Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de open brieven van State of the Arts en het Platform voor audiovisuele en mediakunsten
Report
De heer D’Haese heeft het woord.
Op maandag 16 mei publiceerden de kernleden van State of the Arts een open brief aan de leden van de landschapscommissie met daarin zeven aandachtspunten. De landschapscommissie moest op 16 en 17 mei een nieuw advies geven over de meer dan dertig kunstorganisaties die door de twaalf beoordelingscommissies het advies ‘positief buiten budget’ hebben gekregen bij de subsidieaanvraag. Dat betekent dus: een goed project, een goed dossier, maar we hebben er jammer genoeg geen geld voor.
De open brief werd intussen ondertekend door meer dan tachtig klinkende namen uit het kunstenveld. De brief beschrijft de onmogelijke taak waar de landschapscommissie voor stond. Ze moest namelijk corrigerend landschapsadvies uitbrengen voor 4,5 miljoen euro, terwijl de geadviseerde bedragen voor alle positieve adviezen buiten budget samen meer dan 20 miljoen euro bedragen. State of the Arts toont in zijn brief de verregaande gevolgen voor het cultuurlandschap aan als de Vlaamse Regering de adviezen zal volgen. Het gevolg zal opnieuw een structurele verschraling van de kwaliteit van het veld betekenen.
Het is natuurlijk niet de eerste keer dat de culturele sector aan de alarmbel trekt. Ten eerste is die nog volop bezig de gigantische gevolgen van de coronacrisis te boven te komen. Dat is echt nog niet verwerkt. Ten tweede vereist de hoge inflatie een indexering van de budgetten voor Cultuur. En ten slotte berekende het Overleg Kunstorganisaties (oKo) dat de organisaties die ‘positief buiten budget’ waren, samen 22,4 miljoen euro nodig zouden hebben. Om de koopkracht van de hele sector te herstellen en te investeren in de toekomst van de professionele kunsten, is volgens oKo zo’n 38 miljoen euro extra nodig, ofwel 0,07 procent van de uitgavenbegroting van de Vlaamse overheid.
Als we naar de evolutie van het budget van de kunsten kijken sinds 2014, en als we daar een indexering naast leggen, dan merken we dat dat fors daalt en de levensduurte niet volgt. Die budgetten stijgen niet of blijven niet gelijk, maar gaan naar beneden. In het jaar 2022 is een absoluut dieptepunt bereikt.
Minister-president, hoe reageert u op de bezorgdheden over de verschraling van het culturele landschap die de schrijvers van de open brief bekendmaakten? Welke maatregelen stelt u voor? Bent u bereid om het cultuurbudget te verhogen, gezien de grote noden die er zijn? En hoe beoordeelt u de sinds jaren dalende cultuurbudgetten?
Minister-president, ik heb een gelijkaardige vraag over de open brief van State of the Arts en het Platform voor Audiovisuele en Mediakunsten (PAM). Op 15 mei 2022 publiceerde State of the Arts een open brief, gericht aan de landschapscommissie. In april richtte PAM een open brief aan de beleidsmakers in het kader van de preadviezen. Daarin schetsen ze op treffende wijze de uitdagingen waar de landschapscommissie voor staat, namelijk met te weinig middelen het ecosysteem van ons Vlaamse kunstenlandschap vrijwaren. Zowel wat betreft speel- en residentieplekken voor kunstenaars als wat betreft cultuureducatie, cultuurspreiding over heel Vlaanderen en internationaal, meerstemmigheid binnen de sector, innovatie en experiment et cetera dreigen er grote hiaten te vallen. Ook de instroom van nieuwe organisaties is beperkt.
Met het huidige budget kunnen lang niet alle organisaties die een positieve beoordeling kregen, gehonoreerd worden. Dat betekent de facto dat het bloeiende Vlaamse kunstenlandschap, waarmee we internationaal hoge ogen gooien, dreigt te verschralen. Ook de kaasschaafmethode, waarbij elke organisatie die positief beoordeeld werd, wat inlevert om andere organisaties overeind te houden, is geen optie, omdat de voorbije jaren door besparingen en het niet-indexeren van de middelen de sector al tot op het bot werd uitgehold.
