Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Report
Binnenkort zal er voor kunstenaars heel wat veranderen. Het kunstenaarsstatuut zoals we het kennen, wordt hervormd onder de noemer Working in the Arts en maakt plaats voor een kunstwerkattest. Kort gezegd betekent deze hervorming een betere sociale bescherming en heel wat minder administratieve lasten voor onze kunstenaars. Met deze nieuwe regeling wordt het voor startende artiesten eenvoudiger om het nieuwe kunstwerkattest te krijgen en komt de nadruk vooral ook te liggen op het kwalitatieve aspect van de kunstenaarsloopbaan. Er wordt een stijging verwacht van het aantal kunstenaars dat in aanmerking komt van zo'n 25 procent. De Federale Regering maakt hiervoor maar liefst 66 miljoen vrij.
Deze betere sociale bescherming is een belangrijke stap in het beschermen van kunstenaars in precaire situaties. Alleen is dit slechts een schakel in het grotere ecosysteem waarin de kunstenaars hun praktijk ontwikkelen. Binnen dit systeem moeten we streven naar een eerlijke en duurzame tewerkstelling voor alle kunstenaars. Het moet een doelstelling zijn waar de volledige cultuursector een rol in speelt. Er is uiteraard het charter Juist is Juist, waarbinnen gepleit wordt voor een eerlijke verloning van kunstenaars, maar duurzame tewerkstelling gaat verder dan eerlijke verloning. Het betekent mogelijkheden creëren om een eigen praktijk te ontwikkelen en als kunstenaar te evolueren of een carrièreswitch te maken, met andere woorden een loopbaan uit te bouwen, maar ook werkbaar werk mogelijk te maken met ruimte en tijd voor een gezinsleven en de appreciatie en validatie van het zogenaamde onzichtbaar werk.
Daarnaast lijkt het ook nodig om maatschappelijk een lans te breken voor de positie van de kunstenaar in onze samenleving. Dat zij nog te vaak worden afgeschilderd als profiteurs, terwijl ze vaak tegen een heel karig loon bergen werk verzetten met een bovendien hoge maatschappelijke relevantie, is een stigma dat moet verdwijnen.
Dat er nog heel wat werk aan de winkel is, toont ook het vervolgonderzoek, ‘Loont passie?’, waarover mevrouw Segers in de commissievergadering van 5 mei al een vraag stelde. Daaruit blijkt dat fair pay en fair practice bij vele organisaties nog dode letter blijft, dat er nog veel zonder vergoeding voorbereidend en onzichtbaar werk geleverd wordt, dat kunstenaars in de loop van hun carrière vaak ondersteuning missen en dat het vooral voor vrouwen moeilijk blijft om een langdurige loopbaan in de kunsten uit te bouwen.
Intussen zijn de definitieve teksten van het wetsontwerp rond het kunstwerkattest beschikbaar. Daarom heb ik een aantal vragen.
Hoe staat u tegenover de hervorming van Working in the Arts? Welke impact voorziet u van deze nieuwe regelgeving op de Vlaamse cultuursector?
Zult u als voorzitter van de interministeriële conferentie (IMC) de uitrol van het nieuwe systeem en de impact ervan op de verschillende beleidsniveaus monitoren? Op welke manier?
Welke stappen zult u ondernemen om werk te maken van duurzame loopbanen in de Vlaamse cultuursector? Er wordt al behoorlijk geïnvesteerd in talentonwikkeling, maar er is weinig of geen beleidsaandacht voor langdurige groeitrajecten en in- en uitstroom van kunstenaars op latere leeftijd.
Welke maatregelen zult u nemen om werk te maken van werkbaar werk in de cultuursector? Zal de Vlaamse Regering hierin investeren? Welke mogelijkheden ziet u om specifiek de loopbaan van vrouwelijke kunstenaars te ondersteunen?
Hoe kijkt u aan tegen de negatieve perceptie die er vaak heerst over kunstenaars en hun job? Een opinie van uw partijgenoot naar aanleiding van het vernieuwde kunstwerkattest en de reacties daarop laten er geen twijfel over bestaan dat ook daar nog werk aan de winkel is?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik zal uw eerste twee vragen samen behandelen.
Ik heb het wetsontwerp en de memorie van toelichting waarbij de toegang tot het kunstwerkattest wordt hervormd en een nieuwe kunstwerkcommissie wordt geïnstalleerd grondig gelezen. Als minister van Cultuur heb ik daar wel wat vragen en bedenkingen bij.
U weet dat we in Vlaanderen een beleid voeren dat de sector sensibiliseert en responsabiliseert op het vlak van fair pay en fair practices en dat zelfredzaamheid en ondernemerschap bij kunstwerkers wil stimuleren. Een aantal van de voorgestelde hervormingen roepen in dat verband wel wat vragen op en lijken ook geen rekening te houden met onze Vlaamse situatie, waar het merendeel van de kunstwerkers professioneel actief is vanuit een zelfstandig hoofd- of bijberoep.
