beetje een vals argument.
U zegt, tot slot, dat het een principiële kwestie is dat dit gebeurt door een overheid. Weet dat, in alle gevallen, die praktijktesten niet door ambtenaren, door de overheid zelf zijn uitgevoerd. Dat kan ook niet wettelijk, dat weet u. Dat hoeft ook niet. De overheid geeft daar een opdracht voor. Maar ik zie dat het CIB zich als mysteryshopper kan voordoen, als iemand anders, om de cowboys er bij de huurmakelaars uit te halen. En daar bent u dan niet tegen. Ik heb u dat niet horen veroordelen.
In de federale regering in 2015 was er een minister van Financiën, de heer Van Overtveldt, die mysteryshoppers liet langsgaan bij banken. Zij deden zich voor als geïnteresseerde klanten, besteld door de overheid, om na te gaan of men geen slechte financiële producten probeerde te slijten aan de mensen. Dan kan het wel. Dan had u dus principieel een probleem met het beleid van de Zweedse federale regering. Dat zou kunnen. Maar het is een vreemde manier van argumenteren. We gaan er vandaag niet uit geraken. Ik denk dat de posities duidelijk zijn.
Wat de Vooruitfractie vooral wil zien, is dat we op lange termijn de discriminatie aanpakken. De sensibiliserende praktijktests hebben een effect. Ik zou ook willen dat het een groter effect heeft, maar als we ze niet doen is er geen effect.
Tot slot hebben we het er hier wekelijks over dat deze regering er niet in slaagt om voldoende woningen te bouwen die betaalbaar en hard nodig zijn. Die betaalbare huurwoningen komen er trager dan ooit tevoren. Als we kijken naar de woningen die er wel zijn, slaagt deze regering er ook niet in om ervoor te zorgen dat er een gelijke toegang voor alle Vlamingen komt op basis van objectieve en transparante criteria. Ik zou geneigd zijn om te denken dat een tool waarbij de naam kan worden gezien, niet tot minder discriminatie leidt. Ik hoop dat die kan worden aangepast.
Als die heilige fantastische markt niet werkt, niet zorgt voor betaalbare woningen en voor een eerlijke kans voor iedereen, dan moet je een overheid hebben die het verschil maakt. Dat is uw taak, minister. Ik kan alleen maar concluderen dat u die vandaag te weinig opneemt en we zullen ervoor blijven opkomen dat dat wel gebeurt. We geloven in de wetenschap en in het feit dat we wel het verschil kunnen maken met die praktijktesten.
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Collega’s, ik vind het eerlijk gezegd een beetje flauw dat u hier nu zegt dat de regering heel weinig doet om die discriminatie tegen te gaan, terwijl de minister net een hele reeks maatregelen heeft opgesomd om dat wel te doen. U mag uw overtuiging hebben en daar volop voor gaan. Het siert u dat u dat doet, maar u moet ook willen luisteren naar wat de minister zegt. Ik apprecieer die opmerking helemaal niet.
Minister, ik heb u horen zeggen dat de familienaam in die Cleetool nog altijd zichtbaar is en dat u liever zou hebben dat dat niet zo is. Is er daarvoor een specifieke reden? Ik weet dat de minister niet meer mag antwoorden, maar ik zal dat eventueel in een nieuwe vraag opnemen. Het zou beter en nog objectiever zijn als de familienaam niet zou verschijnen.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Ik ga even terug naar het rapport van Unia dat vanochtend is voorgesteld. Volgens de instelling gaat 46 procent van de geopende dossiers over discriminatie op de woonmarkt. Dat is een heel groot percentage. 30 procent gaat over raciale criteria en elf procent betreft personen met een handicap die worden gediscrimineerd. Daarnaast gaat 41 procent van de dossiers over mensen die leven van een vervangingsinkomen. Nochtans hebben ze met hun uitkering vaak voldoende om te huren.
Ik weet dat u en Unia niet de beste vrienden zijn, maar de instelling beschikt over de deskundigheid en heeft een rapport opgesteld. Mijn oproep is om in overleg te gaan en de maatregelen die u wilt nemen aan het rapport te toetsen en samen te bekijken hoe u beter kunt inzetten om discriminatie op de huurmarkt tegen te gaan.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.