Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
De heer Slootmans heeft het woord.
Minister, het is niet de eerste keer dat de domeinen Jeugd en Media samenvallen maar in het kader van deze vraag is dat toch eerder onrustwekkend dan wel positief. Zo blijkt inderdaad uit het Apestaartjarenonderzoek van Mediawijs en Media, Innovation and Communication Technologies (MICT) dat kinderen vandaag gemiddeld acht jaar zijn wanneer ze hun eerste smartphone krijgen. In 2018 was dat nog twaalf jaar. Dat is dus een razendsnelle evolutie, om niet te zeggen revolutie.
Een andere opvallende conclusie is, en die vloeit evident voort uit de eerste, dat men vandaag op de gemiddelde leeftijd van negen jaar een sociaal account aanmaakt, niettegenstaande de leeftijdsgrens daarvoor op dertien jaar ligt. Dat heeft als gevolg dat zij niet alleen met de meer fraaie maar ook met de minder fraaie kanten van sociale media worden geconfronteerd, zoals daar zijn grooming, sexting enzovoort.
Zo geeft 5 procent van de kinderen uit het vijfde en zesde leerjaar vandaag aan dat ze al pikante foto's van zichzelf hebben doorgestuurd en dus eigenlijk aan sexting hebben gedaan. 5 procent lijkt relatief weinig maar dat betekent dus eigenlijk dat op een klas van twintig kinderen, één leerling al aan sexting heeft gedaan, wat toch een redelijk aberrante en hallucinante gedachte is.
Een andere opvallende conclusie uit het onderzoek is dat meer dan een derde van de jongeren aangeeft slaap te missen als gevolg van smartphonegebruik, wat dan weer leidt tot een gebrek aan aandacht op school en wat ook cognitieve repercussies heeft waarvan we waarschijnlijk pas binnen een aantal jaar zullen weten in welke mate die een gevolg zijn van het smartphonegebruik.
Dat zijn allemaal toch redelijk hallucinante alarmsignalen, lijkt me. Er zijn de conclusies van het onderzoek, er is de wet en er is het effectieve beleid op het terrein, maar jammer genoeg zijn dat vandaag drie zaken die relatief ver van elkaar verwijderd zijn. Zo blijkt dat de overgrote meerderheid van de lagereschoolkinderen aangeeft dat ze nog nooit les hebben gekregen over mediawijze thema’s zoals cyberpesten, grooming of het matigen van de schermtijd. Ze hebben dat niet geleerd op school, niet in de jeugdbeweging en niet van de ouders.
Minister, bent u zich zowel vanuit uw bevoegdheid Jeugd als vanuit uw bevoegdheid Media bewust van de steeds lagere leeftijd waarop jongeren een smartphone en sociale media gebruiken?
In welke mate problematiseert u die evolutie en in welke mate richt het Vlaams Kenniscentrum Mediawijsheid zich effectief op die heel lage leeftijdscategorieën in het kader van de voorliggende problematiek?
Acht u het nodig om naast de huidige initiatieven zoals het platform http://www.allesoverpesten.be/ en het kenniscentrum, bijkomende maatregelen te nemen om onze kinderen maximaal te beschermen tegen de negatieve effecten van sociale media?
Minister Dalle heeft het woord.
Collega Slootmans, ik dank u voor de vraag. Zoals steeds is dit een zeer interessant onderzoek met heel wat conclusies. Sommige daarvan zijn opmerkelijk, andere vielen te verwachten.
Ik ga niet helemaal mee in de hoofdzakelijk negatieve appreciatie. Het is een realiteit, het is een vaststelling dat kinderen en jongeren op steeds jongere leeftijd in contact komen met sociale media, met digitale platformen, met tablets en met smartphones. Dat dit heel wat risico’s inhoudt, daar zijn we het zeker over eens. Of dat eenzijdig negatief moet worden gewaardeerd, daar verschil ik een beetje van mening met u.
