Report meeting Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de subsidies voor literaire organisaties
Report
Minister-president, in Vlaanderen en Brussel zijn zes organisaties werkzaam die de Nederlandstalige literatuur in al haar genres ondersteunen en helpen verspreiden tot bij lezers en toehoorders. Het gaat over het Poëziecentrum, Vonk & Zonen, PEN Vlaanderen (Poets, Essayist and Novelists), Passa Porta, Villa Verbeelding en Behoud de Begeerte. Literatuur ligt doorgaans in de boekhandel te wachten op een koper, maar deze zes spelers brengen literatuur op een actieve wijze naar het publiek. Ze brengen de vonk van de literatuur over en zijn de maatschappelijke brandversneller die het letterenbeleid van de overheid doet oplichten voor een breed publiek. Als die organisaties niet bestonden, zou de minister ze moeten uitvinden. Maar in de hoorzitting in de commissie Cultuur van 12 mei trok Literatuur Vlaanderen aan de alarmbel. De financiële nood is te groot en te structureel. Het jarenlang uitblijven van de indexering van de werkingsmiddelen wreekt zich, en nu dubbel zo hard door de hoge inflatie. Zowel qua lonen als qua werkingsmiddelen wordt de situatie onhoudbaar.
De integratie van de overdracht van de DAC-middelen (derde arbeidscircuit) betekent ook extra loonkosten voor de betrokken organisaties, met name voor het Poëziecentrum en Villa Verbeelding. Daarnaast kloppen, naast de huidige zes, ook nog zes andere spelers aan de deur bij Literatuur Vlaanderen om middelen. Het moet gezegd dat ook die nieuwe spelers een waardevolle werking hebben.
Literatuur Vlaanderen maakte een duidelijk financieel plaatje en vraagt een versterking van deze post van 853.000 euro. We willen er ook op wijzen dat die verzuchting niet nieuw is en al in het meerjarenplan werd uitgesproken. De nood is van die orde dat het voortbestaan van de organisaties bedreigd is en dus heel wat kansen voor Vlaamse auteurs op de tocht staan.
Minister-president, erkent u de waarde van de zes spelers voor het literaire landschap? Erkent u het precaire van hun financiële situatie? Hoe zult u tegemoetkomen aan de geuite verzuchtingen, en op welke termijn? Wat zult u ondernemen om te investeren in nieuwe spelers die het literatuurlandschap kunnen verrijken?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Minister-president, ik heb een zeer gelijkaardige vraag. We hebben onlangs inderdaad een hoorzitting gehad met Literatuur Vlaanderen over hun jaarverslag 2021. Zij braken daar uitdrukkelijk en terecht een lans voor de intermediaire literaire organisaties die auteurs en lezers met elkaar in verbinding brengen en die op die manier literatuur toegankelijk maken voor een breed publiek. Literatuur heeft immers pas echt een maatschappelijke waarde als ze gelezen wordt en daarin spelen de leesbemiddelaars een cruciale rol, zoals ook bleek uit Nederlands wetenschappelijk onderzoek, ‘Naar een versterking van de veerkracht van de boekenwereld na COVID-19’ van professor Geert Buelens en anderen. Ook in het kader van het Leesoffensief, dat u en minister Weyts in december 2021 lanceerden, speelt dat hele literaire middenveld, als we het zo even mogen noemen, een cruciale rol.
De literaire organisaties hebben een beleidsplan ingediend voor de periode 2023-2027 en die plannen moeten nu beoordeeld worden door Literatuur Vlaanderen, dat voor het einde van deze maand een beslissing moet nemen. Naar aanleiding van de analyse en beoordeling van de beleidsplannen merkt Literatuur Vlaanderen terecht op dat de subsidiebedragen van die organisaties al jaren bevroren zijn, waardoor ze hun werkgeversverplichtingen ten opzichte van hun personeel niet meer kunnen nakomen, en dat zelfs het voortbestaan van de organisaties op het spel kan staan. In de kunstensector wordt het loonaandeel binnen de subsidie-enveloppes wel aangepast aan de gezondheidsindex. En we weten nu allemaal hoe belangrijk dat is in tijden van hoge inflatie. Ook het loonaandeel van het personeel van Literatuur Vlaanderen zelf wordt in de dotatie geïndexeerd. Maar voor die literaire organisaties is dat niet het geval. U huldigt als minister-president en als minister van Cultuur het fair-payprincipe. U hebt dat al dikwijls gezegd. U hebt dat als een prioriteit naar voren geschoven in het kunstenbeleid, maar in deze sector komt dat zwaar onder druk te staan.