Naar aanleiding van de brief hebben wij de volgende vragen, minister-president. Hoe kijkt u aan tegen de dreigende verschraling van het landschap? Hoe zult u ervoor zorgen dat onze boeiende kunstensector ook in de toekomst kwalitatief en divers werk kan realiseren? Hoe zult u ervoor zorgen dat onze sector veerkrachtig blijft voor de komende vijf tot tien jaar? Waar zult u budget halen om een drama te voorkomen? Welke pistes worden onderzocht om de financiering van het Kunstendecreet toch rond te krijgen?
Wat met de organisaties die een negatief advies kregen of organisaties die niet door de landschapscommissie werden opgevist? Is er een uitstroomscenario voorzien? Als die organisaties enkel kunnen terugvallen op projectsubsidies, zal dat een enorme druk zetten op het voorziene budget voor projectsubsidies en dreigen er opnieuw kansen voor nieuwe spelers in het veld verloren te gaan. Hoe zult u ervoor zorgen dat de beperkte pot met projectsubsidies niet onder druk komt te staan door het grote aantal organisaties die achter het net van de werkingssubsidies hebben gevist?
En hoe zult u ervoor zorgen dat de organisaties die het zonder structurele subsidies moeten stellen, alsnog een gezond arbeidsklimaat en ‘fair practice’ kunnen realiseren voor hun kunstenaars en medewerkers en dat belangrijke werkingen in dit ecosysteem niet compleet stilvallen omdat ze niet aan de economische en financiële druk kunnen voldoen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Mijnheer D’Haese, wat een plezier om u in de commissie Cultuur te zien, terwijl er deze keer eigenlijk weinig camera's staan. Toen gebeurde dat nog wel eens. Het is een plezier. (Opmerkingen van Jos D’Haese)
Ik heb begrip voor de onzekere situatie waarin vele organisaties en spelers zich momenteel bevinden. Ik maak me echter wel sterk dat via het Kunstendecreet een kwalitatief, divers kunstenlandschap ondersteuning kan blijven vinden. Het totale aantal gesubsidieerde organisaties zal in ieder geval in dezelfde grootteorde blijven als ervoor. Er komen immers heel wat instromers bij, vaak jonge organisaties die een nieuwe dynamiek aan het landschap kunnen geven. Dat was ook een van de bedoelingen van het decreet, namelijk om er een dynamiek in te krijgen, om nieuwe organisaties te laten instromen en andere te laten uitstromen.
We hebben het in deze commissie al een aantal keer gehad over het verhogen van het budget. Het budget voor de werkingssubsidies binnen het Kunstendecreet zoals voorzien in de begroting 2022 is voorafgaand bekendgemaakt door mijn administratie: het gaat om nagenoeg 90 miljoen euro voor kunstenorganisaties die een werkingssubsidie aanvragen, iets meer dan 61 miljoen voor kunstinstellingen en ongeveer 3,5 miljoen euro voor organisaties met specifieke kerntaken.
Ik kan nog geen voorafname doen op eventuele bijkomende budgetten, aangezien dat een beslissing is van de voltallige Vlaamse Regering. Die zal wel in de komende weken genomen worden. Ik heb in deze commissie en op verschillende fora al vaak gezegd dat ik mij ertoe verbind om een inspanning te leveren om dat budget omhoog te krijgen. Daar blijf ik bij. Met een verhoging van dat budget kunnen we een aantal echt grote moeilijkheden oplossen. Ik zal me daarvoor inzetten, maar dat zullen we dus op 30 juni om 12 uur 's nachts ten laatste te weten komen. Daarom zal de onzekerheid bij een aantal organisaties inderdaad nog een paar weken duren. Ik heb daar begrip voor.
Hoe beoordeel ik de dalende cultuurbudgetten? Ik heb hier al een aantal keer aangegeven en ik wil hier vandaag herhalen dat in 2022 het beleidsdomein Cultuur niet heeft hoeven te besparen, in tegenstelling tot ongeveer alle andere departementen van de Vlaamse overheid. Ik ben daar als minister van Cultuur fier op.