Het is een vaststelling, we kunnen het niet tegengaan, maar we moeten er wel voor zorgen dat onze kinderen ook al op jonge leeftijd goed gewapend zijn om dat op een goede manier te kunnen doen. Ouders spelen daar zeker een belangrijke rol in en natuurlijk ook het onderwijs en de overheid in de bredere zin. We proberen ook vanuit het jeugd- en mediabeleid maatregelen te nemen om dat op een goede manier te begeleiden.
Acht jaar en vier maanden is inderdaad heel jong maar ik kan het wel plaatsen. Het moet ergens wel genuanceerd worden. Het gaat om een declaratief onderzoek, waarbij de kinderen zelf aangeven dat zij al een smartphone hebben. Dat kan dan een zeer versleten toestel zijn dat thuis wordt gebruikt, soms zelfs zonder simkaart en dergelijke meer, gewoon op wifi, en dat slechts nu en dan kan worden gebruikt. Het is dus het kind zelf dat dit rapporteert.
We merken ook dat bij de 12-plussers die werden bevraagd, de gemiddelde leeftijd waarop ze een smartphone krijgen nog tien jaar en zes maanden was. Dat is dus wel een verschil.
De onderzoekers hebben ook zelf aangegeven dat we moeten opletten om daar conclusies uit te trekken. Het gaat over een gemiddelde, dus de grootste categorie van kinderen heeft nog altijd een smartphone op de leeftijd van tien jaar. Maar dat het jonger en jonger wordt, daar kunnen we niet naast kijken. Ik heb zelf kinderen van zeven en negen jaar en zij hebben nog geen smartphone maar ze komen via andere wegen wel regelmatig in contact met veel van de zaken waarnaar verwezen wordt. Dat houdt natuurlijk risico’s in en we moeten absoluut inzetten op de aanpak daarvan.
Heel bepalend, naast de leeftijd waarop men de eerste keer een smartphone heeft, is vooral of men ook effectief heel vaak in contact komt met die digitale media. De term die de onderzoekers daarvoor gebruiken, is de digitale puberteit. Die komt inderdaad rond de leeftijd van 10 à 12 jaar. Ook voor 10- tot 12-jarigen zijn er natuurlijk risico’s. Dat is nog altijd zeer jong. Ook op het vlak van pesten bijvoorbeeld is dat een cruciale leeftijd. Kliekjesvorming komt dan voor, wat ook online een impact heeft.
Wat hebben we met het beleid tot nu toe concreet gedaan? U weet dat ik de jaarlijkse subsidie van het Kenniscentrum Mediawijs fors heb verhoogd. In de samenwerkingsovereenkomst staan verantwoord socialemedia-, smartphone- en gamegebruik duidelijk vermeld, staan die eigenlijk centraal. Heel belangrijke acties daarvoor gaan naar het lager onderwijs – denk aan De Schaal van M –, maar ook naar leerkrachten – bijvoorbeeld Mediacoach.be – en naar ouders, met MediaNest. Bij elk van die acties is het de bedoeling om te blijven uitbreiden en verder te verdiepen naar kwetsbare doelgroepen en zeker ook naar kinderen.
Ook de VRT moet volgens de beheersovereenkomst inzetten op “een breed-educatieve rol en een pro-actieve aanpak in het versterken van de mediawijsheid”. Daarvoor wordt ook samengewerkt met Mediawijs. Voor het secundair onderwijs is er de EDUbox. Voor het vijfde en zesde leerjaar werkt Ketnet mee aan De Schaal van M, waar een op de vier leerkrachten vandaag mee aan de slag gaan.
We willen dat nog opdrijven. In de subsidieovereenkomst met Mediawijs voor 2022-2025 namen we op dat het aanbod van De Schaal van M stelselmatig ook naar de andere leerjaren wordt uitgebreid en daar zijn ze intussen ook druk mee bezig. In opdracht van het Departement Onderwijs werkte Mediawijs bovendien de Beleidstool Mediawijsheid voor scholen uit en leidt het jaarlijks nieuwe mediacoaches voor onderwijs op.
