Report meeting Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Report
De heer De Roo heeft het woord.
Het is al langer geweten dat microplastics, die overal aanwezig zijn, een bedreiging zijn voor het milieu en de volksgezondheid.
In september 2021 publiceerde de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) een deelrapport over microplastics afkomstig van bandenslijtage. Dit deelrapport is onlosmakelijk verbonden met het kernrapport dat ze hebben gepubliceerd: ‘Onderzoek naar verspreiding, effecten en risico's van microplastics in het Vlaamse oppervlaktewater’.
Aan de hand van vier verschillende methodes werden de bandenpartikels en microplastics in de stalen afkomstig van de afvloeiing van de autosnelweg geanalyseerd en gekarakteriseerd. Op basis van de resultaten van dit eerste verkennende onderzoek kunnen een aantal lessen getrokken worden voor toekomstig onderzoek naar bandenslijtage in Vlaanderen en de aangeraden methode. Deze studie kadert in een allesomvattende studie naar microplasticverontreiniging in Vlaanderen.
Uit de studie blijkt dat er nog heel veel vragen zijn rond bandenslijtage, de effecten en de risico’s ervan en dat toekomstig onderzoek nodig is om een aantal kennisleemten aan te pakken. Het zijn er een zevental. Eén, methoden voor kwantificatie van bandenpartikels moeten verder ontwikkeld worden om een relevante inschatting te kunnen maken van de concentraties in het milieu en de bruto- en netto-emissies. Twee, de route van de bandenpartikels moet verder gekarakteriseerd worden. Drie, door hun hogere densiteit zouden rubberpartikels in waterlopen sneller kunnen bezinken en in hoge concentraties in het sediment voorkomen, waardoor risicozones ontstaan. Vier, op basis van extra staalnamecampagnes kan het effect van de afstand tot de bron bestudeerd worden. Vijf, efficiëntie van bezinkingsbekkens en andere passieve zuiveringsmethoden van het water afkomstig van afvloeiing van het wegdek. Zes, meer experimentele data om de effecten en risico’s van bandenpartikels te kunnen inschatten. Zeven, onderzoek naar de productie van microplastics in andere verkeersgerelateerde bronnen, zoals remmen en wegmarkeringen.
Ik heb daarover een aantal vragen voor u, minister.
Welke vervolgstappen werden reeds gezet in opvolging van de resultaten en conclusies van deze studie?
Welke van bovenstaande kennisleemten werden reeds aangepakt en hoe?
Welke initiatieven zult u deze legislatuur nog nemen om de vervuiling door bandenslijtage in het Vlaamse oppervlaktewater aan te pakken?
Alvast bedankt voor uw antwoord.
Minister Demir heeft het woord.
De conclusies van deze studie zijn samengelegd met de resultaten van andere studies en onderzoeken in opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij, getiteld ‘Sanering wegwater, verkenning technologische mogelijkheden & case studies’. Dit onderzoek gaat over de karakterisering en omvang van verontreiniging in afstromend wegwater en de impact ervan op het oppervlaktewater, met als doel na te gaan hoe deze problematiek het best wordt aangepakt. Er werd onder andere gekeken naar de efficiëntie van bezinkingsbekkens en andere passieve zuiveringsmethoden van het water afkomstig van afvloeiing van het wegdek.
Met de Vlaamse overheid proberen wij in te zetten op ingrepen op het terrein die er effectief voor zorgen dat verontreiniging afkomstig van wegen, of het nu microplastics zijn of andere vormen van verontreiniging, niet langer in onze waterlopen terechtkomt. Maatregelen om te vermijden dat microplastics afstromen naar oppervlaktewater, zullen ook goed zijn voor het tegenhouden van andere verontreinigingen, zoals metalen of organische verontreiniging. Uit de analyse van de studies blijkt dat als oplossing decentrale zuivering door berminfiltratie aanbevolen wordt. De studie, die reeds eerder werd toegelicht hier in de commissie, gaf immers aan dat de milieu-impact van microplastics afkomstig van bandenslijtage verwaarloosbaar is.
Zoals gezegd, blijft mijn administratie de wetenschappelijke kennis hierrond opvolgen.
Met betrekking tot uw vraag rond initiatieven om vervuiling door bandenslijtage in het Vlaamse oppervlaktewater tegen te gaan, kijken wij naar het initiatief van de Europese Commissie om een voorstel voor verordening uit te vaardigen om de onbedoelde verspreiding van microplastics in het milieu aan te pakken. Wij zijn dat aan het opvolgen. We vernemen dat het onderzoek tegen eind dit jaar afgerond zal zijn. Het richt zich ook op voertuigbanden, dus dat kunnen we dan meenemen in het beleid.