Uiteraard ben ik op de hoogte van de berekeningen die oKo gemaakt heeft. Dit hebben we op 31 maart al in deze commissie besproken en dat is ook met hen besproken. Het gaat hier overigens enkel over de kunstbudgetten, niet over cultuurbudgetten. Het is trouwens niet zo eenvoudig om cultuurbudgetten uit de begroting te isoleren wegens een aantal budgetposten voor onder andere infrastructuur die we gemeenschappelijk hebben met de minister van Jeugd. Maar ik kan iedereen aanraden om naar de cijfers van de laatste jaren te kijken, bijvoorbeeld via het eenvoudige en vrij beschikbare klikmodel. Ik verwijs daarvoor naar begrotingdigitaal.fenb.be. U zult allesbehalve een daling opmerken. Overigens heb ik toen ook aangegeven dat het wel verantwoord is om de middelen voor het Kunstendecreet te verhogen en dat ik mij daarvoor wil inzetten. Ik ben dus een inspanningsverbintenis aangegaan, ook met oKo.
Wat met de organisaties die een negatief advies kregen? Het Kunstendecreet voorziet een vastgelegd percentage voor projectsubsidies. Dat was een vraag van deze commissie die al vele jaren leefde. Dat is nu vastgelegd op 12,5 procent van het bedrag beschikbaar voor werkingssubsidies van kunstenorganisaties. Als ik het budget verhoogd krijg, dan gaat van de budgetverhoging 12,5 procent in de projectsubsidies. In tegenstelling tot het verleden blijft een bepaald aandeel dus altijd voorbehouden voor projectsubsidies. Organisaties die geen werkingssubsidies meer ontvangen, kunnen een beroep doen op projectsubsidies voor zover het om een afgebakend project gaat. Ik reken op de inschatting van de beoordelingscommissies om de meest relevante initiatieven positief te adviseren en ook ruimte te laten voor nieuwe spelers.
Dan kom ik tot de laatste vraag. Ongeacht of een organisatie wel of geen subsidies ontvangt, moet er aandacht zijn voor een faire vergoeding van kunstenaars. Dit blijft de verantwoordelijkheid van de organisatie. Indien een organisatie geen structurele subsidies meer ontvangt, dient zij haar werking te herevalueren en het zakelijk beheer bij te sturen. Er zijn reeds diverse initiatieven ondernomen door belangenbehartigers en bovenbouwspelers om organisaties op dit vlak te ondersteunen. Maar het is natuurlijk zo dat als organisaties negatief beoordeeld worden dat consequenties heeft, anders moeten we die hele beoordeling stoppen. Ik pleit daar niet voor. Ik pleit er niet voor dat de politiek zal zeggen: ‘Jij krijgt subsidies en jij niet’. Bij het krijgen van een negatief advies heeft men nog de kans om argumenten op tafel te leggen en de beoordelingscommissies bekijken dat opnieuw. Als men dan toch eindigt met een negatief advies, dan kunnen we niet zeggen dat we dat opzijleggen en gewoon voortdoen als daarvoor. Dat is een moeilijke positie.
De heer D’Haese heeft het woord.
Bedankt voor het warme welkom in de commissie Cultuur. Ik ga jullie jammer genoeg snel moeten verlaten om naar de commissie Wonen te spurten, waar mijn volgende vraag geagendeerd staat.
Het is heel positief dat u zich wilt inzetten voor de verhoging van de budgetten, maar zoals u al in eerdere commissies hier hebt gezegd, minister-president, is het een inspanningsverbintenis maar geen resultaatsverbintenis. Het is natuurlijk het resultaat dat telt, dat hoef ik u niet uit te leggen. Dat is waarmee acteurs kunnen worden betaald, technici kunnen worden ingezet en decors kunnen worden gebouwd;
Het stoort me een beetje dat het blijkbaar altijd te vroeg is om er vragen over stellen. Binnenkort zal het natuurlijk te laat zijn. Dan hebben we een probleem van de controle van het parlement op de budgetten, als het antwoord altijd is dat u dat in de regering nog wel zult bespreken.