Literatuur Vlaanderen bezorgde onze commissie een budgetoefening om de meervraag van ruim 850.000 euro te onderbouwen. Er werden naast de bestaande zes organisaties die mevrouw Meuleman opsomde, immers nog aanvragen ingediend door een aantal nieuwe organisaties, onder andere door Strip Turnhout, dat momenteel een overgangssubsidie krijgt via de zogenaamde Lottomiddelen.
Wij hebben aan Literatuur Vlaanderen gevraagd of de problematiek al met u en het departement besproken was tijdens de onderhandelingen over de recente beheersovereenkomst. In hun antwoord benadrukten zij dat u de terechte vraag wel wilde ondersteunen, maar blijkbaar teruggefloten zou zijn door de Inspectie van Financiën. Voor eind juni moet Literatuur Vlaanderen een beslissing nemen over de ingediende aanvragen, dus een oplossing dringt zich op.
Minister-president, wat was de reden voor de Inspectie van Financiën om geen budgetverhoging toe te staan voor die literaire organisaties? Welke oplossing ziet u om aan de terechte vraag naar correcte financiering van deze belangrijke intermediaire organisaties, die trouwens ook onderschreven wordt in het verslag van de regeringscommissaris, tegemoet te komen?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, natuurlijk erken ik het belang van de zes organisaties binnen het literaire landschap. Ik respecteer daarbij ook ten volle de keuzevrijheid van Literatuur Vlaanderen om in het kader van de lopende aanvraagronde van de literaire organisaties de voor het brede literaire veld beste beslissing te nemen.
Bij het afsluiten van de beheersovereenkomst voor de beleidsperiode 2021-2025 met Literatuur Vlaanderen werd een aanzienlijke inspanning gedaan om de slagkracht van Literatuur Vlaanderen te verhogen. De toelage werd voor 2021-2025 structureel met 1,6 miljoen euro verhoogd. Daarmee heeft de Vlaamse Regering de volledige meervraag, de volledige vraag die Literatuur Vlaanderen aan ons gesteld heeft, integraal ingewilligd. Die bijkomende middelen geven Literatuur Vlaanderen dus meer ruimte om een aantal ondersteuningslijnen te versterken, waaronder ook een financieel gezond literair middenveld.
Zoals hierboven al aangegeven, wens ik echter, vanzelfsprekend binnen het kader van de afspraken in de beheersovereenkomst, aan Literatuur Vlaanderen de keuzevrijheid te geven hoe die bijkomende middelen het best worden ingezet binnen het literaire landschap. Natuurlijk begrijp ik ook de vraag vanuit de literaire organisaties, maar dat is een vraag die, in een periode van erg sterke inflatie, uit alle hoeken van de maatschappij weerklinkt. Ik kan in deze fase dan ook geen specifieke tegemoetkomingen of beloftes aan deze literaire organisaties doen. We hebben de vraag van Literatuur Vlaanderen integraal gehonoreerd. Nu is het aan hen om die middelen in te zetten op de voor hen meest adequate manier.
Mevrouw Brouwers, het antwoord van Literatuur Vlaanderen waar u naar verwijst, is volgens ons niet correct. Het gaat hier waarschijnlijk om een vergissing. De Inspectie van Financiën heeft daar natuurlijk geen uitspraak over te doen. De dossiers van deze literaire organisaties worden immers niet voorgelegd aan de Inspectie van Financiën. De dossiers van de literaire organisaties worden binnen de werking van Literatuur Vlaanderen behandeld, zoals decretaal is vastgelegd.
Wel klopt het dat de subsidies aan de literaire organisaties in de afgelopen jaren niet werden geïndexeerd door Literatuur Vlaanderen. Dat is natuurlijk het gevolg van het feit dat de dotatie van Literatuur Vlaanderen slechts voor het loongedeelte, dus van het personeel van Literatuur Vlaanderen zelf, wordt geïndexeerd. Mocht ook het niet-loongedeelte van de dotatie geïndexeerd worden, wat vandaag dus in strijd is met de begrotingsafspraken binnen de Vlaamse Regering, zou Literatuur Vlaanderen ook de subsidies aan de betrokken literaire organisaties navenant kunnen indexeren. Maar de link met de Inspectie van Financiën is hier in feite niet aan de orde.
Minister-president, er is inderdaad een budgetverhoging geweest voor Literatuur Vlaanderen, die zij en ook wij absoluut kunnen appreciëren. Maar je zit natuurlijk met het probleem dat die enorme inflatie een gigantische impact heeft. En dan heb ik het nog niet over de andere bijkomende kosten in deze tijden. Dat slaat een enorme krater in de begrotingen van die organisaties, waardoor het eigenlijk onhoudbaar wordt om de werking nog verder te zetten. Dat is iets wat Literatuur Vlaanderen natuurlijk niet kon voorzien op het moment dat zij hun meerjarenplan hebben ingediend. Ze hadden die 1,6 miljoen euro extra middelen toegekend en gealloceerd aan andere zaken. Om nu te zeggen dat zij die middelen dan zelf intern moeten gaan zoeken, lijkt mij heel moeilijk, omdat natuurlijk ook andere spelers en kosten last hebben van die inflatie.