Daarnaast lijken sommige hervormingen niet altijd rekening te houden met de bevoegdheden die Vlaanderen heeft en initiatieven en voorzieningen die aan Vlaamse zijde al bestaan.
Daarom heb ik het initiatief genomen om samen met de bevoegde federale ministers en de bevoegde ministers van de gewesten en gemeenschappen het wetsvoorstel en de implicaties op verschillende beleidsvlakken te bespreken. Die gesprekken zijn lopende. We zaten afgelopen dinsdag een eerste keer samen. Tijdens dit overleg hebben we onze vragen geformuleerd. Later deze maand vindt een opvolgvergadering plaats. Tegen dan zouden ook enkele adviezen die de Federale Regering heeft gevraagd, onder andere van de Nationale Arbeidsraad, binnen moeten zijn.
Vanzelfsprekend zal ik de impact van de uitbreiding van het kunstenaarsstatuut op de sociaal-economische positie van de creatieve professional monitoren en onderzoeken wat de impact is op het statuut dat een kunstwerker verkiest om zijn artistieke activiteiten te ontplooien.
We zijn nog maar in een eerste fase van het wetgevend proces. Daarom is het nu nog te vroeg om al een uitspraak te doen over de manier waarop we de impact gaan monitoren. Ik zie daar wel een aantal dingen in, maar er zijn ook nog een aantal vragen. We zijn in overleg met de andere gemeenschappen en gewesten en de federale overheid.
Uw andere drie vragen zal ik samen behandelen.
Sinds mijn benoeming als minister van Cultuur is de positie van de kunstenaar voor mij een belangrijk punt. In mijn strategische visienota van 1 april 2020 heb ik onder meer de aandacht op een correcte vergoeding van kunstenaars gericht en is zelfredzaamheid een van de vijf prioritaire aandachtspunten. Dit engagement van mijn kant werd nadien geoperationaliseerd binnen het hernieuwde Kunstendecreet en het bijhorende uitvoeringsbesluit. Concreet zijn de aandacht voor een correcte vergoeding van kunstenaars en de toepassing van fair practices gevat in de beoordelingscriteria.
De appreciatie en invulling van de fair-pay- en fair-practicesprincipes zijn trouwens tot stand gekomen na een traject in samenspraak met de sector, wat zorgt voor een breed draagvlak. De principes worden gedeeld en gepromoot via de website www.juistisjuist.be, waarnaar u net verwees. Het is nu dan ook zaak van alle actoren in de kunstensector, individuele kunstenaars, cultuurwerkers en werkgevers, om hier gezamenlijk werk van te maken.
Uw vraag naar vooruitgang in de positie van de kunstenaar is dus meer dan terecht. De realiteit dwingt ons wel geduld aan de dag te leggen wat betreft de impact van de vernoemde beleidsmaatregelen. De beoordelingsprocedure in het kader van het Kunstendecreet is momenteel lopende en de implementatie hiervan start in 2023. De verhoogde aandacht van de thematiek heeft uiteraard wel al de nodige veranderingen in de sector teweeggebracht.
Naast de aandacht binnen het Kunstendecreet voor fair pay en fair practices heb ik vorig jaar in juni 2021 ook het derde Vlaams intersectoraal akkoord voor de podiumkunsten, het zogenaamde VIA 3-akkoord, afgesloten met de werkgevers en de vakbonden uit de podiumkunsten voor de periode 2021 tot 2025. Het doel is de tewerkstelling in de podiumsector op een duurzame en veerkrachtige manier te versterken en te ondersteunen. Het ging om een bijkomend budget van nagenoeg 2 miljoen euro per jaar, waarvan 1,4 miljoen euro voor koopkrachtmaatregelen en 600.000 euro voor kwaliteitsmaatregelen. Het totaalbudget voor de VIA-maatregelen voor de kunstensector groeide hierdoor aan tot 6 miljoen euro per jaar.
Door dit akkoord steeg de koopkracht van de werknemers uit de kunstensector nog boven op de automatische indexering van de lonen, via een verhoging van hun eindejaarspremie. Er was in dit akkoord ook bijzondere aandacht voor de vele flexwerkers en werknemers met korte contracten die actief zijn in de kunsten. Het zijn maatregelen die zijn afgesproken, waar de sociale partners volop werk van aan het maken zijn. De implementatie is volop bezig. Samen met de sector maak ik dus volop werk van een ondersteuning van kunstenaars op verschillende niveaus. Dit zal ongetwijfeld ook bijdragen tot een positieve perceptie van kunstenaarsloopbanen.
Het is goed dat u samenzit en een aantal zaken aan het bespreken bent. Als ik het goed begrijp, hebt u daar een initiatief rond genomen. Het is jammer dat uw partijgenoten dat niet hebben afgewacht en een teneur hebben gezet die eerder negatief is en de kunstenaar en het kunstenveld niet ten goede komt.
Mijn bijkomende vraag is wat voor u nog de knelpunten zijn. Welke zaken worden besproken? Kunt u iets meer zeggen over de onderwerpen, zonder dat er al resultaat van is?