Er is absoluut extra budget nodig, minister-president. Er mag dan niet extra bespaard zijn, maar als je kijkt naar de evolutie van de budgetten de afgelopen jaren, dan dalen die, als je rekening houdt met de levensduurte en de inflatie. Dat zet de sector vandaag onder grote druk. U zegt dat er een aantal nieuwe bij komen, maar dan moeten er ook een aantal afvloeien. Er zijn een aantal commissies waar er minder budget is dan vroeger, omdat men het verschuift naar waar men nieuwe spelers wil binnenhalen.
Ik kan de vraag om de budgetten te verhogen alleen maar herhalen en vragen om niet, zoals u eigenlijk vandaag doet, de hete aardappel door te schuiven naar de commissies. (Opmerkingen van Marius Meremans).
Laat u me even uitspreken? Dan gaan we tegen middernacht op 30 juni 2022 zien wat het wordt. Dat is volgens mij geen manier waarop je als verantwoordelijke minister aan beleid doet. Je moet duidelijkheid geven aan de sector en aan de commissie, zodat die in eer en geweten kan beslissen.
Ik ben het er wel helemaal mee eens, minister-president, dat je met een probleem zit als je pas weet of er extra budget zal zijn op een moment dat de beslissingen genomen worden. Als men zou weten, ook bij de commissies, wat de nog beschikbare budgetten zijn, zou dat misschien een ander verhaal zijn. Op dit moment zegt u dat u het 30 juni om 12 uur zult duidelijk maken. (Opmerkingen van minister-president Jan Jambon)
Maar mij lijkt het nuttiger om dat vroeger te doen om een inschatting te kunnen maken van hoe we het aanpakken. Ik wil dit punt van de heer D’Haese volledig onderschrijven.
Er zal ook een grondige evaluatie nodig zijn van de werking en de resultaten van de commissies. U hebt niet uitgebreid geantwoord op mijn vraag over de verschraling, maar we zien een aantal lijnen die ons ongerust maken. Het gaat dan bijvoorbeeld over een aantal organisaties die inzetten op cultuureducatie in bepaalde steden en gemeenten. Daar lijkt zich een probleem te gaan voordoen.
We hebben het hier ook al uitgebreid gehad over Toneelhuis of Z33 of andere zaken, die heel groot zijn en waarvan de impact gigantisch zal zijn. Die impact is er niet alleen op de eigen werknemers – dat is een stukje een economisch drama, omdat heel veel mensen op straat zullen staan als ze niet meer worden opgepikt – maar ook op het hele ecosysteem van cultuur in een bepaalde stad of regio. Er zijn fundamentele vragen te stellen bij de resultaten van deze ronde.
Ik vraag me af hoe u het ziet, minister-president, om bepaalde serieuze hiaten te gaan dichtrijden met voldoende budgetten.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik hoor hier rare dingen. Ik vraag me af wat de collega van de PVDA eigenlijk wil. Wil hij dat wij op voorhand bepalen wie welk geld gaat krijgen?
Eerst wordt gezegd dat de politiek zich afzijdig moet houden en het moet overlaten aan de sector. De adviezen en de landschapscommissie, dat is de sector, collega’s. Dat is niet de politiek. Het is niet de minister die het gaat bepalen. Men leest dat er een verschraling zal komen. Ik weet niet welke adviezen en beslissingen de landschapscommissie heeft genomen. Weet de heer D’Haese dat wel? Weet mevrouw Meuleman dat? Ik weet dat niet, ik laat dat over aan de landschapscommissie.