Die extra indexering zou volgens ons dus toch veeleer vanuit Vlaanderen moeten komen dan uit de middelen van Literatuur Vlaanderen zelf. Ik wil vragen om dat echt te overwegen, ook in het kader van alle inspanningen die we moeten doen om het lezen te bevorderen. We voeren die discussie hier zo vaak – gisteren nog in de plenaire vergadering – over de dalende kwaliteit van taal en lezen bij leerlingen en kinderen, maar ook in het algemeen. Telkens wanneer de boekhandels of wie dan ook hier komen spreken, wordt het belang van dat lezen benadrukt. En zij spelen daar zo’n belangrijke rol in. Ik zou het dus jammer vinden, mocht u dat niet kunnen herzien en niet op zijn minst met die indexering vanuit Vlaanderen rekening kunnen houden. Wij vragen om dat toch nog eens te herbekijken, minister-president.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
We zullen het verslag van de hoorzitting eens moeten nalezen. Ik dacht dat collega Meremans een meer voluntaristische tussenkomst had gedaan en dat we met zijn allen naar een oplossing zouden zoeken. Maar goed, we hebben uw antwoord goed begrepen. Het is natuurlijk zo dat heel veel beleidsdomeinen het moeilijk hebben door de enorme inflatie die er momenteel is. De lonen worden wel geïndexeerd, maar dat is voor de middenveldorganisaties niet het geval. Ze zitten in een speciaal hokje, als ik het zo mag zeggen. Maar ook de werkingskosten zullen een probleem geven, natuurlijk. De elektriciteitsprijzen stijgen, enzovoort. Ik neem aan dat de Vlaamse Regering zich daar de komende maanden over zal buigen in het kader van de begroting en het al dan niet verschuiven van middelen. Het zal blijken hoe de verschillende ministers daarmee omgaan. Maar dat is hier nu het debat niet.
Dit is dringend – en daarom hebben we de vraag ook meteen ingediend – omdat eind juni Literatuur Vlaanderen over de zes organisaties, plus misschien zes extra organisaties, een beslissing zal moeten nemen. U legt de bal volledig in hun kamp. Zij moeten zich binnen de huidige contouren houden aan de middelen die er zijn. Die middelen zijn inderdaad verhoogd, daar waren we zeer tevreden over, en Literatuur Vlaanderen ook, neem ik aan. Door de bal in hun kamp te leggen, is de kans wel groot dat het ten koste van de eigen werking zal gaan. Ofwel zullen minder organisaties worden betoelaagd, ofwel gaat het koste van de eigen werking van Literatuur Vlaanderen. Maar ze zullen, zelfs met de bijkomende middelen, allicht niet alles kunnen doen wat voorzien was en wat gevraagd wordt in het kader van de beheersovereenkomst. Dat is toch een kleine bezorgdheid die we hebben.
Het ging mij echt enkel over de indexering van de lonen. Ik spreek zelfs nog niet over de werkingskosten, die ook overal groeien en nog een bijkomend probleem over heel Vlaanderen met zich meebrengen. Men zou er voor de lonen toch echt iets op moeten kunnen vinden. Maar goed, ze zullen binnen hun eigen, verhoogde, middelen moeten zoeken. Ik vrees een beetje dat dat ten koste zal gaan van de eigen werking. Dat is zeer jammer.
De heer Meremans heeft het woord.
Wat dat voluntarisme betreft, is het natuurlijk zo dat we moeten kijken of er aan het einde van de rit middelen zijn. En dat laat ik over aan de regering, natuurlijk. Het is altijd gemakkelijk om beloftes te doen, maar die moeten een jaar nadien ook worden waargemaakt.
Ik heb vorige keer duidelijk gezegd dat die organisaties hun waarde hebben, maar de rek is niet oneindig. Het gaat over zes organisaties en er komen er nog eens zes bij, waarvan in aanwezigheid van Literatuur Vlaanderen hier werd gezegd dat een drietal zeker de moeite waard zijn. Maar goed, het is voor een stuk aan Literatuur Vlaanderen om te zeggen waar de focus ligt. Het is logisch dat we dat overlaten aan de organisatie.
En dan moet het huishouden gerund worden, en de financiën van het huishouden worden gedaan door de regering. Dat is nogal logisch. We kunnen in deze commissie wel zeggen dat we het een valabele optie vinden, maar dan moet er bij de begrotingsbesprekingen gekeken worden wat er eventueel mogelijk is. Voorafnames maken is moeilijk. We moeten wel trachten om het middenveld te blijven honoreren, maar het is de taak van de regering om te zien wat mogelijk is en wat niet.