Ook op het ontwerp van de wagen, de wegen en afvangsystemen voor vrijgekomen partikels zou moeten worden ingegrepen. Wat productdesign betreft, wijs ik erop dat dit niet binnen mijn bevoegdheden valt, dit is federale materie.
Gelet op het lopende werk van de Europese Commissie en gelet op de complexiteit van het probleem, onder andere inzake productdesign, ben ik voorstander van een uniforme Europese aanpak van het probleem. Ik wacht dus de beslissing van de Europese Commissie hieromtrent af en zal vervolgens niet nalaten om de noodzakelijke beleidsinitiatieven te implementeren. Maar dat zou dus voor eind dit jaar zijn.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Wat mij vooral is bijgebleven uit de studie die in september werd voorgesteld, is dat er heel wat kennisleemtes waren. Ik heb ze daarnet alle zeven opgesomd. Er waren heel wat onduidelijkheden. Meten is natuurlijk weten, en een monitoringsprogramma opzetten was een van de aanbevelingen toen. Men gaf aan dat men nog niet alle kennis had over waar die microplastics zich precies bevinden, hoe ze zich gaan gedragen in de waterloop en welke technieken mogelijk zijn om die voor een stuk tegen te houden of er toch voor te zorgen dat ze zich niet gaan opstapelen. Als ze in de rioolwaterzuiveringsinstallaties aankomen, worden ze wel efficiënt gezuiverd – dat mag ook gezegd worden –, maar het is natuurlijk belangrijk dat ze onderweg nergens achterblijven. Ik hoor u zeggen dat u het initiatief van de Europese Commissie afwacht, maar ik denk toch dat er nog wel wat winsten te boeken vallen door een aantal kennisleemten aan te pakken en door ervoor te zorgen dat we zicht krijgen op het probleem en de schaal ervan.
Mijn bijkomende vraag sluit aan bij wat u daarnet hebt gezegd, namelijk dat u gaat kijken naar het ontwerp van de wagens en de wegen en naar afvangsystemen. In afvalbeleid moeten we voldoende preventief durven te werken. Bij bandenslijtage is dat niet zo gemakkelijk, want dat is inherent verbonden aan het gebruik van een voertuig op een asfaltwegdek. Bij elektrische wagens verwacht men zelfs dat de slijtage nog groter zal zijn door het gewicht van die wagens. Daarom dus mijn vraag of u ook in overleg treedt met de minister bevoegd voor de openbare werken, om te gaan kijken op welke manier de microplasticvervuiling door slijtage van banden ook vanuit Openbare Werken beter aangepakt kan worden.
Minister, u stelde dat het belangrijk is om extra wetenschappelijk onderzoek te voeren en extra inzichten te verkrijgen. U verwees daarvoor naar het onderzoek dat eind dit jaar opgeleverd zou worden. In de commissie Leefmilieu van 19 oktober hebt u echter gesteld dat er specifiek onderzoek zou komen naar die nanopartikels, die heel kleine partikels die ook het ongezondst zijn. Is dat ook mee opgenomen in die lopende studie of wordt dat apart onderzocht? Tegen wanneer mogen we dat dan verwachten?
Minister Demir heeft het woord.
Ik zal beginnen met de bijkomende vragen van de heer De Roo.
Het klopt dat er kennisleemtes zijn. Het was goed dat we dat onderzoek toen hebben gevoerd, want we hebben een aantal belangrijke vaststellingen kunnen doen.
Wat weginfrastructuur betreft, zitten we op korte termijn samen met collega Lydia Peeters. Het is een optie om dit ook te laten opnemen door het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (OCW).
Het studiewerk is nog niet af. Er zal nog nieuwe kennis komen vanuit Europa, ook internationaal. Wij volgen dat Europese initiatief op. Vlaanderen zal al dat studiewerk zeker niet allemaal zelf doen; er zijn Europese en internationale initiatieven, ook vanuit universiteiten.
Ik moet wel nakijken, collega De Vroe, of de lopende studie ook die nanopartikels omvat. Dat weet ik niet.
De heer De Roo heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw bijkomende antwoord.
Ik hoop vooral dat die kennisleemtes worden aangepakt, zodat we een beter zicht krijgen op het probleem en ook zullen kunnen inschatten wat de potentiële risico’s zijn van zwaardere elektrische wagens. Het is goed en ook noodzakelijk dat u daarover samenzit met collega Peeters, om dat in een allesomvattende aanpak te bekijken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.