Dan wil ik het hebben over de vraag naar geld. U moet het maar eens aan mevrouw Coudyser – ze zit hier naast mij – vragen welke bedragen de Vlaamse Regering tijdens corona heeft vrijgemaakt voor de cultuursector. U moet dat echt eens opvragen. De cultuursector is ook niet getroffen door besparingen, daar zijn we het over eens. Het is nu mijn derde minister van Cultuur. Zowel bij mevrouw Schauvliege als bij de heren Gatz en Jambon hoor ik steeds de vraag naar meer geld. Maar die horen we in alle andere sectoren. In elk huishouden is er een limiet op het beschikbare budget. Of we kunnen gewoon faillissement aanvragen en dan zal Europa wel zeggen wat we moeten doen. Kijk naar Portugal en wat er daar met de pensioenen is gebeurd. Dat wil ik hier niet meemaken. Met andere woorden: je moet naar een beheersbaar landschap gaan en we moeten eerlijk zijn met de sector. Dat betekent dat niet iedereen centjes gaat krijgen. Dat moet je gewoon eerlijk durven zeggen. Dat is natuurlijk niet cool, want dan krijg je minder applaus, maar dat is verantwoord besturen. Ik denk dat we nu eerst de adviezen moeten afwachten. Dat is voor de regering. En dan moeten we zien wat belangrijk is en wat we hier gaan doen op basis van de adviezen die we hebben.
Het moet me toch wel van het hart dat hier toch een zeker wantrouwen tegenover de beoordelingscommissies te horen is. Ja, mevrouw Meuleman, ik heb ook opmerkingen gehoord over de beoordelingscommissies. We gaan dat inderdaad moeten evalueren, maar voor alle duidelijkheid: de beoordelingscommissie en de landschapscommissie is de sector zelf.
Als we meer geld willen, dan moeten we zien dat we ook meer inkomsten verwerven in Vlaanderen. Een groot voordeel zou zijn dat Vlaanderen zelf over de eigen inkomsten zou kunnen beschikken, dan zal er ook meer geld beschikbaar zijn. Maar ik heb vernomen dat de andere partijen naar een ander systeem willen gaan.
Ik begrijp de bezorgdheden. We moeten goed kijken welke keuzes moeten worden gemaakt. Wat de verschraling betreft, moeten we naar de landschapscommissie kijken om die rijke schakering te blijven behouden. Dat is enorm belangrijk. Maar we moeten ook eerlijk zijn: er is een limiet op het budget. Daar moeten we eerlijk in zijn.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister-president, uw antwoord was heel correct en heel uitvoerig. Ik wil ook State of the Arts bedanken voor de brief, want die schetst heel duidelijk de problematiek, de complexiteit en de uitdagingen waarmee we vandaag worden geconfronteerd in de uitvoering van de procedure van het Kunstendecreet. Die procedure en dat principe hebben we in het parlement goedgekeurd. We hebben geoordeeld dat het aan de sector is, aan de commissies en de landschapscommissie, om adviezen te geven, onafhankelijk van politieke voorkeuren. Ik begrijp natuurlijk de bezorgdheden uit de sector.
Er zijn toch wel twee zaken die moeten worden losgekoppeld van elkaar. Dat zijn enerzijds de procedure en anderzijds het budget. Het klopt dat elke beoordelingscommissie een bepaald budget heeft gekregen om daarbinnen positief advies binnen budget te geven. Maar daarnaast kunnen ze ook positieve beoordelingen geven die buiten het budget vallen. Ten gronde is en blijft dat nog altijd een positief advies voor de organisatie en haar aanvraag.
De volgende stap is aan de landschapscommissie, die voor 4,4 miljoen euro kan ‘opvissen’. Dat volstaat inderdaad niet voor alle organisaties die nu ‘positief buiten budget’ hebben gekregen. Dan is het nog niet einde verhaal. De landschapscommissie kan nog altijd een advies geven aan de regering met de vraag om externe middelen te voorzien. De beoordeling an sich blijft altijd positief.
De vraag die hier gesteld wordt, is niet nieuw. Ik heb die zelf ook maanden geleden al gesteld. De minister-president heeft daar heel duidelijk op geantwoord. Dat doet hij vandaag opnieuw. Hij zal de inspanning aangaan om extra middelen te zoeken. Ik ken minister Jambon als een man van zijn woord. Ik heb er vertrouwen in en we steunen u, minister-president, om die extra middelen te vinden.