Het is goed dat fair pay, fair practice en Juist is Juist er zijn, maar het laatste rapport, ‘Loont passie?’, legt nog eens heel duidelijk de knelpunten bloot. Het is een feit dat onzichtbare en al te vaak niet-betaalde arbeid nog steeds een belangrijk deel uitmaakt van wat kunstenaars moeten doen. Het is ook een feit dat opdrachten tijdelijk en vaak niet duurzaam zijn. Het aantal uren dat geklopt moet worden om van de kunstenaarsloopbaan een leefbaar beroep te maken, zorgt voor enorme druk, waardoor vrouwen de eersten zijn – en die cijfers waren heel frappant – die een loopbaan in de kunsten moeten opgeven en iets anders moeten zoeken om het allemaal behapbaar te houden. Dat blijven toch knelpunten. Het is goed dat er maatregelen genomen zijn. Ik hoop op een heel goede opvolging van de werkelijke resultaten van de genomen initiatieven.
Mijn bijkomende vraag is: wat zijn volgens u nog de knelpunten?
Mevrouw Coudyser heeft het woord.
In verband met het onderzoek ‘Loont passie?’ heb ik gelezen – ik heb dat misschien anders gelezen dan u – dat de economische positie van die creatieve professionals eigenlijk niet wezenlijk verschilt van de eerdere onderzoeken uit 2014, 2016 en 2018, wetende dat we de afgelopen twee jaar met een serieuze coronacrisis zaten. In die studie valt heel duidelijk op dat de steunmaatregelen uit de coronacrisis hun doel bereikt hebben en dat we ondanks die moeilijke jaren ook de mindset om creatief aan de slag te blijven gaan, wel houden. Dat is al heel positief. Dat betekent niet dat die correcte verloning van de kunstenaars geen uitdaging blijft. Ik denk dat de minister-president voldoende voorbeelden gegeven heeft van hoe wij hier in Vlaanderen een activerend beleid hebben en de creativiteit ten volle willen omzetten naar dat ondernemerschap. Het VIA 3-akkoord bijvoorbeeld heeft wel heel duidelijk aangetoond dat we door faire verloning ook inzetten op het zichtbaar maken van het zogenaamd onzichtbaar werk. Dat zal zich in de toekomst wel in een positieve zin voortzetten.
Ik stel wel vast – dat hebben we in deze commissie vanuit Vlaanderen met alle partijen al gezegd, denk ik – dat we ook nood hebben aan een goed kunstenaarsstatuut en dat een grondige hervorming zich echt opdringt. Ondertussen heb ik ook het voorstel dat op het federale niveau ligt, gelezen. Als wij hier gaan voor het aanzetten naar eerlijk loon en het aan de slag gaan, dan zie ik daar toch echt wel een aantal zaken die eerder naar inactiviteit wijzen en het bijna nog makkelijker maken. Ik zie bijvoorbeeld ook overlapping met wat Cultuurloket in Vlaanderen al lang doet. Dat zijn dus een aantal zaken die nog uitgeklaard moeten worden. Ik hoop vooral ook op de collega’s van cd&v en Open Vld, die daar toch gaan bewaken dat wat we hier in Vlaanderen doen, zich ook vertaalt in de hervorming van het kunstenaarsstatuut.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik wil natuurlijk niet in technische details vervallen, maar waar gaat het fundamenteel over, de vragen die jullie gesteld hebben? Over bevoegdheden, of er geen bevoegdheidsoverschrijdingen zijn. Daar moeten van het federale niveau duidelijke antwoorden op komen om aan te tonen dat men binnen zijn bevoegdheidspakket blijft. En ook of het voldoende rekening houdt met de situatie in Vlaanderen in het kunstenveld – eigenlijk heb ik het antwoord in mijn antwoord van daarstraks al gegeven –, waar wij inzetten op fair practices en fair pay, wat aan de andere kant van het land veel minder gebeurt, en waar wij in Vlaanderen ook zitten met heel veel kunstenaars in een zelfstandigenstatuut, met die typische constellatie van het Vlaamse landschap. We hebben alleen nog maar vragen op tafel gelegd, mevrouw Meuleman, voor alle duidelijkheid. We hebben daar een heel aantal vragen rond geformuleerd.
Ik ben in elk geval blij, minister-president, dat u genuanceerder bent dan uw collega, de heer Anseeuw, in zijn uitlatingen en opinies. Ik denk dat het geenszins de bedoeling is – hiermee wordt het cliché dan nog maar eens bevestigd – dat dat inactiviteit zou bevorderen, wel integendeel. Het is de bedoeling om ruimte te geven om een carrière en een loopbaan in de kunsten te ontwikkelen. Het zijn dus die kwalijke clichés die we echt moeten bevechten, minister-president. Ik hoop dat u blijft benadrukken dat voor u het omgekeerde, de fair pay en fair practice, belangrijk is.
Voor de rest zullen we opvolgen wat er uit het overleg komt. Dus in elk geval bedankt voor dat initiatief.
De vraag om uitleg is afgehandeld.