Met al die initiatieven trachten we ervoor te zorgen dat kinderen en jongeren goed gewapend zijn om om te gaan met de uitdagingen en ook de risico’s die verbonden zijn aan digitale media.
De heer Slootmans heeft het woord.
Ik heb het wel degelijk gehad over de fraaie kanten, maar het lijkt mij als beleidsmaker vooral belangrijk het inderdaad over de risico’s en de minder fraaie kanten te hebben. Ik heb dat wel degelijk aangehaald.
U zegt dat die leeftijd ook relatief is. Ze hebben als ze 8 jaar zijn wel degelijk een toestel, maar nog geen simkaart. Uit dat onderzoek blijkt dat er maar een jaar verschil is tussen de eerste smartphone enerzijds en het reëel aanmaken van een account op sociale media anderzijds. Als ze 8 zijn, krijgen ze een smartphone, als ze 9 zijn, maken ze een account aan op sociale media. De leeftijdsgrens daartussen is zeer beperkt.
U zegt dat er inderdaad al heel wat initiatieven worden genomen in het kader van mediawijsheid, maar tot nader order wordt dat niet gereflecteerd in de resultaten en de conclusies. Dan moet u zich als beleidsmaker toch de vraag stellen of u het niet beter kan doen, want het lijkt in de sterren geschreven te staan dat die digitale puberteit bij ongewijzigd beleid binnen een aantal jaren – binnen twee jaar is er een nieuw Apestaartjarenonderzoek – opnieuw zal zakken en zich op den duur ergens in de eerste graad van het lager onderwijs zal manifesteren. Ik weet niet of dat een gewenste evolutie is.
Het lijkt mij alleszins een kerntaak van de overheid te zijn om kinderen maximaal en zo lang mogelijk kind te laten zijn. Ik had dan ook graag vernomen in welke mate u aan de slag gaat met de aanbevelingen van de onderzoekers met betrekking tot het onderrichten van mediawijsheid in de jeugdbeweging, waar de drempel vaak lager ligt om over sexting en online pesten en dergelijke te praten. Verder wil ik weten of u bijkomende initiatieven neemt om kinderen en jongeren bewust te maken van het bestaan van meldpunten waar ze, laat ons zeggen, fout of onzedelijk gedrag kunnen rapporteren. Want uit onderzoek blijkt zeer duidelijk dat de meerderheid van de kinderen en een derde van de jongeren – die twee categorieën zijn verschillend – eigenlijk niet weet hoe ze dat moeten doen en waar ze dergelijke zaken moeten rapporteren. Op dat vlak lijkt er wel degelijk nog werk op de plank te liggen.
Ik wil me ook aansluiten – dat had u wel verwacht, minister. We hebben het heel erg vaak over mediawijsheid bij jongeren. Zo’n toestel maakt nu eenmaal deel uit van hun leven. Ze krijgen het op ongeveer dezelfde leeftijd als die waarop kinderen vroeger een spelconsole kregen. Maar er is natuurlijk een verschil in wat je ermee kunt doen. Collega Slootmans had het onder andere over socialemediaprofielen. Minister, we hebben het hier al vaker besproken en ik denk dat iedereen dat ook wel weet: je kunt zulke socialemediaprofielen afschermen en enkel zichtbaar maken voor mensen die je kent. Ik heb hierover een specifiek vraag. Wordt het belang van die afgeschermde profielen en de manier waarop ouders toezicht kunnen houden daarop mee opgenomen in onder andere MediaNest en andere informatie voor ouders? Ik dring er al een tijdje op aan om daar extra op in te zetten.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik denk dat er inderdaad een grote verantwoordelijkheid bij de ouders ligt. Het is vandaag niet gemakkelijk voor ouders om daar een goede inschatting van te maken. Je merkt dat die leeftijd aan het zakken is en ik verwacht dat die ook nog verder zal zakken. Ik ben er niet van overtuigd dat wij als overheid in staat zijn – mochten we dat al willen – om dat tegen te gaan. Ik zie niet onmiddellijk manieren om dat te doen. Mocht je bijvoorbeeld strakke regels uitwerken en er ook in slagen om die toepasbaar te maken op al die platformen, dan nog kunnen die gemakkelijk omzeild worden. Zoals werd gezegd in de vraagstelling, is de minimumleeftijd die TikTok oplegt 13 jaar. Ik ken niet zo heel veel jongeren die net op de leeftijd van 13 met TikTok beginnen, vaak is dat veel vroeger en maken ze eigen accounts aan of werken ze met accounts van bijvoorbeeld ouders.