Collega D’Haese, ik heb liever een minister die zegt dat hij die inspanningsverbintenis aangaat en gaat kijken op basis van de finale beoordelingen en de hele puzzel die wordt gelegd om daar een goed onderbouwde keuze te maken, dan een minister die een resultaatsverbintenis aangaat en zegt ‘ik ga zoveel voorzien’, ongeacht de grote puzzel en het oordeel van de landschapscommissie, waar de hiaten van het ecosysteem worden opgevuld. Ik verkies de manier die de minister-president voorstaat. Daar heeft hij alle steun in. We kijken ook uit naar de extra middelen die decretaal gekoppeld zullen worden voorzien voor die projectsubsidies.
Dan is er een tweede zaak: die negatieve adviezen. Daar verwisselen jullie de procedure met het budget. Dat heeft niets te maken met het budget dat voorzien is. Als een commissie beoordeelt dat een dossier negatief is, dan is dat negatief, ondanks het budget dat voorzien was. Dat gaat dan over het zakelijke en het artistieke plan. Zelfs indien wij 1 miljard euro middelen zouden kunnen verdelen, zou een negatief advies nog altijd een negatief advies zijn. Dat is het idee van dit nieuwe Kunstendecreet. Ik heb in het algemeen vertrouwen in de oordelen van die beoordelingscommissies. Ik denk wel dat een evaluatie zich inderdaad opdringt. Ik heb ook een aantal beperkingen gehoord, of een aantal hiaten in de werking van die beoordelingscommissies. Ik heb mijzelf ook wat vragen gesteld bij een aantal adviezen. Maar ook dan is het nog niet einde verhaal. Er kan dan nog altijd via de lokale besturen naar de minister gekeken worden en kunnen er afwegingen gemaakt worden. Er zijn nu natuurlijk nog wel een aantal beperkingen in hoe het is uitgevoerd, denk ik. Maar in het algemeen staan we wel achter dat principe.
Ik heb twee heel concrete vragen. De beoordelingscommissies en de landschapscommissie hebben hun werk nu afgerond, minister-president. Het departement moet dan ook nog een voorstel van beslissing, inclusief dat subsidiebedrag, aan u overmaken. Hebt u dit voorstel tot beslissing al ontvangen of wanneer verwacht u dat? Het is immers belangrijk dat u ook nog voldoende tijd hebt om die beslissing voor te leggen aan de regering en voor te bereiden.
Indien u het al hebt ontvangen, bent u al in overleg gegaan met de landschapscommissie of de voorzitters van de beoordelingscommissies om nadere toelichting te vragen bij hun adviezen?
De heer Brusselmans heeft het woord.
Ik wil nog even kort aansluiten, omdat ik wel blij ben dat bij de meerderheid hier blijkbaar toch het idee aan het rijpen is dat er inderdaad iets schort aan heel het systeem van die beoordelingscommissies. Dat is hier de voorbije twee, drie jaar eigenlijk een heilig huisje geweest naar mijn aanvoelen, waar niets op gezegd mocht worden, want ‘je gaat je als politiek toch niet moeien in de oordelen van die commissies’. Ik begin nu zo wel wat te voelen. Collega Van de Wauwer zegt dat een evaluatie zich opdringt. Collega Meremans zegt eigenlijk min of meer hetzelfde. (Opmerkingen van Orry Van de Wauwer)
Ik ben blij dat er nu eindelijk een beetje kritiek kan komen op die commissies, want die is volledig terecht. Ik heb ook die verzuchtingen gehoord, zelfs van enkele commissievoorzitters van deze ronde, die de werkwijze aanklagen. Collega Meremans, u steekt het volledig op de sector. U zegt dat het de sector is die daar actief is. Het is natuurlijk wel de politiek die de modaliteiten van zo’n commissie bepaalt en voor een groot deel de werkwijze. Als je enkele adviezen bekijkt – en ik durf dat hier duidelijker te zeggen dan anderen –, dan heb ik daar zeer grote vraagtekens bij. Je ziet dan van veraf dat daar vaak persoonlijke vetes spelen, dat daar tactische keuzes worden gemaakt door de ene binnen budget en de andere buiten budget te beoordelen of soms zelfs negatief, met het gedacht ‘ze zijn too big to fail, die worden toch wel weer opgevist’. Toneelhuis is een fantastisch voorbeeld op dat vlak. Heel dat systeem moet dus herbekeken worden. Dat zeg ik ondertussen al drie jaar in het parlement. Ik ben blij dat de geesten nu aan het rijpen zijn.