Het is wel zo – en dat geldt voor alle cultuursectoren, zoals de minister heeft gezegd – dat de inflatie en de bijkomende kosten voor iedereen, voor elke organisatie geldt die tegenwoordig actief is in Vlaanderen.
Ik vraag van Literatuur Vlaanderen dat ze de keuzes niet doorschuift naar een ander niveau, maar zelf de keuzes maakt binnen de expertise die ze heeft. En dan moeten we kijken of er een beheersbaar landschap overblijft. Daarom denk ik dat we nog even zullen moeten afwachten.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Collega’s, natuurlijk begrijp ik die vragen allemaal. Maar wij als Vlaamse overheid worden natuurlijk met dezelfde fenomenen geconfronteerd. Ook in onze investeringspolitiek zie je de prijzen enorm stijgen, ook onze lonen. Dan zeggen dat het allemaal maar door Vlaanderen en door de Vlaamse begroting gedragen moet worden: ik zou zeggen dat het overheidsbeslag al redelijk hoog is in dit land en dat er grenzen zijn aan wat we kunnen en niet kunnen. In zulke tijden denk ik dat er eerder keuzes gemaakt moeten worden dan dat je zomaar automatisch de put groter maakt. Ik heb het gisteren in het parlement ook gezegd en ik wil het hier nog eens herhalen – dat is dan misschien minder als minister van Cultuur, maar wel als minister-president –: ik heb het voordeel gezien van een budget te krijgen dat gezond is, dat min of meer in evenwicht is, toen we de covidcrisis moesten aanpakken, en dat we diep in de zakken hebben kunnen tasten om de doelstelling te bereiken die we op voorhand gesteld hadden, namelijk om organisaties, instellingen en bedrijven die gezond waren voor de coronacrisis, erdoor te trekken. Als je begroting helemaal in de prak hangt, heb je die ruimte niet. Ik wil er toch ook een punt van maken om een gezonde begroting door te geven aan de volgende ploeg, na 2024. Dat wil zeggen dat de middelen gelimiteerd zijn en dat we binnen die gelimiteerde middelen de juiste keuzes moeten maken. Maar zomaar zeggen: ‘alle maatschappelijke uitdagingen: gooi het maar in de bak van Vlaanderen’, daar zijn limieten aan, daar zijn echt limieten aan. Dat is dus de moeilijkheid waar we op dit moment mee geconfronteerd worden en die we zullen moeten beheren en beheersen.
Dank u wel, minister-president. Ik ben het met dat laatste eens, dat we goed moeten nadenken en prioriteiten stellen in tijden waarin de druk heel hoog is om overal extra middelen voor te voorzien. Maar het is wel mijn overtuiging dat in het kader van het bevorderen van het lezen – wat zo cruciaal en essentieel is, maatschappelijk maar ook richting de problemen die we willen bekampen in het onderwijs enzovoort – en het in stand houden van een literair ecosysteem – dus voor een stuk ook economisch – die organisaties toch heel waardevol zijn en dat een niet-indexering van de lonen echt voor heel grote problemen zorgt. Als u dus nog mogelijkheden en ruimte hebt, hoop ik toch dat dit bovenaan uw prioriteitenlijst staat.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Ik wil gewoon nog even aangeven dat er hier een vorm van ongelijke behandeling is. Via het Kunstendecreet gaat u rechtstreeks organisaties subsidiëren en daar wordt de indexering mee gesubsidieerd. Hier zitten we met een fonds – pas op: wij zijn voor fondsen, u weet dat, dat is een van onze partijstandpunten – en hier zien we toch een nadeel van zo’n fonds dat we misschien in de toekomst eens nader moeten bekijken. Als fondsen dan organisaties subsidiëren en niet die loonindexering kunnen betalen – ze hebben middelen, u zegt dat terecht, ze zijn verhoogd – is het niet uitdrukkelijk voorzien in de beheersovereenkomst dat zij extra middelen hebben gekregen specifiek voor de loonindexering van de organisaties die zij subsidiëren. Daar zit ergens iets dat we in de toekomst eens nader moeten bekijken. We hebben nog fondsen, en lonen die alsmaar omhoog gaan met de indexering, ja, zij moeten dat ook betalen. Als ze het dan niet kunnen betalen omdat ze er de nodige subsidies niet voor krijgen, zitten we wel met een probleem. Ik zou toch graag hebben dat dat in de toekomst nader wordt bekeken, want er is hier een vorm van ongelijke behandeling in mijn ogen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.