Wat die afgeschermde profielen betreft: ouders kunnen er zeker voor zorgen dat de profielen van hun kinderen niet publiek staan. Dat vind ik zeker een goede manier om daarmee om te gaan, als kinderen bijvoorbeeld zelf graag filmpjes maken.
Maar ik denk dus niet dat wij als overheid in staat zijn om, mochten we dat al willen, die leeftijd stabiel te houden of te doen stijgen. We moeten er ons wel van bewust zijn in het beleid dat het belang van mediawijsheid niet pas start op de leeftijd van 10 of 12 jaar, maar dat je daar al op zeer jonge leeftijd mee moet leren omgaan. We moeten de ouders daar inderdaad in ondersteunen, onder meer via MediaNest. Het kenniscentrum is ook constant bezig met hun kennis te updaten en te bekijken welke nieuwe tendenzen en evoluties er zijn. Ik reken er ook op dat zij effectief in ogenschouw nemen dat die leeftijd steeds lager wordt, en dat, met andere woorden, de tips voor ouders ook moeten gaan over steeds jongere kinderen. Eerder dan krampachtig te trachten die leeftijd niet te laten dalen – wat we ook niet kunnen als overheid – denk ik dat het essentieel is ervoor te zorgen dat de raadgeving en de ondersteuning gericht op ouders en op kinderen voldoende aangepast is aan die jongere leeftijdscategorieën.
Collega Slootmans had een specifieke vraag over de jeugdbeweging. We hebben dat een eerste keer bij hen aangekaart toen uit een Panoreportage bleek dat foto’s van jeugdbewegingen werden verspreid op kinderpornonetwerken. Op dat moment hebben we actie ondernomen en hebben we met hen samengezeten om te bekijken hoe dat kan gebeuren en hoe we daartegen kunnen optreden. We hebben dat op twee manieren vertaald in het beleidskader. Enerzijds hebben we in de kadervorming extra aandacht voor integriteitskwesties, inclusief zaken rond digitale integriteit. Ten tweede hebben we daarover in de erkenning van onze landelijke jeugdorganisaties een meer gedetailleerde passage opgenomen, om te zorgen dat men daar ook vanuit het landelijk jeugdwerk, vanuit de koepels, aandacht voor heeft. We willen er dus effectief voor zorgen dat er ook in jeugdorganisaties voldoende aandacht is om dergelijke schendingen van de integriteit via sociale media en digitale kanalen tegen te gaan.
De heer Slootmans heeft het woord.
Ik erken dat het inderdaad geen gemakkelijke opgave is. Maar dat betekent natuurlijk niet dat je als overheid niet het maximale moet doen om het meest kostbare – zijnde kinderen – zolang mogelijk kind te laten zijn. Wat dat betreft, vind ik uw houding dus nogal ‘laisser aller’. Anderzijds is er het beleid, waaruit toch wel een aantal ambities blijken.
Ik had het onder andere over het meldpunt. Daar hebt u geen antwoord op gegeven en dat lijkt me nochtans wel een belangrijke focus. Als meer dan de helft van de kinderen en jongeren aangeeft niet te weten hoe ze dergelijke zaken – sexting en grooming – moeten rapporteren, dan zit je volgens mij toch wel met een redelijk groot probleem en is daar wel degelijk een rol weggelegd voor de jeugdbeweging en voor de scholen, maar uiteraard, zoals u zelf al aangaf, ook voor de ouders en voor ons als politici om hier permanent de aandacht op te blijven vestigen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.