En ‘last but not least’: uiteraard staat een negatief advies los van de financieringskwestie, van het aantal middelen dat er is. Aan een negatief advies moet naar mijn mening ook een gevolg verbonden worden. Ik heb ook altijd vernomen dat u hetzelfde oordeel hebt, minister-president. Maar als ik dan bijvoorbeeld kijk naar wat men in het schepencollege in Antwerpen als reactie daarop heeft, hoop ik dat u zich niet laat doen door uw partijvoorzitter, maar dat u daar standhoudt en dat u aan een negatief advies ook een bepaalde consequentie zult verbinden. We hebben in deze regering al andere voorbeelden gezien. Ik denk bijvoorbeeld aan Wel Jong Niet Hetero. Dat is een andere commissie, een ander beleidsdomein, maar die hebben ook een negatief advies gekregen en die zijn toch door uw Vlaamse Regering, door minister Dalle, zeer royaal bedeeld. Die hebben toen maar 10 procent van hun middelen verloren, denk ik, en nog 90 procent gekregen, hoewel het advies van de commissie veel, veel minder was. Dat gebeurt dus. Blijkbaar legt de politiek toch wel de beoordelingscommissies naast zich neer als het haar uitkomt. Ik kan aan u vragen om daar wel een duidelijk gevolg aan te geven, maar er natuurlijk wel voor te zorgen dat er geen bloedbaden zijn. Dat is een dunne lijn.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Ik vind het inderdaad raar dat u zegt dat, als we alle adviezen binnengekregen hebben en het geheel overschouwen, het dan een verkeerde werkwijze is om te zeggen dat ik, mits wat extra budget, hier wel wat problemen kan oplossen. Ik vind het raar dat u dat bekritiseert. Ik zal in het vervolg zeggen dat het budget dat we erbij kunnen krijgen, ondanks de PVDA is. De heer Van de Wauwer heeft 100 procent gelijk: wat het budget ook is, dat beïnvloedt wel de categorie ‘positief binnen of buiten begroting’, maar de categorie ‘negatief’ heeft daar in wezen niets mee te maken, zelfs als de beoordelingscommissie niet wist over welk budget ze beschikte.
Ik denk dat dit nog altijd een goede werkwijze is. In een begroting staat een bepaald bedrag. En dat zal, laten we eerlijk zijn, altijd te laag zijn. Ik denk niet dat mijn voorgangers als minister van Cultuur het ooit meegemaakt hebben dat ze zich moesten afvragen hoe ze hun budget buiten zouden krijgen. Ik denk dat dat nog nooit de uitdaging geweest is voor een minister van Cultuur.
Ik denk dus dat dat een goede werkwijze is: dat is het budget, en dan zien we wat de consequenties daarvan zijn en wat er nog nodig is om hier en daar wat problemen op te lossen. Dat gaan we dus ook doen.
Natuurlijk gaan we evalueren. Dat heeft niets te maken met kritiek op die commissies of wat dan ook. We hebben het Kunstendecreet aangepast. Het is nu de eerste keer dat we die methodiek zo toepassen. Dat dat geëvalueerd moet worden, lijkt me dus logisch.
Mijnheer Van de Wauwer, we hebben het voorstel van de administratie nog niet. Dat zal eerstdaags binnenkomen. We hebben wel al samengezeten met de landschapscommissie na hun advies, om goed te begrijpen hoe ze dat gedaan hebben. We hebben het voorstel van de administratie dus niet afgewacht om al eens met de landschapscommissie aan de tafel te gaan zitten. Maar ik verwacht het voorstel van de administratie eerstdaags op onze tafel, zodat we inderdaad ruim de tijd hebben om een goede beslissing te nemen. Maar dat er geween en tandengeknars en gejuich zal zijn in zo'n finaal oordeel? Ik denk dat we ons daar allemaal rekenschap van moeten geven.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mijnheer Meremans, gelukkig wordt hier een woordelijk verslag van gemaakt. Dan kunt u nalezen en herbeluisteren wat er gezegd wordt. Als u daarnet goed had geluisterd, had u wel gehoord dat ik helemaal niet heb gezegd dat de politiek zou moeten beslissen wie welk budget krijgt. Dat heb ik op geen enkel moment gezegd. De politiek beslist niet over wie welk advies krijgt. De politiek beslist over het totaalbudget dat verdeeld kan worden, en bijgevolg over hoeveel er ‘positief buiten budget’ is. Dat is de beslissing van de politiek.
Wat u hier net hebt beweerd, is nu net de ondermijning van het punt dat ik daarnet probeerde te maken. U zegt eigenlijk dat, als er een verschraling zal komen van het landschap, dat de schuld van het veld zelf zal zijn. Jullie knippen in het budget, schuiven de aardappel door naar de sector, en dan zeggen jullie dat als er problemen zijn, het de schuld van de sector is. Dat is nu exact wat ik daarnet heb proberen aan te halen. Dat heeft er dus niets mee te maken dat wij zouden zeggen dat de politiek moet beslissen wie budget krijgt en wie niet, wel integendeel.
Mijnheer Meremans, u hebt gezegd dat er altijd meer middelen moeten zijn in Cultuur, de heer Jambon heeft gezegd dat het altijd te laag zal zijn. De realiteit is dat het minder en minder middelen worden. Dat is wel zo. En de realiteit, mijnheer Jambon, is dat het lager en lager wordt. Het is dus niet zo dat er altijd meer en meer gevraagd wordt. Jullie geven altijd minder. In absolute cijfers kun je natuurlijk alles bewijzen, maar je moet natuurlijk rekening houden met de inflatie en alle budgetten indexeren, ook die voor de cultuur.
Ik wil gerust de discussie over de overheidsfinanciën voeren en over hoe efficiënt het is om vier aparte administraties te hebben in plaats van één federale, mijnheer Meremans. Ik wil die discussie gerust aangaan. Ik denk niet dat u die zult winnen. Maar ik denk dat dat voor een andere commissie is. (Opmerkingen van Marius Meremans en Filip Brusselmans)
Ja, het is allemaal veel goedkoper geworden door het op te splitsen. Echt waar. (Opmerkingen van Marius Meremans en Filip Brusselmans)
Speciale zeden hier in de commissie Cultuur. En dat cd&v zich achter inspanningsverbintenissen zet, dat verbaast mij niets, als ik kijk naar de discussie over de kinderbijslag.
Collega’s, er wordt een bepaald budget vooropgesteld, een beetje onder wat wellicht beschikbaar is. Men houdt er al rekening mee en houdt iets achter de hand. Dat is dan de zogezegde verhoging waar u daarna mee kunt uitpakken. En uiteindelijk is het dan toch de politiek, de meerderheid, die zal beslissen wie van diegenen die ‘positief buiten budget’ zijn, nog zullen worden opgevist en in welke grootteorde.
Het blijft dus een soort dubbel en niet-zuiver systeem, met wel nog een grote politieke impact, waarbij de meerderheid en de Vlaamse Regering toch nog beslissingen kunnen nemen, gebaseerd op iets waar we vanuit het parlement, en al zeker vanuit het veld, weinig zicht op zullen hebben. Ik blijf het dus een vreemde manier van werken en een vreemde procedure vinden, die we ook wel eens fundamenteel in vraag zullen moeten stellen.
En dan hebben we het inderdaad nog niet over diegenen met een negatief advies gehad, waarbij het onmogelijk wordt om die volgens de regels van dit decreet te gaan opvissen, maar waar volgens mij wel nog een oplossing voor zal moeten worden gevonden. Er zijn dus toch wel wat haken en ogen aan de hele procedure, minister-president. En ik denk dat we dat moeten durven uit te spreken, ook hier. Wordt ongetwijfeld vervolgd.
Mijnheer D’Haese, u zegt dat hier gelukkig verslagen van worden gemaakt. Als u het verslag op uw gemak kunt nalezen, zult u zien dat ik ‘ten laatste 30 juni’ gezegd heb. (Opmerkingen van Jos D'Haese)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.